Vlak voor de corona-crisis uitbrak ben ik naar het Citéco geweest: het enige economiemuseum van Europa; in Parijs. Het was net een paar maanden open en het leek me boeiend om te kijken hoe ze het daar hadden aangepakt. Nu Parijs weer open is, deel ik mijn bevindingen over het Citéco graag.
Ik was daarbij vooral benieuwd of het museum inderdaad helpt de economie beter te begrijpen. Inzichten uit de economie hebben mijn leven – ik ben filosoof – verrijkt. Het leek me dat een economiemuseum ook zoiets kon bereiken: mensen helpen de samenleving en het economisch vakgebied beter te begrijpen.
En of de gekozen vorm, het museum, daarbij wat brengt dat een boek, film of website niet kan brengen. Het is vermoedelijk niet voor niets dat er nauwelijks economiemusea bestaan (er staat er nog een in Mexico-Stad, en Wenen heeft er in de jaren twintig van de vorige eeuw een paar jaar een gehad). Het economisch vakgebied heeft geen spannende machines of opgezette dieren om te tonen, of andere bijzondere objecten waar (wetenschaps)musea in de regel mee gevuld zijn.
Het museum is gevestigd in een voormalig bankgebouw en ziet er ernstig uit: dit is geen probeersel van een Parijse economiefaculteit. Het schijnt dan ook 50 miljoen euro te hebben gekost. Het eerste object, direct na de entree, is meteen bijzonder goed: de broodrooster van kunstenaar Thomas Twaites. Twaites heeft geprobeerd om zelf een broodrooster te fabriceren. Helemaal zelf. Het benodigde ijzer heeft-ie met veel moeite uit ijzererts weten te maken, dat hij nota bene zelf uit een oude ijzermijn heeft opgegraven. Koper idem dito, en plastic heeft Twaites gemaakt – of beter gezegd “proberen te maken” – van aardappels. Na negen maanden ploeteren was Twaites klaar, en het resultaat is een erbarmelijke, niet-functionerende broodrooster-replica, terwijl de broodrooster die hij voor ogen had slechts vier pond schijnt te kosten bij de Britse versie van de Action. Je kunt niet alles zelf, is de heldere boodschap van het apparaat. Specialisatie levert ons vreselijk veel op.
Dit is het soort objecten waar ik warm voor loop: er wordt iets helder en indringend uitgelegd, en bovendien op een manier die elders niet zo goed had gekund. Deze tekst over die broodrooster is misschien aardig, maar het apparaat zelf zegt veel meer. Goed gelukt!
Direct na de broodrooster kom je in de werkkamer van de voormalige bankdirecteur. Hier geen object maar een filmpje. Een goed filmpje van een minuut of vijf, dat uitlegt dat naast specialisatie ook handel ons veel voorspoed brengt. Het is goed gedaan, maar voor een filmpje heb je geen museum nodig.
Ook de werkkamer van de bankdirecteur heeft geen toegevoegde waarde en feitelijk is dit “museum-object” exemplarisch voor wat er komen gaat: goede, degelijke uitleg van een aantal basale economische begrippen, data en inzichten, maar op een manier die ook buiten een museum had gekund.
Zo is er een groot apparaat dat uitlegt wat er met prijzen gebeurt als de vraag toeneemt. De bezoeker kan aan een hendel trekken die de vraag voorstelt en als je richting “plus” trekt, dan gaat de prijs omhoog. Best helder. Maar de toegevoegde waarde van de hendel is gering. En zonder hendel had dit ding op een website gepast. Blijkbaar is het toch heel lastig om economie uit te leggen en tastbaar te maken met museale objecten, al laat de broodrooster van Thomas Twaites zien dat het wel degelijk kan.
Er is één object waar ik expliciet bij stil wil staan, omdat het me sterkt in een idee dat ik al had voordat ik naar Citéco was geweest. Het is een “ding” dat probeert de veelheid aan verschillende banen in de samenleving te tonen. Omdat het is lastig om dat via een tastbaar voorwerp te doen – de samenleving is geen handzaam object – hebben ze een klein kantoorgebouw nagemaakt. Door raampjes in het gebouw zie je een schoonmaker, een grafisch ontwerper, adviseurs en wat al niet aan het werk.
Maar waarom een kantoor in het klein nabouwen? Je kunt toch ook gewoon naar buiten? Naar een echt kantoor? Ik raak er steeds meer van overtuigd dat een economiemuseum niet in een gebouw thuishoort, maar daar waar het gebeurt: op straat, in kantoorpanden, in winkels, op de markt, in gezinnen, in fabrieken enzovoort.
Economie kom je dagelijks tegen. Dat is nou net zo leuk van dat vakgebied en dat moeten we uitlichten. Wat mij betreft maken we van de straat een economiemuseum. Door er informatieborden te plaatsen met inzichten uit het economisch vakgebied. Precies zoals het Citéco dat doet. Maar dan daar waar het gebeurt, in plaats van in een museumgebouw.
Ondertussen is het Citéco wel een tripje waard. Als u toch al in Parijs bent. Maar ik zou er niet voor omrijden: het kan beter en goedkoper.
Auteur
Categorieën
1 reactie
Ik vind de mening van de auteur niet passen bij de brede doelgroep. Inderdaad: voor diegene die dagelijks met economie te maken hebben ligt de economie op straat. Bijna alles wat je ziet heeft te maken met economie en je kunt er je eigen verhaal aan geven. Maar om het maar eens om te draaien: een natuurkundige ziet, als hij door een park loopt, talloze dingen die met zijn beroep te maken hebben. Insecten waarvan hij weet welke functie ze in de kringloop hebben, planten die zorgen voor zuurstof en voedsel voor insecten enz. Het zicht van een econoom in een park zal zich echter meestal beperken tot de kleur van de bloemen en de ergernis aan de insecten die hem willen steken.
Voor personen die in hun dagelijks leven ver van de economie staan zoals bedrijfskundigen die kennen is zo een museum een mooie manier om hen maar ook hun kinderen kennis te laten maken met het begrip economie. Hierdoor wordt ook het respect groter voor de personen die economie als beroep hebben.