Ga direct naar de content

Economen in de praktijk (7) Cor Marijs: “Een econoom moet een goed afgesteld moreel kompas hebben”

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: december 10 2018

In het zevende deel van de serie Economen in de praktijk interviewt Rethinking Economics NL Cor Marijs. Marijs studeerde economie (BSc) en internationale economie (MSc) aan de Universiteit Utrecht en milieubeleid aan de Universiteit van Oxford (onderzoeksmaster). Sinds hij aldaar afstudeerde (2011) werkt hij bij economisch adviesbureau Vivid Economics — eerst in Londen, nu in Utrecht. Wat voor soort advies brengt hij uit? Met wat voor spelers werkt hij samen? Hoe heeft het economieonderwijs hem hierop voorbereid? En hoe ervoer hij de verschillen tussen het Britse en Nederlands onderwijs?

In het kort

In deze blogreeks geeft ESB het woord aan Rethinking Economics. Zij interviewen economen die werkzaam zijn in de praktijk om inzichtelijk te krijgen wat nodig is in economieopleidingen om economen gedegen te equiperen.
Bekijk ook de blogreeks over economen voor de klas.

Wat onderscheidt Vivid Economics van andere economische adviesbureaus?

Vivid Economics is een economisch adviesbureau uit Londen met satellietkantoren in Nederland en de oostkust van de VS. De oprichters besloten zich in 2006 af te splitsen van een traditioneel economisch adviesbureau in Londen om zich volledig te richten op vraagstukken rond milieu, klimaat en natuurlijke hulpbronnen. Vivid is volledig in handen van haar werknemers. Het bedrijf accepteert alleen projecten die aansluiten bij haar missie: “to put economics to good use”. Het heeft een winstoogmerk en dient ten eerste het belang van haar klanten, maar het doet geen werk waarmee niet ook het publieke belang gediend wordt.

In 2011 begon ik bij Vivid. Ik was nummer zeven op de loonlijst en we zijn sindsdien gegroeid tot tegen de zestig adviseurs. Die groei hangt samen met de toenemende vraag naar gedegen economische analyse in ons werkveld onder beleidsmakers, strategen in het bedrijfsleven, NGOs en internationale organisaties. We zijn inmiddels uitgebreid richting aanverwante terreinen als ontwikkelingseconomie, stedelijke ontwikkeling en infrastructuur, en vermogensbeheer, waarmee we min of meer alle Sustainable Development Goals van de VN bestrijken. Je ziet dat milieu en klimaat steeds centraler staan in beleid en strategie en daar spelen wij op in, maar je ziet ook dat ons expertise in het adresseren van marktfalen in andere vraagstukken van waarde is.

We structureren het werk via zeven practice areas. Hiervan zijn er drie sector specifiek: natural resources, energy & industry, en cities & infrastructure; en vier zijn van toepassing op alle sectoren: growth & development, climate strategy, finance, en earth observation. De meeste werknemers sluiten zich aan bij meer dan een practice area. Elke practice organiseert haar eigen kennisuitwisseling en de verdere ontwikkeling van modellen en tools die we gebruiken in projecten. Om de meest recente kennis in huis te halen onderhouden de practices nauwe banden met onderzoekers aan toonaangevende academische instituten in het VK en de VS. Die leveren bijvoorbeeld micro-economische modellen die de impact van een CO2 prijs op bedrijfsmarges en marktaandelen kunnen inschatten, lange-termijn klimaat en hydrologische modellen, of specialistische kennis over het optimaal structureren van verzekeringsproducten.

Het adresseren van marktfalen om markten efficiënter te laten werken, of het ontwikkelen van een ondernemingsstrategie als anticipatie of reactie op overheidsbeleid dat marktfalen wil tegengaan, staat centraal in het grootste deel van ons werk. Marktfalen vind je op allerlei terreinen. De kunst is om dit aan te pakken met zo min mogelijk interventie zodat de marktuitkomsten aan sluiten bij een breder pallet aan maatschappelijke waarden dan deze nu doen, zoals duurzame economische groei. Voor bedrijven is het de kunst om zich zo aan te passen dat beleidstransities in hun voordeel werken.

Het gaat bij marktfalen uiteraard niet alleen om uitstoot van broeikasgassen en milieuvervuiling, maar ook bijvoorbeeld om informatieasymmetrieën op kapitaalmarkten en marktfalen bij innovaties gericht op duurzaamheid. We doen op dit moment bijvoorbeeld veel werk met de Wereldbank in ontwikkelingslanden en opkomende economieën die een emissiehandelssysteem willen opzetten. Dit valt in de eerste categorie, waarin de markt faalt in het beprijzen van een externaliteit. Maar we werken ook met de Britse overheid aan het stimuleren van onderzoek en ontwikkeling in nieuwe energietechnologie en technologie voor ‘negatieve emissies’ zoals CO2 afvang en opvang. Daarin heb je niet alleen te maken met een gebrek aan een CO2 prijs, maar ook met een tekort aan marktprikkels omdat de grote positieve impact maar in beperkte mate toevalt aan de partij die de technologie op de markt brengt. Ik ben momenteel bezig met een project om de Uganda Investment Authority te helpen om directe buitenlandse investeringen aan te trekken in drie sectoren met zowel een sterk groeipotentieel als de potentie om andere SDGs te bevorderen. Het marktfalen zit hier in de informatieassymetrie in de markt voor dat soort investeringen, waarin buitenlandse investeerders weinig zicht hebben op de potentie van Oeganda. In het project adresseren wij die assymetrie door deze markten van de juiste informatie te voorzien.

In vergelijking tot andere consultancies onderscheiden wij ons, denk ik, door onze sterk strategisch-economische oriëntatie. Wij zitten, in tegenstelling tot een heel aantal andere consultancies, vrijwel niet aan de kant van de operationele uitvoering. Dat maakt het in mijn ogen interessanter. Gegeven deze strategische focus, de complexiteit van de vraagstukken, de grote variëteit aan klanten en het morele kompas in ons advieswerk, denk ik dat Vivid een vrij uniek bedrijf is met een grote impact.

Wat is jouw eigen rol binnen Vivid Economics?

Ik heb me veel beziggehouden met internationale klimaatfinanciering en duurzame groei in ontwikkelingslanden maar heb door de jaren ook ervaring opgedaan in andere practice areas zoals energy & industry en finance. Zo heb ik me onder andere veel beziggehouden met de net genoemde beleidsstrategieën rond emissiehandelssystemen. Ik heb ook veel gewerkt met verschillende internationale financieringsinstellingen, zoals de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling, die zich steeds meer proberen te richten op de verduurzaming van groei in ontwikkelingslanden. Ik werk ook met enige regelmaat voor bedrijven, zoals in de olie en gas sector – het is goed om aan beide kanten van het snijvlak tussen private en publieke belangen te werken.

Sinds enige tijd ben ik hoofd van ons EU kantoor, dat ik op het ‘continent’ zoals de Britten dat noemen heb opgezet, met standplaats Utrecht. We zijn hier nu met z’n tweeen dus in de praktijk vertegenwoordigen we veel verschillende practice areas tegelijkertijd. Naast business development heb ik ook projectmanagement taken. Al ons werk is op projectbasis. Projecten duren doorgaans niet langer dan zes maanden, waarbij elk projectteam ongeveer uit twee tot zes mensen bestaat afhankelijk van de grootte van het project. Ik manage doorgaans twee projecten tegelijkertijd.

Wat zijn de vaardigheden die je nodig hebt om bij Vivid te kunnen werken?

We kijken naar drie dingen: analytische vaardigheden, aansluiting bij onze missie en cultuur, en intellectuele en emotionele ontwikkeling in algemene zin.

We kijken in eerste plaats naar het niveau van iemands analytische vaardigheden. In ons werk gebruiken we veel economische modellen en onderzoekstechnieken. Zo hebben we bijvoorbeeld een micro-economisch model dat oligopolistische markten goed omschrijft. Dat gebruiken wel veel in onze analyses van energie- en energie-intensieve industrieën. Om daarmee te kunnen werken moet je een gedegen micro-economische basis hebben. We doen ook veel econometrisch werk, bijvoorbeeld om te bepalen wat de meest efficiënt opererende afvalwaterbedrijven in Engeland zijn of hoe bedrijfsinvesteringen reageren op de invoering van een CO2 prijsvloer. We doen zeker niet alleen maar technisch economisch werk dus we zoeken ook naar mensen die goed zijn met kwalitatieve onderzoekstechnieken, goed kunnen schrijven, en het vermogen hebben om vragen te beantwoorden met oog voor structuur en onderscheiding van hoofd- en bijzaken.

Tot voor kort hadden we de strikte eis dat mensen een opleiding met hoofdzakelijk economie moesten hebben om in aanmerking te komen voor een baan. Maar door onze groei kunnen we nu ook meer mensen aannemen met specifieke kennis en vaardigheden in de practice areas waarin we actief zijn. Het economische perspectief blijft een hoeksteen voor ons werk, het is nog niet voorgekomen dat we mensen hebben aangenomen met een beperkt aantoonbare affiniteit met economisch denken, maar er werken inmiddels wel mensen bij ons die geen bachelor economie hebben.

Naast een hoog niveau van vaardigheden vinden we het essentieel dat iemand een goed afgesteld moreel kompas heeft en zich kan vinden in onze missie. We zoeken naar talent dat sterk gemotiveerd is door de impact van het werk en het helpen van onze klanten. Als je dat niet hebt dan is het lastig om overweg te kunnen met het type druk dat er bestaat binnen het team – niet zozeer op het aantal uren dat je werkt of de hoeveelheid werk die je verzet, maar de druk om op hoog intellectueel niveau te blijven presteren en om te gaan met veel opbouwende feedback. Veel van onze werknemers behoorden altijd tot de besten in hun klas en vinden het soms lastig om dat niet meer te zijn en zich aan te passen aan die feedbackcultuur. Als je niet gemotiveerd bent door de impact die we hebben dan kan het moeilijk zijn om die cultuur om te zetten in je eigen voordeel door het te zien als een kans om continue te blijven leren. Ik vond de feedbackcultuur zelf in de eerste jaren bij Vivid best een uitdaging, zeker als Nederlander die de Britten niet altijd goed interpreteert. Mijn motivatie was daarom erg belangrijk. Wat mij toen motiveerde, en nu nog steeds motiveert, is dat ons werk direct bijdraagt aan duurzame economische groei. We zitten heel dicht bij de belangrijke beslissingen die de daadwerkelijke duurzaamheid van de economie beïnvloeden.

Tot slot kijken we naar iemands algemene intellectuele en emotionele ontwikkelingsniveau. Je moet de grenzen van je kennis kunnen onderkennen, over een soort epistemologische bescheidenheid beschikken. We kijken naar vraagstukken die spelen in complexe systemen. Vaak heeft de klant meer kennis over specifieke delen van het vraagstuk dan wij. Wij moeten dan snel leren en de klant verder helpen door het passende model of analytisch denkkader op het vraagstuk toe te passen. Het juiste economische model, toegepast met enige bescheidenheid in de interpretatie van resultaten, is in staat om tweede orde effecten in te schatten die niet direct evident zijn en om hoofd- en bijzaken goed uit elkaar te houden. Mijn collega’s die vanuit de natuurwetenschappen bij economie terecht zijn gekomen, vind ik altijd erg sterk in het systeemdenken dat hiervoor nodig is. Mensen met een interesse in geschiedenis of filosofie zijn hier ook goed in, maar op een andere manier misschien, door scepticisme en historisch relativeringsvermogen. Kortom, algemene ontwikkeling en verbreding buiten de economie is belangrijk. In de praktijk, en naarmate je meer direct met de klant werkt, is het ook essentieel dat je het economische denken kunt combineren met empathie voor de positie van de klant en het doorgronden van de politieke context waarbinnen je aanbevelingen moet doen. De economische gereedschapskist is dus onontbeerlijk, maar niet op zichzelf staand voldoende. Ik zie dat bredere intellectuele en emotionele ontwikkelingsniveau overigens zeker niet bij iedere econoom terug.

Hoe komt dat?

In de eerste plaats is dit iets wat je door ervaring in de praktijk jezelf eigen maakt. Daar gaat gewoon tijd overheen. Ik zie wel dat sommigen een stuk beter beslagen ter ijs komen dan anderen, voornamelijk collega’s die aan de topuniversiteiten in Engeland een bachelor hebben behaald. Aan Oxford en Cambridge schrijf je elke week een essay over de lesstof en heb je een tutorial, een mondeling examen, waarbij je dat essay één-op-één met een docent bespreekt. Binnen zo’n methode kan je niet terugvallen op het goed stampen van de stof vlak voor een tentamen. Je leert dat je moet weten waar je het over hebt. Die ervaring is erg waardevol voor ons werk waarin je veel in teams en met klanten brainstormt over de materie. Dat vraagt een beheersing van je vak op een manier die wellicht niet helemaal goed getoetst wordt in iedere economiestudie.

Wat betreft de verbreding en algemene ontwikkeling, die mist soms in de economieopleiding. Maar ik weet niet of die ontwikkeling de verantwoordelijkheid van de academie is. Het lijkt me in ieder geval goed om een vak over ethiek in iedere economie opleiding verplicht te stellen, als dat inmiddels nog niet is gebeurd. De grondlegger van het economisch denken was immers een moreel filosoof. Maar ik krijg de indruk dat goede studenten uit zichzelf wel verder kijken dan hetgeen hen onderwezen wordt.

Hoe heb je deze verbreding zelf opgezocht?

Na mijn bachelor en master in Utrecht dacht ik: ik wil iets meer van de wereld zien. Ik ben naar Costa Rica gegaan en ik daar een jaar gewoond om onderzoek te doen in Midden-Amerika naar microkrediet en andere ontwikkelingsprogramma’s gericht op kleine bedrijven. Ik heb veel in het veld gewerkt om in het Spaans surveys af te nemen met lokale ondernemers en daarna de statistische analyse van de resultaten en rapportage te doen. Tijdens mijn studie liep ik stage bij een bedrijf dat CO2 reducerende projecten in ontwikkelingslanden ontwikkelde en de combinatie met ontwikkelingsprojecten die ik in Midden-Amerika zag, leek me erg interessant. Ik vatte het idee op om er promotieonderzoek over te doen en zag dat er aan de faculteit geografie in Oxford onderzoekers mee bezig waren.

Om daar te promoveren moet je eerst een onderzoeksmaster afronden. Die heb ik gedaan, maar ondanks dat ik door kon stromen in het promotietraject besloot ik daar toch vanaf te zien. Dat lag deels aan de inhoudelijke accenten van het departement, en deels aan mijn enthousiasme een impact te maken in de echte wereld gecombineerd met enige scepsis ten aanzien van de mogelijkheid dit te doen binnen de muren van de universiteit. Tijdens mijn studie in Oxford volgde ik een cursus milieueconomie van Cameron Hepburn, een van de oprichters van Vivid, die me aanraadde om daar te solliciteren. Dat was een prima tip.

Hoe kijk je vanuit deze ervaring terug op je economieopleiding?

Ik ben nog altijd heel dankbaar voor mijn eigen economieopleiding en voor het algemene niveau van onderwijs in Nederland. Aan het feit dat ik in Engeland goed kon meekomen merkte ik hoe goed het niveau van hoger onderwijs is in Nederland. Ik denk dat we daarom in het debat over economieonderwijs uit moeten kijken dat we de baby niet met het badwater weggooien. Zoals ik eerder aangaf zou ik graag een verplicht kernvak ethiek zien. Verder zou ik graag zien dat opleidingen blijven focussen op technisch-analytische vaardigheden, met relatief wat meer nadruk op micro-economie en data science, en de introductie van complexiteitswetenschappen.

Per saldo zouden er in mijn optiek meer serieuze economen moeten werken aan verduurzaming van de economie, dat zou een mooie uitkomst zijn van onderwijsvernieuwing. Ze zouden zich kunnen toeleggen op het creëren van welvaart in brede zin, dus inclusief duurzaam gebruik van de planeet en andere waarden zoals voldoende vrije tijd, en geleid door een sterk rechtvaardigheidsbegrip dat de welvaart van toekomstige generaties hetzelfde waardeert als de welvaart van de huidige generaties. De morele grondslag hiervan is mooi samengevat in John Locke’s ‘do no harm’ principe, wat inhoudt dat mensen vrij zijn om te doen wat ze willen en hun eigenbelang na te streven zolang ze anderen of het milieu maar geen schade berokkenen. Adam Smith’s morele kompas stond in essentie hetzelfde afgesteld, zoals je kunt lezen in zijn Theory of Moral Sentiments. Markten zijn ontzettend efficiënt in het toewijzen van middelen en hebben de hoofdrol gespeeld in de ongelooflijke welvaartssprong die de wereld in de afgelopen 200 jaar heeft gemaakt. Meer recent zijn de ontwikkeling van de Aziatische Tijgers en China voorbeelden van de kracht van markten om mensen uit armoede te tillen. Gezien vanuit een ‘do no harm’ principe is er echter nog een grote slag te maken om die markten in betere banen te leiden. Zeker als we het bijvoorbeeld hebben over de gigantische staartrisico’s die verbonden zijn aan het ontwrichten van een complex systeem als het klimaat. Als je de bevindingen van klimaatwetenschappers om wat voor reden dan ook niet vertrouwt, zou je uit een voorzorgsprincipe vergaande actie moeten nemen om die staartrisico’s te vermijden, zelfs als je van mening bent dat de kans op materialisatie van die staartrisico’s niet zo groot is. Dit soort zaken behoeft meer aandacht in de economieopleiding.

Wat is, tot slot, je advies aan huidige economiestudenten?

Economiestudenten in Nederland hebben een kans die maar heel weinig mensen in de wereld hebben. Ze kunnen een bijdrage leveren om marktwerking over de hele wereld in een breder welvaartskader te plaatsen. Als economiestudent kun je dit doen op veel verschillende manieren; als je je ogen open houdt dan vind je op je pad ongetwijfeld iets waar je sterke motivatie uit kunt halen en waarmee je waarde kunt toevoegen. Richt je pad in met het verleggen van je grenzen, werkstages, een tijd werken in het buitenland, en door je best te doen om goede studieresultaten te behalen. Ga vragen over rechtvaardigheid hierin niet uit de weg.

De praktijk heeft persoonlijk mijn voorkeur maar sommige mensen kunnen ook vanuit een academische positie een verschil maken. Economisch advies is een relatief kleine markt dus als je hierin wilt werken moet je sterk voor de dag komen. Als je een praktische bijdrage wilt leveren die minder direct te maken heeft met toepassing van economisch denken, overweeg dan zelf een bedrijf op te starten of bij een jong bedrijf met groeipotentieel te gaan werken, en zorg daarin dat je morele kompas goed staat afgesteld. Daar leer je, afgaand op wat ik om mee heen zie, bovengemiddeld veel van. Nieuwe ideeën binnen de nieuwe kaders van markten moeten de duurzame economie van morgen vormgeven. Ik denk niet dat die veel vanuit de gevestigde orde gaan komen.

Auteur

Categorieën