Ga direct naar de content

Doorstroming in de volkshuisvesting

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: mei 8 1985

Toets op taak

Doorstroming in de
volkshuisvesting
DRS. C.P. MAAN

Inleiding
Al vele jaren bestaat de indruk dat het
met de doorstroming in de Nederlandse
volkshuisvesting slecht is gesteld. Huurders met hoge inkomens houden woningen
bezel die mede ten gevolge van forse overheidssubsidies goedkoop zijn. Mensen met
lage inkomens moeten hun toevlucht zoeken in dure (huur-)woningen die voor hen
slechts met huursubsidie betaalbaar zijn.
Ongeveer 165.000 huishoudens met een belastbaar inkomen boven f. 45.000 bewonen woningen met een huur van minder
dan f. 350 per maand. Hiertegenover bewonen ongeveer 180.000 huishoudens met
een belastbaar inkomen dat lager is dan
f. 23.000 woningen met een huur die hoger
isdanf. 350 per maand 1). Deze problematiek heeft de afgelopen decennia verschil• lende malen geleid tot voorstellen voor de
invoering van een doorstromingsheffing in
de huuursector 2). In September 1984 heeft
de staatssecretaris van het Ministerie van
Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening
en Milieubeheer de Tweede Kamer meegedeeld af te zien van invoering van een
doorstromingsheffing.
De problematiek van de doorstroming
kent veel facetten en raakvlakken met andere maatschappelijke problemen. Te denken valt in dit verband aan de verstoorde
relatie tussen kwaliteit en prijs van het wonen, de scheve verdeling van de woonlasten, het absoluut tekort aan goedkope
woningen, de problematiek van de woonruimteverdeling, het feit dat ook mensen
uit hogere-inkomensgroepen profiteren
van bepaalde volkshuisvestingsubsidies,
de budgettaire problemen van het rijk die
mede zijn veroorzaakt door het omvangrijke beroep op huursubsidies en, ten slotte,
de gering geachte arbeidsmobiliteit.
Er bestaat een aantal redenen aandacht
te vragen voor het overheidsoptreden op
dit beleidsterrein. In de eerste plaats kan
crop worden gewezen dat ook het huidige
kabinet zich zorgen maakt om problemen
zoals de geringe arbeidsmobiliteit en de beheersbaarheid van de uitgaven voor de individuele huursubsidie. Hiernaast past het
in de kabinetsfilosofie te streven naar een
revitalisering van de werking van marktkrachten. Financiele prikkels worden geprefereerd boven regulering. De vraag kan
worden gesteld of deze filosofie meer dan
thans zou kunnen worden toegepast ter bevordering van de doorstroming op de
,,markt” van de huur- en koopwoningen,
die nu wordt gekenmerkt door segmentering en verstarring.
ESB 15-5-1985

Bestaande maatregelen
Van bestaande regelingen van het volkshuisvestingsbeleidsinstrumentarium kan
in een aantal gevallen worden gezegd dat
zij niet expliciet zijn gericht op de bevordering van de doorstroming, maar wel een
doorstroombevorderend effect hebben.
De aftrekbaarheid van de hypotheeklasten
bij voorbeeld, is niet primair bedoeld om
de verhuisgeneigdheid te vergroten, maar
leidt er wel toe dat mensen gemakkelijker
een huurwoning verlaten en een woning
kopen dan wanneer hypotheeklasten niet
aftrekbaar zouden zijn.
Ook kan worden gewezen op de huurharmonisatie. Deze is er primair op gericht
om de relatie tussen de huurhoogten en de
kwaliteit van de woning te versterken door
het versneld optrekken van in relatie tot de
kwaliteit te lage huurhoogten. De huurharmonisatie is dus niet expliciet gericht op de
bevordering van de doorstroming. Wel
heeft de huurharmonisatie het gevolg dat
voorkomen wordt dat mensen (met een hoger inkomen) niet doorstromen uit te laag
geprijsde woningen wegens het in het licht
van hun kwaliteit te lage huurniveau. Er
bestaat echter ook een aantal maatregelen
die min of meer expliciet crop zijn gericht
de doorstroming te bevorderen:
— beschikking geldelijke steun bejaarden
bij verhuizing. Bejaarden die van een
goede en goedkope huurwoning gaan
verhuizen naar een duurdere of kleinere huurwoning of naar een verzorgingstehuis voor bejaarden kunnen,
mils aan bepaalde voorwaarden is voldaan inzake de grootte en de huurhoogte van de oude en de nieuwe woning, in
aanmerking komen voor een bijdrage
ineens. Deze bijdrage beloopt maximaal f. 3000 of (in de vier grote steden)
f. 3,500. Gemeenten voeren deze regeling uit en declareren de kosten bij het
rijk. Voor 1985 is een bedrag van f. 46
mln. voor deze regeling begroot;
— de huurgewenningsbijdrage. Dit is een
jaarlijkse aflopende bijdrage voor diegenen die als gevolg van stadsvernieuwing worden genoodzaakt een aanmerkelijk hoger bedrag aan huur te betalen
dan zij gewend waren. Op de begroting
voor 1985 wordt voor de huurgewenningsbijdrage een bedrag van f. 85
mln. gereserveerd;
— project grote woningen (met name)
voor etnische minderheden. Dit (tijdelijke) project is bedoeld om de achterstand in de huisvestingssituatie van
zeer grote gezinnen, die vooral onder

etnische minderheden veel voorkomen,
in te lopen. Ingevolge deze regeling
draagt het rijk bij aan door gemeenten
gemaakte kosten. Deze betreffen, behalve de nieuwbouw, aankoop en verbetering van grote woningen, het samenvoegen van twee woningen tot een
grote woning, het aan- of opbouwen
van extra kamers, ook verhuisstimuleringspremies om woningen met meer
dan zes kamers vrij te krijgen. Op de
begroting voor 1985 is voor deze regeling een bedrag van f. 5 mln. uitgetrokken.
Al deze maatregelen bevatten het element van eenpositieve verhuisprikkel. Van
een positieve prikkel kan worden gesproken wanneer mensen worden beloond wanneer zij een bepaalde handeling doen die
door de overheid wordt gewenst. Een negatieve prikkel kan worden beschouwd als
een straf op het nalaten dat te doen wat de
overheid zou wensen. Een voorbeeld van
een negatieve verhuisprikkel is de doorstromingsheffing.
Voorgestelde maatregelen
Naast de in het voorgaande omschreven
bestaande maatregelen zijn ook andere regelingen voorgesteld om de doorstroming
of de mobiliteit in de volkshuisvesting te
stimuleren. Alvorens nader in te gaan op
de doorstromingsheffing noemen we enkele die betrekking hebben op de koopsector:
– bij de Tweede Kamer is een wetsontwerp ingediend volgens hetwelk kosten
in verband met de verkoop van een eigen woning bij een in het kader van een
dienstbetrekking noodzakelijke verhuizing aftrekbaar worden 3). Voorgesteld wordt onder bepaalde voorwaarden 10% van de verkoopprijs van
de verkochte eigen woning in aanmerking te nemen als aftrekbare kosten.
Het doel van deze maatregel is het bevorderen van de arbeidsmobiliteit;
— van vele zijden wordt reeds vele jaren
bepleit om de verhuisdrempel, die
wordt veroorzaakt door de overdrachtsbelasting, te verlagen. De overdrachtsbelasting, die jaarlijks de schatkist ruim f. 1 mrd. oplevert, heeft duidelijk een remmend effect op de
doorstroming. Vooral mensen die erover onzeker zijn of zij lange tijd op een

1) Versing van mondeling overleg inzake de
doorstromingsheffing,

Tweede Kamer, verga-

derjaar 1984- 1985, 18 600, hoofdstuk XI, nr.
51, biz. 12.

2) Overigens zijn, mede in het licht van de gewenste evenwichtige behandeling van de huuren koopsector, ook vergelijkbare maatregelen
voor de koopsector voorgesteld.
3) Wijziging van de inkomstenbelasting en de
loonbelasting (aftrekbaarheid van kosten in verband met de verkoop van een woning bij een in
het kader van een dienstbetrekking noodzakelijke verhuizing), Tweede Kamer, vergaderjaar
1984- 1985, 18 805, nr. 1-4. Overigens hebben
de vertegenwoordigers van de Kamerfracties in
de vaste Commissie voor Financien, die belast is
met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, niet erg enthousiast op de voorgestelde
regeling gereageerd.
481

bepaalde plaats zullen (kunnen) wonen
worden door de overdrachtsbelasting
afgeschrikt een huis te kopen. De Vereniging Eigen Huis, die de overdrachtsbelasting als ,,verhuisboete” bestem-

pelt, merkt voorts op dat deze belasting
leidt tot een ongelijke behandeling van
aspirant-huurders en aspirant-kopers.
Mensen die een huis gaan huren hoeven
immers niet een belasting te betalen;
ook worden in een aantal gemeenten

aan kopers in het kader van de Woonruimtewet beperkingen gesteld wat betreft de grootte van de te kopen woning

afhankelijk van de omvang van de
huishouding. Wil men dan, bij voor-

beeld na gezinsuitbreiding, een groter
huis kopen dan wordt men opnieuw
met de overdrachtsbelasting gecon-

fronteerd. Ten slotte wijst de Vereniging Eigen Huis erop dat bij iedere ver-

huizing ruim 20% van de koopsom zou
worden besteed aan opknapkosten of
vernieuwing 4). Een verlaging van de

ling het bevorderen van de doorstroming in

de gehele huursector centraal gestaan. Dit
wordt noodzakelijk geacht op grond van
het feit dat lager betaalden ervan de dupe
zijn dat het aanbod van goede en goedkope
woningen te klein is 6). Wel kan erop worden gewezen dat in de (ontwerp) Wet huurdersbijdragen uit 1966 (die uiteindelijk
door de Eerste Kamer werd afgewezen) een
forfaitaire heffing werd voorgesteld voor
bewoners van woningwetwoningen. Deze

heffing was primair gericht op het verlichten van de lasten van het rijk en greep direct aan bij de huurders met hogere inko-

mens die direct profiteerden van (object-)subsidies. In de adviesaanvraag van
de toenmalige minister aan de Raad voor
de Volkshuisvesting werd overigens
gesteld dat ook het bevorderen van de
doorstroming een doel van de voorgestelde
regeling was, zij het dat nastreving van dit
doel werd beperkt tot het woningwetwo-

richt op het bevorderen van de verhuisgeneigdheid. ,,In dit verband zou gedacht
worden aan mengvormen van negatieve en
positieve stimulansen en andere doorstromingsbevorderende maatregelen, waar nodig verbijzonderd naar die delen van de
woningvoorraad waar de problematiek als
het meest knellend wordt ervaren” 9).
Hierbij wordt gewezen op de mogelijkheid
van een combinatie van een doorstromingsheffing en een restitutie van de betaalde bedragen na verhuizing. Voorts zegt
de staatssecretaris met belangstelling de
ontwikkelingen te volgen in West-Duitsland, waar enkele jaren geleden een huurbelasting is ingegevoerd 10).

De ,,Fehlbelegungsabgabe”

Sedert de tweede wereldoorlog heeft in
West-Duitsland de bouw van sociale huur-

ningenbestand.

woningen een hoge vlucht genomen. De

hoogte van de huren van deze woningen

huizingen en de hiermee samenhangen-

De staatssecretaris van Volkshuisvesting
decide eind 1984 de Tweede Kamer mee dat
zou worden afgezien van de invoering van
een doorstromingsheffing. Als een van de

de extra bestedingen zou dit verlies (ten
dele) kunnen worden gecompenseerd.
Overigens is ook wel voorgesteld het
budgettaire verlies ten gevolgen van
een verlaging van de overdrachtsbelasting te compenseren met een verhoging van het huurwaardeforfait.

toendertijd werd verwacht dat de invoering
van een doorstromingsheffing niet zou leiden tot een grote toename van het aantal
verhuizingen. De schattingen van het aantal extra verhuizingen ten gevolge van de
invoering van een doorstromingsheffing

overdrachtsbelasting zou dus weliswaar per verhuizing minder op kunnen
leveren voor de schatkist, maar ten gevolge van het toegenomen aantal ver-

ligt in het algemeen onder de huurhoogten

Naast een verlaging van het percentage

mingen van de budgettaire opbrengsten lo-

in de vrije huursector. Om in aanmerking
te komen voor een sociale huurwoning
mag het inkomen van het betreffende huishouden een bepaalde grens niet overschrijden. Aanleiding om in 1961 (na een discussie van ruim twintig jaar) een huurbelasting in te voeren was het feit dat men het
in toenemende mate onrechtvaardig vond
dat enerzijds onvoldoende sociale huurwoningen beschikbaar kwamen voor mensen
met lage inkomens en anderzijds goedkope

van de overdrachtsbelasting of het aftrek-

pen van f. 0,5 tot 1,3 mrd. (afhankelijk

sociale huurwoningen bezel werden gehou-

baar maken van deze belasting (en eventueel ook makelaarskosten en dergelijke) zijn
ook wijzigingen denkbaar in het systeem
van de heffing die de doorstroming zouden

van de hoogte van de benedengrens waarboven men voor een heffing aangeslagen
zou kunnen worden; als normhuur is uitgegaan van 15% van het belastbare inkomen
van het huishouden). Hiernaast wees de
staatssecretaris op een aantal praktische
overwegingen als de omvangrijke uitvoeringsproblematiek (in een bepaalde variant
lopen de uitvoeringskosten op tot 20% van

den door mensen wier inkomen boven de
inkomensgrens was gestegen. Doel van de
huurbelasting, met een mooi woord ,,Fehlbelegungsabgabe” genoemd, is om de

belangrijkste argumenten noemde hij dat

lopen uiteen van 3.000 tot 12.000 en de ra-

kunnen bevorderen. Men zou bij voor-

beeld bij de koop van een tweede en verkoop van het eerste woonhuis alleen overdrachtsbelasting kunnen heffen over het
(positieve) verschil tussen de aankoopprijzen van de oude en de nieuwe woning. Ook

profiteren van lage huren van sociale woningen (ten gevolge van overheidssubsidies
in de stichtingskosten) een heffing op te
leggen 11). De wet biedt aan de deelstaten

de bruto opbrengsten), de positie van be-

zou per volgende verhuizing een lager tarief kunnen worden geheven. Ten slotte
kan eraan worden gedacht de hoogte van
het percentage van de overdrachtsbelasting
te laten afnemen naarmate de. koopwaarde
van de woning toeneemt 5).

huishoudens met een hoog inkomen die

jaarde huurders die men niet geforceerd

De doorstromingsheffing

Over de invoering van een doorstromingsheffing wordt in Nederland al meer
dan twintig jaar gediscussieerd. In beginsel
zou een doorstromingsheffing de volgende
deels overlappende of parallelle deels strijdige doeleinden kunnen hebben:
1. de bevordering van de doorstroming;
2. het terugvorderen van een deel van de
(object-)subsidies die terecht komen bij
huurders met een hoog inkomen;
3. inkomenspolitieke doeleinden in het algemeen en een rechtvaardige verdeling
van woonlasten in het bijzonder;
4. budgettaire opbrengsten voor het rijk.

hun woning wil doen verlaten, het voorko-

men van verkoop van als gevolg van de
doorstroming leeggekomen woningen en
de situatie van huurders die op eigen
kosten ingrijpende woonverbeteringen
hebben aangebracht. Andere in het geding
zijnde aspecten betreffen de deregulering,
de collectieve-lastendruk, de inkomensprijzen en de consumptiedwang 7). In
dit verband kan ook worden gewezen op

482

6) Zie bij voorbeeld: Nora huur- en subsidiebeleid, Tweede Kamer, zitting 1973 – 1974,13 025,
nr. 2, biz. 106 en: Brief van de staatssecretaris
van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en

Milieubeheer, Tweede Kamer, vergaderjaar
1984- 1985, 18 600, hfst. XI, nr. 7.

7) Brief van de staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

het (negatieve) advies van de Raad voor de

op.cit., biz. 4 en 5.

Volkshuisvesting inzake de doorstromingsheffing. Onder andere wordt in dit
advies erop gewezen dat in onvoldoende
mate woningen beschikbaar zouden zijn

8) Raad voor de Volkshuisvesting, Advies inzake de doorstromingsheffing, adviesnummer
110, 1982. Zie ook: H. Priemus, Woonlasten en
draagkrachtbeginsel: alternatieven, Stedebouw
en Volkshuisvesting, december 1982.
9) Brief van de staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
op.cit., biz. 5.
10) Verslag van mondeling over/eg, op.cit., biz.

voor degenen die men door middel van een

doorstromingsheffing wil stimuleren tot
verhuizen. Ook wordt in het genoemde advies gewezen op de belemmeringen voor de
doorstroming die het gevolg zijn van de
toewijzingsnormen en vestigingsbepalingen die door gemeenten worden gehanteerd op grond van de Woonruimtewet 8).

Hoewel vooralsnog niet wordt overwo-

In Nederland heeft in de discussie over
de invoering van een doorstromingsheffing de afgelopen jaren vooral de doelstel-

4) Zie: E.J.Peelen, Overdrachtsbelasting, Vastgoed, 58, 1984, nr. 11, biz. 440 en 441.
5) E.J. Peelen, op.cit., biz. 441.

gen een doorstromingsheffing in te voeren,

kondigt de staatssecretaris wel nader onderzoek aan naar beleidsinstrumenten ge-

10 en 20.
11) Zie: Gesetz iiber den Abbau der Fehlsubven-

tionierung im Wohnungswezen, Bundesgesetzblatt, Teil I, Bonn, 29 december 1981, nr. 58.

Overigens zijn ook maatregelen genomen waardoor de huisvestingslasten van eigenaarbewoners met hogere inkomens van mede met

overheidssubsidies gebouwde of gekochte woningen werden verhoogd.

de bevoegdheid te beslissen over de invoering van de huurbelasting. Zij kan alleen
worden geheven in gemeenten die (met de
direct aangrenzende regio) een inwonertal

doorstromingsheffing in Nederland vooral
het bevorderen van de doorstroming op het
oog hebben. Een belangrijke reden om in
1984 geen voorstel te doen tot invoering

hebben van meer dan 300.000 mensen en

van een doorstromingsheffing was dat verwacht werd dat deze de verhuisgeneigdheid
nauwelijks zou bevorderen.

waar de huren van de sociale woningbouw
aanmerkelijk lager zijn dan de huren in de
vrije huursector. Ondanks deze beperking
valt een groot deel van de sociale woningbouw onder de regeling. De hoogte van de
heffing is afhankelijk van het inkomen van
het huishouden en de oppervlakte van de
woning, maar overtreft niet het verschil
tussen de huur van de woning en de huur

Al in de nota Huur- en subsidiebeleid uit
1974 wordt een aantal redenen gegeven
waarom het doel van de invoering van een
(bepleite) doorstromingsheffing in Nederland niet primair kan liggen in het terugvorderen van onbedoeld verstrekte volkshuisvestingssubsidies aan huishoudens met

,,vrije” sector niet erg groot. Niettemin
lijkt het interessant te onderzoeken in hoeverre de doorstromingsproblematiek naar
regio en/of soort van woning verschilt. Op
grond van nadere informatie zou kunnen

worden overwogen een eventuele doorstromingsheffing of huurbelasting specifiek te
richten op die onderdelen van de volkshuisvesting waar de doorstroming het gebrekkigst verloopt.

We maken tot slot nog twee kanttekeningen. In de eerste plaats kan worden opgemerkt dat nu af en toe de gedachte wordt
geopperd om gemeenten voor een deel fi-

heeft tot gevolg dat de uitvoeringskosten

subsidies in feite slechts liquiditeitsvoor-

als percentage van de opbrengsten beperkt

schotten voor de exploitant waren. Voorts

nancieel te betrekken bij de lasten in verband met de individuele huursubsidie 15),
men ook zou kunnen overwegen gemeenten financieel te laten profiteren van (eigen

kunnen blijven. De heffing wordt in drie

zien de voorstanders van het terugvorderen

genomen beslissingen tot) de invoering van

fasen ingevoerd, en wel per groep van woningen waarvan de beslissing om deze met
overheidssubsidies te bouwen in een bepaalde periode viel: eerst de woningen
waarvan voor 1955 deze beslissing viel en
dan volgende jaarganggroepen. Ten slotte
is bepaald dat de opbrengsten van de huurbelasting door de deelstaten moeten worden aangewend ten behoeve van de volks-

van subsidies over het hoofd, dat de subsidies werden verstrekt om de kloof tussen
de huren van oud- en nieuwbouw te verkleinen. Ook huurders van nimmer gesub-

doorstromingsheffing of huurbelasting. In
dit verband kan erop worden gewezen dat
gemeenten naast de uitvoering van de regeling inzake de huursubsidie ook al een belangrijke rol vervullen op het huisvestings-

van vergelijkbare vrije-sectorwoningen.

hogere inkomens. ,,Het is waarschijnlijk

Deze concrete vormgeving van de heffing

dat veel van de in het verleden verstrekte

sidieerde woningen profiteren van de huur-

druk, die de overheid om inkomenspolitieke redenen tot hoofdkenmerk van het
huurbeleid maakte. Een heffing, die de te-

gebied (woningdistributie) op grond van de
Woonruimtewet.

rugvordering van subsidies beoogt en zich
daarom beperkt tot de nog steeds gesubsi-

op de vormgeving van de doorstromingsheffing of huurbelasting en sluit aan bij de

Er zijn nog maar weinig gegevens be-

dieerde bouw of tot de ooit gesubsidieerde

gedachte dat deze wellicht effectiever zou

kend over de ervaringen met de huurbelasting in Duitsland. Dit houdt mede ver-

bouw, houdt discriminatie in en kan nooit

kunnen zijn door een mengvorm van posi-

aanvaardbaar zijn 14). De essentie van deze argumenten staat nog steeds overeind.
Wel kan op de relevantie van deze redenen
worden afgedongen dat in ieder geval sinds

tieve en negatieve prikkels. De negatieve
prikkel zou de doorstromingsheffing of

1975 omvangrijke objectsubsidies worden
verstrekt ter overbrugging van de vraag-

restitutie van de betaalde heffing bij verhuizing. Deze positieve prikkel zou echter

huur en de dynamische kostprijshuur (geen
liquiditeitsoverschotten) en dat de algemene huurstijgingen en de huurharmonisatie

effectiever kunnen zijn wanneer naarmate
de tijd verstrijkt een geringer deel van de
betaalde doorstromingsheffing wordt ge-

huisvesting 12).

band met het feit dat deze heffing pas in
1983 in een beperkt aantal deelstaten is ingevoerd en zich nog niet uitstrekt over alle
jaarklassen huurwoningen. Wel lijkt de

heffing maatschappelijk te worden geaccepteerd en lijken de uitvoeringskosten betrekkelijk laag te zijn (ca. 10 a 15% van de
opbrengsten). Nog niet bekend is of de

Een tweede opmerking heeft betrekking

huurbelasting kunnen zijn. Een positieve

prikkel zou kunnen bestaan uit de gehele

huurbelasting huurders ertoe heeft bewo-

van het afgelopen decennium hebben laten

restitueerd (bij voorbeeld iedere maand dat

gen hun sociale huurwoning te verlaten

zien dat het huurbeleid niet meer wordt

men niet verhuist krijgt men een procent

overheerst

inkomenspolitieke

van het totaal aan huurbelasting betaalde

doelstellingen. Dit impliceert dat het in de
rede ligt dat een eventuele invoering van
een soort huurbelasting in Nederland zich
niet zoals in Duitsland kan beperken tot de

bedrag minder terug: na een jaar krijgt
men 88%, na twee jaar 76% enz.). Van een

13).
West-Duitsland als gidsland?

door

Bij de vraag welke lessen kunnen worden

sociale huurwoningen, maar zich over de

getrokken uit het Duitse systeem van huurbelasting voor Nederland, dient eerst te
worden opgemerkt dat het kennelijk toch
mogelijk is gebleken een dergelijke heffing

gehele huursector zal dienen uit te strekken. Een doorstromingsheffing zal dus gericht dienen te zijn op het bevorderen van
de doorstroming, op een redelijke verde-

in te voeren. Hoewel Nederland en WestDuitsland op het gebied van de volkshuisvesting niet zonder meer vergelijkbaar

ling van de woonlasten en/of op budgettai-

zijn, is het van belang dit te constateren,
omdat in Nederland soms twijfel is geuit
over de vraag of invoering van een
doorstromingsheffing of huurbelasting
uitvoerbaar is. Bij onze oosterburen blijkt

het doel van deze heffing echter primair te
liggen in het terugvorderen van volkshuisvestingssubsidies die terecht komen bij
huurders met een hoger inkomen en het gebruiken van de opbrengsten voor de huis-

vestingsproblemen van de lagere-inko-

re opbrengsten die bij voorbeeld kunnen

met het verloop van tijd verminderde te-

ruggaaf van de steeds opnieuw verplichte
heffing zal een stimulans uitgaan om te
verhuizen. De restitutie zou men kunnen
zien als een verhuispremie voor de mensen

die niet al te lang wachten met verhuizen.
Door een dergelijk systeem — er zijn vanzelfsprekend vele variaties denkbaar zouden de heffingsplichtigen enerzijds al

worden aangewend voor de huisvesting

kunnen wennen aan een hoger niveau van

van mensen met lagere inkomens.
Welke elementen uit het Duitse systeem:
zouden bij de vormgeving van een eventuele huurbelasting in Nederland kunnen worden overgenomen? Gedacht kan worden
aan de concentratie op die onderdelen van

woonlasten en anderzijds bij tijdige verhuizing een bedrag in handen krijgen dat

de volkshuisvesting waar de doorstromingsproblematiek als het meest klemmend wordt ervaren. De heffing zou zich

bij voorbeeld specifiek kunnen richten op

12) Zie: Minister fur Landes- und Stadtentwicklung des Landes Nordrhein-Westfalen, Kurzinformation, Fehlbelegerabgabe, Informationen
fur Mieter, 1982, 11 en Verslag van mondeling

over/eg, op.cit., biz. 18.
13) Erfahrungen und Bewertungen des Gesetzes

bepaalde regie’s, bepaalde huurklassen en

mensgroepen. Van het nastreven van dit

zum Abbau der Fehlsubventionierung und der

bepaalde soorten woningen (kwaliteit, ou-

doel wordt afgezien in de minder grote gemeenten en in gemeenten waar geen groot
verschil bestaat tussen de hoogten van de
sociale huur en de vrije huur, omdat men

derdom, grootte enz.). Wat betreft de concentratie op bepaalde regie’s dient echter
te worden opgemerkt dat Nederland in vergelijking met West-Duitsland wel een erg
klein en dichtbebouwd land is. Ook is de
,,vrije” huursector in Nederland betrekke-

Mietverzerrung im Wohnungswesen, Deutscher
Bundestag, Drucksache 10/1256, 9 april 1984,

verwacht dat de uitvoeringskosten in deze

gemeenten in verhouding tot de opbrengsten erg hoog zouden zijn. Geconstateerd kan worden dat voorstanders van de
ESB 15-5-1985

lijk gering van omvang en zijn de huurver-

schillen in de sociale huursector en de

Sachgebiet 2330.
14) Nota huur- en subsidiebeleid, op.cit., biz.
106.
15) Zie bij voorbeeld: Regelen omtrent het aan
huurders van een woning verstrekken van bijdragen (Wet individuele huursubsidie), Tweede
Kamer, vergaderjaar 1983-1984, 18 539, nr.
1-3, biz. 61.

483

voorgestelde beleidsinstrumenten ter bevordering van de doorstroming in de
volkshuisvesting in vogelvlucht aan de or-

niet door te stromen en in de segmenten
van de volkshuisvesting waar de doorstromingsproblematiek het meest knellend is.
Wanneer de doorstroming wat meer op
gang zou komen en meer goedkopere woningen beschikbaar zouden komen, valt te
verwachten dat op de uitgaven voor individuele huursubsidie zou kunnen worden
bespaard. Dit zou, behalve door gemeenten financieel te betrekken bij de lasten

een systeem van huurbelasting is ingevoerd
dat niet, zoals de in Nederland voorgestelde doorstromingsheffing, primair is gericht op de bevordering van de doorstroming, maar op het terugvorderen van onbedoeld verstrekte volkshuisvestingssubsidies aan huishoudens met hogere inkomens. Hoewel de volkshuisvestingsproblemen in Duitsland en Nederland niet zonder
meer vergelijkbaar zijn, is het van belang

de gesteld. In een beleid dat gericht is op de

voor de huursubsidie, ook kunnen worden

te constateren dat de huurbelasting in ons

bevordering van de doorstroming zou
meer dan nu het geval is gebruik kunnen
worden gemaakt van positieve en negatieve
verhuisprikkels. Voor het invoeren van

bevorderd door de ontvangers van deze
subsidies meer te prikkelen goedkoper te
gaan wonen. Voorwaarde hiervoor is vanzelfsprekend dat goedkopere woningen beschikbaar zijn.
Geconstateerd is dat in West-Duitsland

buurland redelijk goed lijkt te functioneren. Het verdient dan ook aanbeveling om
de ontwikkelingen in West-Duitsland op
dit gebied goed te blijven volgen.

kan worden gebruikt ter bestrijding van

verhuiskosten.
Conclusie

In het voorgaande zijn bestaande en

dergelijke prikkels is echter wel inzicht ver-

eist in de motieven van mensen om wel of

C.P. Maan

Auteur