Ga direct naar de content

Defensief beleid

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: augustus 31 1983

Au Courant

Defensief beleid
A. F. VAN ZWEEDEN
lastingen zoveel moeten worden verhoogd
De besluitvorming binnen het kabinet over
dat beslag kon worden gelegd op de ruimte
de begroting-1984 komt via persconferenties
van de minister-president en briefings van de
die door verlichting van de premiedruk beRijksvoorlichtingsdienst over de voortgang schikbaar zou komen.
van het kabinetsberaad zo veelvuldig onder
Het compromis dat inmiddels is bereikt
komt aan beide opvattingen tegemoet. Van
de aandacht van het publiek, dat de Miljoenennota nauwelijks nog nieuws kan brengen. echte stimulering van de bestedingen kan
We weten de omvang van de bezuinigingen geen sprake zijn. Het kabinet houdt nog altijd
— ruim f. 11 mrd. — we kennen de grote lij- vast aan de opvatting dat de consumptieve
bestedingen in het verleden — zeker tot 1980
nen van de verandering daarvan en de groepen die het meest moeten inleveren. Uit die toe—veel sneller zijn gestegen dan het natiofrequente berichtgeving, die vaak ook nogal nale inkomen, zonder dat daarvan een stimuwat tegenstrijdigheden oplevert, ontstaat het lans is uitgegaan op de investeringen van bebeeld van een hard bezuinigingsbeleid en een drijfsleven en overheid. Daarom wordt de fiomvangrijk belastingplan, dat tussen f. 2,2 ‘ losofie gehuldigd dat we niet meer in de oude
mrd. en f. 3,7 mrd. kan varieren. Het finan- fouten van een overtrokken keynesiaans becieringstekort, dit jaar 11,4% van het natioleid moeten vervallen. De overheid is een
nale inkomen, zou met enkele tienden van uiterst doeltreffend orgaan gebleken om
procenten kunnen worden verminderd, ter- middelen door te sluizen naar consumptieve
wijl de totale druk van de collectieve lasten bestedingen, maar niet om investeringen aan
voor het eerst na vele jaren wat zou kunnen te moedigen. De steeds maar stijgende collectieve uitgaven die vooral consumptief zijn
worden verlaagd.
Dit zou althans de uitkomst moeten zijn aangewend, gingen gepaard met toenemenvan het compromis waaraan de afgelopen de collectieve lasten en vergroting van het fiweken zo hard binnen het kabinet is gewerkt. nancieringstekort. Zowel het rijk als het bedrijfsleven is daardoor in de schulden geHet ging daarbij vooral om de vraag of het
economische inzicht van premier Lubbers in raakt. Het is opmerkelijk dat de schuldenlast
de gevaren van een te eenzijdig bezuinigings- van overheid en bedrijfsleven de afgelopen
beleid het zou winnen van de boekhoudkun- jaren ongeveer evenveel is gestegen, respecdige redeneringen van de minister van Finan- tievelijk van f. 99,5 mrd. in 1980 tot f. 144,7
cien, Ruding, die snelle verlaging van het fi- mrd. in 1982 en van f. 141 mrd. tot f. 155,4
nancieringstekort als zijn eerste doelstelling mrd., of in procenten van het nationale inkoziet. Ruding had een belastingplan voorge- men tot respectievelijk 44,2 en 47,5. Tegelijlegd dat de gunstige effecten op de bestedin- kertijd namen de rentelasten van het rijk toe
gen van een mogelijk geworden verlaging van van f. 6,9 tot f. 11,8 mrd. en van het bedrijfsde sociale premies goeddeeels ongedaan leven van f. 16 tot f. 17,1 mrd. De toekommaakte. Lubbers was van mening dat verlich- stige rentelasten van de overheid zouden tot
ting van de belasting- en premiedruk wat f. 40 mrd. in 1990 oplopen wanneer zowel
meer prioriteit verdiende dan vermindering het financieringstekort als de rentestand op
van het financieringstekort. Hij was klaarblij- het tegenwoordige niveau blijven van respeckelijk nogal onder de indruk van cijfers van tievelijk 10% van het netto nationale inkohet Centraal Planbureau waaruit bleek dat men en 9,5%. Dit zijn ontwikkelingen die elhet profijt dat ons bedrijfsleven van de vol- ke regering tot ingrijpende ombuigingen en
gend jaar verwachte opleving van de wereld- een behoudend financieel beheer zouden
handel zou trekken, geheel teniet wordt ge- dwingen. Terugdringen van het financiedaan door de aanslag van de bezuinigingen ringstekort is met het oog op zowel de groeiop de binnenlandse bestedingen. De premier ende schulden- en rentelast van het rijk als
vermoedde bovendien dat enige stimulering die van het bedrijfsleven terecht een van de
van de bestedingen door verlichting van de hoofddoelstellingen van het beleid.
Toch is er nog een andere reden waarom
lastendruk wel eens gunstiger gevolgen zou
kunnen hebben voor vermindering van het fi- het kabinet-Lubbers genoodzaakt is tot een
nancieringstekort dan het gelijkhouden van terughoudend, zo niet defensief begrotingsdie druk. Ruding daarentegen volgde de re- beleid. In de afgelopen jaren is de groei van
denering dat de besparingen op sociale ze- het nationale inkomen stelselmatig overkerheid die ontstaan door de aangekondigde schat. Dat gebeurde nog bij de vaststelling
verlaging van de uitkeringspercentages en van het regeerakkoord van het CDA- WDkabinet dat meende te kunnen uitgaan van
bevriezing van de uitkeringen, wel ten goede
komen aan de sociale fondsen, maar niet aan een jaarlijkse groei van 1,5 a 2%. De spoorde schatkist. Om die besparingen toch te ge- boekjes die het Centraal Planbureau pleegt
bruiken voor vermindering van de financie- samen te stellen zijn zo onbetrouwbaar geringslast van de rijksoverheid zouden de be- worden dat het uiterst riskant is om het beleid
ESB 7-9-1983

daarop af te stemmen. Bij de prognoses van
de economische ontwikkelingen op korte
maar ook op middellange termijn moet rekening worden gehouden met zoveel onzekerheden, dat de berekeningen van het Centraal
Planbureau nog nauwelijks als richtingwijzer
voor het beleid kunnen dienen. Bovendien
zijn politici gemakkelijk geneigd van te optimistische veronderstellingen over de groei
van het nationale inkomen uit te gaan, zodat
zij iets van eigen beleidsdoelstellingen in hun
programmering kunnen opnemen. Wie uitgaat van jarenlange stagnatie van de groei zal
bedacht moeten zijn op voortdurende aanpassingen en ombuigingen. Dit kabinet wil de
groei van de collectieve uitgaven in overeenstemming brengen met de groeimogelijkheden van de economic. Dit is een conservatief
uitgangspunt dat weinig ruimte laat voor een
actief overheidsbeleid. Het leidt tot een defensieve houding die de nadruk legt op bezuinigen en aanpassen. Kenden we vroeger een
structurele norm voor het uitgavenbeleid —
de bekende Zijlstra-norm die een verband
legde met de groei van het nationale inkomen
— de laatste jaren wordt een saldogrootheid
als het financieringstekort als belangrijkste
toetssteen gebruikt.
Een in financieel opzicht defensieve opstelling van een kabinet dat door zijn samen
stelling toch al geneigd is om de rol van de
overheid in het economisch leven te verkleinen, is zeker verklaarbaar in het licht van
steeds weer tegenvallende prognoses. Het
begin er steeds meer op te lijken dat de parameters waaraan we het economisch beleid
toetsen veranderd zijn. Een bewijs daarvoor
werd onlangs geleverd toen uit nadere berekeningen bleek dat de multiplier voor overheidsstimulansen, in de vorm van een algemene lastenverlichting voor het bedrijfsleven, veel kleiner was dan nog in het regeerakkoord was aangenomen. Op zich zelf lag de
verklaring voor de hand: ondernemingen
zullen immers lastenverlichtingen in de eerste plaats gebruiken om hun balansposities te
verbeteren (zie eerder genoemde cijfers over
de schuldenlast van het bedrijfsleven) en niet
voor investeringen. Toch was die overschatte
multiplier weer zo’n miskenning van de
werkelijkheid die de uitkomsten van beleidsbeslissingen zo onzeker maakt.
A. F. van Zweeden

805

Auteur