Ga direct naar de content

De tweede arbeidsmarkt

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: augustus 3 1988

De tweede arbeidsmarkt
De theorie, of theorieen, over de duale arbeidsmarkt deden het goed in de jaren zestig en zeventig. Daarna waren
ze wat in de versukkeling geraakt.
Maar, zo stellen Dickens en Lang in de
American Economic Review, ze komen
terug1.
De dubbele arbeidsmarkt, een met
redelijk hoge lonen, vaste banen en carrieres en een met laag loon, los werk en
weinig kans op een carriere, is terug van
weggeweest. Zelfs komt nu de gedachte naar voren dat-die arbeidsmarkt onder een nieuwe vlag, de vlag van de
flexibiliteit, terug mogelijk deel van de
arbeid die zij gebruiken, slechts op tijdelijke basis aan te trekken. Er komt zodoende een vaste kern van werknemers, die aangesteld zijn voor onbepaalde tijd, waarvoor men bereid is
hoge kosten voor scholing en omscholing, en permanente opleiding te maken; en een vlottend deel, dat naar behoefte wordt aangetrokken en weer afgestoten.
De precieze oorzaak van dit fenomeen staat niet vast. Gaat het alleen
maar om de hoge loonkosten of veeleer
om de noodzaak kostbare installaties
permanent volledig bezel te houden?
Heeft het te maken met een neiging om
arbeidskosten zo min mogelijk als vaste kosten te ervaren? Of gaat het er
veeleer om dat een dergelijk arbeidsbeleid mogelijk is op arbeidsmarkten met
permanente overschotten, en het dus
gebeurt.
Er ontstaat dan een soort Wet van
Gresham waarbij ‘slecht’ arbeidsbeleid
het ‘goede’ verdringt, omdat het eerste
tenminste op een ruime arbeidsmarkt
nu eenmaal goedkoper is. Op een gespannen arbeidsmarkt zou de weg van
de flexibele arbeidsinzet op grote
schaal erg moeilijk begaanbaar zijn,
omdat er geen mensen toe bereid zouden zijn.
Kortom, gaat het om een conjunctureel of om een structureel verschijnsel?
Moeten vakverenigingen het trachten
van tafel te praten, of moeten ze er vanuit gaan dat dit nu eenmaal een langetermijntrend is, waar je maar het beste
van maken moet.
Het rapport Activerend arbeidsmarktbe/e/dvan de WRR houdt het erop dat
met de explosieve toeneming van de
werkloosheid de ‘tweede arbeidsmarkt’
in versterkte mate is gaan werken. Het
arbeidsvolume van uitzendarbeid is, na
een daling in de jaren 1980-1982 (toen
er een wat restrictiever regime in werking was) groter dan ooit. De groei van

ESB 3-8-1988

W. Albeda

de deeltijdarbeid was fenomenaal. Afroepcontracten en freelance overeenkomsten lijken ook een omvangrijke categorie te zijn geworden. De OSA-arbeidsmarktsurvey2 schat de verhouding tussen het aantal participanten op
de eerste en de tweede arbeidsmarkt
(zonder deeltijd) circa 8:1 in oktober
1986.
Maar het Activerend arbeidsmarktbeleid vermeldt ook dat slechts een
(aanzienlijke) minderheid aan een positie op de tweede arbeidsmarkt de voorkeur geeft. De werkloosheid zou dan
per saldo de meeste flexibele arbeidskrachten hun plaats wijzen op de ‘tweede arbeidsmarkt’.
De beschouwing van Dickens en
Lang lezend, bekroop mij de vrees dat
we met de hele terminologie rond de
dubbele arbeidsmarkt wat in de problemen komen. Niet alle flexibele banen
zijn banen die men als ‘tweederangs’
kan kwalificeren. Slechts voor wiedetijdelijke arbeid het enige alternatief is
voor werkloosheid zou men dit kunnen
stellen. De secundaire arbeidsmarkt
van de jaren zestig en zeventig veronderstelde dat werknemers op grand van
hun arbeidsverleden,
gezondheid,
woonwijk, presentatie, in de wat minder
aantrekkelijke, nogal tijdelijke en ongeschoolde baantjes terechtkomen. De
tweede arbeidsmarkt van het WRR-rapport omvat alle flexibele arbeidsmarktverhoudingen, waaronder niet alleen
maar tweederangs arbeidsplaatsen vallen. Gass spreekt in een interessant artikel in de The OECD Observer met enthousiasme over “the diversity of ca-

reers open to many young people from
different social backgrounds, the possibility of a change in career several times
during a life time, the prospect of more
flexible patterns of education, work and
retirement and opportunities to travel”4.
Maar er is “another side to the coin”:
“failure, or relative failure can be the first
step in a downward spiral of unemployment, exclusion and poverty”. De langdurig werkloze, de gehandicapte, de alleenstaande ouder, ze hebben problemen bij het binnenkomen of weer binnenkomen in de hoofdstroom van de arbeidsmarkt.
In de visie van Gass is flexibiliteit een
kans voor de sterken, maar een val voor
de zwakken. In zijn ‘active society’ passen preventieve maatregelen om er
voor te zorgen dat wie uit de ‘eerste’ arbeidsmarkt valt, via gezondheidszorg,
herscholing, werkervaring daarin weer
terug komt. De entree tot (vaste) werkgelegenheid is de sleutel tot de kansen
in een moderne verzorgingsstaat. Herverdeling van inkomen kan en mag
daarvoor geen surrogaat vormen.

1. William T. Dickens en Kevin Lang, The reemergence of segmented labour market
theory, American Economic Review, Papers
and Proceedings, mei 1988.
2. OSA-Trendrapport 1987, Den Haag,
1987.
3. WRR, Activerend arbeidsmarktbeleid,
Rapporten aan de Regering nr. 33, Den
Haag, 1987.

4. William Gass, Towards the ‘active society’, The OECD observer, juni/juli 1988.

711

Auteur