Ga direct naar de content

De Nederlandse visie op het Brady-initiatief

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: augustus 10 1989

De Nederlandse visie op
het Brady-initiatief
In zijn boeiende artikel ‘Het ontwikkelingsvraagstuk op hoofdpunten bezien’
in ESS van 31 mei jl. schrijft prof. dr. F.
van Dam dat Nederland zich heeft verzet tegen het initiatief van de Amerikaanse minister van Financien Brady
inzake de schuldenproblematiek. Deze
uitspraak is onjuist: Nederland kan niet
worden aangewreven een tegenstander van het Brady-initiatief te zijn (geweest). Voor de economische-groeivooruitzichten van schuldenlanden is
een versterking van de bestaande
schuldenstrategie met marktconforme
technieken voor schuld- en schuldendienstvermindering van belang. Wel
heeft Nederland op een aantal belang-

rijke punten aarzelingen gekend. Ten
aanzien van die punten heeft ons land
op verduidelijking aangedrongen. De
Nederlandse aarzelingen werden gedeeld door andere landen en hebben
nun weerslag gevonden in de communiques van de vergaderingen van het
IMF-Interim Committee en het IMF/Wereldbank Development Committee van
april jl1. In beide beleidsbepalende comites zijn alle leden van IMF of Wereldbank vertegenwoordigd, dus zowel de
industriele als de ontwikkelingslanden.
Verduidelijkingen en aanpassingen
hebben inmiddels geleid tot uitwerking
en acceptatie van de voorstellen. Het is
overigens nog te vroeg om een defini773

tief oordeel te geven over de werking
van het initiatief in de praktijk.

vermindering kan leveren aan de oplossing van het schuldenprobleem.

Nederlandse aandachtspunten
Het Brady-initiatief werd gelanceerd
in een toespraak op 10 maart 1989.
Daarin stelde de Amerikaanse minister
van Financien voor dat IMF en Wereldbank in het kader van aanpassingsprogramma’s fondsen beschikbaar zouden
stellen ter bevordering van vermindering van de schuld- en schuldendienst
door bankcrediteuren, naast de reeds
gangbare uitsmering van de aflossingen, die door de banken zouden worden geaccepteerd in ruil voor een grotere zekerheid van betaling van het restant. De presentatie van de voorstellen
sloot niet uit dat met name de rentesteun zou kunnen plaatsvinden in de
vorm van garantie van de resterende
rente. De Nederlandse twijfels betroffen
dit aspect en de toetsing van de effectiviteit van schuldreductie-ondersteuning
in vergelijking met de traditionele aanwending van IMF- en Wereldbankmiddelen. Rentegaranties impliceren dat
de publieke sector risico’s van de particuliere sector overneemt in een weinig
omlijnde vorm. Dit zou het moeilijk maken de naleving van condities door debiteurenlanden te begeleiden en zou
een groter risico opleveren voor de financiele integriteit van de garanderende instelling. Onder meer van Nederlandse zijde is in april dan ook aangedrongen op nadere studie op dit onderdeel van de voorstellen.

Schuldverlichting
Op 3 april jl. heeft het Interim Committee van het Internationale Monetaire
Fonds zijn fiat gegeven aan het beschikbaar stellen van een deel van de
middelen voor schuld- en schuldendienstvermindering. Een dag later werd
door het Development Committee besloten dat ook de Wereldbank hiervoor
middelen beschikbaar zal stellen. Voor
die middelen komen alleen die landen
in aanmerking die substantiele economische hervormingen doorvoeren. Het
mag immers niet zo zijn dat de Latijnsamerikaanse landen metgrote schulden,
ongeacht de oorzaken daarvan, bevoordeeld worden ten nadele van Afrikaanse en Aziatische ontwikkelingslanden die eveneens kampen met betalingsbalansproblemen. Vermeden moet
worden dat Schuldverlichting een beloning wordt voor onverantwoord beleid.
Zulke operaties moeten een integraal
onderdeel zijn van een macro-economisch herstelplan dat beoogt de economische groei in het land weer op gang
te brengen. Voorts is onder meer van
Nederlandse zijde gewezen op de
noodzaak tot handhaving van de financiele integriteit van Fonds en Bank.

Toetsing aan effectiviteit
Voorts zou steun voor schuldreductie duur kunnen zijn voor het ontvangende land omdat de middelen niet
rechtstreeks gebruikt zouden kunnen
worden voor de invoerbehoefte in het
kader van projecten en programma’s en
daarmee de groei en de stabilisering
van de economie. De schuld- en schuldendienstvermindering dient het proces van economische groei, de terugkeer van vluchtkapitaal, economische
aanpassing en de toestroming van
nieuwe middelen in schuldenlanden te
bevorderen. Elk voorstel voor het gebruik van officiele middelen, waaronder
die van de internationale financiele instellingen, moet op deze effectiviteit
worden beoordeeld. Een groot aantal
landen, waaronder het Verenigd Koninkrijk, de Bondsrepubliek Duitsland,
een aantal Aziatische landen en Nederland, heeft bij de discussie over de verschillende schuldreductievoorstellen
op een zorgvuldige toetsing aangedrongen. Nederland heeft vanaf het begin het belang van dit onderdeel van het
Brady-initiatief erkend. Ook toen de
term schuldvermindering nog taboe
was voor de Verenigde Staten, is van
Nederlandse zijde reeds gewezen op
de bijdrage die marktconforme schuld-

774

Uitwerking
Na april zijn niet alleen de ideeen inzake schuldreductie, maar ook die over
rentesteun door de dagelijkse besturen
van IMF en Wereldbank nader uitgewerkt. De omvang van de additioneel
beschikbaar te stellen middelen is aan
een maximum gebonden en zal daarenboven per geval worden vastgesteld, in
het bijzonder in het licht van de omvang
van het betalingsbalansprobleem, de
kracht van het aanpassingsprogramma
en de eigen financiele bijdrage van het
desbetreffende land. Steun wordt niet
verschaft in de vorm van garanties,
maar als krediet dat als onderpand voor
de renteverplichting in beginsel gestort
wordt op een aparte rekening.
Nieuwe middelen
Een belangrijk en nog onvoldoende
duidelijk aspect bij de uitwerking van
deze ideeen is hoe de schuldreductie gecombineerd kan worden met nieuwe leningen van de commerciele banken. Het
is niet de bedoeling dat particuliere banken in staat worden gesteld zich terug te
trekken uit de schuldenlanden met behulp van de middelen die door de multilaterale financiele instellingen verstrekt
worden. Dit betekent dat de participatie
van het IMF en de Wereldbank in schuldverlichtingsoperaties gepaard moet
gaan met het verstrekken van nieuw geld
door de commerciele banken en/of een
substantiele korting op de oude vorderingen. Een sterke rol van IMF en Wereld-

bank, inclusief adequate conditionaliteit,
zal een belangrijke brugfunctie moeten
vervullen tussen Schuldverlichting enerzijds en ‘nieuw geld’ anderzijds. Om deze
sterke rol mogelijkte maken heeft Nederland zich constructief kritisch opgesteld
ten aanzien van het Brady-initiatief.
Een ander, riskant aspect van de
schuldverlichtingsplannen is dat bij de
schuldenlanden en bij de banken hoge
verwachtingen zijn gewekt. Wanneer de
publieke financiele steun hieraan niet
voldoet kunnen problemen ontstaan met
de voortgang van de onderhandelingen
tussen debiteuren en crediteuren. Meer
in het algemeen bestaat een risico dat de
commerciele banken een afwachtende
houding zullen aannemen, zolang als de
precieze omvang van de steun van de internationale financiele instellingen nog
niet bekend is. Het is nog te vroeg om te
beoordelen of de positieve effecten van
het Brady-initiatief op het proces van
schuld- en schuldendienstveriichting uiteindelijk zullen opwegen tegen de hiervoor geschetste risico’s. De onderhandelingen tussen Mexico en zijn bankcrediteuren, die zojuist op het niveau van de
‘steering group’ met succes zijn bekroond nadat IMF en Wereldbank middelen voor schuld- en schuldendienstreductie beschikbaar hadden gesteld, waren bepaald moeizaam te noemen. De
les kan worden getrokken dat nieuwe
plannen die verwachtingen wekken, voor
debiteuren en crediteuren aanleiding
kunnen zijn tot een afwachtende houding
en des te meer naarmate de plannen
meer gezag hebben, maar minder zijn
uitgewerkt.

P. Stek
De auteur is directeur Buitenlandse Financiele Betrekkingen van het Ministerie van Financien te Den Haag. Hij schrijft deze reactie op persoonlijke titel. De auteur is drs. J.C.
Westerweel en mw. drs. A.J.F.M. Deckers
zeer erkentelijk voor hun assistentie bij het
schrijven.
1. Aldus is gerapporteerd aan de Tweede Kamer. De brief van de ministers van Financien
en voor Ontwikkelingssamenwerking aan de
Tweede Kamerder Staten-Generaal (vergaderjaar 1988-1989,20 800 hfdst. IX B, nr. 43)

geeft als volgt de voorwaarden die het IMFInterim Committee op 3 april stelde ter zake
van de uitvoering en bestudering van de diverse voorstellen weer: “Alleen die landen
komen in aanmerking die substantiele economische hervormingen doorvoeren. Voorts
dienen bij de uitwerking en uitvoering van
voornoemde voorstellen de Articles of
Agreement van het IMF – alsmede de financiele integriteit van het Fonds – te worden
gerespecteerd. Verder was het Comite van
mening dat steun van de zijde van de officiele crediteuren geen substituut dient te zijn
voor particuliere leningen en dat de participatie van het Fonds in schuldverlichtingsoperaties gepaard dient te gaan met de verstrekking van nieuw geld door onder meer de
commerciele banken. Deze voorwaarden
sluiten aan bij hetgeen van Nederlandse zijde ter zake naar voren is gebracht”.

Auteur