Ga direct naar de content

De economische effecten van mainports: een paradox?

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: augustus 4 1999

De economische effecten van mainports: een paradox?
Aute ur(s ):
Oosterhaven, J. (auteur)
Eding, G.J. (auteur)
Stelder, T.M. (auteur)
Faculteit der Economische Wetenschappen van de Rijksuniversiteit Groningen.
Ve rs che ne n in:
ESB, 84e jaargang, nr. 4217, pagina D26, 2 september 1999 (datum)
Rubrie k :
Dossier Economie en infrastructuur
Tre fw oord(e n):
discussie

Op 30 juli verscheen in ESB het artikel ‘Hoezo mainports, hoezo periferie?’ waarin de economische effecten van mainports ter
discussie werden gesteld. Het ging om een analyse van de inputs en outputs van de mainports-regio’s in vergelijking met NoordNederland. Hier volgen een samenvatting van dat artikel en twee reacties.
De Randstad beroept zich vaak op de rol van ‘trekpaard’ van de Nederlandse economie. Een analyse van de handelsstromen leert dat de
verwevenheid van de regio’s Amsterdam en Rotterdam met de rest van Nederland kleiner is dan die van, bijvoorbeeld, het Noorden.
Investeringen in de mainports kunnen dan ook niet zonder meer bepleit worden met het argument, dat andere regio’s hier veel
voordeel bij hebben.
In een recent onderzoek, gebaseerd op interregionale input-output analyse is nagegaan welke (groepen van) bedrijven het meest van
belang zijn in de regio’s Groot-Amsterdam/Noordzeekanaalgebied, Groot-Rijnmond en Noord-Nederland, in directe zin en in termen van
hun indirecte uitstralingseffecten naar andere bedrijfstakken en regio’s 1. Het directe economische belang van een bedrijfstak wordt
gemeten aan haar omvang in termen van productie en werkgelegenheid, het indirecte economische belang uit zich in voorwaartse
uitstralingseffecten via relaties met hun afnemers en in achterwaartse uitstralingseffecten via relaties met hun leveranciers. De
bedrijfstakken met de hoogste ‘trekpaardfunctie’ kunnen dan worden ge-ïdentificeerd aan de hand van hun relatief hoge voor- en
achterwaartse uitstralingseffecten.
Grote sectoren met bovengemiddelde uitstralings-effecten zijn in het Noorden vooral de landbouw en voedingsmiddelenindustrie. In de
beide mainport-regio’s is vooral de zakelijke dienstverlening belangrijk, gevolgd door de communicatie en – in Rotterdam – de
metaal/chemie, maar de relatief omvangrijke zee- en luchtvaart sector scoort zowel in termen van voorwaartse als achterwaartse
uitstraling onder het gemiddelde. Deze sector is dus in directe zin wel, maar in indirecte zin niet belangrijk.
Aangezien kleine bedrijfstakken een hoge uitstraling kunnen hebben en omgekeerd dienen per regio de directe en indirecte effecten
samen te worden genomen door voor alle bedrijfstakken de uitstralingseffecten te wegen met hun absolute omvang. Het resulterende
kengetal, in het gangbare vakjargon de ‘cumulatieve nationale linkages’ genoemd, geeft dan aan in welke mate economische groei in een
regio uitstraalt naar de nationale economie. Uit het onderzoek blijkt dat zowel de voorwaartse als de achterwaartse cumulatieve nationale
linkages voor Noord-Nederland hoger zijn dan voor de beide andere regio’s. Ook voor de beide mainportregio’s als geheel geldt dus
eigenlijk hetzelfde: in directe zin van groot economisch belang maar hun indirecte uitstraling naar de rest van Nederland is relatief
beperkt.
Met dezelfde gegevens kunnen per regio ook clusters van bedrijven in beeld worden gebracht die onderling sterke voor- en
achterwaartse relaties hebben. Deze clusters zijn interregionaal, d.w.z. ook sectoren buiten de regio die sterk met sectoren binnen de
regio samenhangen worden in beeld gebracht. Niet verrassend is dat in Noord-Nederland de landbouw en agro-industrie veruit de
belangrijkste economische cluster vormen, waarbij wel opvallend is dat dit cluster zich in belangrijke mate ook uitstrekt over de rest van
Nederland. In Groot-Amsterdam wordt de belangrijkste cluster gevormd door de handel, zakelijke dienstverlening en grafische industrie,
wederom ook sterk over de regiogrens heen. In Groot-Rijnmond vormt de belangrijkste cluster zich rond de chemie en aardolie-industrie
en – opnieuw – ook in sterke mate interregionaal.
Grote afwezige in al deze clusters van belangrijkste kernactiviteiten is de zee- en luchtvaart en andere met het transport samenhangende
activiteiten. Alleen in Groot-Amsterdam is de zee- en luchtvaart via een relatief zwakke relatie met de handel met de kerncluster
verbonden. In Groot-Rijnmond heeft deze sector zelfs helemaal geen omvangrijke uitstralingsrelatie met de andere clusters.
Dit alles leidt tot de belangrijke conclusie dat op basis van onderlinge economische verwevenheid niet kan worden volgehouden dat een
beleid gericht op expansie van typische mainportactiviteiten als de zee- en luchtvaart en de transportsectoren een belangrijke uitstraling
heeft naar de nationale economische groei. Als dat het criterium zou moeten zijn voor beleids- prioriteiten dan komen de andere
genoemde clusters daar eerder voor in aanmerking. Om dezelfde redenen geldt dat extra beleidsmatige aandacht voor de beide
grootstedelijke regio’s niet kan worden verdedigd vanuit hun vermeende indirecte belang voor de nationale economie.

Zie ook:
J. Oosterhaven, G.J. Eding en T.M. Stelder, Hoezo mainports, hoezo periferie?, ESB, 30 juli 1999, blz. 548-552.
M.R.J. Bosch en P. Heldeweg, Reactie: Mainports genereren kostenvoordelen!, ESB-Dossier, 2 september 1999, blz. D27.
H.B. Roos, Reactie: Luchtvaart als katalysator voor regionale dynamiek, ESB-Dossier, 2 september 1999, blz. D28.
J. Oosterhaven, G.J. Eding en T.M. Stelder, Naschrift: Over mainports en de rest van het land, ESB, 17 september 1999, blz. 666-668.

ESB-Dossier: Economie en infrastructuur
Inleiding
H.W.H. Welters, Blijft Nederland bij de les?
Infrastructuur
P. Nijkamp, B. Ubbels en M. Koetse, Infrastructuur en duurzaamheid
Cultuur
A.C. Zijderveld, De economie van een deltacultuur
F. van Waarden, Bergcultuur
Kennis
D. Jacobs, Internet versterkt de behoefte aan transport
Logistiek
J.H.R. van Duin, J.C. van Ham en R.E.C.M van der Heijden, Nederland: schakel in de keten?
H.A. van Klink en P.W. de Langen, Twee visies in vervoersland
Mainport-discussie
J. Oosterhaven, G.J. Eding en T.M. Stelder, De economische effecten van mainports: een paradox?
M.R.J. Bosch en P. Heldeweg, Mainports genereren kostenvoordelen!
H.B. Roos, Luchtvaart als katalysator voor regionale dynamiek
Handel
R. van Tulder en R.V. Goedegebuure, Nederland Exportland

1 Zie voor een samenvatting J. Oosterhaven, G.J. Eding en T.M. Stelder, Hoezo mainports, hoezo periferie?, ESB, 30 juli 1999, blz. 548552

Copyright © 1999 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteurs