De roep om meer en betere informatie (‘transparantie’) klinkt vaak en luid. Voor veel problemen lijkt transparantie de oplossing. Economen, politici, burgers, ze zien meer transparantie allemaal als een verbetering. Als je informatie niet wilt delen, dan zal je wel iets te verbergen hebben. En markten werken beter met meer informatie. Laat ik maar gelijk bekennen: ik doe daar zelf ook aan mee. Betere zorg? Meer transparantie. Beter financieel advies? Meer transparantie. Beter toezicht? Meer transparantie. Tijd voor een tegengeluid dus. Vijf redenen waarom meer informatie soms verkeerd kan uitpakken.
Meer informatie vermindert de prikkels om informatie te verzamelen. Het kost vaak moeite om informatie te verzamelen. Denk bijvoorbeeld aan aandelenmarkten, waarbij investeerders graag willen weten hoe een bedrijf ervoor staat. Zo’n analyse vraagt expertise, kost tijd en is dus kostbaar. Als marktprijzen alle informatie bevatten, valt er niks meer te verdienen door die informatie te verzamelen. Marktpartijen doen dan geen moeite meer informatie te verzamelen en die informatie komt dus ook niet meer in marktprijzen tot uiting. Dit leidt tot een paradox die Grossman en Stiglitz (1980) als eersten analyseerden: als financiële markten te informatief zijn, werken ze niet meer.
Meer informatie kan er soms voor zorgen dat een deel van de mensen geen toegang meer heeft tot een markt. Denk hierbij aan verzekeringen. Sommige mensen lopen nu eenmaal een groot risico op hoge kosten. Als een verzekeraar dit van tevoren weet en zijn premie hierop kan aanpassen, wordt deze premie zo hoog dat deze mensen het niet kunnen betalen. Als ze echter opgaan in een anonieme pool van verzekerden (en die pool is gemiddeld winstgevend), dan worden de kosten verspreidt over iedereen en kunnen ze zich wel verzekeren. Mensen met een laag risico betalen dan wel een wat hogere premie. Dit speelt bijvoorbeeld bij zorgverzekeringen en levensverzekeringen.
Meer informatie kan tot gevolg hebben dat markten opdrogen. Dit subtiele mechanisme treedt bijvoorbeeld op bij goederen die als ruilmiddel dienst moeten doen. Voorbeelden zijn schuldpapier, of bundels van gesecuritiseerde hypotheken (Dang, Gorton en Hølmstrom, 2009). Bij dergelijke producten is het belangrijk dat ze zo verhandelbaar mogelijk zijn. Als de waarde van zo’n product gaat afhangen van de private informatie die een handelaar heeft, worden potentiele kopers argwanend en kan de markt opdrogen door asymmetrische informatie (Akerlof, 1970). Intransparantie maakt informatie symmetrisch, waardoor handel mogelijk blijft.
Meer informatie leidt soms tot minder goede beslissingen door consumenten. Een stroming in de gedragseconomie houdt zich bezig met keuzestress (‘choice overload’, zie Chernev, Böckenholt en Goodman, 2015). In een bekend onderzoek bleek bijvoorbeeld dat consumenten eerder geneigd waren tot aankoop van een pot jam als ze moesten kiezen uit 6 soorten, dan wanneer ze moesten kiezen uit 24 soorten (Iyengar & Lepper, 2000).
Tot slot vergroot meer informatie de prikkels om informatie te manipuleren. Sommige aspecten van producten of diensten zijn moeilijk te meten, denk bijvoorbeeld aan de kwaliteit van ziekenhuiszorg of onderwijs. Naarmate er meer afhangt van de scores, hebben nemen de prikkels om de scores door niet-waarneembare acties te beïnvloedden toe. Transparantie kan dan negatieve bijwerkingen hebben. Ziekenhuizen kunnen bijvoorbeeld hun scores verbeteren door slechte patiënten te vermijden (Dranove, Kessler, McClellan, and Satterthwaite, 2003).
Auteur
Categorieën