Terwijl sommigen de komst van breedband internet zien
als oorzaak voor de daling van de verkoop van muziek in
fysieke winkels, gaan anderen ervan uit dat het internet
juist bijdraagt aan de verkoop. De vraag is nu of ook in
Nederland het downloaden de verkoop van de winkel op de
hoek vervangt of juist stimuleert.
O
p meerdere manieren kan worden voldaan
aan de vraag naar digitale muziek. Deze
kanalen beïnvloeden elkaar (zie figuur 1).
In dit artikel staat het legaal downloaden,
piraterij (illegaal downloaden en kopiëren) en de
verkoop van cd’s in fysieke winkels centraal (de witte
blokjes in de figuur).
figuur 1
Structuur van de digitale muziekmarkt
Legaal
downloaden
indirect effect
Piraterij
Downloaden
van muziek
gecombineerd
effect
Winkelverkoop
(fysiek)
sales
Lambert van
der Laan, Jesse
Weltevreden en
Ton van Rietbergen
Docent aan de Erasmus
School of Economics van
de Erasmus Universiteit
Rotterdam, hoofd Onderzoeksdienst bij de BOVAG
en docent Economische
Geografie bij de faculteit
Geowetenschappen Universiteit van Utrecht
indirect
effect
Online
verkoop
Andere kanalen
indirect
effect
Verkoop van
pre-recorded
Cd’s
In 2005 werden wereldwijd ongeveer 420 miljoen
tracks legaal gedownload. Een twintigvoudige verhoging in vergelijking met het jaar daarvoor. Hoewel
ook in Nederland het aantal betaalde downloads elk
jaar met 10,5 procent toeneemt, betaalt nog slechts
vijf procent van de consumenten voor de gedownloade bestanden (Boogert, 2006; Peters, 2006).
Het legaal downloaden vormt nu ongeveer zes procent van de opbrengsten van platenmaatschappijen.
In 2003 was dit nog praktisch nihil (IFPI, 2006).
Consumenten kregen ook toegang tot grote aantallen muziekbestanden via peer-to-peer netwerken
(P2P) als Kazaa, BitTorrent of Limewire. Hier stellen
consumenten hun muziekbestanden voor anderen
ter beschikking. Hui en Png (2003) schatten dat
in 1998 de piraterij in 28 landen zorgde voor een
vermindering van de legale verkopen met ongeveer
6,6 procent. Volgens Peters (2006) downloadde in
Nederland 62 procent van de consumenten in 2006
bestanden zonder betaling. De ontwikkeling van
P2P in de laatste jaren toont echter dat het aantal
illegaal gedownloade bestanden niet meer toeneemt
(Peitz en Waelbroek, 2005).
De fysieke muziekverkoop daalde wereldwijd tussen
2000 en 2004 met 21 procent (IFPI, 2006). Daar
komt nog bij dat niet alleen het volume, maar ook
de prijzen van cd’s daalden. Dit leidde tot een nog
sterkere daling van totale opbrengsten (Liebowitz,
2003). In Nederland is eenzelfde trend waar te
nemen. De verkoop van cd-albums daalt bijvoorbeeld
al jaren en in 2006 nog met vijf procent in aantal en
zeven procent in omzet (NVPI, 2006).
Substitutie in de muziekmarkt
Terwijl het legale downloaden toeneemt, de piraterij zich stabiliseert, dalen de verkopen in fysieke
winkels. Vaak wordt er dan ook vanuit gegaan dat
de verkoop in de traditionele muziekwinkels vooral
door het downloaden daalt (Chen en Png, 2003).
Er treedt substitutie op. Het e-winkelen kan ook
juist een complementaire rol vervullen (Gopal et al.,
2006). Voor Nederland vonden Van Rietbergen et
al. (2000) al dat een groot deel van de consumenten die muziek downloaden niet hun aantal fysieke
cd-aankopen verandert. Deze consumenten breiden
vooral hun muziekverzameling uit. Zij zijn downloaders maar kopen ook in fysieke winkels. Deze complementariteit wordt vooral door het samplingeffect
verklaard. Consumenten beluisteren korte muziekfragmenten op het internet voordat zij in de winkel
tot aankoop overgaan. Informatie van het internet
stimuleert dan juist het fysieke winkelen. Ook de
vaak lagere kwaliteit van de illegale bestanden of
ontbrekende extra bestanden bevordert dit.
Naast substitutie of complementariteit wijst onderzoek ook op een neutraal effect (Oberholzer
en Strumpf, 2007). En om de zaken nog ingewikkelder te maken, wijst weer ander onderzoek erop
dat complementariteit, substitutie of neutraliteit
gelijktijdig kunnen optreden (DMS, 2006). Terwijl
sommigen downloaders minder cd’s hebben gekocht in fysieke winkels, hebben anderen juist meer
gekocht. Blackburn (2004) brengt dit in verband
met de populariteitspositie van de artiest. Terwijl
minder bekende artiesten winnen, daalt voor topartiesten de verkoop via de fysieke winkel. Vooral
minder populaire artiesten profiteren van internet
doordat zij gemakkelijker aandacht krijgen (Gopal et
al., 2006). De Arctic Monkeys is hier een bekend
voorbeeld van.
Determinanten van het downloaden
In hoeverre downloaden en substitueren internetters nu in Nederland? Hier gaat het niet alleen om
de omvang, maar ook de determinanten van het
downloaden en de substitutie. Voor de analyse zijn
micro-gegevens gebruikt die werden verkregen door
een online onderzoekspanel in 2004 (Weltevreden,
2007). In tegenstelling tot de klassieke economische benadering van substitutie waarin prijzen een
belangrijke rol spelen, worden substitutie en complementariteit hier bepaald door hoeveelheidsaspecten. Substitutie wordt dan gedefinieerd als een
afname van de hoeveelheid cd-aankopen in fysieke
ESB
21 september 2007
567
conjunctuur
De digitale muziekmarkt
tabel 1
Verklarende variabelen voor het downloaden van muziek en
s
 ubstitutie van aankopen in fysieke winkels1
 
DOWNLOADEN
SUBSTITUTIE
Verklarende variabelen
B
Standaard
B
Standaard
fout
fout
Constante
–2,172*** 0,672
0,043
0,233
Plezier
On-line winkelen: enigszins
0,509***
0,191
On-line winkelen: (zeer) veel
0,663***
0,196
Winkelen in het stadscentrum
Consumentenkenmerken
Leeftijd
–0,039*** 0,006
Gender – man
0,714***
0,110 –0,567*** 0,138
Opleiding
– laag
0,297*
0,155
– midden
– hoog
–0,306**
0,141
Inkomen
Situationele factoren
Huishoudengrootte
– 1 persoon
– 2 personen
0,398***
0,154
– 3 or meer personen
0,423***
0,150
Werkgelegenheid
– student
0,561***
0,199
– werkend
– werkloos
– aantal uren betaald werk p.w.
Winkelattractiviteit stadscentrum
Attractiviteit ontspanning
stadscentrum
Stedelijke dichtheid
0,342*
0,177
cd-winkels binnen 20 min. reistijd
Ervaring
Aantal jaren op het internet
–0,069*** 0,025
Uren per week on-line
1,220***
0,167
Muziek branden
0,648***
0,160
Chi-square
212,459***
54,283***
-2 log likelihood
2,162,239
1,253,20
Nagelkerke R 2
0,155
0,073
N
1733
976
binaire logistische regressie; 0 = niet downloaden, 1 = downloaden en 0 = geen  ubstitutie, 1 = substitutie
s
* p < 0,1; ** = p < 0,05; *** = p < 0,01; blanco = niet significant
1
winkels indien muziek online wordt verkregen. Complementariteit is een verhoging van die aankopen.
Wat zijn de redenen om muziek te downloaden? Studies naar factoren die specifiek ingaan op de redenen van het downloaden van muziek zijn schaars. Daarom
wordt hier eerst gebruik gemaakt van verklaringen voor het online winkelen in
het algemeen (Chang et al., 2005). De redenen voor consumenten om online
te winkelen kunnen ten eerste worden gevonden aan de aanbodzijde, zoals de
kwaliteit van het e-winkelend kanaal. Ook spelen productkenmerken een belangrijke rol. Sommige producten als boeken en cd’s zijn geschikter om online te
kopen dan andere zoals persoonlijke adviezen. Ten tweede beïnvloeden aan de
vraagzijde kenmerken van de consument het downloaden. Het gaat hier bijvoorbeeld om leeftijd of ervaring. Hier wordt de aandacht vooral gericht op de vraagzijde. Daarvoor wordt een model gebruikt dat de attitudes van de consument
ten opzichte van het online winkelen in kaart brengt. Door dit model kan worden
bepaald of een consument een nieuwe technologie, in dit geval het online winkelen of downloaden, al dan niet zal gaan gebruiken. Dit Technology Acceptance
568
ESB
21 september 2007
Model (TAM) integreert utilitaire dimensies zoals
gebruiksgemak en hedonistische dimensies als
plezier in het gebruik. Het TAM wordt echter bekritiseerd omdat het zich teveel op de technologie zelf
richt en daardoor sociale aspecten negeert. Daarom
zijn extra factoren nodig voor het verklaren van het
online winkelen. Monsuwé et al (2004) identificeren
hiervoor vijf additionele factoren: de kenmerken van
de consument, diverse situationele factoren en de
kenmerken van het product. Ook de ervaring met
en het vertrouwen in het online winkelen spelen een
rol. Niet al deze factoren konden uiteindelijk bij de
empirische analyse worden betrokken. In tabel 1
worden de wel gebruikte variabelen meer gedetailleerd weergegeven.
Downloaden en substitutie
Voordat ingegaan wordt op de rol van de verschillende
variabelen, moet eerst opgemerkt worden dat slechts
een kleine meerderheid van 56 procent (976) van
de onderzochte internetgebruikers (in totaal 1733)
inderdaad muziek downloadt. De analyse van substitutie richt zich dan ook niet op alle internetters, maar
op de consumenten die daadwerkelijk muziek downloaden. Daarmee wordt een fout vermeden die in veel
onderzoek naar internet en substitutie wordt gemaakt.
Daarbij wordt vaak een direct verband gelegd tussen
enerzijds, bijvoorbeeld computereigendom, toegang
tot internet of breedband en, anderzijds, de verkoop
in fysieke winkels (zie Michel, 2006). Aangezien
slechts een deel van de consumenten met toegang tot
internet daadwerkelijk muziek downloadt, leiden deze
benaderingen tot ernstige meetproblemen. Daarom
is een analyse in twee stappen nodig om het effect
van het internet op de aankopen in fysieke winkels
te meten. Belangrijk is dat het verband tussen het
internet en substitutie niet als een direct verband
wordt gezien. Het downloaden van muziek wordt door
andere oorzaken dan substitutie bepaald. Hierna
wordt dan ook in een eerste stap ingegaan op het
downloaden en wordt in een tweede stap gekeken of
de downloaders daadwerkelijk aankopen in fysieke
winkels vervangen. Bij dit laatste wordt een onderscheid gemaakt tussen twee categorieën: zij die meer
of dezelfde hoeveelheid cd’s in een fysieke winkel
kopen (complementair en neutraal) en zij die minder
kopen (substitutie).
De substituerende categorie omvat 39,2 procent
(383) van het totale aantal downloaders (976) en
aldus maar 22,1 procent van het totaal van internetgebruikers (1733). De meerderheid van de
downloaders kocht aldus eenzelfde hoeveelheid cd’s
in fysieke winkels, terwijl sommigen van hen (5,9
procent) zelfs meer in de fysieke winkel kochten. Het
blijkt dus dat substitutie, complementariteit en neutraliteit gelijktijdig voorkomen. Dit neemt niet weg
dat een belangrijke groep consumenten substitueert.
Wat zijn nu de determinanten van respectievelijk
het downloaden en substitutie? Voor de analyses
werd binominale logistische regressie gebruikt. Deze
regressie schat de kans dat, gegeven de variabelen,
een gebeurtenis daadwerkelijk plaatsvindt. In dit
geval het wel of niet downloaden, dan wel of geen
substitutie. Tabel 1 geeft het resultaat.
In het algemeen blijkt uit de R2 dat de verklaringsgraden van de modellen niet hoog zijn. Andere
factoren die nog niet in het empirische model zijn
opgenomen spelen klaarblijkelijk een rol. Ondanks
dit resultaat geeft tabel 1 weer dat het plezier in het
online winkelen significant is voor het downloaden
van muziek. Het leidt echter niet tot substitutie van
aankopen in fysieke winkels. Het plezier van het
winkelen in een stadscentrum is niet van belang
voor zowel het downloaden als voor substitutie. De
meeste kenmerken van de consument zijn wel belangrijk voor het downloaden, waaronder de leeftijd,
het geslacht en het opleidingsniveau. Leeftijd is echter niet relevant voor de substitutie. De veronderstelling dat vooral jongere consumenten actiever zijn op
internet en daarom meer substitueren dan ouderen
wordt niet gesteund. Geslacht en opleiding zijn wel
relevant voor substitutie. Terwijl mannen vaker dan
vrouwen downloaden, neigen zij minder dan vrouwen
tot substitutie. Een verklaring hiervoor zou kunnen
zijn dat de vrouwen die aan de enquête deelnamen
een hogere internet geletterdheid hebben dan de
gemiddelde vrouw. Dit kan wijzen op een mogelijk
te verwachten inhaaleffect. Een andere verklaring
is de complementaire rol van het downloaden voor
mannen. Zij zijn weliswaar e-klanten, maar kopen
niet minder of zelfs soms meer in fysieke winkels.
Terwijl lager opgeleiden wel meer downloaden, leidt
dit niet tot substitutie. Hogere opgeleiden substitueren significant minder. Opvallend is het dat het
inkomen geen rol speelt bij zowel het downloaden
als bij de substitutie. Dit spreekt zowel de veronderstelling tegen dat hogere inkomenscategorieën vaker
downloaden en online winkelen en de tegengestelde
veronderstelling dat het downloaden van muziek
meer bij lagere inkomensgroepen voorkomt.
Diverse situationele factoren zijn significant voor
het downloaden, maar niet voor de substitutie. De
grootte van het huishouden, de werkgelegenheidssituatie (= student) en de stedelijke dichtheid spelen
een rol bij het downloaden, maar zijn niet van belang
voor de substitutie. De aantrekkelijkheid van het
stadscentrum en het aantal fysieke winkels in de nabijheid zijn ook niet significant voor zowel het downloaden als de substitutie. Omdat e-winkelen tijd en
inspanning kan beperken, suggereert de theorie dat
grotere en drukke huishoudens meer geneigd zijn tot
substitutie. De resultaten steunen deze veronderstelling dus niet. Noch steunen zij de suggestie dat des
te hoger de aantrekkelijkheid van een stadscentrum
en des te meer winkels, des te minder consumenten
geneigd zijn om online te winkelen.
Voor wat de ervaring betreft, blijken meer jaren op het
internet niet relevant te zijn voor het downloaden en
ook niet tot meer substitutie te leiden. Integendeel,
consumenten met minder ervaring zijn juist meer
geneigd om te substitueren. Dit kan erop wijzen dat
deze consumenten doelbewust geen gebruik maken
van internet als substituut voor het fysieke winkelen. Meer uren online gaat wel
samen met meer downloaden. Dit zou echter een pseudorelatie kunnen zijn. Om
muziek te downloaden moet men immers een tijd online zijn. Belangrijker is dat
het niet tot substitutie leidt. Dit suggereert een complementaire rol van het downloaden. Het branden van gedownloade muziekbestanden op een cd of dvd leidt
niet tot meer downloaden, maar het vervangt wel het fysiek winkelen. Dit zou erop
kunnen wijzen dat het downloaden is gericht op specifieke muziekbestanden die
na het branden, niet meer in een fysieke winkel worden gekocht.
Conclusies
Van het totaal van de consumenten downloadt 56 procent muziek, maar slechts
22 procent gaat inderdaad over tot substitutie. Dat betekent dat meer mensen
op het internet en meer muziekdownloaders slechts gedeeltelijk tot substitutie
leiden. Het vaak gesuggereerde directe verband tussen enerzijds het internet en
anderzijds downloaden en substitutie is dus zeker niet rechtlijnig. Toch is er nog
een wezenlijke groep die minder in een fysieke winkel koopt.
Verder blijkt dat het downloaden en substitutie duidelijk twee verschillende
processen zijn. Hun determinanten verschillen in hoge mate en als zij gelijk zijn,
zoals bij het geslacht, kan hun effect voor het downloaden en de substitutie verschillend zijn. Dit impliceert ook hier dat vaak eenduidig voorgestelde verbanden
tussen downloaden en substitutie niet opgaan. Het effect van het downloaden
wordt gefilterd door het substitutieproces. Een ander belangrijke uitkomst is dat
substitutie, complementariteit en neutrale gevolgen van het downloaden voor de
fysieke verkoop gelijktijdig voorkomen. Dit is sterk verbonden met het type consument. Vooral geslacht, opleiding en ervaring spelen hierbij een rol. De consument
is niet alleen heterogeen, maar deze verscheidenheid werkt ook door in het totale
effect van het internet op de fysieke winkelverkopen. In theoretische zin ondersteunen deze resultaten de visie dat complementariteit, substitutie of neutraliteit
gelijktijdig optreden en waarbij per saldo de neutraliteit de overhand heeft. De
platenzaak op de hoek hoeft dan zeker ook nog niet te sluiten. Wel is het geboden
dat deze zich toelegt op additionele meerwaarden zoals meer service of zich meer
richt op specifieke doelgroepen die dreigen de fysieke winkel te mijden.
Literatuur
Blackburn, D, (2004) On-line piracy and recorded music sales. Mimeo. Boston: Harvard University.
Boogert, E. (2006) Per Nederlandse iPod 3,5 betaald liedje. Emerce, 27 november 2006.
http://www.emerce.nl/nieuws.jsp?id=1777777&WT.mc_id=nb
Chang, M.K., W. Cheung en V.S. Lai (2005) Literature derived reference models for the adoption of
on-line shopping. Information & Management. 42(4), 543–559.
Chen, Y. and I. Png (2003) Information goods pricing and copyright enforcement: welfare analysis.information systems research, 14(1), 107–123.
DMS (2006) The 2006 Digital Music Survey. Entertainment Media Research. http://www.olswang.com/
Gopal, R., S. Bhattacharjee en G. Sanders (2006) Do artists benefit from on-line music sharing? The
Journal of Business, 79(3), 1503–1533.
Hui, K.L. en I. Png (2003) Piracy and the Legitimate Demand for Recorded Music. Contributions to
Economic Analysis & Policy, 2–1, artikel 11. http://www.bepress.com/bejeap/contributions/vol2/iss1/
art11.
IFPI (2006) Digital Music Report 2006.Washington: RIAA.
Liebowitz, S.J. (2003) Will mp3 downloads annihilate the record industry? The evidence so far.
Advances in the Study of Entrepreneurship, Innovation, and Economic Growth, 15, 229-260.
Michel, N.J. (2006) The impact of digital file sharing on the music industry: an empirical analysis. The B.E. Journal of Economic Analysis & Policy, 6–1, artikel 18. www.bepress.com/bejeap/topics/
vol6/iss1/art18.
Monsuwé, T.P., B.G.C. Dellaert en K. de Ruyter (2004) What drives consumers to buy on-line? A
literature review. International Journal of Service Industry Management, 15(1), 102–121.
NVPI (2006) Marktinformatie Audio 2006. http://www.nvpi.nl/nvpi/pagina.asp?pagnaam=data_music
Oberholzer, F. en K. Strumpf (2007) The effect of file-sharing on record sales, an empirical analysis. Journal of Political Economy, 115(2007), 1–42.
Peitz, M. en P. Waelbroeck (2005) An economist’s guide to digital music. CESifo Economic Studies,
51(2-3), 359–428.
Peters, S. (2006) Downloaden – uit de illegaliteit. GfK Jaargids 2006, 73–75.
Rietbergen, T. van et al. (2000) There is music in the internet. Intern rapport. Faculteit der
Ruimtelijke Wetenschappen: Universiteit Utrecht.
Weltevreden, J.W.J. (2007) Substitution or complementarity? How the Internet changes city
centre shopping, Journal of Retailing and Consumer Services. 14(3), 192–207.
ESB
21 september 2007
569