Ga direct naar de content

CPB te optimistisch over gevolgen vergrijzing

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juli 4 2014

Wat een blijmoedigheid van het CPB. Waarschuwde de rekenmeesters in 2010 nog voor de ernstige gevolgen voor de vergrijzing, een paar jaar later is dat allemaal mooi opgelost. Het kabinet heeft de pensioenleeftijd verhoogd en de langdurige zorg aangepakt en klaar is Jeroen Laura Kees.

Is het CPB bevangen door de oranjekoorts of heeft Rutte dit houdbaarheidsprobleem voor de overheidsfinancien echt opgelost? Allebei een beetje. Omdat het CPB zich op de lange termijn richt, werkt het verhogen van de pensioenleeftijd gunstig uit. Geen speld tussen te krijgen.  

Maar de langdurige zorg? Daar is na lang aarzelen van vorige bewindspersonen eindelijk werk van gemaakt door staatssecretaris Van Rijn. De AWBZ is versoberd en deels naar de gemeenten en verzekeraars gegaan. Niemand weet evenwel of verzekeraars en gemeenten dit varkentje wel gaan wassen.

Gemeenten krijgen naast langdurige zorg ook de participatiewet en de jeugdzorg in hun mik gedouwd. De ene gemeente zal daar beter mee omgaan dan de andere, om het voorzichtig uit te drukken. Zowel in gemeenteland als in het zorgveld heerst de nodige ongerustheid hoe dit allemaal gaat lopen.

Een niet ondenkbeeldig scenario is dat zaken trager of duurder uitpakken dan het kabinet voorziet. Logisch met zulke majeure verschuivingen en versoberingen. Gelukkig heeft het CPB een heel hoofdstuk met gevoeligheidsanalyses gemaakt.

Het hoofdstuk begint met de zinnen: Het houdbaarheidssaldo is de uitkomst van een onzekere raming. Het maken van aannames is onvermijdelijk bij het maken van een raming. In dit hoofdstuk laten we zien hoe andere aannames de uitkomsten beïnvloeden.

Mooi, de meeste aandacht gaat uit naar allerlei technische aannames. Niks mis mee. Maar dan de zorg. Uit Tabel 5.8 blijkt dat als de zorguitgaven tegenvallen dat dit een effect van 5.6% bbp kan hebben op het houdbaarheidsaldo. Hoewel dit effect veel groter is dan andere effecten concludeert het CPB al even blijmoedig:

In de analyse van de houdbaarheid is de impliciete aanname dat deze extra zorguitgaven in de toekomst worden gefinancierd met eigen betalingen. Het is ook mogelijk de hogere uitgaven te dekken met hogere lasten, bij de Zvw-uitgaven is dit het huidige beleid. Zeker wanneer extra zorguitgaven in de toekomst gepaard gaan met meer of betere zorg, dan ligt dat wellicht meer voor de hand. Er is dan geen effect op de houdbaarheid.

Dit is toch een politiek uiterst pikante uitspraak die noch het persbericht noch de samenvatting haalt. In hoofdstuk 6 wordt nog nauwkeuriger naar de zorguitgaven gekeken waaruit blijkt dat extra groei van de uitgaven aan langdurige ouderenzorg van 1% punt per jaar een negatief effect van 1% bbp op het houdbaarheidssaldo heeft.

Het CPB doet deze discussie in het persbericht af met de zin: Vooral van de zorguitgaven is het goed denkbaar dat ze meer stijgen dan nu wordt verondersteld. De studie verkent alternatieven om extra uitgaven aan ouderenzorg te financieren.

Maar ondanks deze grote onzekerheid en serieuze gevolgen als die uitgaven werkelijk hoger uitpakken, staat in alle kranten dat het vergrijzingsprobleem is opgelost. Het CPB had de zorgonzekerheid een groter gewicht moeten geven in de presentatie van de hoofdconclusies en in de communicatie. Misschien toch een oranje bril.  


Auteur

Categorieën