Per 1 januari 2014 krijgen werknemers uit Roemenië en Bulgarije vrije toegang tot de Europese arbeidsmarkt. Hierover is afgelopen maand veel gezegd en geschreven. Minister Asscher van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is bang dat Roemenen en Bulgaren laagopgeleide Nederlanders van de arbeidsmarkt verdringen, Geert Wilders troonde naar de Roemeense ambassade om een statement te maken, collegabloggers Canoy en Jacobs deden ook hun zegje en verschillende belangenorganisaties hebben zich gemeld. Even wat feiten op een rij.
Door relatief lage lonen en slechte arbeidsmarktperspectieven in hun eigen landen, komen Roemenen en Bulgaren naar Nederland om te werken. Op basis van historische migratiestromen gaat het om een klein aantal (ongeveer 5.000, zie CPB, 2011). De reden hiervoor is dat alle landen van de Europese Unie de grenzen openen, de fysieke afstand naar Nederland relatief groot is, evenals de culturele verschillen. Aan de andere kant worden werknemers getrokken door relatief hoge lonen, lage werkloosheid en goede sociale zekerheid in Nederland.
Het beleid van andere EU-landen is van doorslaggevend belang. Voor Nederland vooral het in Duitsland gevoerde beleid. Omdat Duitsland bijvoorbeeld de grens voor Poolse werknemers in het verleden langer heeft gesloten dan Nederland, is het aanbod van Poolse werknemers aan het begin van de jaren ’00 in Nederland sterk gestegen. Spanje heeft in 2011 een vergunningsplicht ingevoerd voor nieuwe Roemeense werknemers. Omdat voor die plicht de helft van de emigrerende Roemenen naar Spanje vertrok, is de stroom van Roemenen naar de overige lidstaten toegenomen. Dit soort verschillen in het openstellen van grenzen vervallen.
Het vrije verkeer van werknemers leidt tot een hogere permanente migratie in de eerste jaren van vrij verkeer van werknemers. Het aantal permanente migranten uit Roemenië en Bulgarije piekt waarschijnlijk in 2014, omdat het een groep betreft die al had willen migreren maar is tegengehouden door de gesloten grenzen. Dat leidt waarschijnlijk eind volgend jaar tot beroering.
Het hogere aantal migranten uit Roemenië en Bulgarije valt weg tegen lagere migratie uit andere landen. De werkzaamheden die in Nederland gevraagd worden, zijn immers van belang voor het aanbod uit andere landen. Het aantal Tsjechen dat in Nederland is komen werken is bijvoorbeeld relatief laag, omdat de economieën beter te vergelijken zijn. In Polen, Bulgarije en Roemenië zijn meer mensen werkzaam in de land- en tuinbouwsector. Een deel van deze mensen zal worden aangetrokken door de hogere lonen die in Nederland worden betaald. Poolse werknemers zijn vooral actief in de land- en tuinbouwsector en de bouw. Dit geldt ook voor het nieuwe aanbod uit Bulgarije en Roemenië. Hierdoor komen de lonen onder druk te staan, waardoor het minder loont naar Nederland te komen om te werken. Ook kunnen eenvoudiger misstanden en uitbuiting ontstaan, wat om streng toezicht vraagt.
Het aantal tijdelijke arbeidsmigranten is sterk toegenomen sinds de toelating van bijvoorbeeld Poolse werknemers tot de Nederlandse arbeidsmarkt. Door de relatief gunstige arbeidsmarktsituatie in Nederland neemt het aantal tijdelijke arbeidsmigranten uit Roemenië en Bulgarije ook toe. Ook dit betekent niet als vanzelf een verdere toename van het totale aantal tijdelijke arbeidsmigranten. Sinds 1 januari 2011 hebben Poolse werknemers immers ook vrij toegang tot de Duitse en Oostenrijkse arbeidsmarkten. Door de kleinere afstand en relatief goede economische situatie in die landen, kiest een groter deel van de tijdelijke Poolse arbeidsmigranten ervoor in Duitsland of Oostenrijk aan de slag te gaan.
Ten slotte is het de vraag waarom Nederlanders niet zelf het werk uitvoeren. Een deel van de potentiële Nederlandse beroepsbevolking heeft immers geen betaald werk en in de huidige crisis is de werkloosheid bijna historisch hoog. Het inzetten van deze groep mensen is een belangrijke politieke overweging geweest om de grenzen zo lang mogelijk gesloten te houden. Het aan het werk krijgen van mensen is belangrijk, maar arbeidsmarktbeleid is weinig succesvol. De Nederlandse welvaartsstaat werkt sterk herverdelend en prikkelt nauwelijks om werk te zoeken of te accepteren in de categorie die door buitenlandse werknemers wordt uitgevoerd. Daarnaast is het voor een deel van de mensen die nu niet werken onmogelijk het werk dat immigranten uitvoeren te gaan doen. Het gaat bijvoorbeeld om zwaar werk in de bouw en landbouw waartoe men fysiek niet in staat is.
Auteur
Categorieën