Ga direct naar de content

Boeken

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: december 18 2015

ESB Boeken
758Jaargang 100 (4723 & 4724) 17 december 2015
H
et lijkt tegenwoordig in de
mode om af te geven op
economen. Economie is
veel te wiskundig , claimen critici. Het
is losgezongen van de echte wereld, en
moet veel pluralistischer. Economen
denken dat de markt alles oplost, en
hebben te weinig oog voor bijvoor –
beeld sociologische factoren.
Die kritieken snijden niet altijd even –
veel hout. Dani Rodrik komt met een
boek waarin hij aangeeft waarom de
critici vaak ongelijk hebben, maar ook
laat zien wat er dan wel mis is met eco –
nomen. Onderweg geeft hij een mooie
inkijk in hoe economen en hun mo –
dellen functioneren.
Economische modellen zijn opge –
bouwd uit duidelijke aannames en me –
chanismen. Alleen door wiskunde te
gebruiken kun je logisch en consistent
deduceren waar je aannames toe lei-
den. Zonder wiskunde is dat veel lastiger. Economen gebrui-
ken wiskunde dus niet omdat ze zo slim zijn, maar juist omdat
ze niet slim genoeg zijn. Alleen de allergrootste geesten, zoals
Thomas Schelling , zijn in staat om nieuwe coherente en con –
sistente inzichten te genereren zonder wiskunde te gebruiken.
Bovendien leidt het gebruik van wiskunde tot duidelijkheid:
je wordt gedwongen aan te geven wat je precies bedoelt. Zo
was Keynes geen liefhebber van het gebruik van wiskunde en
ontbrak in zijn werk dus die precisie. Het gevolg is dat nu nog
steeds wordt gediscussieerd over wat hij nu echt bedoelde.
In de economie, net als in andere sociale wetenschappen, zijn
er geen universele wetten. Er is geen theorie die alles kan ver –
klaren. Het gaat immers om menselijk gedrag. Vooruitgang in
de economie is vaak niet verticaal, met betere modellen die
minder goede modellen vervangen, maar juist horizontaal:
nieuwe modellen geven nieuwe inzichten die gelden in nieu –
we omstandigheden. Maar daarmee worden die oude model –
len niet overbodig.
Een goed voorbeeld is hoe economen over markten denken.
Eeuwen geleden was er alleen het model van volledige mede –
dinging. Dat geeft nuttige inzichten over bijvoorbeeld het ef-
fect van belastingen en prijsplafonds als bedrijven geen markt –
macht hebben. Later kwamen er modellen met imperfecte
concurrentie. Ook die gaven belangrijke nieuwe inzichten.
Maar daarmee werden modellen met volledige mededinging
niet minder relevant. Een volgende stap was de toevoeging
van asymmetrische informatie, die het mogelijk maakte om
situaties met moral hazard en adverse selection te bestuderen.
Opnieuw leverde dat nieuwe inzichten voor nieuwe situaties,
zonder dat de oude modellen minder relevant werden.
Binnen de economie kan er dus nooit sprake van het model,
maar altijd van een model. Dat is belangrijk, want de uitkomst van een model is altijd context-speci-
fiek. Neem het instellen van een prijs-
plafond; bij volledige mededinging
leidt dat tot een lagere verhandelde
hoeveelheid, maar in de context van
een monopolie juist tot een hogere.
Economen lijken zich soms niet te
realiseren dat er niet zoiets is als het

model. En dan gaat het mis. Ze ma –
ken dan errors of omission (zien iets
niet aankomen) of errors of commis-
sion (zijn mede-verantwoordelijk voor
beleid dat in de gegeven context niet
het juiste is). Een voorbeeld van het
eerste type fout is de financiële crisis;
er waren genoeg modellen die konden
verklaren wat er aan de hand was, al –
leen kregen die te weinig aandacht.
Een voorbeeld van het tweede type
fout is de Washington-consensus, die
een aantal decennia geleden leidde tot
hetzelfde recept voor alle ontwikke –
lingslanden, ongeacht de specifieke context.
Het is paradoxaal dat vaak het beeld bestaat dat economen al –
tijd in de markt geloven. In hun onderzoek zijn ze juist voort –
durend bezig om te inventariseren wanneer markten niet goed
functioneren. Maar als ze naar buiten treden komt dat vaak
niet goed uit de verf. Misschien is er angst dat wanneer twijfel
ontstaat over het functioneren van markten, het kind meteen
met het badwater zal worden weggegooid.
Economie wordt vaak verweten dat ze niet open zou staan
voor alternatieve benaderingen. Die kritiek is merkwaardig.
De afgelopen dertig jaar bijvoorbeeld is de economische we –
tenschap enorm veranderd. Drie van de belangrijkste veran –
deringen (gedragseconomie, veldexperimenten, de rol van
instituties) zijn juist afkomstig van buiten de economie. Van
een gebrek aan pluriformiteit is dan ook geen sprake. Er zijn
genoeg economen die tot onorthodoxe conclusies komen,
waaronder Rodrik ook zichzelf rekent. Maar het is logisch dat
iedereen wel geacht wordt zich aan de ‘mainstream’-methodes
en -regels te houden. Zo gaat het in elke wetenschap. Die re –
gels zijn er niet voor niets. Ze voorkomen dat er systematische
denkfouten worden gemaakt.
Ergo. Met economie als zodanig is weinig mis. Het is een we –
tenschap met een fraaie bibliotheek aan modellen die nuttige
inzichten kunnen geven. Maar het is de kunst om het juiste
model in de juiste situatie te kiezen. Daarbij gaan economen
soms de mist in, vooral als ze vergeten dat er niet één univer –
seel toepasbaar model is. Context is altijd belangrijk, en er zijn
geen universele wetten.
Economics Rules bevat nog veel meer mooie inzichten. Eigen –
lijk zou iedere econoom het moeten lezen. En iedereen met
kritiek op economen al helemaal.
Boeken
Auteur: Dani Rodrik
Titel: Economics rules
Uitgever: W.W. Norton & Company
MARCO HAAN
Universitair hoofddocent aan de Rijksuniversiteit Groningen

Auteur