Ga direct naar de content

Boekbespreking: Global Inequality

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juni 30 2016

Thomas Piketty heeft met zijn bestseller Kapitaal in de eenentwintigste eeuw gewezen op het belang van inzicht in inkomens- en vermogensongelijkheid. Branko Milanovic, onderzoeker aan het Luxembourg Income Study Center en gasthoogleraar aan het Graduate Center van de City University of New York, voegt in Global inequality: a new approach for the age of globalization interessante inzichten toe aan die van Piketty.

Piketty poneert dat de door Simon Kuznets ontwikkelde Kuznets-curve in de praktijk niet opgaat. Kuznets stelde dat in pre-industriële tijden inkomens- en vermogensongelijkheid gering was. Als economische ontwikkeling op gang komt en het gemiddeld inkomen groeit, zal de ongelijkheid eerst stijgen, waarna – als de economie tot volle bloei is gekomen – deze weer daalt. Piketty concludeert dat in moderne economieën ongelijkheid de norm is. Alleen in uitzonderlijke omstandigheden, zoals oorlogen of economische crises, zal de ongelijkheid tijdelijk dalen.

Milanovic komt in zijn korte, glasheldere boek tot andere inzichten aan de hand van, wat hij noemt, Kuznets waves. Deze geven ontwikkelingen in ongelijkheid over lange perioden weer. Aan de hand van een analyse van inkomensdata vanaf het begin van de globalisering, zo’n tweehonderd jaar geleden, concludeert Milanovic dat inkomensongelijkheid geen permanent fenomeen is maar een cyclisch patroon vertoont. Milanovic baseert zich op eigen historisch onderzoek, en dat van Lindert, Williamson en Maddison. Vóór de Industriële Revolutie bewoog de inkomensongelijkheid in cycli, vergelijkbaar met de inzichten van Malthus: in voorspoedige tijden stegen de inkomens van de armen waardoor de ongelijkheid daalde. Maar dit leidde tot bevolkingsgroei en dus tot een groter arbeidsaanbod, waardoor inkomens van armen weer daalden tot het bestaansminimum, en dus nam de ongelijkheid weer toe.

Volgens Milanovic veranderde de Industriële Revolutie deze dynamiek, en wel door drie zogenoemde TOP-factoren: technology, openness en policy. Technologische vernieuwingen, globalisering en beleid op het terrein van onderwijs en sociale zekerheid veranderden de economie drastisch: arbeid verplaatste zich van het platteland naar de stad, inkomensverschillen groeiden snel en de handel breidde zich over de hele wereld uit.

Milanovic onderscheidt goedaardige en kwaadaardige factoren. De kwaadaardige factoren waren in de vorige eeuw de beide Wereldoorlogen en de Grote Depressie (waardoor veel vermogens verdampten); de goedaardige bestonden uit de invloed van vakbonden, de invoering van progressieve belastingen en investeringen in onderwijs en sociale zekerheid. Dat ging goed tot in de jaren zeventig, daarna groeide de inkomenskloof weer.

Een nieuw tijdperk van economische veranderingen brak aan. Er begon een nieuwe Kuznets wave, aldus Milanovic.

De auteur analyseerde de periode 1988-2011 op basis van 600 household surveys van 120 landen. Milanovic presenteert niet alleen hoe de ongelijkheid zich ontwikkelde binnen landen, maar ook tussen landen. Daaruit blijkt dat de inkomensongelijkheid wereldwijd daalt, vooral dankzij de fenomenale groei van China. Er is dus sprake van convergentie. Eerdere onderzoeken wezen al uit dat de rijkste één procent van de wereldbevolking er veertig procent op vooruit is gegaan. Het inkomen van de mondiale middenklasse is ook gegroeid. Dit is met name te danken aan Chinese arbeiders wier inkomen tussen 1988 en 2011 verdubbelde. Dat geldt niet voor het inkomen van de middenklasse in rijke landen; op zijn best stagneerde dat.

Deze ontwikkeling heeft politieke implicaties. De politieke invloed van de middenklasse (inclusief vakbonden) in rijke landen is afgenomen. Die van de rijken is toegenomen, met name in Amerika. Dit kan daar leiden tot de vorming van een plutocratie waarin de belangen van lage en middeninkomens genegeerd worden, wat de politieke spanningen zal opvoeren. In Europa richt de onvrede zich tegen de toevloed van vluchtelingen en tegen immigranten die een betere toekomst nastreven. Milanovic noemt dit nativism, een vorm van nationalistisch populisme. Ook in Europa zou toenemende ongelijkheid tot verhoogde politieke spanningen kunnen leiden. Deze zouden de positieve effecten van de globalisering teniet kunnen doen en zelfs de democratische rechtsstaat in gevaar kunnen brengen.

Zo solide als de besproken analyse is, zo utopisch zijn de tien aangedragen beleidsoplossingen van Milanovic om de oplopende spanningen te pareren. Zoals de suggestie dat de verliezers van globalisering zich zouden moeten verenigen en hun leiders dwingen om de inkomenskloof te dichten. Dat neemt niet weg dat Global inequality overtuigend de gevaren van toenemende ongelijkheid toont. Nederland scoort internationaal niet slecht op inkomensongelijkheid, al constateert De Nederlandsche Bank in haar recente halfjaarlijkse ramingen dat ons nationaal inkomen uit steeds minder looninkomsten bestaat. Global inequality is verplichte kost voor politici en beleidsmakers die waarde hechten aan het voortbestaan van een welvarende economie en een stabiele democratie.

Auteur