Ga direct naar de content

Begrotingsflexibiliteit komt met verantwoordelijkheid

Geschreven door:
Gepubliceerd om: november 16 2022

Vorige week kwam de Europese Commissie met haar langverwachte voorstellen voor de herziening van het Europese begrotingsraamwerk (EC, 2022). Ik heb bij deze voorstellen gemengde gevoelens.

Betere economische argumentatie

Vanuit macro-economisch perspectief zijn de nieuwe voorstellen een duidelijke verbetering. De voornaamste economische kritiek bij de huidige begrotingsregels is dat er een goede economische basis ontbreekt. De schuldnorm van maximaal zestig procent van het bruto binnenlands product (bbp) en tekortnorm van maximaal drie procent van het bbp in het Stabiliteits- en Groeipact zijn in 1993 zo gekozen omdat ze destijds politiek haalbaar waren, niet vanwege hun economische logica. De betrekkelijke willekeur van deze regels heeft zijn eigen maatschappelijke weerstand gecreëerd toen sommige landen op basis hiervan in de financiële en de schuldencrisis onnodig aan het bezuinigen sloegen (“het moet van Brussel”) terwijl sommige andere ze aan hun laars lapten (“Italiaanse toestanden”).

De nieuwe regels hebben wel een economische basis. Voor landen met een solide financiële positie worden de regels soepeler, en voor landen met een meer zorgelijke ­financiële positie komen er haalbaar geachte en toetsbare opgaven, gebaseerd op het basale economische inzicht dat het schuld­niveau aan het einde van de regeerperiode lager dient te zijn dan aan het begin, en dat er op een uitgavenpad gestuurd dient te worden.

In deze ESB leggen Jan Donders, Flip de Kam, Jasper H. van Dijk en Joep Schoenmakers uit waarom één zo’n regel in principe voldoende is. En laten Sonny Kuijpers en Joris van Toor aan de hand van een stochastische schuldhoudbaarheidsanalyse zien hoe men een veilige doelstelling kan prikken voor het schuldniveau op de middellange termijn.

Politiek compromis

Wat niet gelukt is, is om via het nieuwe begrotingsraamwerk een keuze te maken in het soort van samenwerking dat Europeanen willen. Iedereen is daarover ongelukkig. Het raamwerk vormt geen opmaat tot een begrotingsunie, bijvoorbeeld door het voorsorteren op een centrale begrotingscapaciteit of een gezamenlijke schulduitgifte. De zorg van Caroline ­Nagtegaal-van Doorn dat Nederland zo een begrotingsunie ingerommeld wordt, lijkt daarmee vooralsnog onterecht. Een unie die, blijkens een berekening van Lex ­Hoogduin en ­Christiaan van der Kwaak in deze ESB, voor Nederland op zou kunnen lopen tot eenmaal bbp.

Tegelijkertijd vormt het nieuw voorgestelde begrotingsraamwerk ook geen stap in de richting van een federaler ­Europa. Het legt bijvoorbeeld de risico’s rondom de overheidsfinanciën niet nadrukkelijker bij de lidstaten, en op punten wordt de conditionaliteit eerder verzwakt dan versterkt.

Institutioneel hol

Mijn voornaamste zorg in het nieuwe raamwerk zit hem ­echter in de voorstellen voor institutionele versterking. Deze voorstellen, denk bijvoorbeeld aan een centralere rol voor de experts van de commissie en van de lidstaten aangaande de beoordeling van begrotingsplannen in het proces, blijven grotendeels achterwege. In deze ESB leggen Richard van Zwol, Luka Bastiaans en Suzanne Meijer uit hoe zo’n institutionele versterking vorm zou kunnen krijgen.

Dat deze institutionele versterking uitblijft is problematisch, omdat juist vanwege de betere economische argumentatie de begrotingsregels toch weer wat ingewikkelder worden. De vraag is immers niet langer of het tekort groter is dan drie procent, wat iedere leek kan beoordelen, maar of het pad voor de overheidsuitgaven in het regeerakkoord consistent is met de ambitie om tot een lager schuldniveau te komen op de wat langere termijn, wat een expertbeoordeling vereist.

Kortom, wie een economische beoordeling van de begroting wenst, zal de economen en hun analyses in het proces moeten betrekken. Daarom zou het goed zijn als er, in het definitieve raamwerk, meer ruimte is voor institutionele versterking.

Literatuur

EC (2022c) Building an economic governance framework fit for the challenges ahead. Press release. IP/22/6562. Te vinden op ec.europa.eu.

Auteur

Categorieën