Ga direct naar de content

Bedrijfsleven, politiek en de ‘civil society’

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: september 22 1999

Bedrijfsleven, politiek en de ‘civil society’
Aute ur(s ):
Lubbers, R.F.M. (auteur)
Hoogleraar glob alisering aan de KUB.
Ve rs che ne n in:
ESB, 84e jaargang, nr. 4224, pagina 729, 8 oktober 1999 (datum)
Rubrie k :
Katern Economie in Bedrijf
Tre fw oord(e n):
ethisch, ondernemen

Niet zozeer wetten maar opiniërende organisaties dwingen bedrijven tot maatschappelijk verantwoord ondernemen. Als zij het bedrijf
een slechte naam bezorgen, kan dit het personeel demotiveren en bovendien kan het klanten en financiers kosten.
De laatste jaren komt men steeds meer het begrip ‘ethisch ondernemen’ tegen. Daaronder wordt verstaan dat ondernemingen niet
alleen bezig zijn met aandeelhouderswaarde, maar ook aandacht willen geven aan maatschappelijke waarden.
Waar komt dit verschijnsel vandaan? En dekt de term ‘ethisch ondernemen’ de lading wel zo goed? Deze vragen worden in dit artikel aan
de orde gesteld.
Wetten verliezen hun kracht
Het verschijnsel ethisch ondernemen hangt sterk samen met het oprukken van niet-gouvernementele organisaties. Vele decennia zijn
economen en ondernemers opgegroeid met de gedachte dat de overheid (de democratische en sociale rechtsstaat) er is om de
markteconomie in zichzelf te laten floreren, èn om inhoud te geven aan niet-economische waarden, zoals rechtvaardigheid, solidariteit,
milieu, natuur, gelijke behandeling en wat al niet meer. In dat concept houden ondernemingen zich aan de wet en dat doende leveren ze
hun bijdrage aan de zojuist genoemde maatschappelijke waarden. Multinationale ondernemingen plegen zich in lijn hiermee te houden
aan de wet in ieder van de landen waarin ze werkzaam zijn. Zo zou een goede symbiose van markt en democratie tot de beste van alle
werelden leiden. Eventuele kwaliteitstekorten in de samenleving moeten in deze visie worden geweten aan hetzij een tekort aan
markteconomie, hetzij een tekort aan goede politici (goede politiek).
De symbiose tussen markteconomie en democratie loopt echter averij op als grenzen permeabel (doordringbaar) worden. Heel wezenlijk is
dat democratische politiek en landsbestuur onverbiddelijk gekoppeld zijn aan een territoir. De sturingselementen van een democratie zijn
gebaseerd op wetten (en een grondwet). Welnu, wetten gelden voor een territoir. Natuurlijk kan men via verdragen bereiken dat regels
voor meer landen gelden, maar dat neemt niet weg dat die verdragen pas geldingskracht hebben als ze geratificeerd zijn door nationale
regeringen.
Over dit alles is veel meer te zeggen, maar waar het hier om gaat is vast te stellen dat ondernemingen er lange tijd impliciet en eigenlijk
ook expliciet van uit konden gaan, dat zij zich volledig konden richten op een optimaal resultaat voor hun aandeelhouders, mits zij zich
maar hielden aan de wetten en regels zoals vastgesteld door de democratie. Maar precies die wetten en regels moesten, zoals gezegd,
tekort gaan schieten daar waar grenzen permeabel werden en overheidsmaatregelen dus minder effectief. Dat minder effectief zijn van
politiek en bestuur leidt tot minder geloofwaardigheid, en met minder geloofwaardigheid kan politiek en bestuur weer minder beginnen.
Zo gaat zich een negatieve spiraal aftekenen.
Internationale oplossingen blijven uit
Internationalisering van de politiek, via internationale verdragen en internationale gouvernementele organisaties lijkt een oplossing te
bieden. Probleem hierbij is echter dat internationale sturing, sturing dus van landen tezamen, moeilijker is naarmate die moet gelden voor
landen in verschillende fasen van ontwikkeling, met verschillende politieke prioriteiten en verschillende culturele achtergrond. Een meer
fundamenteel probleem is bovendien dat die internationale sturing per definitie niet democratisch in de klassieke zin kan zijn; democratie
gebaseerd op nationale parlementen.
Zo is er tegelijk met het triomfgevoel over ‘markt en democratie’ als de ideologie van de toekomst, ook de waarneming van ernstige
tekorten als het aankomt op de kwaliteit van het bestaan.
Vier tekorten worden vaak genoemd.
» Allereerst het veiligheidstekort. Traditioneel behoorde het tot de taak van de afzonderlijke natie-staten op te komen voor de veiligheid
van burgers binnen hun grenzen en onderling oorlog te voorkomen. Nu vraagt het publiek interventies ook in andere landen, daar waar
voor mensen opgekomen moet worden. Bovendien is er de grensoverschrijdende criminaliteit. Beide ontwikkelingen vragen eigenlijk om
supra-nationaal veiligheidsbeleid, en dat is er dus niet. Het gevolg: frustraties.

supra-nationaal veiligheidsbeleid, en dat is er dus niet. Het gevolg: frustraties.
» Dan het sociale tekort. Hiermee wordt aangegeven dat binnen iedere democratie een traditie bestaat van hoe om te gaan met de
inkomensverdeling en de onderlinge solidariteit van de burgers. Nu echter de economie wereldwijd wordt, weten we ons hier geen raad
mee. Dit sociale tekort wordt nog versterkt door het gevoel dat het opkomen voor sociale waarden vanwege de toegenomen
internationale concurrentie moeilijker is geworden.
» Vervolgens het ecologisch tekort. De toepassingen van markt en technologie zijn zich pijlsnel over de hele wereld gaan verspreiden.
Maar precies dat leidt tot grote zorgen over milieu en natuur.
» Tenslotte het democratisch tekort. Dat is hierboven al aangeduid en valt licht te begrijpen als je je ervan bewust bent dat het karakter
van maatschappelijke problemen een grensoverschrijdende aanpak vergt, maar dat democratie de landsgrenzen voorbij nu eenmaal niet
bestaat. Waarom moet er ver van ons vandaan over ons beslist worden?
Normen worden elders geformuleerd
Op het eerste gezicht lijkt het voor ondernemingen niet bijster relevant zich in dit soort ontwikkelingen te verdiepen. Sterker, bij het
gebruikelijke idee in ondernemingsland (en wellicht ook in economenland) dat de politiek tekort schiet, is men gauw klaar. De realiteit is
echter gecompliceerder.
Wat is er aan de hand? Juist omdat er in de samenleving een toename is geweest van gevoelens van onlust over het tekortschietend
bestuur, is er een enorme groei gaan optreden in de ‘civil society’ 1. Niet-gouvernementele organisaties worden gekenmerkt door
vrijwillige inzet, voor sociale waarden, door burgers. Deze organisaties verwerven in de globaliserende samenleving een toenemende
relevantie. Niet-gouvernementele organisaties zijn sterk gegroeid door de tekorten van de politiek; en die tekorten zijn weer
onvermijdelijk het gevolg van poreuze grenzen in een wereld waarin de democratie nu eenmaal per territoir werkt.
Niet-gouvernementele organisaties zijn eveneens sterk gegroeid doordat zij profiteren van informatie- en communicatietechnologie. Het
zijn e-mailing societies. Anders gezegd: de sterk toegenomen informatie en communicatie biedt niet alleen de grondslag voor wereldwijde
economie, maar ook voor wereldwijde civil society.
De versterking van de civil society – veroorzaakt door kwaliteitstekorten van bestuur en samenleving en de toegenomen informatie en
communicatie – heeft ertoe geleid dat niet-gouvernementele organisaties meer en meer sturingskracht krijgen over maatschappelijke
ontwikkelingen. Tussen politiek, bedrijfsleven en civil society gaat zich een vruchtbare dynamiek ontwikkelen. Zulke vormen van
effectieve sturing in en vanuit de civil society noemen we ‘new governance’.
Nu niet-gouvernementele organisaties druk gaan uitoefenen op het gedrag van ondernemingen, worden maatschappelijke waarden, met
name daar waar kwaliteitstekorten ontstaan, voor ondernemingen wel van betekenis. Dat is precies wat we zien gebeuren.
Druk op ondernemingen
Grotere ondernemingen, met name de wereldwijd opererende, hebben steeds meer te maken gekregen met effectieve invloeden buiten die
van overheden, van wetten en van organen van rechtspleging. Zij nemen waar dat niet-gouvernementele organisaties meer effectief
worden in het uitoefenen van druk om, de wet voorbij, rekening te houden met maatschappelijke waarden. Die druk is vooral effectief
door de ‘schaamtefactor’. Ondernemingen hebben behoefte aan gemotiveerd kader. En dat kader wordt gedemotiveerd als naam en faam
van de onderneming in diskrediet raken. Erger wordt het nog als er nadelen gaan ontstaan bij de afzet van goederen en diensten.
Daarnaast kan het verkrijgen van voldoende medewerking van belang zijn bij nieuwe investeringen; hier speelt druk van nietgouvernementele organisaties op lokale politici vaak een rol. Nog herkenbaarder wordt deze invloed daar waar in de financiële wereld
(banken, verzekeringsbedrijven, beleggingsanalisten enzovoort) rekening gehouden wordt met het vermogen van ondernemingen om dit
soort problemen voor te blijven. Tenslotte moet genoemd worden het oprukkend gebruik van rechters om ‘soft law’ toe te passen. Bij het
uitspreken van oordelen daar waar ondernemingen in staat van beschuldiging gesteld worden met betrekking tot maatschappelijke
waarden, refereren rechters niet alleen aan Wetten en verdragen (paper law), maar ook aan wereldwijde verklaringen (soft law). Deze
hebben weliswaar niet de zegen van parlementen (geen geratificeerde verdragen), maar worden toch door de rechters al relevant geacht.
Als je dit alles volgt, hoef je je niet te verbazen dat grote ondernemingen begonnen zijn in hun mission statements maatschappelijke
waarden te internaliseren en zichzelf te onderwerpen aan gedragscodes. Deze acties zijn deels defensief (uit angst voor negatieve
effecten van civil society onvrede), maar deels ook pro-actief (gericht op win-win en eco-efficiëntie). Milieu-bewuste bedrijven blijken
ook qua prijs, kwaliteit en productiviteit meer efficiënt.
Er zijn natuurlijk economen en ondernemers die zich aan deze ontwikkeling ergeren. Zij menen dat alleen de democratie het recht heeft te
oordelen en sturing uit te oefenen. In die gedachtengang moet de civil society weerstaan worden. Het is echter een feit dat democratieën
per territoir in een globaliserende wereld door louter een meer grenzeloze wereld tekort zijn gaan schieten. Het is daarmee zeer de vraag of
het verstandig is aanvullingsmechanismen ter ondersteuning van democratieën, zoals activiteiten in en invloed van de civil society,
zomaar als onwenselijk terzijde te schuiven.
Hoe dan ook, er zijn forse aanwijzingen dat transnationale ondernemingen er niet meer komen met de stelling “we houden ons aan de
Wet in en van ieder land, waarin wij werkzaam zijn”.
Ethiek? Of verlicht eigenbelang?
Nu de tweede vraag: is het vruchtbaar dit nieuwe verschijnsel aan te duiden als ethisch ondernemen? Ik heb daar zo mijn bedenkingen
bij. Die formulering miskent immers het belang van de ondernemer maatschappelijke waarden te internaliseren opdat de onderneming
geen schade lijdt. In feite gaat het om verlicht eigenbelang.
Waarschijnlijk is het ook wat te kort door de bocht de feitelijke ontwikkelingen te reduceren tot het begrip reputatie om het zo simpel te

kunnen integreren in bedrijfseconomische en macro-analyses. De term reputatie werkt verhullend. Bedrijven zouden kunnen zeggen:
“wat kan mij mijn goede naam schelen?”. Maar als duidelijk is dat het geld kost als men maatschappelijke waarden niet internaliseert in
het bedrijfsbeleid – door demotivatie van eigen mensen, het niet verkrijgen van vergunningen, de kosten van rechtelijke vonnissen en
door het verlies van klanten – dan zijn dat harde feiten.
Waar het om gaat is te begrijpen dat de drijfveer voor ondernemingen niet zozeer is gelegen in ethiek, maar in nieuwe krachts- en
machtsverhoudingen. In feite gaat het daarbij om een symbiose van markt, overheid en civil society. Dat is deels een waarneembare
behoefte, deels al een feit.
Het speelveld voor bedrijven wordt niet langer uitsluitend bepaald door nationale overheden. In tegendeel, het ondernemen wordt
steeds meer gedicteerd door de wisselwerking van internationalisering van politiek en markt, de daaruit voortvloeiende tekorten en de
reacties van niet-gouvernementele organisaties op dit totaalbeeld.
Een nieuwe orde
Deze vaststelling betekent niet een pleidooi voor ‘mushawara’: dit is het almaar doorpraten tot er een consensus tussen alle betrokkenen
bereikt is. In tegendeel, het beste is dat de beslissingen steeds per sector genomen worden. Echter, de beslisser – of het nu in politiek
bestuur, in de onderneming, of in de civil society is – die geen kijk heeft op de kracht en de macht van de andere twee maatschappelijke
sectoren, zal daarvan feitelijk ook zelf schade ondervinden. De interactie tussen de drie machten politiek, bedrijfsleven en civil society, is
de kracht van een open samenleving. In die open samenleving blijven democratische beginselen overigens van zeer grote betekenis.
Daarbij gaat het om transparantie en openbaarheidsplicht, verantwoordingsplicht en geen corruptie. Die beginselen moeten gelden voor
politiek en bedrijfsleven, maar niet minder voor niet-gouvernementele organisaties.
Het zal intussen duidelijk zijn dat dit meer is dan ‘parlementaire democratie’. New governance, de nieuwe symbiose, is een aanvullend,
zeker geen vervangend, mechanisme op het klassieke bestuursmodel.
Er wordt vaak verondersteld dat de verzwakking van democratische natie-staten door globaliseringsprocessen een verlies van kwaliteit
van leven tot gevolg zal hebben. Overheden raken verzeild in een ‘race to the bottom’, het bedrijfsleven krijgt steeds meer macht en zal
zich steeds minder door wetten gedwongen weten tot het rekening houden met maatschappelijke waarden. In dit artikel is er op gewezen
dat in die visie de toenemende kracht van de civil society over het hoofd wordt gezien. Niet gouvernementele organisaties verwerven
invloed op maatschappelijke processen en zijn een factor waarmee ondernemingen rekening moeten houden.
Er ontstaat een nieuwe symbiose tussen politiek, bedrijfsleven en civil society. Ondernemingen die weigeren maatschappelijke
verantwoordelijkheid te accepteren en sociale waarden te internaliseren, zullen concurrentie-nadelen voor zichzelf scheppen.
‘Maatschappelijk verantwoord’, ‘ethisch’ ondernemen is in de globaliserende samenleving geen vertoon van goodwill van bedrijven die
daar financiële ruimte voor hebben. In tegendeel, het rekening houden met sociale waarden is een voorwaarde voor de
bedrijfscontinuïteit van ondernemingen.
Zie ook:
E. Kimman, Reactie: Geen ethische onderneming zonder sterke overheid

1 Civil society kan worden gedefinieerd als: het geheel vaan maatschappelijke verbanden van burgers die buiten de politiek en buiten het
bedrijfsleven de samenleving structuur geven.

Copyright © 1999 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteur