Ga direct naar de content

Achterhoedegevecht tegen de stelselherziening

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: maart 5 1986

Achterhoedegevecht
tegen de stelselherziening
De wetsontwerpen die een wijziging
van net stelsel van sociale zekerheid beogen hebben, na ruime vertraging, thans
het stadium bereikt waarin ze door de
Tweede Kamer in behandeling kunnen
worden genomen. Direct na het paasreces, zo is het voornemen, zal de laatste
slag worden geleverd in een debat waarvoor de Kamer twee weken heeft uitgetrokken.
Het herziene stelsel zal — als het parlement de wetsontwerpen nog voor de verkiezingen van 21 mei weet af te handelen
— niet eerder dan op 1 januari 1987 van
kracht kunnen worden. Daarna dient volgens de grootste regeringsfractie, het
CDA, de sociale zekerheid met rust te
worden gelaten. In de afgelopen periode
is al zoveel overhoop gehaald, dat de 3
miljoen uitkeringstrekkers eindelijk wel
eens recht hebben op enige zekerheid.
In een aan de herziening van het sociale-zekerheidsstelsel gewijd themanummer van het Sociaal Maandblad Arbeid
schrijft prof. dr. G.M.J. Veldkamp ter inleiding dat ,,verdere beperking van de sociale uitkeringen de kwaliteit van ons socialezekerheidsstelsel aantast en tot verbreding van de armoede zal leiden”. Het is
bekend dat Veldkamp, een van de architecten van het sociale-zekerheidsstelsel,
een verklaard tegenstander is van de regeringsvoorstellen. Hij was een van de
ondertekenaars van het adres dat de initiatiefgroep ‘Bescherming en vernieuwing
van de sociale zekerheid’ aan de Tweede
Kamer richtte. Daarin pleitte deze groep,
waarin we de namen tegenkwamen van
een stoet van prominente oud-CDA-politici, er voor ,,geen overhaaste en diep ingrijpende besluiten te nemen over het huidige stelsel, waarbij het welzijn van zeer
velen in het geding is”. De initiatiefgroep
vond ook dat het niet aanging om ,,in korte
tijd af te breken wat in vele decennia is opgebouwd en zo diep verankerd is in het
zedelijk en rechtsbewustzijn van ons
volk”.
Deze bproep heeft niet al te veel weerklank gevonden bij de regeringscoalitie.
Wel is het kabinet tegemoet gekomen aan
het verzet tegen de halfjaarlijkse vermindering van de uitkeringen door de mogelijkheid open te laten om daarvan af te
zien. Daar moet echter een compensatie
voor de extra uitgaven tegenover staan.
Die zou kunnen worden gevonden door
de uitkeringsduur voor werklozen tussen
23 en 57Va jaar met een half jaar te verkorten. Het is vrijwel het enige punt waarover
een werkelijk gemeen overleg tussen kabinet en volksvertegenwoordiging mogelijk is. Alle overige wijzigingsvoorstellen
worden door de twee staatssecretarissen
ESR R-3-1QRR

van sociale zaken, De Graaf en Kappeijne
van de Coppello, afgegrendeld.
Veldkamp noemt de gedachten tot verbetering die de regering heeft geopperd
weinig bevredigend, omdat de ene groep
van uitkeringstrekkers de minder slechte
behandeling van de andere zou moeten
betalen. Hij herhaalt niet alleen oude argumenten tegen de regeringsvoorstellen,
hij heeft ook nieuwe pijlen op zijn boog. Zo
is hij van mening dat de huidige economische situatie en omvang van de werkloosheid ten onrechte als uitgangspunt zijn
genomen voor de toekomstige regeling
van de sociale zekerheid op het terrein
van werkloosheid en arbeidsongeschiktheid.
Veldkamp vindt de regering te pessimistisch over de toekomstige economische ontwikkeling. Hij beroept zich daarbij
op de secretaris-generaal van het Ministerie van Economische Zaken, dr. F.W. Rutten, die onder andere in dit blad de verwachting heeft uitgesproken dat het aandeel van de bruto investeringen van de
bedrijven in het nationale inkomen omstreeks 1990 weer op het peil van voor de
eerste oliecrisis zal kunnen komen en dat
er dan ook weer zicht zal zijn op herstel
van volledige werkgelegenheid.
Veldkamp meent dat het sociaal-economisch beleid in ons land te kort is geschoten bij het scneppen van voldoende werkgelegenheid. Daarbij wijst hij op landen
als Zweden, Noorwegen, Oostenrijk en
Zwitserland die er wel in geslaagd zijn de
werkloosheid op een laag. niveau te houden. Deze kritiek wordt krachtig onderstreept door de Zweed Goran Therborn,
die in Nijmegen politieke wetenschappen
doceert. Hij neemt deel aan het debat
over de verzorgingsstaat dat de Stichting
Onderzoek Maatschappelijke Strategie
Ontwikkeling organiseert. Blijkens een artikel in de Volkskrant stelt Therborn vast
dat de Nederlandse verzorgingsstaat bijna geen principiele verdedigers heeft. Dat
komt naar zijn mening doordat de welvaartsstaat op poten is gezet door een
reeks van zwakke confessionele kabinetten met alleen een sterke minister van Sociale Zaken (Veldkamp) en achter de rug
om van progressief Nederland. De
Zweedse politicoloog ziet als het centrale
probleem dat de Nederlandse verzorgingsstaat is ontstaan in een van de
meest burgerlijke landen in de Westerse
wereld dat economisch wordt gedomineerd door enkele enorme multinationale
ondernemingen.
De verzorgingsstaat wordt nu door de
werkloosheid ondergraven. Maar die
werkloosheid is grotendeels door de binnenlandse politick: ,,De bestuurders van

Nederland hebben hun macht gebruikt
om andere politieke prioriteiten dan werkgelegenheid door te drukken”, aldus
Therborn. Als er in ons land principiele
verdedigers van de verzorgingsstaat zijn
dan moeten we die zoeken bij de oppositie en de vakbeweging. De pogingen van
die kant om zoveel mogelijk van de sociale zekerheid overeind te houden stuiten af
op de hervormings- en bezuinigingsdrift
van rechts.
Zo bepleit de FNV verlenging van de
uitkeringsduur in de Werkloosheidswet tot
41/2 jaar en verhoging van de uitkeringspercentages in de WW en WAO tot 75. Ze
wil maatregelen om de positie van de
mensen met de laagste inkomens te versterken. De door de FNV gevraagde
maatregelen vragen 3 miljoen gulden
meer dan de tegenwoordige uitgaven
voor sociale zekerheid. Het CNV heeft
voorgesteld de uitvoering van de werknemersverzekeringen over te dragen aan de
sociale partners, omdat het de sociale zekerheid niet meer veilig acht bij de politiek
in Den Haag.
Progressief Nederland lijkt een achterhoedegevecht te voeren tegen de verzorgingsstaat. In hun memorie van antwoord
aan de Tweede Kamer zeggen de staatssecretarissen van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid hierover dat ,,telkens
opnieuw moet worden bezien in hoeverre
de vormgeving van de verzorgingsstaat
optimaal is gerealiseerd”, en verder: ,,De
behoefte aan sociale zekerheid staat niet
ter discussie, doch wel de wijze waarop
deze tegen de achtergrond van de zich
wijzigende omstandigheden zo optimaal
mogelijk kan worden ingevuld ( . . . ) In deze zin zijn de herzieningsvoorstellen te
zien als een aanpassing aan de hedendaagse omstandigheden”.
Bij de verdere aanpassing van de omvang van de sociale zekerheid moet worden voorkomen, aldus de staatssecretarissen, dat een voorschot wordt genomen
op een verwachting omtrent de economische groei (zoals in feite Veldkamp en de
FNV doen). De betaalbaarheid van het
systeem op korte en langere termijn wordt
als een knelpunt gezien vanwege het omvangrijke beroep dat ‘in de huidige situatie’ gedaan wordt op de arbeidsongeschiktheids- en werkloosheidsregelingen.
De bewindslieden zijn ervan overtuigd
dat ook de ontwikkelingen op middellange
termijn geen aanleiding geven tot een
achterwege laten van de aanpassingen.
Een verhoging van de uitkeringspercentages van 70 naar 75 achten zij in strijd met
de beleidsdoelstelling om het totaal van
de collectieve uitgaven terug te dringen.
Het ziet er naar uit dat deze uitgangspunten het zullen winnen van de argumenten voor handhaving van de sociale
zekerheid. Het is een debat waarin zich
wreekt dat de Nederlandse verzorgingsstaat geen ideologische grondslag kent.
Daarom moet steeds worden gestreden
met argumenten van haalbaarheid en betaalbaarheid en daartegen moeten de
stellingen van progressief Nederland het
afleggen.

A.F. van Zweeden

Auteur