Ga direct naar de content

Goed bedoeld

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: maart 1 2000

Goed bedoeld
Aute ur(s ):
Lecq, S.G. van der
Ve rs che ne n in:
ESB, 85e jaargang, nr. 4245, pagina 169, 3 maart 2000 (datum)
Rubrie k :
Van de redactie
Tre fw oord(e n):

De goede doelenorganisaties staan er beter voor dan ooit 1. De inkomsten uit giften zijn de afgelopen tien jaren verdubbeld en de
inkomsten uit beleggingen nemen fors toe. De instellingen houden steeds meer geld over dat niet naar de goede doelen gaat, zodat hun
eigen vermogen groeit. Bij de belastingdienst staan steeds meer instellingen voor goede doelen geregistreerd: hun aantal steeg
gedurende de afgelopen twee jaren van tien- naar dertienduizend. Is de welvarende Nederlander werkelijk zo gul geweest? Of is er
meer aan de hand?
De terugtredende overheid gaat samen met een groter maatschappelijk verantwoordelijkheidsgevoel van de burgers, die zelf wel bepalen
welke goede doelen zij willen steunen en dat niet via de belastingen aan de overheid overlaten. Een groot deel van diezelfde burgers laat
vervolgens wel de fiscus meebetalen, door de giften af te trekken voor de inkomstenbelasting. De particuliere caritas wordt dus
medegefinancierd uit gemeenschapsgeld: daar wringt iets.
De overheid lijkt giften aan een instelling voor ‘algemeen nut’ als een merit good te beschouwen. Deze visie wordt op twee manieren
fiscaal vormgegeven. Ten eerste maakt de successiewet het mogelijk om belastingvrijstelling te krijgen. Nu het aantal organisaties dat
een beroep doet op deze bepaling met honderden per jaar stijgt, begint de fiscus scherper op te letten of de instellingen conform hun
doelstellingen opereren. Ten tweede is er de aftrekbaarheid van giften aan goede doelen voor de particulier. Na een drempel van één
procent van het onzuiver inkomen mag een bedrag tot tien procent van het onzuiver inkomen worden opgevoerd als aftrekpost ‘overige
giften’. Dit oude adagium van ‘de tienden’ heeft een merkwaardig effect. Immers, zoals alle aftrekposten geldt het marginale tarief, zodat
‘het penningske van de weduwe’ een lagere fiscale multiplier krijgt dan ‘de flap van de yup’. Zodoende hebben rijkere gevers meer invloed
op de besteding van gemeenschapsgeld aan goede doelen dan armere gevers. Het ‘stemmen met je guldens’ is blijkbaar een gewogen
verkiezing.
Het is niet bekend hoeveel inkomsten de fiscus derft door de fiscale facilitering van de overige giften. Hierdoor kan geen kostenbatenafweging van dit belastinginstrument worden gemaakt. In de VS is dit al wel gebruikelijk, waardoor het nut van de charitatieve
instellingen voor de samenleving kan worden afgezet tegen de fiscale bijdrage vanuit de gemeenschappelijke middelen.
Een kosten-batenafweging wordt in Nederland echter wel gemaakt, zij het impliciet, bij het bepalen van de overheidssubsidies. Hier vindt
een democratisch verankerd proces plaats, waarbij via de begrotingswetten van de betrokken ministeries de omvang van de subsidies
wordt vastgesteld. Hoewel de besluitvorming rond de begroting voor burgers niet altijd even transparant is, heeft deze aanpak als
voordeel boven de fiscale vorm dat het geen open einderegeling is. De totale omvang van de subsidies kan worden vastgelegd, terwijl de
fiscale aftrekbaarheid daarentegen tot tien procent van alle inkomens kan oplopen. Als eenmaal de omvang van de pot vastligt, kan de
verdeling ervan worden afgewogen in een door het parlement te controleren proces. Dit geldt niet voor de fiscale aftrekbaarheid, waar
het geven aan het ene goede doel in eerste instantie geen invloed heeft op het geven aan het andere goede doel. Het bedrag aan
gederfde belastinginkomsten heeft echter indirect invloed op het totaal te besteden overheidsbudget van het jaar erna, waardoor ineens
subsidies, bijvoorbeeld die aan andere goede doelen, lager kunnen uitvallen. Zo heeft het geven aan het ene goede doel wel degelijk
invloed op de inkomsten van het andere goede doel, maar zonder democratische afweging.Hoe nu verder met de welvarende goede
doelenorganisaties? Fractieleden van VVD, Pvda en CDA kwamen met een voor de hand liggende reactie: verminder de subsidies. Geen
wonder dat ze hier het eerste aan denken, want de subsidies zijn duidelijker zichtbaar dan de fiscale begunstiging. Gezien het
bovenstaande is er echter veel voor te zeggen om juist de fiscale aftrekbaarheid af te bouwen. De extra belastinginkomsten die hierdoor
binnenkomen kunnen geheel of gedeeltelijk worden toegevoegd aan het reeds bestaande budget voor goede doelen. Naarmate de goede
doelenorganisaties meer inkomsten uit beleggingen realiseren, kan dit budget eventueel worden afgebouwd.
Voor de verdeling van het budget kan het ‘referendumkarakter’ van de fiscale aftrekbaarheid worden benut: de instellingen krijgen een
aandeel uit de pot naar rato van hun inkomsten uit donaties. Ook zonder fiscale aftrekbaarheid kunnen burgers immers aan goede doelen
blijven geven, alleen is nu de bruto gift gelijk aan de netto gift. Hoewel rijken nog steeds meer kunnen doneren dan armen, is deze
stemming al minder gewogen dan die met de fiscale multiplier, want nu geldt: ‘one guilder, one vote’. Op deze manier is de totale omvang
aan overheidssubsidies onderworpen aan parlementaire goedkeuring, terwijl de verdeling ervan door directe invloed van burgers wordt
be-paald. De goede bedoelingen van de fiscus kunnen zo plaatsmaken voor de goede doelen van de donateurs

1 G. van Asbeck, diverse artikelen, NRC Handelsblad, 6, 8, 12 en 19 november 1999.

Copyright © 2000 – 2003 Economisch Statistische Berichten ( www.economie.nl )

Auteur