Het sociale Europa
Aute ur(s ):
Keuzenkamp, H.A.
Ve rs che ne n in:
ESB, 82e jaargang, nr. 4099, pagina 241, 26 maart 1997 (datum)
Rubrie k :
Redactioneel
Tre fw oord(e n):
sociale, zekerheid, eu, emu
Europa krijgt één munt (althans, waarschijnlijk). Zal de kop daarvan ook een sociaal gezicht vertonen en daarmee
aantrekkingskracht winnen? Of is sociaal beleid juist een obstakel voor de EMU, en wordt het portret op de euro de kop van Jut voor
degenen die hun sociaal-economische onvrede willen uiten?
Er bestaan twee visies op sociaal beleid. De eerste stelt dat er een afruil bestaat tussen doelmatigheid en rechtvaardigheid.
Doelmatigheid van de Europese economie is onmiskenbaar een punt van zorg. Dat zou het zoeken naar een nieuw evenwicht in de afruil
rechtvaardigen. De tweede visie is echter dat een doelmatige economie niet zonder rechtvaardigheid kan. De twee hebben elkaar nodig,
de afruil is een vertekening van de werkelijkheid. De economische problemen van Europa zijn volgens deze laatste visie niet veroorzaakt
door teveel rechtvaardigheid, maar vooral door een verkeerde vormgeving van de middelen die aan doelmatigheid èn rechtvaardigheid
moeten bijdragen.
Eind januari vond een conferentie over deze problematiek plaats 1. Kopstukken uit de Europese politiek (waaronder een heuse ‘minister
van solidariteit’) en wetenschap spraken over de mogelijkheid, wenselijkheid en doelmatigheid van sociaal beleid in Europa. Het is een
thema dat te veel overstemd wordt door het gehamer op marktwerking, budgettaire behoedzaamheid en natuurlijk die ene munt. Reden
om er in ESB uitgebreid aandacht aan te geven.
Er zijn verschillende varianten van sociaal beleid. Volgens Esping Anderson, bekend van zijn typering van verzorgingsstaten, biedt het
Angelsaksische stelsel geen oplossing. Hierin wordt ongelijkheid aanvaard zodat prikkels hun heilzame werk kunnen doen en uitsluiting
aan de onderkant van het spectrum wordt tegengegaan (ook al is het ook in de VS een groeiend probleem). Sociale zekerheid is slechts
beperkt beschikbaar. In de VS is de werkloosheid inderdaad laag en groeit de werkgelegenheid, maar in andere landen die deze strategie
volgen is het succes beduidend minder. Daarnaast is de behoefte aan zorg en zekerheid er niet mee weggenomen. De markt moet erin
voorzien maar faalt vaak onbarmhartig. Een grote groep Amerikanen heeft bijvoorbeeld nauwelijks toegang tot gezondheidszorg, terwijl
de totale (private en collectieve) uitgaven voor sociale bescherming in Zweden en de VS elkaar weinig ontlopen. De marktstrategie is dus
ondoelmatig, en bovendien weinig rechtvaardig. Van een goede afruil is geen sprake.
Dat wil niet zeggen dat andere stelsels succesvol zijn. Het Scandinavische stelsel, met veel gelijkheid, een omvangrijke collectieve sector
en sterke nadruk op activerende sociale zekerheid, is aan stagnatie ten onder gegaan (hoewel, zoals Aarts laat zien, niet iedereen van het
falen overtuigd is). Of de oorzaak gelegen is in de hoge lastendruk, of door de gelijktijdige afbrokkeling van het overlegmodel, is niet
zeker. Feit is dat hervorming van sociaal beleid als noodzaak wordt ervaren.
Het continentaal-Europese stelsel tenslotte biedt veel bescherming en inkomenszekerheid, maar gaat gepaard met uitsluiting (die tot
uiting komt in- veelal langdurige – werkloosheid) en kunstmatige verlaging van het arbeidsaanbod (vervroegde pensionering,
arbeidsduurverkorting). Biedenkopf spreekt van een succesdilemma: de productiviteit is spectaculair gestegen en heeft zowel meer
inkomen als vrije tijd opgeleverd, maar het stelsel leidt nu tot een ongecontroleerde verdrukking van arbeid. Doordat het stelsel op
kostwinners is gebaseerd en op de arbeidskosten drukt, wordt brede participatie afgeremd. Dat leidt tot een te grote afhankelijkheid
binnen gezinnen, en afhankelijkheid van hele gezinnen van sociale zekerheid – een kostbare zaak. Ons eigen poldermodel is geen
uitzondering. De werkloosheid is slechts (optisch) laag, dankzij de WAO en vervroegde pensionering, de zorgsector zit in het nauw en
de ongelijkheid groeit 2.
Esping Anderson meent dat de verzorgingsstaat zich minder sterk moet richten op het gezin, maar ook niet verdrongen moet worden
door de markt. In plaats daarvan is sociale zekerheid die op individuen gericht is, en aansluit op de risico’s van de huidige economie, de
uitdaging voor de toekomst.
Ook Atkinson erkent de verscheidenheid in de sociaal-economische ordening in en buiten Europa (het artikel van Roorda en Vogels
geeft hierover gedetailleerde informatie). Hervorming, die zijns inziens dringend gewenst is, kan daarom geen uniform recept volgen.
Maar wel meent ook hij dat uitkeringen sterker op individuele grondslag gebaseerd moeten worden, waarbij bovendien doelmatige
werking van prikkels in acht genomen moet worden. Om sociaal beleid een duidelijk gezicht te geven pleit Atkinson tenslotte voor het
invoeren van een Europese norm voor de bestrijding van armoede. Sociaal beleid komt dan op gelijke voet te staan met monetair en
budgettair beleid.
Zo’n norm klinkt naïef, voor sommigen zelfs onzinnig.Dat is hoopgevend, want voor de criteria van het Verdrag van Maastricht lag dat
weinig anders …
Thema: de economische prestaties van de verzorgingsstaat:
zie Arbeidsmarkt, bescherming en prestaties van W.B. Roorda en E.H.W.M. Vogels
Uit de vakliteratuur: Economische groei en de verzorgingsstaat van L.J.M. Aarts
De verzorgingsstaat tussen gezin en markt van G. Esping-Andersen
Een sterke verzorgingsstaat van A.B. Atkinson
Het succesdilemma van K. Biedenkopf
Duitse belastinghervorming van C.W.A.M. van Paridon
Tot besluit: Succesvolle inkomensverdeling van A.P.W. Melker
1 De conferentie ‘Social policy and economic performance’ vond plaats van 23 tot en met 25 januari in Amsterdam. Ze werd
georganiseerd door het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid als bijdrage aan het Nederlandse voorzitterschap van de EU in
het eerste half jaar van 1997. Ruud Lubbers was conferentievoorzitter. Dit nummer van ESB bevat een aantal van de (vertaalde en
bewerkte) bijdragen aan deze conferentie, plus enkele artikelen die nauw op het thema aansluiten.
2 Zie voor het laatste P.C.M. Hendrix, Ongelijkheid en tweedeling, ESB, 5 maart 1997, blz. 196-198.
Copyright © 1997 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)