Ga direct naar de content

Tsjechoslowakije: tussen hoop en vrees

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: oktober 9 1991

o

ost-Europa

Tsjechoslowakije:
tussen hoop en vrees
Tsjechoslowakije verkeert in een ‘pre-unemploymenf situatie, waarin
ieder met angst en beven op de grote klap wacht. De ingezette hervormingen zijn nog veel te voorzichtig en te aarzelend om boge werkloosheid te voorkomen.
In de economische literatuur over
Oost-Europa wordt relatief weinig
aandacht geschonken aan het ontwikkelingsproces in Tsjechoslowakije. Alle aandacht gaat uit naar Polen en Hongarije. Hoewel niet
verwonderlijk, is dat niet geheel terecht. In deze bijdrage zal aandacht
geschonken worden aan de sociaaleconomische problematiek in Tsjechoslowakije. met nadruk op de arbeidsmarkt.

Economische situatie
De recessie in Tsjechoslowakije was
de eerste helft van dit jaar veel dieper dan economen en overheid hadden verwacht. Belangrijkste oorzaken zijn de ineenstorting van de
Comeconmarkt, vooral de afzet in de
Sovjetunie en de voormalige DDK is
gedecimeerd. de wat tragere ontwikkeling van de wereldeconomie en
de geringe substitutie mogelijkheden
van verschillende exportmarkten. Na
Bulgarije heeft Tsjechoslowakije van
deze ontwikkelingen het meeste
last; in 1989 ging, na globale correctie voor het in de Comecon van de
wereldmarkt afwijkende prijsstelsel,
47% van de Tsjechische export naar
andere Comeconlanden. Al in 1990
daalde de export naar de andere Comeconlanden er (met 34%) het
snelst. Het enkele feit dat in januari
1991 de Sovjetolie in dollars en niet
langer in onder de wereldmarkt geprijsde transferabele roebels betaald
moest worden. kostte een extra bedrag ter waarde van bijna 20% van
de gehele export uit 19891. Ook de
binnenlandse afzet nam af vanwege
de dalende levensstandaard.
Anders dan landen als Polen en Hongarije heeft Tsjechoslowakije ook
weinig recente ervaringen met daadwerkelijke economische veranderingen. Dit heeft positieve kanten. zoals een relatief lage schuldenlast.
maar ook negatieve. Het aandeel
van industriele werkgelegenheid is

1018

er ook in vergelijking met Polen of
Hongarije zeer groot (38 versus elk
30%, tegen 23% gemiddeld in OESOlanden) en 95% van de werkenden is
verbonden aan een onderneming
met meer dan 500 werknemers (80%
in Polen en Hongarije. 60% in Duitsland, 40% in Nederland) .
In 1990 daalde het reele bnp met
3,1% en was er een toename van
consumptieprijzen met 10%. Het
Praagse Economisch Instituut verwacht een verdere daling van het reele bnp dit jaar met 10 tot 15%, een
stijging van consumptieprijzen met
60 tot 70%, een afname van reele lonen met 25 tot 35%, een tekort op de
betalingsbalans, en een werkloosheid die van vrijwel nihil oploopt tot
6 tot 10% van de beroepsbevolking.
Een omslagpunt is pas vanaf eind
1992 voorzien 3 .
Per 1 januari jongstleden zijn de winkelprijzen geliberaliseerd. In feite
was dit pas de eerste stap naar een
markteconomie. Alle eerdere wijzigingen, zoals de invoering van een
gelaagd banksysteem, en van de mogelijkheid joint-ventures op te richten waren al door het communistische bewind voorbereid. Opvallend
is dat dit nauwelijks tot vermindering van tekorten leidde, en dat de
afname van de vraag niet voor een
marktevenwicht zorgde. Reden is de
monopolistische structuur van produktie en handel. De staatsbedrijven
reageren op een afname van cle
vraag niet met prijsverlaging. maar
met procluktiebeperking. Handelsbedrijven versterken dat gedrag: ze beperken hun assortiment tot de produkten met de minste risico’s.
Tekorten voor consumenten blijven
zo bestaan. De energieprijzen zijn
onlangs verhoogd, en in het najaar
worden de huren aangepast.

Werkloosheid
Staatsbedrijven hebben hun produktie sterk verminderd maar het aantal

arbeidsplaatsen nog niet dienovereenkomstig 4 . De werkloosheid reageert met een vertraging op de sterke produktievermindering. Het land
verkeert in een ‘pre-unemployment’
situatie, waarin ieder met angst en
beven op de grote klap wacht. De
Tsjechische werkgelegenheidsgraad
(aantal werkenden op de 15 tot 64 jarige bevolking) is met 80% de hoogste van Oost-Europa, zodat ook de
verborgen werkloosheid dienovereenkomstig groot zal zijn 1 . Angst
voor werkloosheid heeft andere zorgen verdrongen.
Op dit moment is de werkloosheid,
hoewel al sterk opgelopen, nog in
sterke mate een regionaal probleem.
In de Tsjechische republiek stonden
(op 30 april) tegenover 36.000 vacatures 107 geregistreerde werklozen,
in Slowakije was het 6.000 tegen
116.000. Bij een gemiddeld
werkloosheidspercentage van 2,8
(dus in de orde van wat in een
markteconomie frictiewerkloosheid
zou kunnen zijn), is het in de Slowaakse provincies al tot boven de
5% opgelopen. Veel van de huidige
werklozen komen overigens nog
voort uit randgroeperingen, zoals zigeuners, die onder het oude regime
ook geen echt werk hadden.
Zoals bij alle crises zijn jongeren het
zwaarst getroffen. Zij zijn de groep
die na de zomer nog sterker het
slachtoffer zullen zijn. Dit heeft redenen. Allereerst wordt juist de komende jaren een extra aanbod op de arbeidsmarkt verwacht, een naijleffect
van de ‘babyboom’ die met kunstmatige maatregelen (stimulering huwelijkssluiting jongeren, langdurig moederschapsverlof) na de beeindiging
van de Praagse lente was gestimuleerd . En ten tweede speelt in het

1. Cijfers uit L’NECE, Economic Bulletin

of Europe, nr. 42, 1991, biz. 31, 45.
2. OESO, Employment Outlook 1991, biz.
18. 19.
3. K. Janacek ct al.. Social consequences

of Czechoslovakia’s transformation.
Praag. 1991.
4. Informatie uit het navolgende is deels
afkomstig uit papers gepresenteerd tijdens een workshop over de Nederlandse

en Tsjechoslowaakse arbeidsmarkt in juni
1991 in Brno.
5. Cijfer over 1988. In Hongarije was deze
69. in Polen 75. in de OESO-landen gemiddeld 71. Zie OESO, op.cit.. 1991. biz.

15.
6. De Tsjechische beroepsbevolking
groeit in 1990-1995 niet eens zoveel snel-

ler dan de Pool.se. maar voor de Tsjechen
is dit een geheel niemv fenomeen. terwijl
er in Polen als sinds 1975 van een hoge
arbeidsaanbodgroei sprake is.

Tsjechoslowaakse beroepsonderwijs
het leerlingwezen een belangrijke
rol. Veel tijdelijke leer-arbeidscontracten (150.000) worden in het na-

‘structuurpolitiek’ wordt ook gewan-

de armoedegrens; in Slowakije was

het 29%. De meest kwetsbare groepen zijn gepensioneerden zonder bijverdienste, eenoudergezinnen en gezinnen met drie of meer kinderen.

andere beroepen extra moeilijk is.

trouwd omdat de oude industriele
ministeries weliswaar zijn gereorganiseerd en gedecimeerd, maar veel
ambtenaren toch dezelfde zijn gebleven. Anders dan deze ‘grote privatisering’ staat het met de ‘kleine privatisering’, die wel een succes is. Door

Beleid

middel van een veilingsysteem kunnen potentiele kopers hier tegen el-

aal daarbij is of het lukt een werkbaar en betaalbaar systeem van

kaar opbieden. De eerste negen
maanden van 1990 werden er
250.000 nieuwe particuliere ondernemingen geregistreerd (ter vergelijking: in de staatsindustrie verdwe-

sociale zekerheid op te zetten, dat

jaar beeindigd, en de leerlingen heb-

ben dan een zodanig specifieke
opleiding voltooid dat uitwijk naar

De werkloosheid wordt mede gestimuleerd door het aarzelende en onhandige regeringsbeleid, en de passieve houding van ondernemers en
bevolking. Het Tsjechoslowaakse kabinet wordt in zijn handelen belemmerd door ideologische conflicten
en een nationaliteitenprobleem. Het
ideologisch conflict heeft twee dimensies: het dilemma tussen ‘humanitaire doelen’ en harde realiteit, en

nen in die periode 215.000 banen).

Probleem om het veilingsysteem ook

Naar verwachting zal eind dit jaar 60

tot 95% van hen onder deze armoedegrens zijn terechtgekomen . Cruci-

niet tegelijk ‘paternalistisch’ (be-

schermend zonder te activeren) van
opzet is. Samen met een vorm van in-

komstenbelasting, er bestaan nu alleen aparte belastingen op verschillende inkomensbronnen, is zo’n

bij grotere ondernemingen toe te

systeem per 1 januari 1993 voorzien.

passen is het gebrek aan koop-

In het voorziene systeem is daarbij

kracht. Door uitdeling van ‘bonnen’
aan burgers werd aanvankelijk ge-

een belangrijke rol weggelegd voor
de gemeenten, die echter een deel

dacht dit deels te compenseren,
maar nu wordt het controleprobleem
zwaarder ingeschat. Nu wordt ge-

van de uitgaven uit eigen middelen
dienen op te brengen. Vooral in de
armere regie’s is de vraag of deze
wel beschikbaar zullen zijn.

het verlammende dilemma tussen onbegrensd vertrouwen in nieuwe
marktkrachten bij het feitelijk ontbreken daarvan.
Met het eerste wordt gedoeld op de
plechtige beloften van president Havel dat er onder zijn bewind ‘geen

koop via deze bonnen zal lopen.
Het nationaliteitenprobleem maakt
een en ander nog gecompliceerder.

werkloosheid zal voorkomen’ en de

Het armere Slowakije wantrouwt het

de bevolking een overgangsperiode

royale maar onbetaalbare voornemens over lonen. Zo is in overleg
met sociale partners een minimumloon vastgesteld op meer dan 60%
van het gemiddelde, en wordt nog
nagedacht over een indexering van
dit minimum. Het gemiddeld loon
mag gecorrigeerd voor inflatie volgens dit tripartite akkoord in 1991
niet meer dan 10 tot 12% dalen. Gezien de prognoses is dat irreeel.
Het tweede is dat het kabinet wel inziet dat alleen vertrouwen op de
marktwerking geen garantie is voor
succes, maar innerlijk verdeeld is
over de te nemen stappen: toch alleen op de markt hopen, of opnieuw
een vorm van structuurpolitiek voeren? Dit belemmert bij voorbeeld het
actief stimuleren van kleine bedrijven door bij voorbeeld achtergestelde laagrentende kredieten. De privatisering is nu al drie maanden op
schema achter’.
Ook is onduidelijk wat er met de
staatsbedrijven gedaan moet worden
zolang ze niet geprivatiseerd zijn .
In veel gevallen zal dat nog wel enige tijd duren (verwachting is op zijn
vroegst zomer 1992), omdat de regering zich heeft laten verleiden aan
steeds grotere groepen voormalige

rijkere Tsjechie (dat weer uit de deel-

van twee tot drie jaar beloofd. Dat is

gebieden Bohemen en Moravie bestaat). Bij de opzet van een nieuw
nationaal pensioensysteem is bij

volstrekt irreeel. Het veranderings-

dacht dat 20 tot 30% van de ver-

voorbeeld onduidelijk of er een enkel, dan wel twee zullen komen.
Belangrijker wellicht nog is de passie-

ve houding van de bevolking. In een
land waar niemand geleerd heeft eigen initiatieven te nemen wacht men
in feite toch op handelen van de overheid of anderen. In het bedrijfsleven
bij voorbeeld krijgt men niet de indruk dat actief wordt getracht een
nieuwe strategic te ontwerpen in een
fundamenteel veranderde omgeving:
er worden daarentegen mensen ontslagen omdat de afzet afneemt, en gehoopt op advies uit dan wel overname door het buitenland.

Armoede
Werkloosheid kan in een overgangstijdperk een noodzakelijke functie
vervullen. De dreiging van werkloosheid zal het, nu verloren gegane, besef doen herleven dat een arbeids-

contract een verantwoordelijkheid is
waarin twee partijen prestaties overeenkomen. Probleem is dan niet de
werkloosheid maar de ‘onderklasse’
die het zal veroorzaken: de mensen

eigenaars toe te staan oude rechten

met geringe kansen om ooit weer

te doen gelden (in plaats van compensatie achteraf te belonen). Tot 31
September kunnen dezen hun rechten claimen. Dit blokkeert uiteraard
privatiseringsinitiatieven. Eventuele

werk te vinden.

FSR Q-10-1QQ1

Ten slotte
De Tsjechoslowaakse regering heeft

proces zal decennia duren. Ook is
de bevolking ten onrechte voorgehouden dat werkloosheid alleen het
gevolg van een ‘verkeerd’ soort hervormingen zou kunnen zijn. Angst
voor ‘Poolse situaties’ – inflatie en
omvangrijke werkloosheid -, het nationaliteitenprobleem alsmede een
beperkt inzicht in de ernst van de
economische problematiek verlammen besluitvorming. Volgend jaar
worden er algemene verkiezingen

gehouden, zodat een ‘politieke conjunctuurcyclus’ niet uitgesloten is.

Snelle privatisering en komst van
buitenlands kapitaal in het relatief
stabiele Tsjechoslowakije zijn echter
positieve fenomenen.
Pieter Boot
De auteur is werkzaam bij Ministerie van
Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Dit
artikel is geschreven op persoonlijke titel.

7. Sinds de nieuwe richtlijnen (uit mei in
Tsjechie en juli in Slowakije) de bevoegdheden tot privatisering hebben gedecentraliseerd komt er wellicht meer vaart in.
De formele Privatiseringswet dateert van
1 april.
8. Onlangs is een Faillissementswet bij
het federale parlement ingediend die

Op korte termijn is in dit land werke-

voorziet in een door de overheid te finan-

lijke armoede te verwachten. Begin

maanden nadat eventueel faillissement is

van dit jaar leefde 15% van de bevolking onder een officieel gedefinieer-

cieren ‘reddingsperiode’ van maximaal 12
aangevraagd.

9. Janacek et al.. 1991. biz. 41.

1019

Auteur