De Surinaamse economie in
grote problemen
A.P.J. de Vette
D
e Surinaamse economie zit diep in de problemen. Er is een nijpend gebrek aan
deviezen en de officiele economie is voor een belangrijk deel vervangen door de
zwarte markt. Ingrijpende maatregelen zijn noodzakelijk, maar Suriname lijkt
hiertoe op eigen kracht nauwelijks in staat. Niet alleen ontbreekt een samenhangende visie hoe de economischeproblemen aan te pakken, maar de bevolking
lijkt ook bet vertrouwen in haar leiders te hebben verloren.
Suriname trekt regelmatig de aandacht van de Nederlandse media. Meestal betreft dit politieke gebeurtenissen. Een diepgaande analyse van de economische situatie vindt in mindere mate plaats. De
verstrekking van Nederlandse ontwikkelingshulp
aan Suriname is naast politieke voorwaarden afhankelijk gesteld van een economisch aanpassingsprogramma en de presentatie van een toekomstvisie.
Maar ook als de Nederlandse ontwikkelingshulp buiten beschouwing wordt gelaten, is een structured
economisch aanpassingsprogramma voor Suriname
pure noodzaak. Hiervoor zijn recent ook verschillende voorstellen aangedragen:
– het structurele-aanpassingsprogramma van
Coopers & Lybrand Deloitte ;
– het voorstel van D. Ferrier, met onder meer de optie van een monetaire unie met Nederland ;
– het ‘plan-Lubbers’ voor een ‘Gemenebest-constructie’3;
– de dissertatie van M. van Schaaijk (een macromodel voor de micro-economie van Suriname) .
Het doel van dit artikel is de Surinaamse economie
in beeld te brengen. Daarmee wordt tevens beoogd
een kader aan te reiken om de voorstellen die in bovenstaande bijdragen zijn vervat, op hun juiste waarde te kunnen schatten.
Macro-economische situatie
Door het stopzetten van de ontwikkelingshulp in
1982 en het inzakken van de bauxietmarkt liepen de
deviezeninkomsten in de exportmonocultuur drastisch terug. Dit werd in eerste instantie niet opgevangen door matiging van de import, met als gevolg dat
de deviezenvoorraad sterk slonk. Hierdoor werd
men uiteindelijk gedwongen de invoer te contingenteren, ofschoon dit door ‘credit-lines’ nog enigszins
versluierd werd.
De buitenlandse schuld van de overheid lijkt nog
niet alarmerend. Een schatting van deze schuld ultimo 1990 bedroeg S 263,5 mln. Dit is inclusief ‘credit
lines’ onder staatsgarantie (S 83,8 mln.) en overige
korte-termijnverplichtingen zoals letters of credit,
wissels e.d. ($ 146,1 mln.). Uitgaande van een bevolking van 400.000 personen is dit per hoofd echter
bijna $ 660, hetgeen niet veel minder is dan de
schuld in andere Latijnsamerikaanse landen.
Op de verslechterde economische situatie, die zich
uitte in een gebrek aan deviezen c.q. goederen, werd
gereageerd met een restrictief overheidsbeleid: een
ontslagdecreet (bedrijven moeten een vergunning
hebben om werknemers te ontslaan); vastgestelde
prijzen voor vele lokaal geproduceerde en geimporteerde goederen; en een selectief vergunningenbeleid
voor import tegen de officiele wisselkoers (de Surinaamse gulden (Sf) is gekoppeld aan de Amerikaanse
dollar in de verhouding: S 1 = Sf 1,80).
De verliezen bij staatsbedrijven werden niet structured aangepakt, maar door subsidies en met staatsgaranties gedekte leningen bij Surinaamse banken gecompenseerd.
De werkloosheid werd gedeeltelijk opgevangen
door opname van het arbeidsaanbod in het ambtenarenkorps. Omdat Suriname een relatief jonge bevolking heeft is het arbeidsaanbod hoog ondanks
de migratie naar met name de Nederlandse Antillen
en Nederland. Exacte cijfers van de werkgelegenheid en de werkloosheid zijn niet bekend. De gepresenteerde cijfers zijn in ieder geval onbetrouwbaar;
behalve door het gebrek aan data komt dat doordat
* A.PJ. de Vette is stafmedewerker van De Surinaamsche
Bank NV en decent aan de Anton de Kom Universiteit te
Paramaribo. Dit artikel is op persoonlijke.titel geschreven.
1. Coopers & Lybrand Deloitte, A programme for adjustment and structural adaptation in Suriname (thepriority
phase), Draft Report, december 1990.
2. CESWO-rapport, Algemene referenties voor de discussie
over de structurele aanpassing van de economie van Suriname, Paramaribo, oktober 1990. Zie ook onder dezelfde
titel: Progress, Wetenschappelijke Publikaties, Rotterdam,
1990.
3. Discussie in de Nederlandse ministerraad, januari 1991.
4. M.LJ.H.A. van Schaaijk, Een macro-model van een micro-economie, Een empirisch macro-model voor de analyse van de Surinaamse micro-economie en de simulatie van
ontwikkelingsbeleid, dissertatie, Scheveningen, oktober
1990.
het in Suriname zeer gangbaar is dat een persoon
verscheidene banen heeft, waardoor dubbeltelling
optreedt. De omvang van de informele sector is zo-
1982
als in vele ontwikkelingslanden fors.
Officiele import
van goederen
1984
921
(512)
617
(343)
1986
1988
1989
378
443
423
(246) (210) (235)
76
145
179
(42) (81) (100)
592
(329)
Het mede hierdoor ontstane begrotingstekort werd
EA-import
door monetaire financiering gedekt. De maatschap-
(officiele waarde)
pelijke geldhoeveelheid steeg hierdoor in de periode 1982-1990 met ruim 500%.
De vlottende schuld van de overheid bij de Centrale
1990
668
(371)
194
58a
(108) (32)
EA-import
Bank van Suriname steeg in de periode 1982-1990
van Sf 172 mln. naar Sf 2600 mln. De vaste binnenlandse schuld bedroeg eind 1990 ca. Sf 450 mln.
Dit enorme geldaanbod kon door deviezengebrek
1987
a. le kwartaal 1990. b. le kwartaal 1990.
Bron: Centrale Bank van Suriname.
niet naar het buitenland afvloeien. De relatief gerin-
ge vraag naar Surinaamse guldens door het publiek
leidde tot een lage spaarrente en zelfs tot een weige-
(marktwaarde)
344 1.312 1.414 1.595
op de door de Centrale Bank van Suriname beheer- Tabel 1. Officiele
en
de vreemde-valutavoorraad.
EA-import, in
mln s
Deze importconstructie, ook wel EA-handel ge- f(tussen
,
., , c ,
.
,
,
haakjes mln. $ )
J
naamd, groeide de afgelopen jaren enorm, daar ken’
ring van de primaire banken om spaargelden aan te
trekken.
Mede door het geringe aanbod van goederen en de
nelijk de in particuliere eigendom aanwezige of aan-
hierdoor gecreeerde schaarste veroorzaakte de op-
streerd.
tredende inflatie een forse reele koopkrachtdaling
De officiele EA-importwaarde (zie label 1) repre-
gekochte deviezenvoorraden fors waren. Deze
EA-handel wordt op de betalingsbalans niet geregi-
bij met name het in vaste loondienst werkende deel
senteert het in deviezen gei’mporteerde bedrag, om-
van de beroepsbevolking. Daar bij deze categorie
substantiele loonstijgingen uitbleven, ontstond de in
volg van de slechte maatschappelijke situatie, de po-
gerekend tegen de niet-relevante officiele wisselkoers. De EA-import tegen marktwaarde betreft de
omrekening tegen de gemiddelde parallelle-marktkoers van dat jaar. De parallelmarkt van deviezen
ontwikkelde zich tot een goed geoliede institutie.
De stijgende officiele import van de laaste jaren kan
litieke instabiliteit, het gebrek aan positief nationalis-
worden verklaard uit de toenemende bauxietexport
tisch handelen, het afwezig zijn van visie en het
(aluinaarde en aluminium). Ongeveer 30% van de
exportwaarde is nodig voor de invoer van inputs
Zuid-Amerika welbekende loonprijsspiraal gelukkig
nog niet.
Ook de opgetreden braindrain, de frustratie als ge-
onbegrip bij c.q. de onwil van besluitvormers dra-
gen niet tot economische vooruitgang bij. Tevens
ontbreekt een exportgerichte attitude, het investeringsklimaat is ronduit slecht.
De steeds schevere inkomensverdeling, waarbij met
voor deze sector. De stijgende exportwaarde houdt
voor Suriname niet automatisch een netto deviezen-
stijging in. De bedrijven in de bauxietsector (Sural-
name de particuliere handelssector crop vooruitgaat
co-Alcoa, Billiton-Shell) maken hun deviezen namelijk niet over aan de hand van de exportwaarde,
en de mensen met vaste looninkomens de dupe
worden, doet duale tendensen ontstaan en veroorzaakt mede een erosie van normen en waarden,
maar via de tegenwaarde van de in Surinaamse guldens luidende loonkosten, lokale inkopen en winstbelasting. Een netto deviezenstijging vindt dus
waardoor criminaliteit en corruptie toenemen.
slechts plaats bij hogere lonen c.q. winsten, of een
Een rechtvaardige verdeling van tegen de offici-
stijging van de werkgelegenheid in deze sector. De
netto deviezenbijdrage van de bauxietsector in 1990
bedroeg S 336,4 mln.
ele koers gei’mporteerde goederen of van officieel
gei’mporteerde inputs en verder lokaal geproduceerde goederen, is moeilijk. Zeker als de deviezentoewijzende en toezichthoudende instantie
een belangengroepering is (het leger) en in latere
jaren een op raciale basis handelende regering
(de periode-Shankar). In een dergelijke situatie
houdt maximumprijszetting door de overheid
geen stand. Corruptie en ‘zwarte markten’ zijn
dan het logische gevolg.
In de tweede helft van de jaren tachtig kwam dan
ook als gevolg van de schaarstesituatie en het ge-
voerde restrictieve overheidsbeleid een parallelmarkt van deviezen en goederen tot ontwikkeling.
Parallelmarkt
Ofschoon een Surinaamse ingezetene officieel niet
over vreemde valuta mag beschikken (ook niet op
een buitenlandse rekening), is door het gebrek aan
importmogelijkheden in deze periode noodgedwongen aan hen die dit verzochten toegestaan met ei-
gen deviezen te importeren. Dit geschiedde door
een ‘E-82 vergunning zonder officiele deviezenovermaking’, in de volksmond ‘EA-vergunning’ genaamd
(Eigen Aanbreng van deviezen). De aanvrager im-
porteert in dit geval dus zonder een beroep te doen
483b
Afgezien van de bauxietsector behoren alle andere ex-
portopbrengsten in Suriname tegen de officiele koers
volgens de wettelijke bepalingen bij de Centrale Bank
van Suriname ingewisseld te worden. Gezien de kolossale omvang van de maatschappelijke geldhoeveelheid en de hieruit voortvloeiende daling van de waarde van de Surinaamse gulden zijn de exporteurs niet
ingenomen met de lage officiele tegenwaarde in Sf
van de door hen verdiende deviezen. Zij kunnen via
verkoop op de parallelmarkt veel meer Sf verkrijgen.
Door de als gevolg van de inflatie stijgende kostprijzen moeten zij dit ook wel doen, omdat export anders sterk verliesgevend zou zijn.
Behalve deze in overtreding zijnde exporteurs zijn
er diverse andere bronnen voor het aanbod van valuta op deze feitelijk illegale parallelmarkt:
– illegale export. Te denken valt hierbij aan gesmokkelde rijst, vis, brandstof en goud. Inkopen
van handelaren uit Guyana behoren eveneens tot
deze categorie;
– doorvoerinkomsten uit coca’inetransport;
– het deels of helemaal niet inwisselen van de officieel geexporteerde, gefactureerde en ontvangen
bedragen;
– het voor de deviezenautoriteiten onderfactureren
van geexporteerde goederen. Daardoor is het mogelijk een deel van de aan de leverancier in werkelijkheid gefactureerde bedragen op de parallelmarkt te verkopen;
– beleggingen van met name in Nederland verblijvende personen met een Surinaamse achtergrond
die in Suriname vooral grond en huizen kopen;
– overmakingen van in het buitenland genoten pensioenen en uitkeringen, alsmede giften en overige transfers van relaties in het buitenland;
– verkoop van vreemde valuta door toeristen, diplomatiek personeel enzovoort;
– overfacturering ten aanzien van de deviezenautoriteiten van importen, waarbij de importeur van
de overheid een officiele deviezenvergunning
heeft gekregen voor een groter bedrag dan in
werkelijkheid benodigd is. Het overschot van
deze tegen de officiele koers verkregen deviezen,
kan dan op de parallelmarkt verkocht worden.
Vragende partijen op deze valutamarkt zijn, naast de
EA-importeurs, met name de kapitaalvluchters. De
beperkte waardevaste beleggingsmogelijkheden in
Suriname leiden er immers toe dat velen hun overli-
quiditeit in deviezen wensen om te zetten.
Personen en bedrijven die een vergunning krijgen
om tegen de officiele wisselkoers deviezen bij de
Deze theorie, maakt een onderscheid tussen bedrijven en sectoren naar gelang van hun binding met
de internationale markt.
Bedrijven waarvan de activiteiten onderhevig zijn
aan buitenlandse concurrentie vormen de ‘exposed’
sector. Bedrijven die door de aard van het produkt
(bij voorbeeld brood, elektra enzovoort) of als gevolg van overheidsprotectie geen buitenlandse concurrentie te vrezen hebben, vormen hierbij de ‘sheltered’ sector. In Suriname wordt deze laatste sector
veelal gevormd door bedrijven die hun inputs tegen
de officiele koers mogen importeren. Buitenlandse
concurrentie is dan door het niet-verstrekken van
een EA-importvergunning, of door de parallelmarkt
en de hieraan gekoppelde hoge kostprijs afwezig.
De ‘sheltered’ sector kan volgens de theorie gemakkelijker loons- en overige kostprijsverhogingen
doorberekenen dan de ‘exposed’ sector, die immers
gebonden is aan de internationaal geldende prijzen.
Dit gaat in Suriname echter slechts ten dele op.
Doordat de overheid naast de terbeschikkingstelling
van deviezen tegelijk de verkoopprijzen in de ‘sheltered’ sector op een laag niveau vaststelt, is er officieel geen ruimte om bij voorbeeld de lonen te verhogen.
De ‘sheltered’ sector wordt daarentegen geconfronteerd met een zeer actieve tussenhandel die de pro-
verscheidene bedrijven in dezelfde sector werkzaam
zijn is er sprake van concurrentievervalsing. De overige bedrijven zijn immers aangewezen op de EA-
dukten vaak tegen de officiele lage prijs opkoopt en
vervolgens lokaal tegen hoge prijzen doorverkoopt.
De maximaal mogelijke hoogte van deze verkoopprijzen wordt deels bepaald door het goederenaanbod en de mate waarbij hier aan de vraag tegemoet
gekomen wordt, deels door de hoogte van de parallelmarktkoers. Dit is als volgt te benaderen.
Indien de importinput S 2 bedraagt, dus officieel
Sf 3,60, waarna met lokaal toegevoegde waarde een
verkoopprijs van bij voorbeeld Sf 10 resulteert, be-
markt, waardoor hun kostprijs veel hoger is. Indien
hoeft de producent pas concurrentie van de EA-im-
het met officiele deviezen begunstigde bedrijf zich
aan de hieraan gekoppelde maximumverkoopprij-
porteur te vrezen bij een prijs van minimaal Sf 40
(uitgaande van een parallelmarktkoers van S 1 =
Sf 18, lage invoerrechten en een kleine winstmarge).
De nabijheid van buurlanden als Guyana en Frans
Guiana, waar importen tegen de ree’le waarde
(Guyanese dollars respectievelijk Franse franken)
verkocht worden, levert een aantrekkelijke smokkelmarkt op voor de ‘sheltered’-sectorprodukten en
Centrale Bank te kopen en te importeren zijn dus geluksvogels. Geluksvogels zijn ook zij die goederen
mochten importeren op basis van de zogenaamde
Arron-koers’. Als de bevoorrechte importeur bij
voorbeeld de enige lokale producent is, kunnen forse monopoliewinsten behaald worden; wanneer er
zen houdt, prijst het zijn branchegenoten uit de
markt. Houdt het bedrijf zich hier niet aan, dan is de
mogelijkheid tot winstneming ongelijk verdeeld.
Uitgaande van de veronderstelling dat de overheid
met oprechte bedoelingen tegen de officiele koers
deviezen verkoopt, zodat de gei’mporteerde goederen goedkoop verkocht kunnen worden, verloopt
de praktijk vaak anders. De grondstoffenimporterende producent kan zijn produkt namelijk zelf tegen
een hoge prijs verkopen (prijscontrolemaatregelen
worden niet effectief toegepast) of als de producent
wel tegen lage prijzen verkoopt, maakt de tussenhandel zich aan prijsopdrijving en opslag van deze
schaarse goederen schuldig. Het ontbreken van een
sterk sociaal controlemechanisme op dit gebied
maakt dit soort praktijken onvermijdbaar. In een
kleine samenleving waar schaarste heerst en alles
crop gericht is ‘persoonlijke contacten op te bouwen’ om de aankoop van schaarse goederen en
diensten veilig te stellen, zijn sancties of principieel
optreden moeilijk te verwachten. Morgen heb je elkaar immers weer nodig!
vormt derhalve een prijsopdrijvende factor in Surina-
me. Op deze wijze verdwijnen bij voorbeeld heel
veel aardolieprodukten, palmolie, rijst, medicijnen,
sigaretten, meel, citrus enzovoort naar het buitenland. Guyanese deskundigen erkennen dat zij in dit
opzicht veel ‘ondersteuning’ hebben gehad en nog
steeds verkrijgen van dit verkapte Surinaamse subsidiebeleid. Een cynische constatering.
5. Deze koers werd in 1989 ingesteld en was van toepassing op uit de Nederlandse overbruggingshulp te financie-
ren goederen. De van toepassing zijnde koers was/ 1 =
Sf 2,50 en S 1 = Sf 5. Het hier extra door de overheid ver-
diende Surinaamse geld (voor iedere aan de importeur verkochte dollar: Sf 5 – Sf 1,80 = Sf 3,20) werd in een Tegenwaardefonds gestort dat mogelijkheden bood tot liquidi-
‘Exposed’ en ‘sheltered’ sector
Dit werpt tevens een ander licht op de theorie van de
‘exposed’ en de ‘sheltered’ sector van Ankrust , die
ook door Van Schaaijk in zijn dissertatie is gebruikt.
teitsafroming. Aangezien de overheid dit fonds feitelijk wel
als inkomstenbron op de begroting opnam, was dit geen
stimulans om de uitgaven structured af te remmen.
6. O. Ankrust, Inflation in the open economy: a Norwegian
model, Artikler96, Statistik Sentralbyra, Oslo, 1977.
De winstmarges in de ‘sheltered’ sector worden dus
gemaakt in de handel en grotendeels bepaald door
de in het buitenland van toepassing zijnde prijzen.
Saneringsmaatregelen
Ontslag, zelfs als het ambtenaren betreft die nooit
op het werk verschijnen, of slechts voor zeer korte
De prijscontrole functioneert zoals gezegd niet
tijd (de z.g. zeven-even-ambtenaren) ligt politick al-
goed. De lage lonen bij deze controlerende instanties en de verlaagde moraal maken omkoping (een
tjoekoe) bovendien voor de hand liggend.
De ‘exposed’ sector heeft voor zover het exporteren-
tijd gevoelig. Het belang van het reeds vermelde
‘contacten onderhouden’ en de segregatie op raciale
grondslag waarbij men de ras- en geloofsgenoten
beschermt, staan een zakelijk optreden op dit punt
in de weg.
Bij privatisering speelt de ontslagdreiging eveneens
een rol. Voorts is vooral het creoolse deel van de samenleving, in wier handen het overheidsverkeer zich
voornamelijk afspeelt, bevreesd dat deze bedrijven
de bedrijven betreft die niet (of moeilijk) met de regels kunnen of willen marchanderen (bauxiet, bacoven, garnalen) volgens de theorie van Ankrust niet de
mogelijkheid om kostprijsverhogingen door te berekenen. Deze sector is namelijk gebonden aan wereldmarktprijzen en dient zijn exportinkomsten tegen de
officiele wisselkoers in te leveren. De sector heeft het
in deze tijd van inflatie (= kostprijsstijging) met ongewijzigde wisselkoers dan ook zwaar te verduren. De
overheid komt hierin ten aanzien van enkele geselecteerde staatsbedrijven enigszins tegemoet door het instellen van een zogenaamde retentie (een bepaald
percentage van de verdiende deviezen kan onder eigen beheer door het bedrijf zelf worden aangewend
voor de import van inputs). Hierdoor zijn dit soort bedrijven voor nun ingevoerde inputs dus niet rechtstreeks aangewezen op de parallelmarkt. Een andere
‘lap-mogelijkheid’ die wordt toegepast is het instellen
van naar produkt gespecificeerde minimumbedragen
in vreemde valuta, die men voor bij voorbeeld gee’xporteerde groenten moet inwisselen. Brengt de feitelij-
ke verkoop meer op, dan is de praktijk dat de exporteur dit overschot zelf kan behouden en desgewenst
kan omwisselen op de parallelmarkt. Structurele oplossingen zijn dit echter niet.
De illegale en onderfacturerende exporteurs in de
‘exposed’ sector hebben als gevolg van de stijgende
parallelmarktkoers wel de ruimte om bij voorbeeld
loonsverhogingen door te voeren en zijn door de
vaste wereldmarktprijs in vreemde valuta, bij een
stijgende koers juist verzekerd van een forse winst
in Surinaamse valuta, die bovendien buiten het zicht
van de belastingdienst blijft.
Economische aanpassing en weerstanden
In een dergelijke economische situatie is een drastisch aanpassingsprogramma vereist. De meest voor
de hand liggende optics zijn:
– sanering van de overheidsbegroting door bij voorbeeld ontslag van ambtenaren; privatisering van
slecht draaiende staatsbedrijven; verhoging van
inkomstengenererende middelen, waarbij aan intensievere belastingheffing van met name de zelf-
standig werkenden en het heffen van vermogensbelasting gedacht kan worden;
– exportstimulerende maatregelen, zoals een devaluatie van de Surinaamse gulden en legalisering
van de parallelmarkt (of een combinatie van beide); winstovermakingsmogelijkheden voor buitenlandse bedrijven; verbetering van de infrastructuur; het instellen van ‘freezones’ enz.;
– het bestrijden van corruptie en smokkel door het
selectief afschaffen van prijsvaststellingsmaatregelen en wederom de legalisering van de huidige illegale parallelle valutamarkt met inschakeling
van het bankwezen .
Deze maatregelen zullen in de Surinaamse econo-
mic echter op grote weerstanden stuiten.
(bij voorbeeld Surland-bacoven, SML-rijst, SLM- vlieg-
diensten, Marienburg-suiker) overgaan in meer op de
particuliere sector gerichte hindoestaanse handen.
Verhoging van inkomstenbelasting en vermogensbelasting wordt door de heersende elite niet gestimuleerd. De belastinginspecteur is of wordt overigens
veelal een goede kennis van de aangeslagene, hetgeen de hoogte van het bedrag van de aanslag gunstig kan bei’nvloeden.
Het heffen van invoerrechten bij EA-goederen geschiedt op basis van de officiele tegenwaarde van
het in deviezen gefactureerde bedrag. Indien dit
zou geschieden op basis van de meer ree’le parallelle-marktwaarde zou het begotingstekort op slag verdwenen zijn. Vrees voor ‘cost push’-inflatie en toenemende corruptie bij douaneambtenaren is echter
niet geheel ten onrechte aanwezig.
Exportbevordering
Exportstimulerende maatregelen zijn nodig. De exporteur wordt in Suriname echter gewantrouwd.
Men ziet hem als een verkapte kapitaalvluchter. Wellicht speelt hier nog het koloniale gevoel van uitgebuit te worden mee: ‘het wegdragen van Surinaamse eigendommen’. De neiging importsubstitutie te
stimuleren, zoals dit internationaal de trend was in
de jaren zeventig, speelt de boventoon.
Devaluatie wordt in Suriname ervaren als een spookbeeld, dat steeds wordt voorgehouden door het
IMF, dat de ontwikkelingslanden kwaad gezind is.
Devaluatie wordt als onderdeel van een structureelaanpassingspakket bovendien vaak geisoleerd bekeken, waarbij men verwijst naar landen die na een
slecht gei’mplementeerd aanpassingsprogramma na
devaluatie niet uit de economische problemen zijn
gekomen. Helaas valt empirisch moeilijk te bewijzen dat de economische situatie in deze landen, indien zij niet zouden zijn gedevalueerd, wellicht nog
veel slechter zou zijn geweest.
Aangezien het merendeel van alle officiele exportinkomsten op dit moment uit de bauxietsector komt,
waarbij de door de bedrijven gestorte deviezeninkomsten zoals eerder vermeld niet worden bepaald
door de tegenwaarde van de geexporteerde hoeveelheid, maar aan de hand van de tegenwaarde van de
in Surinaamse guldens te betalen loonkosten, lokale
aankopen en eventuele winstbelasting, zal een devaluatie bij gelijkblijvende nominale lonen de directe
7. Kenmerkend voor de situatie in Suriname is dat bij een
dergelijk voorstel waarbij door een bankemployee de inschakeling van het bankwezen aanbevolen wordt, men er
direct van uitgaat dat hier niet een nationaal, maar een eigen belang speelt.
deviezenopbrengst voor Suriname doen verminderen. Dit zal echter deels indirect gecompenseerd
worden door een toename van de te verwachten
winst en de hieruit voortvloeiende winstbelasting
en de mogelijkheid van het wederom invoeren van
de bauxiet-‘levy’.
De overige exportsectoren zullen door de aard van
hun produkt, waarvan de prijs bepaald wordt door
de wereldmarkt bij een devaluatie direct profiteren,
zonder dat het nominale bedrag in vreemde valuta
– politieke leiders, aan hen gelieerde personen en begunstigde importeurs, die nu gemakkelijk een officiele deviezenvergunning kunnen bemachtigen;
– de produktie- en handelsbedrijven van ‘sheltered’-
voor Suriname achteruitgaat.
Een probleem dat bij devaluatie niet opgelost wordt
de prijsstijging hoogstwaarschijnlijk in eerste in-
is de aanwezigheid van de parallelmarkt, waardoor
inwisseling op deze markt aantrekkelijker blijft. Een
flexibel wisselkoerssysteem bepaald door vraag en
aanbod zou hiervoor de oplossing kunnen zijn.
Buurland Guyana heeft stapsgewijs voor deze oplossing gekozen. Gevolg is wel dat primaire levensbe-
hoeften, die nu veelal nog tegen de officiele koers
verkrijgbaar zijn (benzine, brood, rijst, krant, melk,
sectorprodukten die zich niet aan de door de overheid vastgestelde prijzen houden en illegaal wer-
kende bedrijven in de ‘exposed’ sector. Zij zullen
geconfronteerd worden met een hogere kostprijs;
– de ontvangers van vaste looninkomens zullen als
gevolg van een te verwachten algehele gemiddelstantie in koopkracht achteruitgaan;
– de bevolking is bang voor drastische economische veranderingen. Velen denken inmiddels via
‘hun contacten’ de voorziening van schaarse goederen tegen lage prijzen veilig te hebben gesteld.
Een juiste voorlichting bij het uit te voeren aanpassingspakket aan het publiek zal heel belangrijk zijn.
Compenserende loonstijging, verhoging van ver-
elektriciteit enzovoort) flink in prijs zullen stijgen,
strekte uitkeringen en betalingsbalansondersteuning
waardoor het overgrote deel van de bevolking het
zijn zeer waarschijnlijk noodzakelijk. Consequent
nog zwaarder te verduren zal krijgen.
handelen, vasthouden aan uitgestippelde beleidslij-
nen is onontkoombaar.
Bestrijding van corruptie
Binnen de Nationale Dialoog (een door oud-presi-
dent Shankar ingesteld adviesorgaan van werknemers-, werkgeversorganisaties, religieuze groeperingen, politie en politieke partijen) is gekozen voor
de optie van een tweekoersensysteem. Tegen de
lage officiele, in de nabije toekomst te devalueren
wisselkoers zal een zeer beperkt pakket primaire
goederen (categoric I) geimporteerd en verkocht
worden. Financiering zal geschieden uit de voor
Slot
De ervaringen in de jaren tachtig leren dat de Surinamer het vertrouwen in zijn leiders verloren heeft. Met
name de groepen die het meest profiteren van de bestaande situatie zullen het eigenbelang niet omwille
van het nationale belang willen opgeven. Vakkundig
leiderschap ontbreekt, visie is afwezig en Vertrouwen
in eigen kunnen’ is – afgezien van het zich voorspoedig ontwikkelende staatsbedrijf Staatsolie – een politie-
deze koers relevante bauxietsectordeviezen.
ke slogan die slechts met cynisme wordt gehanteerd.
Categoric II is het resterende goederenpakket dat
geimporteerd zal worden via de gelegaliseerde parallelmarkt, waarbij het bankwezen de deviezen van
alle overige deviezengenererende bronnen opkoopt
en verkoopt tegen de door vraag en aanbod bepaalde bankdagkoers. Koersbeinvloeding van overheids-
Tegen deze achtergrond worden de voorstellen van
de heer Ferrier en het plan-Lubbers voor een monetaire unie respectievelijk een Gemenebestconstructie in Suriname met interesse ontvangen.
wege zal slechts mogen plaatsvinden door aanbie-
natie op te bouwen en worden zij derhalve uit natio-
ding van een overschot uit de categorie I-pot en/of
nalistisch, idealistisch en emotioneel oogpunt verwor-
Enerzijds worden zij weliswaar gezien als een capitulatie van de poging om zelfstandig een welvarende
door betalingsbalansondersteuning door ontwikke-
pen. Anderzijds vormen zij een strohalm, waarmee
lingshulp. Het gebruik van ontwikkelingshulp ten
behoeve van afroming van overliquiditeit is een
reeds in het verleden voorgestelde maatregel.
Overwogen kan ook worden exportdeviezeninwis-
bronnen hun deviezen op rentedragende rekeningen in Suriname te laten plaatsen.
In Guyana heeft men de deviezenaankoop bewust
men uit de neergaande spiraal zou kunnen geraken.
Uitwerking van dit soort voorstellen verdient dan
ook aanbeveling, zodat de bevolking en de politieke partijen bij een verkiezing welbewust een keuze
kunnen maken, waarna een nieuwe regering over
een concreet alternatief beschikt.
Indien de omvang van de migratie van de bevolking,
de frustratie van de afgelopen vijftien jaren onafhanke-
niet alleen via het bankwezen laten verlopen, om-
lijkheid en het gebrek aan nationale gebondenheid als
dat gevestigde particuliere valutahandelaren an-
indicatief gezien mogen worden, lijkt het geloof van
seling af te schaffen en de deviezengenererende
ders dit systeem zouden kunnen dwarsbomen. In
de bevolking in het zelfstandig opstellen en uitvoeren
december 1990 functioneerde dit systeem, waarbij
van een structured aanpassingsprogramma afwezig.
het IMF geassisteerd heeft, zonder veel proble-
Voorlopig zijn de verkiezingsonderwerpen ook nog
men. Het begrotingstekort, dat ook in Guyana
enorm is, heeft men tegen beter weten in gepro-
niet geent op oprecht structureel aanpassingsbeleid.
De regering-Kraag stuwt het begrotingstekort uit verkiezingsoverwegingen naar grote hoogten; ambtenarensalarissen worden verhoogd; de kleine deviezenreserves worden uitgegeven; nieuwe ‘credit-lines’
worden afgesloten; politick gelieerde personen wor-
beerd te bestrijden door een forse stijging van de
tarieven van invoerrechten op met name luxe artikelen. Smokkel en corruptie lijken in Guyana
daardoor niet afgenomen.
den vlak voor de verkiezingen nog snel benoemd.
Weerstanden tegen dergelijke maatregelen kunnen
verwacht worden bij hen die van het huidige systeem profiteren:
Economische vooruitgang lijkt ver weg.
A.P.J. de Vette