Bankfusie
Geheel onverwacht bereikte de Europese fusiegolf
vorige week het Nederlandse bankwezen. In navolging
van vele industriele ondernemingen maakten de ABN en
de Amro Bank hun voornemen bekend om een fusie te
onderzoeken. Integenstellingtotde Industrie, waarvooral
Internationale samenwerking wordt gezocht, lijkt het
bankwezen zich eerst te willen beperken tot sterke nationale samenwerkingsverbanden alvorens op de Internationale toer te gaan. De fusie van de NMB en de Postbank
past in dit beeld. Gelijksoortige ontwikkelingen deden zich
voor in het Spaanse, Zweedse en Deense bankwezen.
Aanleiding tot het fusievoorstel is ongetwijfeld de concurrentiepositie waarin de banken verzeild zijn geraakt.
Op de particuliere markt zijn de banken in een zeer
kostbare concurrentieslag gewikkeld om met nieuwe produkten in de gunst van de client te komen. Op de zakelijke
markt worde’n de banken voor iedere tiende van een
procent tegen elkaar uit gespeeld en hebben zij moeite
de Internationale expansie van de kredietnemers te volgen. Bovendien komen in Europees verband maatregelen op de banken af die tot een Europese bankmarkt
moeten leiden, zodat ook vanuit het buitenland toenemende concurrentie valt te verwachten.
In de particuliere markt biedt een fusie voor ABN en
Amro veel perspectief. Al jaren wordt fors geihvesteerd in
grootschalige automatiseringsprojecten. Betaalautomaten vormen daar slechts een voorbeeld van. Door samenwerking kunnen interessante schaalvoordelen behaald
worden. Tevens zal de nieuwe combinatie op de thuismarkt een veel sterkere uitgangspositie verwerven, terwijl
tegelijkertijd de marktverhoudingen nauwelijks veranderen. Het marktaandeel van de nieuwe combinatie zal
ongeveer gelijk zijn aan dat van de Rabobank en dat van
de NMB/Postbank. De markt zal in de toekomst dus niet
meer door de ‘grote vier’, maar door de ‘grote drie’ beheerst worden. Voordeconcurrentieverhoudingen maakt
dat niet veel verschil. De markt zal haar oligopolistische
karakter behouden en zelfs lets versterken.
Op de zakelijke markt worden de kaarten anders geschud. De banken delen hier niet zelf de lakens uit, maar
laten zich leiden door de activiteiten van de bedrijven. De
fusie wordt in dit verband dan ook als een soort volgstrategie verklaard. De banken willen niet achterblijven bij hun
clienten, die zich voorbereiden op de gemeenschappelijke Europese markt. Vooral tegenover intemationaal opererende ondernemingen wil de aanstaande bankcombinatie zich sterk kunnen opstellen door een volledig dienstenpakket aan te blijven bieden. De fusie zal daar zeker
een bijdrage aan leveren. De banken zullen niet alleen
van schaalvergroting profiteren, maar kunnen ook gebruik maken van elkaars sterke kanten. De Amro heeft
een sterke positie opgebouwd in het effectenbedrijf en in
de kredietverlening aan industriele ondernemingen en de
ABN kan bogen op een uitgebreid buitenlands kantorennet. Op de zakelijke markt betekent de voorgenomen
fusie wel een opvallende verandering in de concurrentieverhoudingen. In tegenstelling tot de particuliere markt
waar de algemene banken zich vrijwel volledig op dezelfde doelgroep richten, is op de zakelijke markt een duidelijke afbakening zichtbaar. De Rabobank is traditioneel
sterk vertegenwoordigd bij kleine zelfstandigen, de
NMB/Postbank rekent veel midden- en kleinbedrijven tot
haar clientele, maar zowel ABN als Amro richten zich
vooral op grote ondernemingen. De fusie zal de concurrentie die de twee voorheen veroorzaakten opheffen.
Tegenover de afnemende concurrentie vanuit de binnenlandse markt staat echter een te verwachten toename
ESB 4-4-1990
van intemationale concurrentie. In Europees verband zal
het bankwezen binnenkort geconfronteerd worden met
een vrij toegankelijke Europese markt. Binnen de lidstaten wordt het kapitaalverkeer volledig vrij en de banken
kunnen zich naar believen gaan bewegen op buitenlandse markten. Op de Nederlandse markt zullen buitenlandse concurrenten toetreden. De voorgenomen fusie kan
de positie van ABN en Amro op de binnenlandse markt
beschermen, maar om intemationaal een rol van betekenis te kunnen spelen zal deze fusie waarschijnlijk toch
onvoldoende perspectief bieden. Daarvoor is verdergaande Internationale samenwerking noodzakelijk. Van
een dergelijke samenwerking lijkt na het avontuur van de
Amro met de Belgische Generate Bank op korte termijn
nog geen sprake. Er waren te veel juridische, fiscale en
cultuurproblemen. Maar ook op deze terreinen zal in het
kader van de Europese eenwording harmonisatie plaatsvinden. Daarom is een fusie met een buitenlandse bankinstelling zeker niet uitgesloten.
Daamaast kan men zich afvragen hoe lang zal het nog
duren voordat samenwerking met verzekeringsbedrijven
tot stand komt, nu het structuurbeleid is opgeheven.
Wanneer de partners eerst hun eigen positie verstevigd
hebben, lijkt de kans niet denkbeeldig dat de eerstvolgende stap gezet wordt in de richting van verzekeringsbedrijven, die van nature met kapitaaloverschotten werken,
terwijl banken naar goedkope middelen zoeken. De verzekeringsbedrijven zouden gebruik kunnen maken van
het interessante distributienetwerk van de bank. Andere
banken hebben al stappen in deze richting gezet.
De voorgenomen fusie is goed ontvangen. Door minister van Financien Kok, DNB-president Duisenberg en
vanuit EG-kringen is instemmend op het plan gereageerd.
Toch zullen tijdens de studie die nu in gang is gezet
ongetwijfeld de nodige voetangels en klemmen te voorschijn komen. Voor de werkgelegenheid bij voorbeeld zijn
de consequenties van de fusie niet bepaald florissant. Al
jaren kampen de banken met overtollig personeel in de
kantoren. Door de voorgenomen fusie zal het substitutieproces van mensen door informatiesystemen versneld
worden, waardoor de behoefte aan personeel nog sterker
zal afnemen. De integratie van de afzonderlijke kantorennetten zal eveneens een groot aantal arbeidsplaatsen
kosten. Zal het personeel dit gelaten aanvaarden? Verder
kan men zich afvragen of de overlap die de banken in het
zakelijk bedrijf kennen bij samenvoeging niet tot verlies
van marktaandeel zal leiden. Bedrijven die met beide
banken relaties onderhielden zullen om niet te afhankelijk
te worden gaan zoeken naar een tweede bank. En ten
slotte zouden cultuurverschillen de uitvoering van ingrijpende reorganisatie-maatregelen ernstig kunnen belemmeren. Om deze reden is al menig fusieplan gestrand.
Daar staat tegenover dat de belangen van de partners
bij het welslagen van de fusie zeer groot zijn. De toenemende intemationale concurrentie als gevolg van de
Europese eenwording dwingt tot een herbezinning van de
strategische positie en in iedergeval bescherming van de
thuismarkt. Voor ABN en Amro die zich als Internationale
bank willen profileren, biedt een fusie slechts een voorlopige oplossing voor hun strategische problemen. Zowel
met verzekeringsbedrijven als met andere Internationale
bankinstellingen zal naar samenwerking gezocht worden,
om aldus de positie op de Europese markt te versterken.
De fusiegolf is nog niet voorbij.
T.P. van Walderveen
313