Conjunctuurindicator
december 1989
Omgekeerde rentestructuur voorspelt omslag
De conjunctuur zoals voorspeld door de DNB-conjunctuurindicator, bereikt een top in de maand november, zie
figuur 1. De stand van de conjunctuur in de maanden
december, januari en februari zal naar verwachting overigens slechts een fractie lager zijn dan in november. De
geringe omvang van de daling en het voorlopig karakter
van de aan de indicator ten grondslag liggende cijfers
betekenen dat aan deze lichte daling vooralsnog geen al
te zware conclusies kunnen worden verbonden.
Zoals bekend gaat de conjunctuurvoorspelling op basis
van indicatoren niet in op de oorzakelijke verklaring van de
conjunctuurverandering. Om die reden is het nuttig het
beloop van de Conjunctuurindicator te toetsen aan andere
signalen over de conjunctuur. In de novemberaflevering
van deze rubriek werd de bezettingsgraad als toetssteen
gebruikt. Een andere toetssteen biedt de rentestructuur.
Regelmatig wordt in de literatuur aandacht besteed aan de
mogelijke betekenis van de rentestructuur als Conjunctuurindicator1 , waarbij het voorspellend vermogen van de rentestructuur veelal als volgt wordt beredeneerd. In de expansiefase wordt het verschil tussen lange en korte rente
kleiner door drie oorzaken. Allereerst leidt het benaderen
van de capaciteitsgrenzen tot de verwachting dat de inf latie
tijdelijk zal toenemen. Dit tijdelijke karakter leidt tot een
inflatievergoeding die voor kortlopende schuldtitels hoger
is dan voor langlopende schuldtitels. Ten tweede zullen nog steeds volgens deze theorie – het bereiken van capaciteitsgrenzen en andere signalen over mogelijke inflatieimpulsen, centrale banken aanzetten tot een strakker monetair beleid. Dit beleid heeft – althans zo leert de ervaring
– meer effect op de korte dan op de lange rente. Ten slotte
kan in de conjunctuurfase voor de omslag, in een situatie
van strak monetair beleid, de verwachting ontstaan dat de
geldmarktrente na de conjunctuuromslag zal gaan dalen.
Dit leidt volgens de bedoelde verwachtingstheorie tot een
neerwaartse druk op de lange rente.
Het voorspellend vermogen van de rentestructuur leeft
niet alleen in de theorie maar blijkt ook in de praktijk. Een
omgekeerde rentestructuur was in het verleden vrijwel
steeds een voorbode van conjunctuurverslechtering. Het
beloop van het verschil tussen lange en korte rente, beFiguur2. DNB-conjunctuurindicator en rentestructuur
3
—— Indicator
2
Figuur 1. DNB-conjunctuurindicator
Indicator
2r
Realisatie
1980
81
82
83
84
85
86
87
88
89
90
werkt volgens de methode waarmee ook de DNB-indicator
wordt verkregen, leidt tot een conjunctuurbeweging die in
opvallende mate gelijk opgaat met die van de Conjunctuurindicator, zie figuur 2. De rentestructuur voorspelt zelfs
verder vooruit dan de indicator, wat in figuur 2 blijkt doordat
deze in 1990 verder doorloopt.
De huidige situatie is als volgt. De internationale geldmarkttarieven zijn vanaf april 1988 duidelijk en gestaag
opgelopen, terwijl dat voor de kapitaalmarktrentes in mindere mate het geval was. Op dit moment is vrijwel in alle
industrielanden zelfs sprake van een omgekeerde rentestructuur. In een relatief kleine open economie als de
Nederlandse, met goed functionerende financiele markten
en vrij kapitaalverkeer, wordt de rentestructuur in hoge
mate door buitenlandse – met name Duitse – ontwikkelingen bepaald. In Duitsland is wegens een op beperking van
de geldgroei gericht beleid de korte rente sterk gestegen,
ten einde aldus een eventuele kans op door een uitbundig
conjunctuurbeloop teweeggebrachte, inflatie-opleving te
verminderen. Volgens de voorspelling van figuur 2 indiceertde rentestructuur een conjunctuuromslag in hetderde
kwartaal van dit jaar, iets eerder nog dan volgens de
DNB-indicator.
Conclusie___________
_______
De DNB-indicator voorspelt een conjuncturele top in
november met een geringe daling voor de drie maanden
daarna. De rentestructuur blijkt ook een goede voorspeller
van de conjunctuur te zijn. De rentestructuur duidt op een
conjunctuuromslag in het derde kwartaal van 1989.
— – Rentestructuur
1
0
1. Economic Outlook nr. 44, OESO, december 1988, biz. 21-23;
The Economist, 17 december 1988, biz. 76-78; ABN Economic
Review m. 132, april 1989, biz 10-17.
-1
-2
-3
71
73
75
77
79
81
83
85
87
89
Deze rubriek wordt samengesteld door dr. J.A. Bikker en drs. L.
de Haan, werkzaam bij de Afdeling wetenschappelijk onderzoek
en econometrie respectievelijkde Studiedienst van De Nederlandsche Bank.
1200