Maatschappij-spiegel
Arbeidsverhoudingen onder
invloed van de herziening
van de sociale zekerheid
DR. W. VAN VOORDEN
Inleiding
externe gevolgen van de stelselwijziging aan
te geven. Vervolgens worden drie punten van
samenhang tussen arbeidsverhoudingen en
sociale zekerheid uitgewerkt. Ten slotte
komt een aantal facetten van de arbeidsverhoudingen aan de orde die door de herziening van het stelsel van sociale zekerheid verandering ondergaan.
Op vele punten is het stelsel van sociale zekerheid in beweging: strakkere regels, stringentere controle, wijzigingen van voorschriften zijn aan de orde van de dag. Daarenboven
zijn er plannen voor een algehele stelselwijziging. Voorstellen daartoe zijn in de vorm van
een adviesaanvraag van de staatssecretaris
van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan
de SER en de Emancipatieraad voorgelegd 1). Verwerkelijking van deze voorstellen zal een drastische reductie teweegbrengen van het niveau van sociale zekerheid. De
belangrijkste beperkingen in het stelsel
vloeien voort uit:
— een verlaging van uitkeringspercentages
bij loonderving door werkloosheid en arbeidsongeschiktheid;
— de invoering van de zogenoemde ,,glijdende schaal” waardoor het uitkeringspercentage lager is naarmate het inkomen
hoger was;
— een koppeling van de uitkeringsduur bij
werkloosheid aan de leeftijdsfactor;
— een zuivering van de arbeidsongeschiktheidsregeling voor de werkloosheidscomponent; en
— de introductie van een afbouwmechanisme, waarin de hoogte van de uitkering
op het moment van intrede in de loondervingsregeling in een aantal halfjaarlijkse
stappen (bepaald door de leeftijdsafhankelijke uitkeringsduur) wordt teruggebracht tot het niveau van het sociaal minimum voor een alleenstaande (70% van
het netto minimumloon).
De huidige stand van de voorstellen tot
wijziging van de sociale zekerheid maakt het
niet eenvoudig om het verband met het veld
van arbeidsverhoudingen te leggen. In drieerlei opzicht kleven aan de voorstellen beperkingen. Ten eerste is geen expliciete aandacht besteed aan de gevolgen van de bijstelling voor de arbeidsverhoudingen. Breder
gesteld, ontbreekt grotendeels inzicht in de
exteme maatschappelijke gevolgen van de
voorstellen. De stelselwijziging is vooral met
de blik naar binnen gekeerd ontwikkeld, met
een uitzondering: terugdringing van de omvang van de collectieve uitgaven. De adviesaanvraag vermeldt als overwegingen voor
herziening 2):
— aanpassing in het licht van de omvang en
het structurele karakter van de niet-activiteit nu en de voorziene toekomst;
— betere afstemming van het stelsel op veranderende rolopvattingen van man en
vrouw met betrekking tot betaalde arbeid;
— terugdringen van de collectieve uitgaven
met het oog op herstel van de economic.
De voorstellen tot herziening van het stelsel zijn diepingrijpend, niet alleen voor de sociale zekerheid maar ook in hun effecten op
andere sectoren van het maatschappolijk leven. In dit betoog richt ik mij met name op het
laatste aspect, toegespitst op het terrein van
de arbeidsverhoudingen. Vanuit deze invalshoek rijst dan de vraag wat de gevolgen zijn
van de beoogde herziening van het stelsel van
sociale zekerheid voor de structuren en processen waarin werkgevers(organisaties),
werknemers(organisaties) en de overheid regels tot stand brengen waaronder arbeid ter
beschikking wordt gesteld. De lijn van het
betoog is de volgende. Allereerst ga ik in op
enige factoren die het moeilijk maken om de
Inhoudsanalyse van de tekst van de adviesaanvraag maakt duidelijk dat met name de
laatste overweging de voedingsbodem vormt
voor wijziging. De invoering van gelijke rechten voor mannen en vrouwen is weliswaar in
de voorstellen opgenomen, doch lijkt meer
,,meegenomen” dan aanleiding voor de wijzigingsoperaties en over de relatie van de ombuiging met de omvang en structurele aard
van de werkloosheid en arbeidsongeschiktheid rept de adviesaanvraag verder niet.
Ten tweede heeft de geisoleerde benaderingswijze mede veroorzaakt dat de ontwikkelingen die zich op het terrein van de arbeidsverhoudingen voltrekken, niet in de
herziening van het stelsel zijn betrokken. En-
ESB 7-12-1983
Geisoleerde en eenzijdige benadering
kele voorbeelden kunnen dit duidelijk maken:
— afspraken over arbeidstijdverkorting, die
in toenemende mate per bedrijfstak worden gcmaakt, verkleinen het traject van
de loondervingsfunctie in de sociale zekerheid omdat sneller de vloer van het sociaal minimum wordt bereikt;
— de groeiende differentiatie in arbeidsvoorwaarden tussen bedrijfstakken (en
ondernemingen) ten gevolge van verschillende economische mogelijkheden
en een terughoudende opstelling van de
overheid in de loonvorming, zouden een
overweging kunnen zijn om in de sociale
zekerheid sterker het solidariteitseffect te
benadrukken;
— de trend om sterker dan voorheen te belonen naar prestatie vormt een aanslag op
het loon als premiegrondslag.
Deze vormen van inkomensvermindering,
rechtstreeks of via arbeidstijdverkorting en
variabele beloningssystemen, oefenen een
neerwaartse druk uit op de uitkeringshoogte
die bovenop de effecten van de stelselwijziging zelf komt. Ten slotte is de adviesaanvraag eenzijdig in de ruime aandacht voor de
sociale zekerheid in de collectieve sfeer. Weliswaar wordt er keer op keer gerefereerd aan
bovenwettelijke afspraken tussen de sociale
partners (semi-collectieve sfeer) en in de particuliere sfeer, doch een uitwerking is achterwege gebleven. Dit leidt tot een merkwaardige inconsistentie. Enerzijds wordt op vele
plaatsen verwezen naar semi-collectieve en
particuliere sociale-zekerheidsregelingen die
in de plaats treden van een deel van de huidige wettelijke regelingen. Anderzijds wordt
daar verder geen aandacht aan geschonken,
wanneer bij voorbeeld de financieel-economische gevolgen van de stelselwijziging
worden gepresenteerd voor de burgers zonder de lasten van semi-collectieve of particuliere regelingen 3). De veelvuldige verwijzing naar de bovenwettelijke mogelijkheden
vervult — zo lijkt het in de adviesaanvraag —
vooral de functie van maatschappelijke uitlaatklep. zonder verdiscontering van de extra
lasten die daarmee zijn gemoeid.
Raakvlakken tussen arbeidsverhoudingen
en sociale zekerheid
Op een drietal punten kan de samenhang
tussen de arbeidsverhoudingen en de sociale
zekerheid nader worden belicht.
Solidariteit of equivalence
Ten eerste kan worden gesteld dat het solidariteitsbeginsel steeds verder is opgerukt in
de sociale zekerheid. Het sterkst komt dit tot
uiting in de Algemene Bijstandswet — gefi-
1) Herziening van het stelsel van sociale zekerheid,
Adviesaanvrage aan de Sociaal-economische Raad
en de Emancipatieraad, Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Tweede Kamer, Zitting
1982-1983, 17 475, nr. 6.
2) Idem, biz. 2.
3) Idem, biz. 53.
1137
nancierd uit de algemene middelen en de
ale politick in haar algemeenheid — is ver-
standdeel van de regeling van arbeidsvoor-
hoogte van de uitkering niet afhankelijk van
schoven van een minimumbestaansgarantie
bijdragen uit het verleden — en in de volks-
voor niet-actieven naarhet evenwichtig laten
verzekeringen, waar ieder tot een bepaalde
grens een gelijk percentage van het inkomen
delen van niet-actieven in de welvaart die ac-
waarden. Is dat het geval dan wordt een in belang toenemend deel van de sociale
zekerheid een onderdeel van horizontale
machtsverhoudingen binnen het bedrijfsleven in plaats van een politiek produkt van de
verticale machtsverhouding van de overheid
betaalt en de uitkeringen onafhankelijk zijn
tieven zich konden verwerven.
De voorstellen tot herziening van het stel-
van de opgebrachte premie. Bij de werkne-
sel tasten het herverdelend vermogen van het
mersverzekeringen wordt eveneens tot een
bepaalde grens een gelijk percentage aan
premie opgebracht; de uitkeringen zijn ten
dele op solidariteit en ten dele op equivalentie gebaseerd.
Het solidariteitsbeginsel spreekt uit de on-
sociale-zekerheidsstelsel aan. De beschermende functie, bescherming tegen armoede
en gebrek, komt weer scherper naar voren. In
dit kader is het zinvol — in navolging van
dergrens, het equivalentiebeginsel uit het feit
dat boven de vloer evenredigheid bestaat tus-
sen betaalde premie en uitkeringshoogte.
Van den Heuvel is van opvatting dat de herzieningsvoorstellen het solidariteitsbeginsel
nog verder versterken. Zijns inziens wordt in
lijn met de historische ontwikkeling het equivalentiekarakter in de voorstellen verder te-
ruggedrongen. De keuze voor een systeem
van loondervingsregelingen met vangnet is —
aldus Van den Heuvel — in feite een wassen
neus: eigenlijk kan er beter worden gespro-
ken van een vangnetsysteem met loonder-
tiek, die weliswaar gericht is op het behoud
van de vigerende maatschappijstructuur,
doch latent uitwerkt in maatschappelijke ver-
anderingen door de interactie van sociaalpolitieke maatregelen met andere maatschappelijke veranderingen. Voorts is er de
Gevolgen voor de arbeidsverhoudingen
Preller—een drietal functies van sociale politick te onderscheiden. Preller onderkent
naast de ,,Strukturerhaltende” functie van
sociale politick, gericht op het handhaven
van bestaande maatschappelijke verhoudin-
gen, de ,,Strukturwandelnde” sociale poli-
,,Strukturgestaltende Sozialpolitik” die expliciet is gericht op het teweegbrengen van
maatschappelijke verandering 5).
Deze rubriek wordt verzorgd door de
het systeem en de financiele uitwerking. On-
vakgroep Sociaal-economisch Beleid van
miskenbaar wordt in de wijzingsvoorstellen
de loondervingsfunctie en daarmede het
equivalentiebeginsel benadrukt. Zo is — weliswaar afhankelijk van de leeftijd — de uitke-
de Erasmus Universiteit Rotterdam.
De ,,Strukturgestaltende” functie wordt in
semi-collectieve (en particuliere) sfeer af-
de stelselherziening danig aangetast. Maatschappelijke veranderingen via sociale zekerheid worden niet langer beoogd (de
emancipatie-overweging achter de stelselherziening is mijns inziens meer het volgen
spraken worden gemaakt, die — uiteraard op
equivalentie gebaseerd — hoogte en duur van
van opgetreden veranderingen dan initierend beleid); de ,,Strukturerhaltende”
en is een tussenfase beoogd van een jaar die in
betere economische tijden in duur kan worden verruimd. Daarbovenop kunnen in de
en samenvattend kan worden gesteld dat de
inperking van de sociale zekerheid in de collectieve sfeer in de richting van de beschermende functie meer sociale-zekerheidsafspraken in de semi-collectieve sfeer zal uitlokken. Van een ,,extra market operation”
wordt dat deel van de sociale zekerheid dan
een ,,market operation” die niet eens en
vooral wordt vastgelegd, maar keer op keer
moet worden ,,uitonderhandeld”, afgewogen
tegen andere werknemerswensen, met alle
verscheidenheid vandien.
vingstrekjes 4).
Ik onderschrijf deze stelling niet. Mijns inziens dient een onderscheid te worden gemaakt tussen de ideologische grondslag van
ringsduur zelfs maximaal op vijf jaar gesteld
ten opzichte van de burgers. Schematiserend
de uitkeringen beinvloeden. Pas daama komt
functie — behoud van het bestaande, waar
de minimumbehoeftefunctie en het solidariteitsbeginsel in beeld. Veel hangt af van de
vlucht die afspraken in de semi-collectieve
sfeer zullen nemen en de mate waarin derge-
mogelijk — komt scherper naar voren.
De vraag rijst evenwel of de gegroeide verwachtingen van een hoogwaardig stelsel van
sociale zekerheid een terugkeer naar een lou-
Het verband tussen het stelsel van arbeidsverhoudingen en het stelsel van sociale zekerheid ligt enerzijds in de rol die de partijen
in de arbeidsverhoudingen hebben in beheer
en bestuur van het (wettelijk) sociale-zekerheidsapparaat en anderzijds in de (bovenwettelijke) sociale-zekerheidsaanspraken
die binnen het stelsel van arbeidsverhoudingen worden gemaakt. Op basis van de herzieningsvoorstellen is er over het eerstgenoemde verband weinig op te merken omdat
de uitvoeringsorganisatie van sociale zekerheid na de stelselwijziging niet is uitgewerkt.
Overigens meen ik dat de ideologische nadruk op de loondervingsfunctie met zich zal
brengen dat in het ontwerp van de uitvoeringsorganisatie een ruime plaats zal worden
ingeruimd voor de sociale partners. Bij alle
vaagheid van de voorstellen tot herziening
meen ik dat op het tweede raakvlak wel enige
effecten zijn te noernen van de toeneming
van semi-collectieve afspraken binnen het
veld van de arbeidsverhoudingen.
lijke afspraken in de middelentoets (bij voor-
ter beschermende functie wel toelaten. Men
beeld bij de gezinstoeslag) worden meegenomen.
Het is juist dat de beoogde stelselherziening de hoogte van de wettelijke uitkering op
basis van de loondervingsfunctie snel op het
minimumniveau brengt. Doch het feit dat het
kan zich voorstellen dat terugkeer tot minimumniveaus en basisvoorzieningen in de collectieve sfeer vanuit een in het verleden gegroeid (ruimer) referentiekader een streven
verzekeringsaanspraken tot gelding te bren-
tig en begin zeventig is er de tendens geweest
systeem financieel als het ware op de hurken
gen. Indien deze verschuiving optreedt is er
wordt toegepast doet niets af aan het princi-
veeleer — in termen van Preller — sprake van
piele primaat van de loondervingsfunctie en
een latente structuurwijziging (Strukturwandelnde), waarin in onderhandelingen tussen
tot het beperken van de reeks van onderwerpen aan de onderhandelingstafel. De invoering van de automatische prijscompensatie
bij voorbeeld reduceerde de onderhandel-
het equivalentiebeginsel in de voorstellen.
Het raakvlak met de arbeidsverhoudingen is
oproept in de semi-collectieve sfeer sociale-
De reikwijdte van het onderhandelingspak-
ket
Een eerste punt betreft de reikwijdte van
het onderhandelingspakket. In de jaren zes-
werknemersorganisaties en werkgevers (or-
bare marge; overheidsdictaten in de loonvor-
er met name wanneer de loondervingsfunctie
ganisaties) sociale zekerheidsafspraken wor-
ming, veelvuldig opgelegd in de jaren zeven-
voor een belangrijk deel tot gelding wordt gebracht in semi-collectieve afspraken die worden vastgelegd in collectieve arbeidsovereenkomsten.
den gemaakt boven de wettelijk geregelde
(minimum)voorzieningen.
tig en — in mindere mate — afspraken tussen
Van herverdeling naar bescherming
Van overheid naar sociale partners
de centrale organisaties van werkgevers en
werknemers stelden grenzen aan de onderhandelingsruimte op bedrijfstakniveau.
Sedert enige jaren is dit reductieproces
Hiermee kom ik op een derde punt. Verla-
ging van aanspraken en versnelde afbouw
Ten tweede heeft de versterking van het
solidariteitselement in de sociale zekerheid
tevens de (her)verdelende functie van sociale
zekerheid vergroot. Kenmerkend voor de
naar minimumniveaus in de collectieve sfeer
zullen bij een niet-evenredige vermindering
van het verwachtingspatroon — hetgeen ik
vermoed — ertoe leiden dat sociale zekerheid
ontwikkeling van de sociale zekerheid is de
in semi-collectieve zin (in de vorm van bo-
verbreding van een louter beschermende
naar een verdelende functie. De betekenis
van sociale zekerheid — eigenlijk van de soci-
venwettelijke aanspraken) wordt aangevuld.
Sociale zekerheid wordt dan minder comple-
1138
mentair aan, en meer een integrerend be-
4) F. G. van den Heuvel, Herziening van de sociale
zekerheid (II), ESB, 3 augustus 1983, biz. 683. Te
zamen met F. G. van den Heuvel, Herziening van
sociale zekerheid (I), ESB, 27 juli 1983, biz. 661
e.v. biedt dit artikel een goede inventarisatie en
commentaar op de stelselwijziging.
5) L. Preller, Sozialpolitik, Tubingen, 1962, biz.
174 e.v.
omgebogen in een proces van expansie van
de onderhandelingsagenda. Zo is er in de
loop van de jaren zeventig in toenemende
deerbare elementen die als zodanig distributief zijn, doch het treffen van regelingen gericht op verhoging van de sociale zekerheid
De eerstgenoemde koppeling (parallelliteit) staat reeds enige jaren onder druk doch
wordt niet direct beinvloed door de intro-
mate aandacht besteed in cao-onderhande-
van werknemers in het bedrijf is naar zijn
ductie van een loondervingssysteem met
lingen aan werkgelegenheids- en arbeids-
aard meer integratief, zeker in de nadruk op
de uitvoeringsproblemen — de beheers- en
vangnet; de laatstgenoemde koppeling
bestuurstaken — die afspraken op dit vlak
met zich brengen.
duele minimumuitkering op 70% van het minimumloon. De bruto-brutokoppeling wordt
Indien het juist is dat het onderhandelingskader wordt verruimd door daar meer dan
door de stelselherzieningzeer sterk aange-
door de verschillende aanwendingsmogelijk-
heden van de compensatieruimte in bespre-
voorheen sociale-verzekeringselementen in
tast. De introductie van een glijdende schaal
(een lager uitkeringspercentage naarmate
king te nemen; de laatste jaren zelfs over de
plaats te vinden.
Daarmee zijn de onderhandelingen over
te betrekken, zal de aard van de onderhandelingen veranderen in harmonieuze richting.
In het kader van de onderhandelingen is een
bijkomend effect dat per bedrijfstak gediffe-
koppeling in het bovenminimale traject; een
ontkoppeling die in de tijd nog wordt versterkt door de invoering van een halfjaars af-
collectieve
ver-
rentieerde oplossingen kunnen worden uit-
bouwmechanisme in de uitkeringsstructuur
breed: het werkgelegenheidsvraagstuk is er
gewerkt voor (combinaties van) arbeidsmarkt- en loondervingsregelingen. In concrete is voorstelbaar dat in een bedrijfstak
waar arbeidstijdverkortende maatregelen
naar het individueel sociaal minimum en de
invoering van de leeftijdsfactor in de uitkeringsduur.
Vertaald naar de arbeidsverhoudingen betekent het feitelijk doorbreken van de brutobrutokoppeling dat de onderhandelingen in
het bedrijfsleven worden bevrijd van de gevolgen van loonafspraken voor de collectieve
sector, waar het de uitkeringsniveaus betreft.
marktafspraken (varierend van arbeidsplaatsenovereenkomsten tot afvloeiingsregelin-
gen). Het automatische van de automatische
prijscompensatie is gaandeweg vervallen
mate waarin compensatie uberhaupt dient
arbeidsovereenkomsten
in vele facetten (gebruik van uitzendkrachten, scholing, opneming van jongeren, VUT-
regelingen enz.) bijgekomen en het loonvraagstuk is breder aan de orde gesteld. De
herziening van het stelsel bewerkstelligt dat
de reikwijdte van de onderhandelingen ver-
ruimhartig zijn toegepast (waardoor de kans
op werkloosheid is verkleind) met een min-
der wordt vergroot door meer sociale-zeker-
der hoge aanvullende loondervingsverzekering kan worden volstaan dan in een bedrijfs-
heidsafspraken in de semi-collectieve sfeer.
tak waar arbeidstijdverkorting geen ingang
Zo gezien draagt de herziening van het stelsel
bij aan een reeds enige jaren plaatsvindende
heeft gevonden. M.a.w. de uitbreiding van
het onderhandelingspakket maakt de afruil-
(netto-nettokoppeling) betekent een indivi-
het inkomen hoger was) betekent in feite ont-
In de mate waarin in het verleden de overheid
statusverhoging van (vooral bedrijfstaksge-
mogelijkheden groter waarvan als zodanig
wijze) onderhandelingen tussen werkgevers
een verdergaande conflictdempende wer-
heeft ingegrepen in de vrije loonvorming uit
vrees voor de consequenties van de uitkomsten van vrije onderhandelingen voor de om-
en werknemers.
king uit kan gaan.
vang van de collectieve sector, wordt door de
bruto-bruto-ontkoppeling het stelsel van
vrije loonvorming ondersteund.
De aard van het onderhandelingsproces
Aantasting van de bruto-brutokoppeling
Een interessante vraag daarbij is of deze
wijziging gevolgen heeft voor de aard van het
ken 6). Bij distributieve vraagstukken gaat
Voorts tornen de voorstellen tot herziening van de sociale zekerheid aan de koppelingen van de sociale uitkeringen aan de inkomensontwikkeling. Op papier is de koppeling weliswaar gehandhaafd, maar feitelijk
het om zaken waarbij winst voor de ene partij
worden er in het stelsel mechanismen inge-
tegelijk verlies inhoudt voor de andere partij.
bouwd die de koppeling in de tijd losser maken. Met Den Breeder kunnen drie manieren
onderhandelingsproces. Schematiserend zijn
onderhandelingsonderwerpen te verdelen in
integratieve en distributieve vraagstuk-
Eigen onderhandelingsregime voor ambtenaren
Het is het voornemen om bij de herziening
het overheidspersoneel onder het algemene
— de ontwikkeling van de uitkeringen volgt
stelsel van sociale zekerheid te brengen.
Evenzeer als in het vrije bedrijfsleven zal er
bij ambtenaren behoefte zijn aan bovenwettelijke aanvullingen. De grotere nadruk op
bovenwettelijke regelingen vereist een onderhandelingsstructuur tussen overheid en
de regelingslonen via indexcijfers (paral-
ambtenarenorganisaties. Op deze wijze dra-
marktproblemen als integratieve vragen
lelh’teit);
— de uitkeringen van de loondervingswet-
gen de herzieningsvoorstellen bij aan een
verdere uitholling van de overlegstructuur en
worden beschouwd; overigens meer als het
ten worden uitgedrukt in een percentage
het trendbeleid. Opgenomen in onderhande-
gaat om de doelstellingen van het beleid (volledige werkgelegenheid) dan wanneer het de
van het loon dat de verzekerde zou heb-
keuze van beleidsinstrumenten betreft. Bij
— de hoogte van de minimumuitkeringen is
lingsrelaties zullen de ambtenarenorganisaties him afwijkende rol en status ten opzichte
van de collega-vakorganisaties verder kunnen afschudden. Genante ruzies tussen de
vakbonden over de waardering van het arbeidsvoorwaardenpakket van de ambtenaar
en van het trendbeleid kunnen dan achterwege blijven.
Het loonvraagstuk is een typisch voorbeeld
van een distributief probleem. Integratieve
vraagstukken daarentegen leveren bij een
vergelijk winst op voor beide partijen.
Tot op zekere hoogte kunnen arbeids-
van koppeling worden onderscheiden 7):
ben verdiend (bruto-brutokoppeling);
sociale zekerheid gaat het om vragen die
afgestemd op de hoogte van het mini-
meer een integratief dan distributief karakter
hebben. Weliswaar gaat het om op geld waar-
mumloon op netto inkomensniveau
(netto-nettokoppeling).
Sterkere bonden, zwakkere centrales
Indien — gegeven verschillende werkgelegenheidssituaties per bedrijfstak — een ver-
6) R. E. Walton en R. B. McKersie, A behavioral
theory of labor negotiations, New York, 1965, biz. 4
e.v.
7) A. L. den Breeder, Mensen en middelen in de
sociale zekerheid. Sociaal-politieke beschouwingen over een beheersingsvraagstuk, Beleiden Maatschappij, 1981, nr. 10, biz. 299.
ESB 7-12-1983
1139
schillend belang wordt gehecht aan ver-
gaande semi-collectieve afspraken op het
terrein van de sociale verzekering, zal de dif-
ferentiatie tussen collectieve arbeidsovereenkomsten toenemen. Deze verschillen maken een coordinerend beleid van de centrale
organisaties minder mogelijk. Langs deze
weg leidt de herziening van het stelsel tot een
versterking van de bedrijfstakorganisaties
ten opzichte van de centrales, niet in het
minst ook omdat de uitbreiding van de onderhandeh’ngsrange een expertise op het terrein van de sociale verzekering nodig maakt
die tot op dit moment nagenoeg geheel bij de
centrale organisaties voorhanden is. Deze
tendens, die als een decentralisatiebeweging
in de arbeidsverhoudingen kan worden geiinterpreteerd, versterkt voorts de band met de
leden. Bedrijfstaksgewijs gedifferentieerde
sociale verzekering maakt aan de leden de
bondsinvloed dnidelijk. De ledenbinding
wordt versterkt.
Afzonderlijke
trekkers
organisaties van uitkerings-
Het niveau van de wettelijke aanspraken
daalt in de herzieningsvoorstellen. Debet
daaraan zijn het afbouwmechanisme en de
introductie van de leeftijdsfactor in de uitke-
ringsduur. Wordt deze ,,ruimte” in meer of
mindere mate door aanvullende bovenwette-
lijke aanspraken gevuld dan ontstaat een grotere sociale afstand tussen actieven en kort
niet-actieven enerzijds en langdurig niet-ac-
tieven anderzijds.
Doorvoering van een verlaging van wettelijke voorzieningen met eventuele aanvullende bedrijfstaksgewijze regelingen zal het
streven naar een eigen belangenorganisatie
van uitkeringstrekkers buiten de vakbeweging eerder bevorderen dan belemmeren.
Voorts rijst vanwege de sterke invloed van de
factor leeftijd in de wetteh’jke regelingen de
vraag of het appel van de bondsorganisatie
op jongeren niet zal verminderen. De herzieningsvoorstellen vormen een aantasting van
het niveau van sociale zekerheid met name
bij langdurig niet-actieven en bij jongeren.
Juist deze categorieen lijken het minste nut te
hebben van aanvullende semi-collectieve regelingen.
Slot
Het moge duidelijk zijn dat deze analyse
van gevolgen voor de arbeidsverhoudingen
niet op feiten berust maar op het ,,verstehend” traceren van komende veranderingen.
Beleidsmatig zijn deze ,,als-dan” — redeneringen legitiem, omdat in een vroeg stadium
mogelijke effecten kunnen worden onder-
kend en — zonodig — bijgestuurd. In deze
bijdrage heb ik mij beperkt tot het terrein van
de arbeidsverhoudingen. Voor een goede beoordeling van de voorstellen tot herziening
van het stelsel van sociale zekerheid is het
zaak ook de vermoede invloeden op andere
sectoren van het maatschappelijk leven (ar-
beidsmarkt, emancipatie, welzijnssector,
overheidsorganisatie e.d.) na te gaan.
W. van Voorden
1140