Ga direct naar de content

Jrg. 30, editie 1493

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: december 20 1945

in

L.

CR

TC)NDEFD½G
iMf3i

Naami. Venn.

Hblkindsche

Belegging. eiï

Beheer-Mij.

Anno 1930


Heerengracht 320 – A’dam

Beoordeeling en Beheer
van vermogens, pensioen-
en sparfondsen, belegde
reserves,effectenportefeuil-
les ten behoeve van onder-
nennngen, stichtingen, ver-
eenigingen, particulieren.

Commissarissen:.
Prof. Ir. L P. de Vocys;
Dr’s. J. H. Gispen;
Mr. J. E. Scholtens.

Directie:
Gerlof Verwey;
Dr. F. Ph. Groeneveld;
A. C. Leeuwenburgh.

DE BANK

HEEFT VESTIGINGEN

IN ALLE PLAATSEN

VAN EENIG BELANG

IN NEDERLAND EN

CORRESPONDEN-

TEN OVER DE GE-

I-IEELE WERELD

ROTTERDAMSCHE

BANKVEREENIG!NG

*50 ICANTOREN IN NEDERLAND

R. MEES &ZOONEN

A01720

Rotterdam, ‘s-Gravenhage, Delft, Schiedam

Vlaardingen, Amsterdam (alleen assurantiën)

BEHANDELING VAN ALLE BANKZAKEN

BEZORGING VAN ALLE ASSURANTIËN

In het Centrum des lands gevestigd pharm. fabrieks-
bedrijf vraagt voor spoedig

PRIMA KRACHT

hoofdzakelijk voor den buitendienst. In aanmerking komen apothekers, econ. doctoraridi, e.d., met sterk
ontwikkelden commercieelen aanleg en ‘ervaring, op
pharm. gebied.
ij, die over meerjarig “practische ervaring beschik-ken en gewend zijn met Rijksbureaux, Departementen
en dergelijke overheidsinstellingen besprekingen te voe.
ren, genieten de voorkeur.
Eerste krachten wordt een aantrekkelijke, uitstekend
gehonoreerde positie in uitzicht gesteld.
Uitvoerige sollicitaties,
Os.
vermeldende opleiding,
leeftijd, ervaring, refe’renties, etc,, onder no. B 1264 aan
Reclamebureau Gelder, Beursstrsat 15, Amster:Jam

Departement van Sociale Zaken

Bij het Staatstoe’icht op de Ziekenfondsen is plaats
voor een

II.

Statisticus Econoom

voor een leidende functi.
rieven met uitvoerige inlichtingen omtrent opleiding
en verrichte werkzaamhe’den aan het Bureau van het
Staatstoezicht op de Ziekinfndsen, Singel 250, Amster
dam.

Centrale Dienst voor In en Uitvoer

vraagt voor sjoedigc irdiensttreding eenige –

EcOn. gevormde krachten

met ervaring ten aanzien van econ, research werk. S0L
licitatics: Piet Heinplein 6, Den Haag.

.

VIERTALIG CORRESPONDENT

35 jaar, ongehuwd, met buitenlandsche ervaring en langdurige
praktijk, ook op commercieel gebied, bij groot internationaal
concern, wcnscht van werkkring te veranderen en zoekt pas-
sende functie in binnen- of buitenland, met behoorlijke
perspectieven. Prima referenties staan ter beschikking. Br.
onder no. 315 bureau van dit blad, postbus 42, Schiedam.

Ulm

VAN]
VE L
‘LE

ROTTE R04&


DOCUMENTATIE

AÂNGEBODEN wegens liquidatie:

Bijzondere Overheids Maatregelen op econ. gebied.

Kaartsysteem v. ei. Céntrale Documentatiedienst inz.
Bedrijfsorg. (C D
.
B)

Ook afz. tegen sterk gered. prijs. Brieven onder
no. 314 Bureau van dit blad, postbus 42, Schiedam.

La

DE SCHRIFTELIJKE CURSUS
VOOR MODERNE

BEDRIJFSADMINISTRATIE

MBA

De opleiding voo”r de zelfstandige
ROTTERDAM
administratieve functie

Secretariaat: Beursgebouw – Kamer 321 -. Rotterdam

– . .

Prospçctus op aanvrage

., •1

AUTE(JRSRECHT VOORBEHOUDEN.

Econômjsch-S tatistièche
Berichten

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, MJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER

UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT

30E
JAARGANG

DONDERDAG 20 DECEMBER 1945

/

No. 1493

COMMISSIE VAN REDACTIE:

J. F. ten Doesschate; N. J. Folak;
J. Tinbergen; H. M. H. A. van der Valk; F. de Vries;

H. W. Lmbers (Redacteur-Secretaris).
Assistent-Redacteur: A. de TVit.

Abonnementen kunnen ingaan met elk nummer en slechts
_worden beëindigd per ultimo oan het kalenderjaar.
Donateurs en leden oan het Nederlandsch Economisch
Instituut ontr’angen het blad gratis en genieten een reductie

op de ‘oerdere ‘publicaties.
Adresnijzigin gen op te geven aan de administratie.

ADRES WIJZIGING.

Met
inrgang
van 13 December1945 zijn het Nederlandsch

Econoiisch Instituut en de EconomischStatistische Be-
richten verplaatst van Nieuwe Binnenweg 175a, Rotter-

dam (C.) naar
PIETER DE HOOCHSTRAAT 5, ROTTERDAM (W.)

Telefoonnummers:
iVederlansch Economisch Instituut.

Secretaris:

38040
Researchafdeeling: 35000, toestel 32 en 27.

-Administratie:

38340

Economisch-Statistïsche Berichten.

Redactie:

38040

Administratie:

.38340

INHOUD:

. ‘
Blz.

Sociale zekerheid en pensioenfondsen door
.
W. B. P. J.

Blokhuis

………………………………
304

Herziening der beurswetgeying in Nederland door

Mr.

W.

H.

C.

Schukking

………………….
306

De economische punten uit de beleidsnota door
Prof.

Dr.

N.

J.

Polak

…………………….
309

Nog eens: ,,De houtvooiziening van Nederland” door

R.

Citsels

………………………………
310

Surinaamsche honing door
Ir. 14′. Spoon

……….
311

A a n t e e k e n
i
ii g e n:

De millioenennota, balans van vijf jaren oorlog….
312

De ,,United States Steel Corporation” tijdens den

tweeden

wereldoorlog

.
,……………
313

Geld-

en

kapitaalmarkt

…………..
314

Ontvangen

boeken

en brochures

.315

Statistieken:

Weekstaat van De Nederlandsche Bank ……..
315

DEZER DAGEN

heeft Nederland getoond groot te zijn, in die dingen,
waarin een klein, land klein kan zijn. Ons begrdd
tingste-

kort, 11.812 millioen over een half jaar, is zoodanig, dat
een heel wat grooter land er bedrukt’ over zou kunnen

wezen. Per hoofd der bevolking komen we ruim 1 200 te
kort. Het is niet te verwonderen, dat de toon van den
minister van Financiën zeer ernstig is, ook als hij spreekt

over de heirscharen, die thans de Overheid dienen, ‘althans
in overheidsdienst zijn. Meer armslag voor het bedrijfs-
leven zal noodig zijn. Ook de Directeur-Generaal voor de
Prijsleheersching ziet het zoo, volgens een recente ‘radio-

rede: ,,Aan de dictatuur der accountants moet echter een
einde worden, gemaakt. Prijsbepaling is in de eerste plaats
nog steeds een kwestie van commercieel inzicht”. Inder-daad, en, degenen, die de geleide economie’ niet om den

broode doch uit weloverwogen overtuiging zijn toegedaan,
zullen dit beginsel het beste dienen door te streven naar de
beperking, waarin zich de n’ieester toont. Een voorbeeld,
hoe ordenen niet moet, trof ons laatst in het denkbeeld
om het Nederlandsche havenverkeer van hoogerhand half
om half over de beide groote havens te verdeelen. Bij
een dergelijk gemis aan oog voor economische doelmatig-
heid, zou ordenen kunnen uitloopen op wat Churchill
boudeeren.d heeft genoemd: ,,Share the poverty”.

Monetaire motieven overwegen in het internationale
economische nieuws. Het Nederin,ndsche Parlement heeft de plannen van Bretton Woods aanvaard, evenals Canada.
Ook de Engelsche volksvertegenwooidiging heeft, tegen

wil en dank, de voorstellen aangeIomen. Eei Zweedsch
specialist heeft de consequenties van Bretton Woods op
de mogelijkheid van ,,full emp1ymnt” onderzocht en
is tot de conclusie gekomen, dat de verwezenlijking van
deze voorstellen de krachtigste steun voor een dergelijke

politiek is. Het is te hopen, .dat de neutralen voor één
keei’ gelijk hebben.

‘In elk geval hebben de Vereenigde Staten hun zin.
Dat hebben zij ook in de kwestie van den zetel der Ver-
eenigde Volkeren, die in Amerika zal worden gekozeh.
De Amerikaansche steden kunnenthans de strijd aanvan-
gen over de plaats, waar de familie der volkeren hun huis
zullen inrichten. En met het huis zal men meteen de in-
richting der organisatie ter hand kunnen nemen.
Ook in Nederland is een nieuwe organisatie op komst,
ditmaal voor het bedrijfsleven. De verantwoordelijke
minister heeft daarbij voor de ineeningsvorming een
nieuwen weg ingeslagen. Het ontwerp zal op ruime schaal
worden verspreid. De Vrije critiek, in tegenstelling tot de
georganiseerde in staatscommissies, Raden en besturen van

groepen van belanghebbenden, zal ‘worden gehoord.
Zoo werkt op elk terrein d tegenstelling van vrije en

gebonden uiting.

Een vrije uiting, waarachter men gebonden zijn ver-
moedt, is de nota dooi Turkije aan de Vereenigde Staten
aangeboden betreffende de Dardanellen. Ook een andere

weg zal worden vrijgemaakt. Frankrijk heeft een ioop-
plank uitgestoken voor de Spaansche emigranten, die
tegen het Franco-bewind in oppositie zijn. Als deze hun
weg over Engeland kiezen,, kunnen zij nog juist een ver-
gadering bijwonen van de fascistische beweging,. die zich
daar ridicuul maakt met armgroet.en al. De eenige tegen-groet is de armbeweging, die in een oorvijg eindigt.

304

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

20 December 1945

SOCIALE ZEKERHEID EN PENSIOEN-

FONDSEN.

In Maart 1943 is door den minister van Sociale Zken te

Londen een commissie ingesteld, welke tot taak had:

,,Een oriënteerend overzicht samen te stellen, zooveel

mogelijk begeleid van conclusies, betreffende de grond-

slagen en hoofdtrekken van de sociale verzekering7 in

Nederland en omtrent de richtlijnen voor de toekomstige
ontwikkeling dezer verzekering en de daarmede verband

houdende sociale voorzieningen: inbegrepen de genees-

en heelkundige zorg; één en ander met inachtneming van
de tegenwoordige inzichten omtrent de noodzakelijkheid
van het vergrooten van de zekerheid van bestaan en met
verwerking van de gegevens omtrent de jongste ontwik-

keling van het vraagstuk, in de geallieerde landen, in het

bijzonder Groot-Brittannië.”

Onder de titel ,,Sociale Zekerheid” zijn thans de twee

eerste deelen van dit overzicht verschenen en deze vormen

samen een ,voldoend afgerond geheel, om na te gaan, in hoéverre de jongste ontwikkeling van het vraagstuk van

belang is voor onze pensioenfondsen. /
Bij het behandelen van dit rapport mag evenwel niet
uit het oog verloren worden, dat de commissie in Londen

onder wel zeer moeilijke omstandigheden heeft moeten
werken. Het ontbreken van voldoende documentatie en de onmogelijkheid om kennis te nemen van het oordeel

van hen, die in hun dagelijks werk deze niaterie hanteeren,
moetefi remmend gewerkt hebben op het uitvoeren van de

verstrekte opdracht. Het is darom ook te begrijpen, datde

“nadruk meer gelegd i op de richtlijnen vöor de tokom-

stige ontwikkeling dan op de grondslagen en hoofdtrekken
van de-sociale verzekering in Nederland. T-let feit, dat
men zich bezonnen heeft over de te verwachten evolutie

in ons land, verdient evenwel waa,rdeering.

De rechtsgrond wordt door de commissie als volgt

geformuleerd: ,,de gemeenschap, geirganïseerd in

den

staat, is aansprakelijk voor de sociale zekerheid en vrij-
waring tegen gebrek van al haai’ leden, op voorwaarde,
dat deze leden zelf het redelijke doen om zich die sociale

zekerheid en vi’ijwaring tegen gebrek te verschaffen.”

Deze rechtsg’ond past in den gedachtengang ten aanzien
van de evolutie der sociale voorzieningen: ,,van particu-

liere liefdadigheid naar sociale verzekering en sociale
verzekering van particuliere, commercieele verzekering
naar sociale verzorging” ‘). Als uitgangspunt voor de uit:
keeringen wordt het vast te stellen minimum loon genomen.
Het recht op ouderdomspensioen woedt door mannen

verkregén’ op den 65-jarigen leeftijd, door vrouwen vijf jaren
vroeger. De weduwe krijgt — zoo zij in staat ii te werken —

gedurende drie’
maanden
een uitkeering’ en eventueel

steun om gemakkelijker een betrekking te kunnen vinden. Zijn er kinderen, ‘die van de weduwe afhankelijk zijn, dan
wordt een voogdij-uitkeering toegekend, welke zoo dient
te worden berekend, dat de moeder niet gedwongen is
te gaan werken. Om begrijpelijke redenen geeft de com-
missie niet aan hoe hoog de uitkeeringen moeten zijn,

d.w.z. zij gaat ei’ niet toe over cijfers te noemen.
Vergelijken we het rapport met het plan-Beveridge
dan komt men tot de conclusie, dat de commissie zich wel
zeer strikt heeft gehouden aan de laatste alinea van haar
opdracht. Op vele plaatsen wordt Beveridge aangehaald,
maar ook daar waar dit niet vermeld i, treffen we dikwijls
een bijna letterlijke weergave aan van wat
in
het Engel-

sche rapport is geschreven. Men kan zich evenwel ook de
vraag stellen, of het wel juist is beide verslagen naast
lkaar te leggen. Beveridge schreef een standaa,rdwerk
over sociale verzekei’ing, een werk, dat verder gaat dan
alleen het opstellen van een Engelsch schema, hetgeen

1)
,,Sociale’Zekerheid”, rapport van de cotnissie, ingesteld hij
beschikking van den minister van Sociale Zaken-van
36
Maart 1943,
met de opdracht algemeene richtlijnen vast te stellen voor de toe
komstige ontwikkeling der sociale verzekering in Nederland, deel II,
blz. 10. –

onder andere blijkt uit de baseering op het Atlantische
1

landvest. Hierdoor wordt het uit de sfeer van het nationale

gebracht in de gedachtenwereld van het internationale.

Van de Nederlandsche commissie mag niet,vei’wachtworden,

dat ook zij een standaardwerk over hetzelfde onder-

werp schreef, daarvoor was zij teveel gebonden do’or de

ontwikkeling in Engeland. Toch kan men zich niet ont-

trekken aan de gedachte, dat het mogelijk
ware
geweest,

ondanks de tégenwerkende krachten, een rapport uit te

brengen, dat meer rekening hield met de Nederlandsche

omstandigheden, met de historische groei van de sociale

voorzieningen in ons land en met den invloed, die het
particuliere initiatief gehad heeft.

• Indien we nagaan, in hoeverre Bevenidge zich bezig
heeft gehouden met het probleem van de bestaande pen-
sioenregelingen, dan zien ‘we, dat hij uitsluitend a,ndacht
heeft besteed aan de
wettelijke
voorzieningen
2).
In het

licht van de Engelsche omstandigheden is dit begrijpelijk, –

omdat- de panticuliei’e pensioenvooi’zieningen daar van

minder importaritie zijn dan bij ons. Op het in 1934 te
Rome gehouden congres van actuarissen hielden twee
Engelsche deskundigen een inleiding, welke’ zij aanvingen

met de woorden: ,,Group life assurance has not been well

received in Great Britain, perhaps’ on account of the

provision already made for workpeople through the
,vanious schemes of socia,l insunance and the wide-spead

activities of Industrial Assut’ance Companies and Friendly

Societies”
3).
Bij een enquête kvameri de schrijvers .tot 350

pensioenregelingen, waaronder vele kleinei’e. Ook de ont-

wikkeling na 1934 heeft niet geleid tot eén groote uit-

breiding van het: aantal particuliere pensidenïondsen en
het is ‘alleszins verklaarbaar, dat sir William hier zonder
meet’ aan voorbijgaat. 1-Jij stelt voor: de ouderdomsvoor-

ziening geheel op te nemen in de staatsregeling,
me!t –
hand-

having van eventueel bestaande rechten, maar hij houdt

zich niet bezig met voorschriften, ten’ aanzien van het
overnemen van bestaande fondsen.
Er zijn twee vraagstukken, die verband hoi.iden met dé
ouderdomsvoorzieni ng, waar Bevet’idge in het bij zonder

den nadruk op legt. In

de eerste plaats het verband, tus-
schen pensionneering en de te verwachten loop der be-
volking
4
). Aan de hand van demografische gegevens en
een prognose, berekent hij de verhouding van het aantal
gepensionneerden tot de geheele bevolking. In 1901 was
deze verhouding 1 : 17, dus op iedere 17 inwoners van

Engeland wei’d één lid van de bevolking geteld, ouder dan
65 jaar (mannen) ‘en’ 60 jaar (vrouwen). In 1961 zal de
verhouding echter 1 : 6 zijn!
Enkele jaren geleden is’ in ,,E.-S.B.” aan ditielfde
onderwerp aandacht geschonken
5).
Aan de hand van de
daarin gepubliceerde cijfers en op grond
van
een door

Methorst opgestelde prognose(i) kan nagegaan worden,
hoe de ontwikkeling’ in ons land verondersteld wordt
Gelukkig zijn deze berekeningen gunstiger dan de in Enge-
land voorziene groei. In ongeveer dezelfde periode en voor
ongeveer dezelfde groepen zijn de verhoudingscijfers
1 : 16 en 1 : 9, waarbij dan nog opgemerkt dient te wörden,
dat de door Methorst aangenomen netto vervangings-
factor voor onze bevolking voor 1945 bedroeg 1.00, terwijl
de werkelijke cijfers van 1936 tot en met 1942 gemiddeld
1.10 per jaar bedroegen.
Het twede vraagstuk, dat Beveridge uitvoerig behan-
delt, is het door hem genoemde (en door de Nederlandsche
commissie als term ovei’gendmen) ,,retirement pension”.
Blijft iemand, die i’echt heeft op pensioen doordat hij de
daartoe bepaalde leeftijd – heeft bereikt, doorwerken,

•)
,.Social Insurance and Allied Services”, report by Sir William ]3everidge, § 250 cv.
,,Group Annuity Schemes in Great Britain”. hy G. Â. Brown
and L. Sankey, Communicazioni 111 Assicurazione per ,Gruppi,
Na.
26 cv.

‘) Bevenidge, § 233.
‘) ,,E.-S.B.” no. 1427, 13 October 1943: ,,Den3ografie als hulp-

w

etenschap dr sociale politiek”.
‘)- ,,Leeftijdspyramide de
Spil
van het bevolkingsvraagstuk”,
. W. Methorst, 1934.

/

20 December 1945

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

305

dan wordt het hasispensioen verhoogd met een vast bedrag

per jaar voor ieder jaar, dat langer wordt gewerkt. In het

in 1944 gepubliceerde witboek van de Engelsche Regeering
is deze mogelijkheid van verhooging van het standaard-

pensioen overgenomen
7).

Keeren we nu terug naa.r het rapport van de ,,commissie

Van Rhijn” (de voorzitter van de in Londen gevormde

commissie was
1
Mr. l)r. A. A. van Rhijn). Was het ij

Beveridge aanvaardbaar, dat hij geen aandacht schonk

aan particuliere pensioenfondsen, in het verslag ,,Sociale Zekerheid” wordt het als een gemis gevoeld, dat ook hier
het voetspoor van de ,,jongste ontwikkeling in Groot-

Brittannië” zoo nauwkeurig gevolgd wordt. Slechts in
ruimei’ verband wordt in het Nederlandsche rapport over

deze fondsen gesproken en w’el onder de aanduiding’

,,particuliei’e risicodi’agers”, terwijl slchts éénmaal pen-

sioenfondsen worden genoemd.
Uit de in de rechtsgrond neergelegde theoretische basis
volgt de conclusie, dat de bestaande xegelingen in Neder-
land ,,zoo spoedig mogelijk zullen moeten opgaan in het

systeem dci’ sociale voorzieningen”
8).
Bij het behandelen

van de particuliere risicodragers wordt geconstateerd,

dat voor hen geen taak meer is weggelegd bij de uitvoering
van het aanbevolen stelsel. In conci’eto vinden we deze ge-

dachtengang terug bij het behandelen van eventueele
uitzonderingen. IIiei’ wordt namelijk gesproken over rege
lingen voor’ambtenai’en in rijks- en gemeentedienst, spoor-

‘egpersoneel, verpleegsters en personeel van groote be-
drijven °)..liet advies van de commissie is: opheffing van

de bestaande regelingen, uiteraard met handhaving van

bestaande rechten.
Onmidde]lijk hieroj aansluitend wordt gesproken over
pensioenfondsen: ,,de mogelijkheid van overname van
bestaande pensioenfondsen door het i’ijk daar, waar dit
wenschelijk geoordeeld mocht worden, zal eveneens moeten

worden overwogen.’. 1-loewel het niet direct uit de tekst

blijkt, moet waarschijnlijk worden aangenomen, dat deze
zinsnede betrekking heeft op handhaving van bestaande
rechten, waartoe du de fondsen – ter afwikkeling van
hun eigen zaken ingeschakeld zouden kunnen blijven. Naar Engelsch voorbeeld wordt dus een groot fonds

gesticht, waarin alle bestaande pensioenfondsen worden
opgenorrien, hetgeen zoo spoedig mogelijk dient te ge-
schieden. De verplichtingen van dit fonds zijn de zorgen
voor ,,de pensionneei’ing van alle leden van de in de staat

georganiseerde gemeenschap”.
De mogelijkheid van verhooging’ van het standaard-

pensioen, door de arbeid te blijven voortzetten na het
bereiken van den pensioengerechtigderi leeftijd, wordt be-
spreken en de conclusie is, dat er niet voldoende aanlei-
ding is om tot invoering ervan over te gaan. Het is te be-
treuren, dat bij de behandeling van dit vraagstuk de
scherpe argumentatie van Bevei’idge niet vollediger is

weergegeven, terwijl het,00k opvalt, dat de commissie van
meening is, dat ,,retirenrent pension” in ons land niet
bekend is. Inderdaad zal men in geen Nederlandsche
pensioenregeling deze term aanti’effen, maar er zijn ver-
schiNende foidsen, die de mogelijkheid open laten tot het
in dienst blijven na den pensioengerechtigden . leeftijd,
met daaraan verbonden de mogelijkheid van het verkrijgen

van een hooger pensioen. Slechts één alinea van het rapport heeft betrekking op
het verband tusschen den groei van de bevolking en de
pensionneering. Waar dit puntvan zoo groot belang is,
zoowel voor het regelen van de verplichtingen als voor

de financiering ervan, zou een meer uitvoerige behande
ling een duidelijker beeld hebben kunnen geven. Hier zal
evenyel sterk het gemis ‘gevoeld zijn van gegevens omtrent
de situati in ons land.

‘) ,,Social Insuranee”, part 1, September 1944, § 87, 88 en 89.
) Sociale Zekerheid” II, blz. 10, 20, 59 en 61.
°) Het noemen van verpleegsters kan hier alleen verklaard wor-
den uit de tekst van Beveridge, die dezelfde groepen noemt, hetgeen
voor de Engelsche toestanden aanvaardbaar is.

Van belang is de behandeling van de financieele zijde
van het vraagstuk der sociale voorzieningen. Ook hier

worden uiteraard geen cijfers genoemd; maar wel woi’dt de aandacht gevestigd qp de groote verandering in denk-
beelden, die op het geb.ed van de belastingpolitiek zijn

waar te nemen. Belastingen moeten onder meer ook ge-

zien worden als middel om correcties in de verdeeling van

het maatschappelijk inkomen aan te brengen, waardoor

dus het fiscale gedeeltelijk vervangen wordt door het

sociaal-economische. Zeer terecht spreekt de commissie

als haar oordeel uit, dat het wenschelijk is, het pi’incipe van onze belastingheffing aan een critisch onderzoek te

onderwerpen.

1-Jet behoeft geen betoog, dat aan

de voorgestelde uni-

formiteit in de oudendagsvoorzieningen vele voordeelen

zijn verbonden, er is reeds te lang gewacht met invoering

daarvan. De vraag dringt zich evenwel op, of de in het

rapport aangegeven schematische gedachtengang, waarbij
men zich niet kan ontdoen van de achtergrond van de

vooi’stellen van Beveridge, voör ons land de meest juiste
oplossing is. De historische groei van onze pensioenfondsen
gedoogt niet, dat zij met één slag opzij gezet en vei’van-
gen worden door een staatsregeling. De conclusie, dat zij

zoo spoedig mogelijk moeten opgaan in het systeem der
sociale voorzieningen, zonder een beeld te geven van de
wijze waarop dit dient te geschieden, bevredigt niet, het
wekt gedachtenassociaties op, die in dit verband niet

aantrekkelijk zijn.

Trachten ve dit beeld vasten vorm te geven, d
t
an dienen

we .ons allereerst te i’ealiseeren, dat staatsingrijpen op het
terrein der ouderdomsvoorzieningen een dwingende eisch
is. Ieder die arbeid in loondienst verricht (de groep der
kleine zelfstandigen laten we hier – ter voorkoming van
complicaties – buiten beschouwing) behoort het recht te
hebben op een voldoende voorziening van den ouden dag
en,4ian zijn gezin voor het geval hij vroeg komt te over-

lijden. 1-let is een taak van den Staat toe te zien, dat dit
recht wordt verkregen en dat dit recht ooit uitgeoefend
kan woi’den. Dit houdt in, dat een streng toezicht op
pensioenfondsen vereischt is, een toezicht, dat op den
duur kan leiden tot een samenvloeien in een groot geheel.

Ter verkrijging van dit toezicht is uniformiteit noodig,
zoowel ten aanzien van de

te verleenen rechten, als ten

aanzien van de wijze waarop dekking van de verplichtingen
verkregen vom’dt. Voor’ groote fondsen kan dit laatste

bestaan uit toepassing van een
1
systeem, zooajs dit door dé

Verzekeringskamer bij de leyensverzekeringmaatschappijen
van kracht is. Voor regelingen ten behoeve van kleinere

gm’oepen is overdracht noodzakelijk. Deze overdracht zou kunnen geschieden aan levensverzekeringmaatschappijen,
die daartoe samen dienen te werken, zoodat op die wijze
direct uniformiteit verkregen wordt. Het feit, dat tien
maatschappijen elkaar gevonden hebben voor de regeling,
ten behoeve vn het personeel van de bedrijfsorganisaties,
wijst uit, dat een oplossing in deze richting mogelijk is.
Ook hier dienen de te verleenen rechten onderworpen te zijn aan een uniform schema.

Na de voltooiing van dit proces (waar vele jaren mede

gemoeid zullen zijn) kan ovei’gega.an worden tot verdere
samenvoeging, hetgeen dan des te gemakkelijker kan ge-
schieden, omdat de benoodigde eenheid reeds is verkregen.

De ontbrekende schakel is nog het conjunctuurrisico.

Noct1 aan groote pensioenfondsen, noch aan maatschappijen,
kan men opdragen hun uitkeeringen afhankelijk te stellen

van het minimum levensonderhoud. Het zou mogelijk zijn
hiertoe de uitkeeringen in te schakelen, die op grond van
de bepalingen van de Invaliditeitswet worden gedaan,
voorzoover deze betrekking hebben op het bereiken van
een bepaalde leeftijd of op het overlijden van den ver-
zorger. Door middel van een nieuw belastingsysteem zou het desbetreffende fonds steeds van de middelen voorzien
moeten worden die benoodigd zijn, terwijl bijdragen van

306

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

20 December 1945

de zijde van %verkgeves en eventueel werknemers niet

uitgesloten behoeven te zijn.

Dit laatste mag. niet leiden tot de veronderstel-

ling, dat de Staat moet overgaan tot fondsvorming.

Beveridge besteedt aan dit vraagstuk slechts één zin:
,,The State with its power of compelling successive gene-

rations of citizens to become insured and its power of

taxation is not under the necessity of accumulating re-

serves for actuarial risks and has not, in fact, adopted

this method in the past”
10)
Hiermede is dit punt voor
hem afgehandeld, terwijl de commissie Van Rhijn er in

het geheel geen melding van maakt. De hier gekozen
oplossing laat toe, dat de Staat niet tot fondsvorming

overgaat, hoewel de reserves van de bestaande pensioen-

regelingen in stand worden gehouden, welke dan als

schommelfonds zouden kunnen dienen tegen de tijd, dat
overname door de Staat 6en feit wordt. –

Het ligt niet in de bedoeling het ontwikkelde systeem

in dit artikel nader uit te werken. Getracht is alleen een
methode te vindén, die als aanvulling zou kunnen dienen

op het rapport ,,Sociaje Zekerheid”, waar dit handelt over

pensionneering. Het buiten beschouwing laten van de
kleine zelfstandigen is niet het eenige bewijs van de on-
volledigheid van deze aanvulling!

In zijn jongste radiorede zeide onze minister van Finan-

ciën, dat de vredeseconomie wordt geboren, maar dat de

aanwezigheid van een stuk oorlogseconomie nog harde
werkelijkheid is. Naar analogie daarvan zouden we hier

kunnen constateeren, dat de vredeseconomie geboren

wordt, maar dat een stuk véôroorlogsche economie nog
harde werkelijkheid is.
W. B. P. J. BLOKHUIS.

‘°) Beveridge, § 24.

HERZIENING DER BEURSWETGEVING

IN NEDERLAND.

Niet weinig hofdbrekens kost het hestel van den

effectenhandel en de heropening van de effectenbeurs.
Een oplossing voor een doeltreffende discriminatie van
bona fide en nriala fide eigendom der titels, mede uit een

oogpunt van monetairè, deviezenrechtelijke en fiscale overwegingen, diende voor alles te worden gevonden.
Minder urgent zijn weliswaar de problemen, volgens welke principes de herleefde handel en beurs zouden
moeten functionneeren, waaraan juist in oorlogstijd veel
aandacht was besteed. Toch .dwingen ons verschillende
factoren om de bestaande reglementeering van dit geheele

complex betreffende de beurzen, de effectenhandel, het
emissiewezen en alles wat er aan annex is aan een nauw-
keurige herziening te onderwerpen.
Voordat wij dit verder uitwerken, is het nuttig nog even precies het te bespreken terrein, af te bakenen.
Ons is het speciaal te doen om die voorschriften, die be-
trekking hebben op den eigenlijken
handel
in effecten
in den meest uitgebreiden zin des woords.

Autonome regelingen.

Overal waar effectenbeurzen uit eigen kracht zijn

ontstaan, bracht hun innerlijk wezen ‘het schriftelijk
vastieggen ‘van usances in disciplinair afdwingbare re-
glementen mede. Wijs beleid ten aanzien van tucht onder
eigen leden en het toonen van begrip vooi wat wel en
niet in het effectenverkeer betaamde, heeft de faam

van sommige particuliere Vereenigingen van effecten
handelaren tot ver buiten hun landsgrenzen bekend
gemaakt. De ,,London Stock Exchange” heeft deze tot
op heden.toe weten te handhaven en geldt daarom terecht
als het klassieke voorbeeld. Niet minder in integriteit,
doch wel meer gehavend in hun autonomie mogen hierop
de Vereeniging voor den Effectenhndel te Amsterdam
en de ,,Stock Exchange” te New-York direct volgen.

Zoo is vele jaren in ons land de positie van de Ver-

eeniging voor den Effectenhandel er één van groote

autoriteit en macht geweest en in vele opzichten is zij

dit nog. Als centrum van geld- en effectenhandel, als

trefpunt der ,,haute finance” is zij zich ,steeds van haar
verantwoordelijkheid bewust geweest en heëft zij getracht

haar invloed zoodanig aan te wenden, dat het algemeen

belang werd gediend. Om dit te bereiken heeft zij een

integere handel tusschen haar leden en tégenover het

opdracht gevende publiek met alle middelen bevorderd.
De talrijke’ hiertoe uitgevaardigde voorschriften, zooals

over de organisatie, de techniek van den handel, minimum

provisie, intérne discipline en qualificaties der leden,

zijn algemeen bekend. ‘Zij zijn met succes in de practijk

toegepast en hebben de groote verdienste gehad het

handelsverkeer zelf vrijwel in geen enkel opzicht te be-

lemmeren.

Beurswetgeoing.

Aan de zoo juist geschetste autonortiie van de Ver-

eeniging voor den Effectenhandel’..is
VOO!’
het eerst in
1914 en later in de veertiger jaren door ôverheidsingrijpen

ernstige afbreuk
gedaan.
In het eerste geval was het
min of meer ,,contre coeur” en slechts op grond van den

noodtoestand, dat de Beurswet 1914 werd’ uitgevaardigd.
De dringende behoefte, om onder deze omstandigheden

de financieele sector niet zonder toezicht te laten, voerde

tot deze als tijdelijk bedoelde wettelijke voorziening.

Toen in 1919 een meer omvattende regeling het Staats-

blad niet bleek te kunnen bereiken, heeft men de Beurs-

wet 1914 niet ingetrokken. Onder nieuwe oorlogsdreiging
is men er in September 1939 zelfs toe overgegaan haar
op enkele punten uit té breiden, waardoor haar meer

blijvende karakter ook in rechte werd erkend. Bevestiging

van dit laatste vindt men weer in’de op haar gebaseerde

Beursvoorschriften 1940, waarvan juist de voorschriften
van blijvende beteekenis, die hierachter nader zullen

worden besproken, van het grootste belang voor beurs

‘en effectenhandel zijn geworden.
Wederom in oorlogstijd, ditmaal tijdens de tweede
wereldoorlog, werd de autonomie van de Vereeniging

verder aangetast. Zoo heeft de organisatie van het be-
drijfsleven, zooals die in November 1941 werd door-

gevoerd, of. het karakter van de tevoren zuiver parti: culiere Vereeniging voor den Effectenhandel in feite
gewijzigd. In de tweede plaats stelde de Overheid in
September 1942 bij het beschikken over, effecten de
tusschenkomst van een lid van de Vereeniging verplicht

(commissionnairsdwang). Tenslotte kwam in April 1943
het Besluit betreffende ,,de uitoefening van den effecten-
handel” tot stand, waarmede de beroepsmatige uitoefe-
ning van dit bedrijf in ons
land
werd gemonopoliseerd.

Over de rechtskracht van deze tijdens de bezetting
uitgevaardigde maatregelen, verkeert men thans nog in het onzekere. Afgezien van de organisatie van het
bedrijfsleven, waarvan reeds herziening is aangekondigd,
zijn in de twee genoemde besluiten over den effecten-
handel zoodanig belangrijke problemen aangesneden, dat een terugkeer tot den ouden toestand zondei’ meer
als uitgesloten moet worden geacht. Op. dezen grond,
dich ook uit een oogpunt van overzichtelijker groepeering

van de bestaande bepalingen, lijkt ons de conclusie ge-
wettigd,
dat
binnen afzienbaren tijd deze geheele materie
herzien zal moeten worden, waarbij dan eveneens
een aantal desiderata, waarop wij a,n het slot nog terug-

komen, in de te treffen regtlingen kunnen worden op-
genomen.

Effectenbeurzen onder toezicht.

Schetsen wij in het kort de materieele’inhoud van de

thans bestaande wettelijke regelingen, dan is
van
funda-
menteel belang, dat sedert 1914 het instituut der effecten-
beurzen in het algemeen onder ,,toezicht” van de centrale

20 December 1945

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

307

Overheid is gesteld. De minister van Financiën heeft zich

daarmede de vergunning tot oprichten
van
een.effecten-

beurs voorbehouden. Hij beslist over opening en sluiting
dei beurzen, na de Commissie van Advies in Beurszaken

te hebben gehoord, tenzij het een spoedeischend geval
betreft. In de Beursvoorschriften 1940 wordt het gebouw

van de Vereeniging voor den Effectenhandel als effecten-

beurs erkend. Doch ook te Rotterdam en Den 1-Jaag

mogen in de dësbetreffende lokalen de geld- en fondsen-

handel worden bedreven. Daarnaast
is ook de executie-

beurs, de ,,openbare verkoop van effecten” en de effecten-
veiling summierlijk geregeld. Was door deze bepalingen een soort algemeene contrôle
van de Overheid op dezen tak van bedrijf ingevoerd, de bloote erkenning der effectenbeurzen als zooda.nig, liet

hun innerlijke structuur nog onberoerd. De belangrijkste

consequentie der erkenning bracht mede, dat het in het leven roepen van een nieuwe beurs niet direct mogelijk
was, hetgeen bijzondere beteekenis verkreeg, toen in

later jaren de effectenhandel tot een gesloten bedrijfstak
werd verklaard.

De Operheid en cie Vereeniging.

Floewel aarzelend en zonder vaste
lijn ging de Beurs-

wet 1914 met haar uitvoeringsbepalingen toch verder en
liet ook de interne verhoudingen van de Vereeniging
niet onaangetast. Wel speelde de autoriteit van de Ver-
eeniging nog een gioote rol, waar hijv. artikel
5
B.V. 1940

haar statuten en reglementen van kracht verklaart,
voorzoover zij niet in strijd zijn met de wet. Indirect
werden hierdoor haar zelfstandig gevormde reglementen
min of meer in het wettelijk systeem ingevoegd. Ander-

zijds werd nogmaals op het tijdelijke karakter ervan
en de macht van de Overheid, ze te w’ijzigen, de nadruk
gelegd. Fletzelfde verschijnsel als in artikel 5 vinden we
terug bij de artikelen 9 en 12 B.V. 1940,
waar
de wijze,
waarop de noteering ter beurze moet geschieden, is uit-
gewerkt. Het komt hierop neer, dat de wetgever de door de Vereeniging aanvaarde usances tot de hate verklaart,
zij het onder toevoeging van de verplichting tot registratie
der omzetten. Deze methode.van wetgeving, die den indruk
geeft, dat de Overheid er zich wat gemakkelijk heeft
willen afmaken, kunnen wij niet waardeeren. Men kan o.i. 6f. de regeling van deze materie aan een bevoegde
instantie overlaten, desnoods na eerst enkele algemeene
richtlijnen te hebben gegeven, ,ôf beter de geheele uit-
werking zelf ter hand nemen. Op slechts een enkel punt heeft de Overheid dit en dan nog niet eens ten volle ge-
daan. Wij doelen hierbij op de officieele regeling voor tijdaffaires in aandeelen Nederlandsche Flandel-Maat-
schappij, alsmede op die voor Daggeldleeningen en Pro-longaties (art. 60, 61 e. v. B.V. 1940). Diep grijpt artikel
3 van de Beurswet’in de interne verhoudingen van de
Vereeniging in, waar dit bepaalt, dat slechts met toe-
stemming van den minister fondsen tot de noteering
mogen worden toegelaten. Voor fondsen van eenig belang,
waarvoor het verkrijgen van noteering een bestaans-
voorwaarde is,
kan
dus extra toezicht op hun’kwaliteit
worden iiitgeoefend. Bovendien kan de Overheid hier-

door op den totalen omvang van de voornaamste emissies
van binnen- en buitenlandsche fondsen invloed uitoefenen,
hoewel voor een soepele beheersching van deze materie
een uitvoeriger regeling
ware
aan te bevelen. Tenslotte
vindt de macht van de Overheid over het doen en laten
van de Tereeniging zijn afronding in de bepaling, dat alle
besluiten van het bestuur en de ledenvergadering over onderwerpen, die tot de competentie van de Overheid
kunnen
behooren, van te voren goedkeuring behoeven
(art. 5 lid 2 BV.). Ter voorlichting van de Overheid
voorziet de I3eurswet in een Commissie van Advies in
Beurszaken.

Bedrjfsgroep effectenhandel.

De autonomie van de Vereeniging ging verder, ver-
loren, tengevolge van de tijdens de bezetting tot stand
gekomen organisatie van het bedrijfsleven. Waar deze

op het leidersbeginsel was gebaseerd, vormden de zgn.

zelfstandige ,,groepen” niets anders dan verlengstukken
der ambtelijke instanties, zonder eenige eigen zegging-
schap. Bleef zoo in naam de Vereeniging behouden als

,,Bedrijfsgroep Effectenhgndel”, van het vroegere privaat-

rechtelijke lichaam was niet veel meer over dan een
fraai omhulsel. Ook de zgn. verordende bevoegdheid,

die
haar
in Juni 1943 werd toegekend, vermocht hieraan

niets te veranderen. P.ractisch alle gemaakte voorschriften van eenig belang waren immers van .de preventieve goed-

keuring van de ,,Hooge Overheid” afhankelijk, waarbij
in den regel De Nederlandsche Bank nog moest worden
gehoord (Besluit 9 Juni 1943).

Hoewel inmiddels in. afwachting van de herziening

van de Organisatie van het bedrijfsleven het leiders-
beginsel buiten werking is gesteld, blijft het onduidelijk,

in hoeverre het bestuur van de Vereeniging en de leden-

vergadering de problemen beurs en effectenhandel be-

treffende weer zelfstandig zouden kunnen oplossen. Nu
eenmaal ook hier
aan
de autonomie is gètornd, is slechts
algeheele rechtszekerheid te verkrijgen door een positieve

uitspraak van den wetgever.

Effectenhandel gesloten bedrijfstak.

Was reeds op grond van het Bedrijfsvrgunningen-
besluit (24 Juni 1941) de handel in effecten van een ver-

gunning afhankelijk gesteld en had bij de organisatie
van het bedrijfsleven reeds ieder effectenhandelaar zich
moeten aanmelden, de sluiting van deze tak van bedrijf
werd nogmaals nadrukkelijk vastgelegd bij het Besluit betreffende de ,,uitoefening van den e.fectenhandel
1).

Deze uitoêfening werd met uitsluiting van ieder ander
aan de leden der Vereeniging voorbehouden. Overtreding
werd met 5 jaren gevangenisstraf of boete to onbepaald
bedrag’ bedreigd.
Het Besluit definieert het begrip effectenhandel zeer
ruim. Niet slechts de eigenlijke uitwisselingvan effecten

via den beroepshandel valt er onder, doch ook allerlei
nevenverriclitingen, zooals.prolongatie op onderpand van
effecten, de incasso van én de handel in coupons en divi-
denden, enz. Om deze verrichtingen, die
vaak
buiten

de eigenlijke beursleden om werden uitgeoefend, ook
voortaan mogelijk te maken, voorziet artikel 1 lid 3
in een aantal uitzonderingen. Bovendién heeft de wet-
gever het begrip effecten nader omschreven. Hiertoe re-
kent men dan al.le soorten obligaties, aandeelen, depôt-
fractiebewijzen en dergelijke stukken, alsmede certificaten
ervan; bi]jetten en promessen van de schatkist vallen er
buiten.
Niet zonder belang is de vraag, of onder het ,,koopen
en verkoopen van effecten” ook het emitteeren ervan
mag worden verstaan, waarbij we emisies in dien zin op-
vatten, dat er
van
een beroep op de openbare kapitaal-
markt sprake is. Hoewel het Besluit hierover zwijgt,
hetgeen gezien het belang van het emissiewezen voor den
effectenhandel wel eenigszins vreemd aandoet, meenen wij
een bevestigend antwoord op deze vraag te mogen geven. Als argument moge dienen, dat zoowel in de reglementen
van de Vereeniging als in de Zegelwet beide soorten

vaIi effectentransacties aan elkander worden gelijk-
gesteld.
Dit Besluit heeft het voor zich nog steeds handhavende
beunhazen wel uiterst moeilijk gemaakt. 1-Jet heeft het
monopolie van den handel in effecten, alsook van het
emissiebedrijf, aan de algemean gezag. génietende Ver-
eeniging voor den Effectenhandel toevertrouwd. De hier-
door verkregen situatie is stellig toe te juichen, waarom het opnemen van sôortgelijke voorschriften bij een her-
ziening der beurswetgeving ons alleszins gewenscht voor-
komt. Dan behoudt men de noodige waarborgen, zooals

‘) Besluit van
28 April 1943, S.C. 14
Mei
1943 No. 93

308

1
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

20 December 1945

van moraliteit, bedrijfskeimnis, credietwaardigheid e. d.,

zonder’ welke’ niet de keur
van
personen te verkrijgen is,

die juist in dezen tak van bedrijf, waar het publiek zoozeer

oj het vertrouwen in de bemiddelende personen is aan-

gewezen, absoluut onmisbaar is.

Conzmis’sionnairsd(vang.

Een andere maatregel uit de oorlog’sjaren had betrek-king op de verplichte tusschenkomst van een lid
van
de

Vereeniging bij elke koop en verkoop
van
effecten. Oor-

spronkelijk had het Besluit van September 1942 dit

beperkt tot aandeelen, doch na Mei 1943 gold het ook

voor alle obligaties, die aan stopkoersen waren gebonden.

Anderzijds mochten de commissionnairs de fondsei’i slechts

via de beurs verhandelen, alhoewel cofnpensatie, mits

tegen beurskoersen, bleef toegestaan.

Het voornaamste motief voor deze regeling lag niet

in het concentreeren van zooveel mogelijk affaires ter

beurze, doch in de wensch het verhandelen van effecten

buiten de beurs om tegen zwarte prijzen te voorkomen.

Afdoende resultaat heeft men met deze en dergelijke

maatregelen nooit bereikt. Het feit, dat hier niet uit-
sluitend ,,zwarte” belangen zijn gediend, doch vaak

waarden uit de handen van den vijand konden worden

gered of voor steundoeleinden aangewend, is een reden om dit niet voor alle gevallen gelijk te betreuren
2)..

Dit voorschrift van verplichte tusschenkomst, dat

sedert Dolle Dinsdag ook tot overheidsfondsen werd

uitgebreid en dus unaniem gold, greep wel heel diep in de

particulierd rechtsverhoudingen in. Elke onderhandsche

overdracht, wanneer deze onder bezwarenden titel plaats
vond, viel onder de bepaling. Slechts beschikking via
schenking of boedelscheiding bleef er buiten.
Het moge een punt van discussie uitmaken, of, nu het

genoemde motief voor de commissionnairsdwang irrelevant

mag wordén geacht, een maatregel van deze soQrt toch

gehandhaSd zal dienen te worden, waarbij nog ver-
schillende schakeeringen te maken zouden zijn. In tf-

wijking tot de,uitspraak van anderen
3
), meenen wij, dat,

afgezien van zuiver onderhandsche overdracht tusschen
particulieren, er wel degelijk redenen aanwezig zijn om de verplichte tusschenkomst voor bepaalde categorieën
van personen en instellingen ‘aan te houden. Het is immers
een bekend feit, dat sedert den vorigen wereldooflog de
handel buiten de beurs om steeds grooter afmetingen
heeft aangenomen. Was dit eenerzijds een gevolg van de
toenemende populariteit van de beleggingsvorm der on-

derhandsche leeningen, ook de onderlinge uitwisseling
van belangrijke fondsenpakketten tusschen de insti-
tutioneele beleggers kwam steeds meer in gebruik. Neemt
men hierbij nog de stijgende omvang der côllectieve be-

sparingen ten koste van de particuliere in aanmerking,
dan is het wel duidelijk, hoe nadeelig deze ontwikkeling
yoor den eigenlijken beurshandel was. In dit allôs zit

ongetwijfeld een groote onbillijkheid jegens den betreffenden
bedrijfstak, in welker financieele draagkracht ‘steeds een
belangrijke waarborg aanwezig is, en die door, het uit-

vallen van den handelin buitenlandsche fondsen reedslangen
tijd sterk benadeeld is en dit wellicht ook in den naasten
toekomst nog zal zijii. Bovendien ligt in dezen handel

buiten de beurs om een inconsequentie opgesloten, lwaar
hij voor zijn koersen op de prijsvorming ter beurze is aan-
gewezen, die weer door het ontbreken van groote pak-
ketten in haar soepelheid kan worden, belemmerd.

Corn pensati

e Qan orders.

Lijkt ons het gedeeltelijk handhaven van de commis-‘

sionnairsdwaiig dus gewenscht, wij zouden zelfs nog verder
willen gaan en bovendien het in elkander sluiten
van orders willen afschaffen, waartoe ook het voor-

Zie Mr. A. T. d’AiIly, in ,,E.-S. 13.” van 17 Aug. 1945. ‘) Zie buY. Mr. A. J. d’Ailly
;
in het eerder genoemde artikel iii
,,E.-S. B.”
vân ’17 Aug. 1945.

noemde Besluit van 1942 de mogelijkheid, opende. Men

dient zich namelijk goed té realieeren, dat de concen-

tratie van een belangrijk deel der effectenorders bij een
aantal ,groote bankinstellingen het huidige aspect van

deze usance in het effectenbedrijf in niet geringe mate

heeft gewijzigd tegenover vroeger, toen er een veel grootere

differentiatie in dezen bedrijfstak bestond. Afgezien nog
van den in4.rloed op de wijze van totstandkomen der

koersen, is de grootte van den werkelijken dmzet ter beurze

van doorslaggevend belang voor de innerlijke kracht

en hetgetal van de optredende bemiddelende personen,

waarbij het vaststaat,
1
dat juist aantal en kracht de beste
waarborgen voor het verloop van een regelmatigen handel

leveren. Het zijn daarbij juist de commissionnairsfirma’s,
die de kern der hoeklieden vormen en de voorwaarden

scheppen tot een vlot verloop der eigenlijke beursfuncties:

Dat bij dit alles wel degelijk van een bedreiging door de

groote banken sprake is, moge nogmaals blijken uit de

recente oprichting van de Vereeniging
van
Commissie-

huizen. Bedehkt men, dat tegenover al deze argumenten voor een verbod van compensatie slechts het nadeel van

het missen der beurscourtage staat, dan is voor ons de
conclusie niet moeilijk. Voor de methode, waarop dit pro-

bleem elegant zou kunnen worden opgelost,, mogen wij
wijzen op het voorbeeld van de ,,London Stock Exchange”.

Hoewel daar in principe het in elkaar sluiten bleef toe-
gestaan, rrag de ,,broker” in dat geval toch slechts één-

maaF provisie rekenen, waardoor de belangrijkste stimu-

lans dus komt te vervallen. Dit systeem is daarom zoo soepel, omdat het de onderhandsche overdracht in
1
be-
ginsel vrijlaat en dus nog verschillende tusschenoplossingen
biedt.

Wenschelijke herormirigen.

In het voorgaande kwamen wij reeds tot de conc1usie
daL een algeheele herziening en hergroepeering der voor-
schriften sterk is aan te bevelen. Ook hebben wij reeds
enkele wijzigingen, die ons noodig voorkwamen, aangestipt.

Resumeerende komen we tot de volgende wenschen: 1. en
dhidelijke keuze van den wetgever tusschen een ruime

mantelwet, waarbij de uitwerking aan de een belangrijke
autonomie genietendeVereeniging wordt overgelaten of een

algeheele uitwerking ook van technische détails door de
Overheid zelf. In beide gevalln is een afbakening van
competentie van de Vereeniging en de Overheid nood-

zakelijk op welk punt de Beurswet _1914 onbevredigend
is; 2. een beslissing over ‘de in oorlogstijd uitgev’aar-
digde maatregelen; 3. een overzichtelijker rangschikking
der
bepalingen;
4. het geven van duidelijke regels over
het emissiewezen; 5. hetgedeeltelijk handhaven van de

commissionnairsdwang, en 6. een verbod tot het in el-
kander sluiten van orders.
Hieraan mogen nog een aantal hangende problemen
worden toegevoegd, die, naar wij nadrukkelijk willen
vastieggen, evenmin als bovengenoemde juist door den

wetgever behoeven te worden opgelost. Hoewel een lei-
dende hand thans niet te missen is, lijkt het ons voor

de toekomst van het grootste belang, dat een
organische
ontwikkeling van den effectenhandel in ruime mate wordt
bevorderd.

Zoo staat reeds velé jaren het punt v’an een doeltref

fende accountantscontrôle over haar leden op het verlang-
lijstje van de Vereeniging zelf. Of hiervoor met steek-
proeven kan worden volstaan of dat een meer uitgebreid
systeem dient te worden aanvaard, heeft reeds vroeger
vele pennen in beweging gebracht
4).
In hoeverre bij ver-

hoogde waarborgen vocir integriteit op grond van scherper
eischen voor de leden, tenslotte toch met een meer in-
cidenteele contrôle zou kunnen worden volstaan, die
bovendien de voordeelen van een preventieve werking’
en niet de nadeelen van de schijn van verantwoorde-

4)
Zie hierover o.a. Prof. Til. Limperg in de ,,Telegraaf” van
27
J’an. 1940.

20 December 1945

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

309

lijkheid van de Vereeniging voor haar leden zou bezitten,

dient nader onder oogen te worden gezien.

Ook de vooropleiding van haar leden heeft al geruimen
tijd de aandacht van de Vereeniging gehad. Aan de thans

gestelde eisch van practijkerva.ring gedurende een mini-

mum
ivan
twee jaren zou die van een diploma van een

speciale opleidingscursus kunnen worden toegevoegd,
waarbij de cursus, die thans reeds voor het bankbedrijf
bestaat, tot voorbeeld zou kunnen dienen.

Nu het bedrijfsleven ten onzent nog steeds niet in staat

is gebleken het brandende vraagstuk van een centrale
levering en verrekening van effectentransacties op te
lossen, ligt hier een taak voor den wetgever om uitkomst
te brengen. Wel zal hij in deze delicate materie nauw
voeling dienen te houden met vertegenwoordigers uit

effecten- en bankbedrijf. Het gebruikmaken van reeds
bestaande kassiersinstellingen zou o.i. voorkeur verdienen

boven het onderbrengen van een—niogelijk te vormen
apparaat bij, De Nederlandsche Bank, die overigens wel
met een oppertoezicht zou kunnen worden belast.

De wenschelijkheid van een duidelijke reglementeering
van het emissiewezen werd hiervoor reeds vermeld. In

verband met het zeer groote belang van dit punt voor de
beheersching van de geld- en kapitaalmarkt, speciaal
bij het thans aanvaarde systeem van herstéléconomie,
‘illen wij er nog een énkel woord over zeggen. Emissies
van binnenlandsche fondsen kunnen volgens twee maat-
staven worden getoetst, 6f zij zijn toe te staan met het
oog op de algemeene credietconstellatie, 6f het doel en het bedrijf, ‘waarvdor het geld gevraagd wordt, moeten
waarborg geven voor een zoo aconomisch mogelijke

aanwending der ter beschikking gestelde middelen.
Bij dit ,laatste kan tijdens het herstel van het econo-
misch leven een prioriteitsregeling g9lden. In
nauw
ver-

band hiermede staat het vraagstik, in hoeverre kapitaal-
export kan worden toegestaan, waarbij dan behalve
de stand van het binnenlandsche crediet ook de deviezen-
positie een woord meespreekt. Meer dan vroeger zal
men aandacht moeten schenken aan den achtergrond

van elke deelneming in het buitenland, zooals door ons
reeds elders werd betoogd
5).
Slechts georganiseerde cre-
dietexport, die economisch ‘iera,ntwoord is, zou als richt-

snoer mogen worden aanvaard.
Ook de technische zijde van het emissiewezen verdient
eenige aandacht. Is bij een gesloten effectenbedrijf in de

strenge eischen voor het beursprospectus reeds een belang-
rijke waarborg voor het nakomen van hun verplichtingen
door emittenten aanwezig, minder rechtszekerheid be-
staat er ten aanzien van de effectensubstitutie. De regels
‘van de vennootscha,pswetgeving en de voorschriften
van de Vereeniging voor depôtfractiebewijzen bestrijken deze voortgezette vorm van emissie ‘slechts gedeeltelijk,
waar in de afgeloopen jaren ook buiten dj beurs om de creatie van tal van beleggingscombinaties plaats vond.
Hoewel ten onzent het ontbreken van voldoende waar-
borgen voor het beleggende publiek, tengevolge van het

conservatief gevoerde beheer, tot op heden geen nadeelen
heeft gebracht, leeren ons de wettelijke regelingen van
deze materie in de Vereenigde Staten en Engeland dat
het insluipen van misbi’uiken meestal niet alte voorkomen.
Aangezien wij meenen, dat effectensubstitutie in de toek6mst
een belangrijke rol kan spelen bij het fourneeren van
ondernemend kapitaal, lijkt ons een nadere regeling van
den rechtsvorrn’aan te bevelen. .
,,Last not least” zou een nieuwe Beurswet onvolledig zijn, wanneer daarin een voorziening ontbrak tot beteu-
geling der speculatie door het publiek en tot voorkoming

van bedrog in beleggingszaken. Een nadere bestudeering
van de wijze, waarop de wetgever deze punten in het
buitenland, met name in Engeland en de Vei’eenigde
Staten heeft aangepakt, kan tot positieve suggesties voor

5)
Zie ,,Herstelfinanciering en o’e beleggingen in het buiten-
land” van
schrijver dezes in
,,E.-S. B.” van 25 Oct.
1945.

ons ‘land leiden. Dat over deze onderwerpen de voor-

schriften en de contrôle haast nooit streng genoeg kunnen

zijn, mits zij maai’ de uitoefening van den bonn fide han-

del niet belemmeren, heeft de practijk bij alle bekende
effectenbeurzen ter wereld onomstootelijk bewezen.

Mr.
W. H. C. SCHUKKING.

DE ECONOMISCHE PUNTEN UIT DE

BELEIDSNOTA.

De economische vraagstukkV worden in de Nota om-
trent punten van het Regeeringsbeleid, verleden week aan
de Staten-generaal overgelegd, verspreid behandeld.
De techniek van de samenstelling van, zulk een nota brengt

dat nu eenmaal mede. Ieder Departement, soms zelfs een
enkele afdeling van een Departement, neemt een bepaald
vraagstuk voor zijn rekening en levert de tekst voor het
betrokken gedeelte van de nota. Zo komen de punten los

van elkander te staan in schijnbaar wi1lekeurie’voIgorde.
De opmaak van een krant in de twintigste eeuw geeft dan

nog aanleiding tot ènige hergroepering, zodat de lezer de

draad kwijtraakt en het hem toeschijnt, als waren die
punten even zo vele onafhankelijke elementen van ons

economisch leven.
Toch hangen al die vraagstukken nauw samen, met niet enkele,’ maar met talrijke aanrakingspunten. Dat

weet de Regering 66k. ‘Zij heeft niet voor niets haar’
Kabinetsraden – penipdieke samenkomsten van vijf of
zes ministers, die bij bepaalde groepen van vraagstukken
zijn betrokken __:_ ingesteld. Voorts zijn er talrijke inter-

depai’tementale contactcommissies, alsmede studiecom-
missies, samengesteld uit hoofdambtenaren van verschil-
lende Departementpn met deskundigen uit de overige
samenleving, en – het laatst genoemd, maar zeker niet
het minst geacht – het Centrale Planbureau.
De nota vermeldt de samenhang van alle economische
problemen niet. Dit brengt het gevaar mede, dat menig
lezer van de nota zich zal bepalen tot die sector van ht
economisch leven, waarnaar zijn belangstelling bij voor-
keur uitgaat, dat hij zich dan een beeld zal vormen omtrent
een door he’m gewenst en mogelijk geachte oplossing van

een geprefereerd vraagstuk, zonder dat hij de samenhang
met andere vraagstukken, wat veelal hetzelfde is als de
keerzijde der medaille, in ogeiischouw heeft genomen
1
De gevaren van de eeniijdige ijver zijn juist in deze tijd
van labiel evenwicht en overspannen capacitëit groot.
Het is zo eenvoudig, kritiek te oefenen op een enkel

punt, als men de blik niet behoeft te slaan’ op al die andere

vraagstukken, die ermede sam
,
enhangen. Tot kritiek zijn

velen, die het hedenmeten netde norm van v66r 1940
en niet met die, van 1944/45 maar al te vlug gereed.
Zonder verband te leggen tussen alle zich opdringende
problemen menen zij het enkel door hen belichte vraag-stuk vlot en eenvoudig te hebben opgelost. De Regering staat intussen voor het complexe geheel, in âl zijn moei-

lijkheden.
Ligt de lijn, waarin zij die denkt op te lossen, implicite
in de verspreide behandeling in de nota en is zij daaruit
op te vissen?
Enige punten van economische politiek bieaen houvast.
De geldsanering en de fixatie van dollar en pond tonen een bewuste monetaire politiek: géén inflatie. De loon-
paragraafgeeft een limite aan voor het algemenè loon-
peil, waartoe loonregelingen, die subnornaal worden
geacht, mogen worden opgevoerd.
Gaan wij van deze beide vaste punten uit, dan kunnen
wij alle andere punted van economisch beleid daaraan

toetsen.
De import, nodig voor heroutillering van de pi’oçluctie
en voor verzorging met grondstoffen, verlangt matige
wisse]koersen en vereist exportmogelijkheden, ten einde
de schulden aan het buitenland niet te zeei te doen ôp-

310

ECONOMIsCH-STATISTISCHE’ BERICHTEN

20 December 1945

lopen.. Die noodzakelijke export verdrabgt geen sterk
stijgend loonniveau.

Het loon moet intussen hoog genoeg zijn, dt de arbeider
er zijn levensonderhoud mede kan bekostigen. Uit de vast-

gestelde wisselkoersen en het gelimiteerde loonniveau,

tezamen met de prijzen der te importeren grondstoffen
en andere goederen vloeit een prijzenpeil voort, waartegen

het levènsmi ddelenpakket kan worden berekend. Blijkt
dat voedselpakket te duur, dan lijdt de bevolking gebrek
en neemt de arbeidsprestatie af, zodat de productie terug-
loopt.

Tweëerlei aanpassing i dan mogelijk. Verhoging van
het loonpeil is slechts een tijdelijke aanpassing: door die

verhoging stijgen de productiekosten, dus de prijzen der

levensmiddelen, hetgeen weer nieuwe versb5ring van

evenwicht medebrengt. Bovendien wordt de export ge-

schaad met alle- gevolgen van dien: •mindere import,
vertraging van het herstel, neiging tot stijging van wissel-

koersen en dus verdere prijsstijging. 1-let alternatief is

verlaging van de prijzen der levensmiddelen door subsidie

uit de overheidskas, een middel, dat blijkbaar binnen de

politiek der Regering ligt. Maar deze politiek brengt weer
tekorten op de Rijksbegroting mede, van zulk een omvang,

dat dekking door geldschepping onvermijdelijk schijnt.

Men denkt hier allicht aan Scylla en Charibdis of aan
in zichzelf strijdige maatregelen, waardoor men nimmer

uit de vicieuse cirkel komt. Toch is het uitzicht hoop-

voller dan het lijkt. De geldsanerin.g met zijn rigide

blokkering en zijn beheerste deblokkering heeft met de
noodzaak, van geldschepping wegens tekorten op de

staatsdienst rekening gehouden. Zolang die geldschepping

niet uitgaat boven een orde van grootte, die men heeft
ingecalculeerd, is ze niet slechts ongevaarlijk, zelfs op den duur noodzakelijk.

Of zij daar al dan niet bovenuit zal gaan, hangt af van

vele factoren. Zullen de ‘prijzen van de levensmiddelen
zodanig dalen, dat subsidiëring onnodig wordt? Deze

vraag valt, afgezien van de .qualitatieve aanpassing van
het levensnaiddelenpakket, waartoe keuze in uitziht wordt

gesteld, weeF uiteen in de mate van prijsdaling van import-

goederen en in de verlaging van de binnenlandse pro-

ductiekosten tengevolge van wederopvoericig van de
productiviteit van de arbeid. De tempering en begrenzing van de geldschepping is dus afhankelijk van het
harde
en
doeimatige verken, dat het. Nederlandse volk kan en
wil doen. Scholing en herscholing zullen hiertoe —blijkens

de nota – krachtig medewerken, ten einde de hoofdstuk-ken Wachtgeldregeling en Flulp aan werkloze arbeiders
hun zin te doen verliezen.

Maar met de, prijsaanpassing van het levensmiddelen-
pakket is men er nog niet. Er zijn nog voorzieningen nodig
van ruimere strekking, met meer duurzame goederen.
Zodra er weer meer kleding, schoeisel, huisraad, fietsen,

bouwmaterialen, , machines en machine-onderdelen be-
schikbaar komen, zullen ook die hun problemen mede-

brengen. De nota bevat de punten Spaar- en voorschot-
regeling (voor aankoop van duurzame consumptiegoederen)

en Voorzieningen met betrekking tot oorlogsschade.
Dat wil zeggen, dat de prijsaanpassing nog verder moet
gaan, ten einde den werkman aankoop van gebruiks-
goederen, althans afbetaling op die aankoop, uit het in-
komen mogelijk te maken. Voorshands zullen voorschotten
van overheidswege- iiodig zijn, Waartoe, evenals voor de

heroutillering van bedrijven, door de bevolking gespaard
moet worden, wil men niet veer op geldschepping zijn
aangewezen. Premies voor pensioenen en vrijwillige levens-
verzekeringen brengen gelukkig een aanzienlijk spaar-

bedrag’hijeen, waaruit veel van dee nodige voorzieningen
kunnen worden gevonden. Voor het overige heeft ten, dele
de yrijwillige opleg van inkomen te zorgen, anderdeels de
in de millioenennota, aangekondigde belastingpolitiek ener-
zijds en de herziening van het uitgavenhudget anderzijds.
De samenhang tussen de verschillende economische

punten uit de. beleidsnota brengt dus weer naar voren

het bij monde van Minister ,Lieftinck dooi’ de Regering

uitgegeven consigne: hard werken en sparen.
De arbeider zal daartoe worden genoopt door de ver-
houding tussen loonpeil en kosten van het levensonder-

houd. De in uitzicht gestelde vernieuwing van het be-

lastingstelsel zal den ondernemer ruimte laten tot kra,chts-

inspanning en hem tvens versobering in zijn levenshou-

ding opleggen. De rëntetrekkers zullen tot soberheid

worden gedwongen – sommige hunner wellicht tot

meerdere arbeid – door de, aderlating, welke de

heffing ineens hen zal doen ondergaan. En de overheids-
dienaar ‘zal aan het devies van zijn Regering dagelijks

worden herinnerd door de niet-sluitende begroting.

– P.

NOG EENS ,,DE HOUTVOORZIENING

VAN NEDERLAND”
1),

De Amérikaansche chemische industrie heeft, in samen-

verking met officieele researchburea.ux, wegen gevondën,
om aan de geweldige vraag naar bouwhout gedeèltelijk

te voldoen, door het veredelen van minderwaardige hout-

soorten. Door impregneei’ing met bepaalde, chemisch

samengestelde vloeistoffen is het haar gelukt om ‘van

zacht hout hard hout te maken en vad hard hout harder

hout. Tot’ nu toe onbruikbre soorten konden na de

behandeling bruikbaar worden gemaakt en voor de meest
uiteenloopende doeleinden geschikt. De vervaardiging

van tafelbiaden, panéelen, parketblokjes, houtplaten, die
in de oorlogsindustrie alle noodig waren, evenals hout
voor v]iegtuigpropellers, bekleeding en kisten, kon door

de invoering van dit procédé op weinig kostbare wijze
plaats vinden, zonder de bestaande voorraden balk- en
plankhout wezenlijk aan te tasten.
Aangezien het hoût tevens de eigenschappen verkrijgt
plastisch te zijn, watervast, krimp- en vuurvrij te zijn,

wil het mij voorkomen, dat ook Nederland, door gebruik-
making van deze werkwijze, voor een belangrijk deel

in zijn houtbehoeften gedekt zou kunnen worden, zonder

een beroep te doen op çle leveranties van export-houtland en.
Weliswar zijn cle beschikbare gegevens nog alle onder
voorbehoud van proefnemingen met Europeesche hout-
soorten; maar gegeven de mogelijkheden, zoowel van-
fabricage als van, afzet, zouden deze zonder twijfel tot
een diepere studie van dit object uitnoodigen, temeer,

daar de benoodigde chemicaliën- op een uit2ondering na
in Nedrland vervaardigd worden en onze houtindustrie –
op het gebied
an impregneeren en persen voldoende

georiënteerd en geoutilleerd mag heeten.
Zonder nad,er in te gaan op de technische détails wil
ik thans een opsomming laten volgen van de -verschillende

soorten, wier’ ‘vervaardiging in Amerika reeds door ver-
schillende ondernemingen is ter hand genomen en ‘mij
meer bepalen tot de practische bruikbaarheid, dan tot de

vervaardigingswijz,e.
Het product, genaamd ,,Uralloy”, is hout, plastisch
gemaakt door het impregneeren met methylolurea en alle eigenschappen.: zijn door de proefnemingen nog niet ten
volle voor den dag gekomen. Met gewone houtbewerkings-
machines kan het bewerkt worden en als het gepolijst
wordt neemt het een prachtigen glans aan. FIet buigt
niet zooveel door als gewoon hout bij de’zelfde belasting.
DoÔr toevoeging van kleurstof aan het impregneer-.

middel kan men schitterend fineerwerk verkrijgen, met
behoud van de natuurlijke houtfiguur, zonder .verdere

bewerking als polijsten. 1-let beste geschiktis eikenhout,
dat, in de oplossing gedrenlct, daarna gedroogd wordt,

hierdoor ‘plastisch is geworden en bij verhitting met de
hand in iederen gewenschten vorm gebogen kan worden.

‘) Zie: J. W. Gonggrijp: De iioutvoorziening van Nederland”, in
,,E.-S.B.” van 20 September 1945.

20 December 1945

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

811

Na de afkoeling wordt het gebogen hout wederom star,

doch onder behoud van zijn nieuwen vorm.

1-Jet hout wordt in versch gekapten toestand aan de

bewerking onderworpen, dus de noodzaak van een droog-
tijd
enz.,.
valt weg. Eenzelfde behandeling kan worden
toegepast op zaagmeel voor het vervaardigen van hout-

bladen of paneelen. Het gegoten product brengt geheel
andere eigenschappen naar voren. De kleur is zwart of

grijs. Het materiaal is zoo hard geworden, dat het dik-

werf moeilijk is te spijkeren. Voor zaag – en machinewerk

leent het zich uitstekend. Men kan het fineeren, het is

roestvrij en door toevoeging van carbon tttrachioride

of thionrea kan het bijna waterbestendi gemaakt worden.
Een andere soort, genaamd ,,Impreg”, is hout behan-

deld met phenol-formaldehyde, waardoor groote weer-
stand verkregen wordt tegen zwellen en krimpeft en als
gevolg daarvan het doordringen van vocht verhinderen,
evenals het kromtrekken, terwijl het zijn vorm behoudt.
De behandeling vermindert wezenlijk het rottingsproces

en de èlectrische geleïdbaarheid en verhoogt de sterkte-
kwaliteit, zonder aan de mogelijkheid van lijmen, verven

of aan thermische isoleerkwaliteiten afbreuk te doen. De

hoogere kosten worden goedgemaakt door de grootere

stabiliteit en duurzaamheid.
,,Compreg” is op zijn plaats bij de vervaardigiig van
vliegtuigpropellers, luchtmasten, platen en verbindingen
tusschen andere houtsoorten. . —.
Paneelen, op een dergelijke wijze vervaardigd, worden
gebruikt voor den vliegtuigbouw, kleine bootjes, pontons
en soortgelijke producten. Voorloopige proeven hebben
aangetoond, dat dun-drievoudig triplex gemaakt van 1/45 inch berken-fineer onder stoom gemakkelijk gebogen kan
worden. Dergelijke platen vinden verder hun weg voor
gebruik als muurbekleeding en voor vloeren. Reeds 7 groote

Amerikaansche houtfabrieken zijn met de vervaardiging
van dit materiaal bzig.
Nog andere soorten worden beschreven, doch deze
nog uitvoerig weer’te geven zal niet noodig zijn. De mogelijkheden zijn vele: voor toonbanken en bars

kan bijv. een teekening gemaakt en in het hout gepersd
worden
Thans kan nu Californisch Red Wood, katoenboomhout
en cypres gebruikt worden voor vloeren en meubelhout,
Zacht ahorn, yellow poplar, tupelogum en va.i-iëteiten
van zacht pijnboomhout kunnen na behandeling de

vervangers worden van hard ahorn, eikn, noten en ander
meubelhout. De kleuren, die er in gebracht worden, zijn
bestendig en maken het bijv. geschikt voor knoopen, speel-
goed en spellen.
De bij ons te’ lande voorkomende zachte houtsoorten
als elzen,. berken, wilde kastane en de nog zachtere
wilgen, populieren en linden, zullen, indien men boven-
beschreven procédés kan toepassen, ook voor andere doel-
einden, dan tot au toe, gebruikt kunnen worden,
evenals berken, noten, peren, appel en plataan. Bij den
import zou an deze soorten een zekere voorkeur gegeven
kunnen worden, door de mogelijkheid van omvormin,
terwijl het aanbod van deze soorten
t
uit andere landen
grooter zal zijn dan van de tot nu geïmpbrteerdeoorten.
Het is niet doenlijk om in een kort bestek als dit een
volledige opsomming te geven van de mogelijkheden zooals
die in de Amerikaansche litteratuur op dat gebied zijn
beschreven. Mogelijk is echter deze vogelvlucht-beschrij-
ving een stimulans om eens iets nieuws te probeeren ‘en
daardoor aan ons tekort aan hout in zekere opzichten
tegemoet te komen.
R. GITSELS.

. SURINAAMSCHE HONING
1).

I-Ioewl Nederland zelf honing voortbreigt, werden
vôér den oorlog aanzienlijke hoeveelheden ervan inge-
voerd, ter voorziening in de behoeften van de koek- en

banketbakkerswarenindustrie. In tabel 1 brachten wij

enkele cijfers daaromtrent bijeen.

Tabel
1.
Invoer van honinq in Nederland,
in tonnen van
1.000 kg.

wa Lrvan
uit

S
.


Q
co
5
0

1935
4.553
20
3.160
526
163
Ii
270
45
206
1936
4.492
24
2.132
748
143
473
256
215
244 1937
4.873
3.305
618
180
38
179
110
287
1938
5.113
ii
2.932
809
129
260
473
57
323
1939
6268
24
3.991
720
91
143
800
320
117

Het blijkt uit die tabel, dat Nederland zeer keel honing

betrok uit. Centraal-Amerika en West-Indië, in mindere

mate uit Noord-Amerika (de Vereenigde Staten en Canada),
terwijl tenslotte ook binnen Europa honing werd afgeno-
men (Frankrijk). De aard van het artikel is dus wel zoo-

danig, dat het de kosten van een zeetransport kan dragen;
honing is dan ook geen ruw-product maar een kvaliteits-

artikel. De verscheping van West-Indië en Amerika uit

vindt plaats in houten vaten (veelal eiken) , iiwendig
gepaaffineerd.en bij voorkeur nieuw, met een inhoud van
40 gallon of 180 lite’- (hetgeen neerkomt op 250
6L
800 kg
honing per vat); sooi-tgelijke vaten dus als waarin Amerika
de voor Europa bestemde stroop verpakt°i.
In tabel 1 hebben wij onder de landen van herkomst
afzonderlijk Suriname (in West-Indië) opgenomen. Niet

omdat de vandaar betrokken hoeveelheden hooing zoo
bijzonder. groot waren, maar omdat het hier betreft invoer
uit een deel van het Koninkrijk, dat in de oorlogsjaren

vrij is gebleven en derhalve zijn productieapparaat niet zag lam gelegd of nog erger zag verwoest. Wij hebben

daarom in tabel II eenige cijfers van den Surinaamschen
honinguitvoer tezamengebracht.

Tabel
II.
Uitvoer van honinq door Suriname,
in liters.

waarvan naar

totaal
Jaar
Nederland
S
,
t
:5.
liter

ton
S

14



liter
ton

1935
40.185
58
28.000
40
12.130

55


1936
46.705
67
6.640
10
32.935
7.130
-.


1937
55.328
80

55.218

110


1938
78.602
113
21.298
31
47.611
6.693


1939
35.058
50
2
?
2
2

2
1940
50.233
72
2
2

2

2
1941
731
‘1

2

2

2
1942
20.108
32

1943


1944
60.715
87
— —

21.466

39.249
De cijfers over de jaren 194—’44 danken wij aan den
heer G.
C.
F. Schoch,
directeur van de Surinaamsche Bank
te Paramaribo, die onlangs voor een kort verblijf in

Nederland is geweest. De Surinaamsche handelsstatistiek
geeft de uitvoër op in liters, welke hoeveelheden wij in
tonnen (van 1.000 kg) omrekenden met behulp
van
het
gemiddelde soortelijk gewicht voor honing van 1,44.
Uit tabel II zien wij, dat de uitvoer voornamelijk naar
Europa was gericht, naar Curaçao gingen slechts geringe hoeveelheden. Engeland nam meer honing af dan Neder-
land. Uit de bij de opstelling van dit artikel (Augustus
1945) reeds beschikbare détails van den uitvoer tijdens

den ooçlog, zouden wij afleiden, dat deze zich in die
jaren heeft gericht op de Vereenigde Staten en in ver-
hoogde mate op Curaçao. Dat de uitvoer onregelmatig
was, behoeft gezien de toenemende moeilijkheden met
scheepsruimte, niet te verwonderen.
Verder bewijst de voortzetting van den uitvoer juist in

Dit artikel wordt mede gepubliceerd als Bericht No.
208
van de
Afdeeling
1

landelsmuseum van het Indich Instituut.
Vgl .,, Vaten uit Indisch hout”, Bericht Afdeeling 1-landels-
museum
197,
ook verschenen in Hout”
24, 17 (1944),

312

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

20 December 1945

de oorlogsjaren, dat de winning van honing in Suriname
niet verlaten is, integendeel zich ondanks de zoo veel

moeilijker afzet, staande heeft gehouden.
De bijenteelt had zich ‘reeds védr delî oorlog vooral in
het district Coronie ontwikkeld en de uitgevoerde honing

was dan ook in de eerste plaats uit die st.rek afkomstig
3).

Blijkbaar is dat centrum in stand gebleven en ook nu nog’
aanwezig. ‘Maar dan is èr ook alle reden om nu te probeeren

de voor export beschikbare hoeveelheid ‘honing in haar

geheel naar Nederland te leiden, alwaar immers blijkens
tabel 1 een zoo groote béhoefte aan dat artikel bestaat.
Wij moeten hier even wijzen op een oogenschijnlijke

tegenstrijdigheid in de cijfers, vermeld door’ Suriname als

uitvoer naar Nederland. en die door Nederland vermeld als
invoer dit Suriname. Wanneer bij’. Suriname juist tegen

het eind van 1935 een groote partij honing
naar
Neder-
land verzond, dan komt dat kwantum in de Sui’inaamsche

statistiek nog onder het jaar 1935, maar voor Nederland

– waar de partij eerst in het begin van 1936 werd ont-

vangen – in dè statistiek van 1936.
Juist omdat het hier nog betrekkelijk kleine hoeveel- –
heden betreft, kunnen dergelijke ‘verschillen opvallen.

Want zonder meer aan de Nederlandsche behoefte voldoen;
kan Suriname zeker niet, wel echter voor een grooter deel daarin voorzien dan véér den oorlog het geval is geweest.

Toen Suriname omstreeks 1929 met den uitvoer van

honing begon – aanvankelijk uit de omgeving van Para-
maribo, doch weldra uit het reeds genoemde district Coronie

– heeft de Afçleeling Handelsmuseum van het Indisch

(voorheen Koloniaal) Instituut al spoedig de deskundige be-

oordeeling van proef’tendingen verzorgd). Dientengevolge

is de kwaliteit volkomen aangepast aan de Nedérlandsche
behoefte; het Surinaamsche product werd hier voor den
oorlog als gelijkwaardig aan de Cuba-honing beschouwd
en ook dienovereenkomstig gewaardeerd; Voor de ver-

pakking zou men in Suriname vermoedelijk gebruik kunnen

maktn van de inheemsche houtsoort soemaroepa
(Sima-

rouba
sp. div.), wegens de gebleken geschiktheid ervan
voor botervaatj es, plantbnkuipen e .d.

Jr. W. SPOON.

‘) Departement van Landbouw. – Economische Zaken Suri-
name, verslag 1936 en 1937, 171; voor verdere bijzonderheden zie:
,,Surinaamsche honing als exportproduct”, Bericht Afdeeling
Han.delsmuseum 172, ook verschenen in ,,Wcst-Ind. Gids” 23,
229 (-2941).
• ) Inlichtingen en Onderzoekingen in 1932, 38; 1933, 23; 1937,
20 en 1939, 14, Mededeeling Afdeeling 1-landeismuseum 13, 14,
18 en 22.

AANTEEKENINGEN

DE MILLIOENENNOTA, BALANS
VAN
vir
JAREN 0018L00.

Voorzover de nota over.het Regeeringsbeleid nog niet
duidelijk mocht hebben aangetoond, in welk een berooiden
toestand ons land na vijf jaren oorlog verkeert, de mil-

lioenennota, die thans zonder overdrijving een mill

n

iarden-

nota genoemd ka worden, laat hierover niet den minsten

twijfel bestaan.
Gezien
1
den achterstand in de administratie en de on-
zekerheid t.a.v. vele posten, wenscht de minister deze be-

grooting slechts te beschouwen als een oefen-begrooting en als een hulpmiddel om de administratie weer geleide-
lijk aan in beproefde comptabele banen te leiden-. Deze
nota dient dan ook ter inleiding van de ontwerp-begrooting

voor het tweede ‘halfjaar 1945, waarvan de stukken
binnenkort zullen worden aangeboden.
Naast de aankondiging van wijzigingen in ons belasting-

stelsel en de mededeeling, dat met het oog op de sterk
‘gestegen personeelsuitgaven een op de hogste efficiency
gerichte reorganisatie van alle personeelformaties ter hand
zal worden genomen en dat met inspanning van alle

krachten zal w’orden gepoogd het begrootingstekort binnen
verantwoorde grenz,en terug te bréngen – mededeelingen,
die velen uit het hart gegrepen zullen zijn – kondigt de
nota ook eenige nieuwe aspecten dei’ latei’ in’ te dienen

begrooting aan. ,,De Staatsbegrooting zal in het kade”•

moeten -worden geplaatst van een te ontwerpen Nationaal

Budget, dat de raming bevat van het te verwachten

volksinkornen, zijn bronnen en zijn besteding”. Hiermee
krijgt dan de ontwikkeling, die de laatste decennia in de

leer der openbare financiën heeft plaats gevonden, ook op

het terrein der begrootingstechniek zijn beslag. Wij be-

doelen hier de ontwikkeling, die hierin is gelegen., dat

men niet langer de overheidshuishouding als een geïso-

leerde, op zichzelf staande huishouding beschouwt, mâar

dat men die huishouding plaats,t tegen
denè
achtergrond
van de geheele volkshuishouding’en haar als integreerend

bestanddeel der volkshuishoudïng behandelt. In dezelfde

richting gaan de Ver. Staten, waar Truman, toen nog

‘Snator, een wets-ontwerp voor een ,,National Production

and Employment Budget’ heeft ingediend, dat thans ‘in
discussie ‘is.

Verder wordt als nieuwe maatregel de invoering van een

centrale vernogensrechtelijke boekhouding niet debi-

teui’ën- en ci’editeurenadministratie ter hand genomen.
Ook dit zal wel moeten worden gezien als een poging om,
met behulp van een meer commercieele boekhouding,

tot grootère efficiency ,der rij ksadministratie te komen,

Bij -vold,oendenbreeden opzet dezer boekhouding, blijkt dan
later in één oogopslag, of er in de overheidshuishouding
over een bepaald jaar vermogensintering of vermogens-

•aanwas heeft plaats gevonden. We zullen moeten afwachten,

of de plannen der Regeering inderdaad in, deze richling

gaan.
Gaan we nu over tot een korte behandeling van den

eigenlij ken inhoud der millioenenota.

Uitkomsten der dienstjaren
1940
t/nS
1944.

Voor Nederland zijn alleen over 1940 definitieve reke-

ningscijfers bekend. Over 1941 èn 1942 worden vermoede–
lijke cijfers en over 1943 en 1944 begootingscijfers gegeven.

Van het financiëele beheer te
Lnden
worden voo,’ 1940

t/m 1943 rekeningscijfers en voor 1944 beglootingscijfers

vermeld,- alle in ponden sterling/Ter vergelijking hebben
wij ook eenige vooroorlogscle’ cijfers in het overzicht op-

genomen, benevens de voor het 2e halfjaar van 1945

geraamde cijfers.

Uitgaven
(millioenen gld.
,

ponden)

Middelen
(miltioenen glcl.
,,

ponden)

Saldo


‘Nadeelig
d
eelig


1946
532
310
222
1918
1.051


561
490
1919
811
695
116
1922
1.084
662,
422 1927
601
666i
65
1930
72-1

705
16
1939
1.050

£
852

£
898

9
1940
1.720

5,4

1.005

0,8
7

15

4,6
1941
3.464

13,7
2.749

0,7

2.715

13,0
1942
3.639

9,5
1.832

2,0
1.807

7,5
1943
3.405

19,7
1.487

0,9
1.988

18,8
1944

3.712

122,0
1.525

68,1
2.187

53,9
2e lialfj.
1945 2.451
639
1.812

Schets tan den dessolciten financieelen toestand aan het

eind c’an het eersehalfjlar oan
1945.

De nota geeft een overzicht van den stand van ‘s Rijks
kas per 30 Juni 1945, de ,,openingsbalans” der overheids-huishQuding’per30 Juni 1945 en de kasberooting voor het tweede halfjaar van 1945. Wij geven de meest typeerende

cijfers.

‘,

,

Vlottende schuld
Geconsolideerde
schuld
1

Totaal

1914
……
13
1.148

.
1.161
1919

……
1

814

1
1.851
1

2.465
1929

……
252

1
2.586
2.838
-1939

……
1

774
3.212
3.986
1945

…….
1

circa

7.500

circa

7.300 ‘)
14.800

‘) Hierin

begrepen

de

1

1,5

milliard
schuld,

ingeschreven in
het Grootboek van den Wederopbouw.

20
December
1945

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

313

De totale schuld van
14,8
milliard per
30
Juni
1945 is

nog maar de totale zichtbare .schuld, daarnaast bestaat

nog een onzichtbare staatsschuld, bestaande uit de geleden
oorlogsschade, welke nog niet is ingeschreven in het Groot-

boek (geschat op circa
3
milliard), nog uitstaande credi-

teurenposten, de door de Ned. Staat over te nemen Marken-
vordering op Duitschiand
(4,5
milliard gulden) en soort-
gelijke postn.

Verder bedenke men, dat voor
f 722
millioen credieten
in het buitenland zijn opgenomen, en dat tot
30
Juni
VOO’
,

ongeveer $
142
millioen (ca. f
380
millioen) aan zgn.
,,Civil-a,ffairs-supplies” aan ons is geleverd. Voor dit

laatste bedrag bstaat echter de mogelijkheid, dat af-
rekening niet noodig zal zijn.

C. De normale autorisatie-begrooting oan uitga’en en
inkomsten
000r
het tweede halfjaar oan 1945.

Deze begrooting wijkt in zooverre van vroegere autori-
satie-berootingen af, dat de splitsing in gewonen en

kapitaaldiënst is Vervangen door een scheiding in ge.vonen
en buitengewonen dienst. De grondslag voor deze nieuwe
sheiding is de mededeeling in de regeeringsverklaring,
volgens welke op den buitengewonen dienst zouden komen

de uitgaven der oorlogvoering, de noodhulp en de steun
bij den herbouw en het op gang brengen van bedrijven,
de kosten van de overheidsbemoeiingen met het weder-
inschakelén van arbeiders in het productieproces, ffiet de
distributie- en prijsregelingeri. Tenslotte ook de uitgaven,

die van ouds op de kapitaalrekening worden geplaatst.
We geven nu eerst de uitgaven, middelen en saldi van
den gewonen dienst en de verdeeling over de belangrijkste
hoofdstukken (in millioenen guldens).

Floofdstuk
2ehalfj. 1945
Uitg. Middelen Saldo
1939
Uitg. Middelen Saldo
TV
Justitie

. . .
59
6,8

51,2 27,6
5,6

21,9
V
Binnenland
se Zaken

.
89,1
6,4

82,7
33,0
146—
18,4
VI
Onderwijs,
K.
en
W.
95,4
8,5

86,9
146,0
•13,5
—132,5
VIIA
Nationale
1
.
schuld

. . .
330,3
21,1
—309,2
1
1
18,0
30,7
—117,3
VnU
FinanciOn
49,1
483,3
+434,2
64,2
510,0

+445,8
VIII
Defensie
oorlog en
Marine)
323,4
3,3
—320,1
134,8
5,6
—129,2
IX
Opeitb. Wer-
ken, Verkeer
1
en Energie
65,9
10,3

55,6
48,6
2,6

46,0
X
handel en
Nijverheid
.
17,0
5,8

11,2

XI
Landbouw,
14,5
5,2

9,3
1
30,7
1,6

29,1
)
XI
Sociale Zaken
65,9
4,7

64,2
107,3
12,6

94,7

Totaal gew. dienst 11141,8 549,4 —592,4 t 744,7602,2 —142,5

De buitengewone dienst geeft het volgende beeld te
zien:

Uitgaven

‘ circa 1.309 millioen gulden
– Middelen

,.

90
Nadeelig saldo

,,

1.219 millioen gulden

De. belangrijkste posten hiervan zijn:

Uitgaven
Middelen
Saldo

Oorlogvoering.

……….
105
40

65
Steun

bij

herbouw,

land-
bouwherstel

…………
380
95.
—370,5
Noodhulp

…………….
76
2,5

73,5
6.
Voorzieningen

t.a.v.

de
wederinschakeling van ar-
beiders

in

het

productie-

….

176

—176
Overlieidsbemoeiïng

met
distributie- en prijsregelin-

….

409

..

18
—391

proces

…………………

credietverleening a. staats-
bedrijven,

fondsen,

part.

gen

……………………

102
12

90
bedrijven

………………
aanschaffing materieele uit-
rustig
v.
leger en vloot
35


35

Totaal buitengewone dienst
1.309
90
—1219

Daar de meeste dezer buitengewone uitgaven slechts
een tijdelijk karakter zullen hebben en bij het herstel van

ons economisch leven de fiscale bronnen ruimer zullen

gaan vloëien, lijkt de hoop op een herstel van het hudgetail’
evenwicht in de toekomst niet ongegrond.
DE ,,UNITED STATES STEEL CORL’ORATION” TIJI)ENS DEN
TWEEDEN WERELDOORLOG.
Na de achter ons liggende oorlogsjaren, gedurende welke
periode berichte’n over dit bedrijf niet dan druppels-

gewijze binnenkwamen, hebben *e thans weer de vol-

ledige jaarverslagon ontvangen. Hiëruit blijkt, dat de
beteekenis van deze ,,Corpdration” geenszins minder is
geworden. Ze telt thans
13
staalproduceerende dochter-
maatschappijen met een totale staalvoorthrenging van
ca.
36
pCt van ‘s lands productie.

Ontwikkeling r’an productie en bedrjf.

Uit de jaarverslagen van dit concern blijlt alle,’eerst

de enoi’m toegenomen productie. Reeds in
1941
lag de
capaciteitsbenutting hij de 100 pCt. en bedroegen de

afleveringen gewalst en afgewerkt staal meer dan
20
mili.
ton netto; een toename van 1/3 ten opzichte van de af-
leveringen over
1940.
Hiel’naast moet de productie van
,,ingots” genoemd wol’den, die in
1941
bijna
29
millioen
ton netto bedroeg (v. j.
22,9
millioen) en eveneens de
maximumcapaciteit bereikte.
Vanaf
1940
worden de defensie- en later ook de ,,lend-
• base” orders steeds belangrijker. Tijdens het eerste kwartaal
van
1941
bedroegen deze i’eeds
40 â 50
pCt. van het totaal;
begin
1942: 75
pCt. De bijdrage van deze maatschappij
in de oorlogsproductie is dan ook zoet’ belangrijk geweest,
niet alleen direct, maar ook indirect door aflevering van
materiaal aan andere ondernemingen.De eerste gelaschte

Amenikaansche tanks, Baily-bridge-onderdeeben en de
bekend geworden stalen landingsmatten zijn alle producten
van dedochtermijen der
,,U.S.S.
Corporation”. Groote
hoeveelheden pantserplaten voor schepen en tanks,
voorts granaten en bommen werden vervaardigd. Belangrijk
zijn eveneens de talrijke chemicaliën (cokes-bijproducten:
benzol, totuol, xylol e. a. oorlogsproducten en ammoniuni-
sulphaat voor den landbouw) en de productie van opslag-
ruimte, transportmiddelen, schepen en scheepsonderdeelen
1
).
Hieronder volken eenige pi’oductiecijfers (in n3illioenen
tonnen netto):

Ingots en gietsels

Jaar
Gedolven
Steenkool Cokes
Geprod.
Pt’oduct Capac. Stt?od.
jjzer
ertsen
1938

12.3

63.8

7.0

‘ 7.6

10.5

36.4

7.3
1939

24.2

21.6

12.1

13.6

17.6

61.0

11.7
1940

34.0

29.5

16.1

18.4

22.9

82.5

15.0
1941

43.3

‘29.1

18.6

22.3

28.9

96.8

20.4
1942

46.9

32.3

‘19.3

23.5

30.0 ‘ 98.1

20.6

1943*) 50.8

29.0

19.0

23.7

30.5

97.8

20.1

1944*) 49.6

30.7

20.5

23.4

30.8

94.7

21.0

*1 Odurcnde 1943 crt 1944 hadden er verschillende stakingen
plaats. De verliezen hierdoor waren:
Staal

Steenkool

Man-uren
1943

319.000 t

2.600.000 t

6.845.000
1944

871.000 t

339.000 t

1.783.000

Van
1929
tot
1939
heeft de ,,Col’poration”
S 600
mil-
lioen besteed aan uitbreiding en verbetering der productie-
installaties. 1-let tijdens den oorlog uitgevoerde uitbrei-
dingsplan omvatte ± $
700
millioen. Dit bedrag houdt
ook de kosten van dé noodige omschakeling op oorlogs-
productie in. Ten deeleis deze investeering verricht uit
middelen van het. concern zelf, doch ook de Regeering
heeft haar deel bijgedragen (uIt.
1943
tot een bedrag
van $ 500 millioen). I-let grootste regeeringsobject was
de bouw van een nieuwé staalfabriek in Geneva (Utah).
De kosten hiervöor bedragen $
190
millioen. Een nieuwe
dochtermij, de ,,Geneva Steel
Cy”, exploiteerde deze f a-
bi’iek tijdens den oorlog voor de Regeering, waarbij geen
winst mocht worden gemaakt.

1)
De dochtermij. ,,Federal Shipbuilding and Dry Doek Cy” heeft
vanaf 1940 242 schepen gebouwd. In 1943 werden 80 schepen
fgeleverd met een waarde van § 300 millioen.

M.

314

ECONOMISCH-STATISTISCHE . BERICHTEN

20 December 1945

Het aantal tewerkgestelden nam eveneens toe:

1939

1940

1941

1942

1943

1944
224.000

254.000

304.000

336.000

340.000

315.000

De daling in 1944 is een gevolg van het door de oorlogs-

inspanning ontstane tekort aan ,,manpower”.

Financiering en kapitalisatie.

Op 31 December 1944 bedroeg het gewone aandeelen-

kapitaal $ 652,7 millioen, . verdeeld in 8,7 millioen aan-

deelen. Ruim 5 millioen aandeelen waren in handen van

meer dan 146.000 ,,individuals”. . Het buitenlandsch

bezit aan gewone aandeelen is tijdemis de oorlogsjaren

aanzienlijk gereduceerd, met name het Britsche aandeel
:

Dit liep terug van 789.000 aandeelen vôÔr den oorlog op

37.000 einde 1941. Op dat moment stond Nederland

aan de spits met 300.000 aandeelen, tegen 375.000 véÔr

den wereldoorlog. In hoeverre dit bezit gehandhaafd
bleef, is ons niet bekend.

Ontaikkeling van de rentabiliteit.

Gedurende alle oorlogsjaren valt er in de verkoop-
opbrengsten een stijgende’lijn waar te nemen; een gevolg
van het eveneens steeds grooter wordend productie-

volume en niet van hoogere prijzen. De laatste blijven

alle oorlogsjaren gehandhaafd op het peil van 1941, wat
weinig awijkt van dat van 1939.

De winsten in dezelfde periode vertoonen geen over-

een koms ig verloop, daar verschillenle kostenelementen

aanzienlijk hooger zijn komen te liggen. De eerste oorlogs-

jaren was dit speciaal het geval met de belastingen. Be-

palend hiervoor was de ,,Second Revenue Abt” van 1940, terwijl daarnaast een ,,excess profits tax” werd ingevoerd.
In 1943 vindt een daling dei belastingen plaats, wat
evenwel in verban met een stijging der loonkosten niet

in een gunstige rentabiliteit tot uitdrukking kwam.
Deze verhooging der lonen werd in 1942 bij de zgn. ,,kleine

staaiclausule” toegestaan. Bij een toeneming van het
personeel met S pCt. in het eerste kwartaal van 1943,
tegenover hetzelfde tijdvak in 1942, zijn de uitgaven

aan lôonen en salarissen met $ 34,5 millioen tot $ 206,8 millioen of met 20 pÇt. gestegen. Doordat de Regeering
per 1 Juli 1943 vom- de geheele staalindustrie de werk-

week van 48 uur verordent, vindt een verdere kosten-
stijging plaats, welke niet gecompenseerd wordt door
een dorrespondeerende stijging in de staalproductie.

Dit proces van stijgende kosten en dalende winsten
zet iich eveneens in 1944 voort. De ,,War Labor Board” beval in December 1944 de invoering van loonsverhoo-
gingen met terugwerkende kracht
2).
Als gevolg van een

en ander liepen in deze jaren de reserveeringen voor de
toekomst sterk terug.
Eerst in 1945 hadden de aanvragen tot prijsverhooging
eenig resultaat: ,,interim price iicreases” werden toen

voor 5 staalproducten toegestaan, los van de verhoogde
arbeidskosten. De volgende cijfers geven -van een en
ander eerj duidelijk overzicht:

In ,nillioenen dollars.

1940

1941

1942

1943

1944

Verkochte goederen en

diensten ………..
1079

1622

1863

1972

2082
Loonen, salarissen, sociale

lasten en pensioenen.
.

464

629

783

913

957

Belastingen ……….
68

169

201

126

106
Gekochte goederen en

diensten …………
358

579

649

706

793

890

1376

1633

1745

1856

Bruto-winst ……….
189

. 246

230

227

226
Afschrijvingen

73

99

128

134

139
Idem voor ,,additional

war costs …………

25

25

24

21

Rendement

116

122

77

69

66

In-terest vreemd kapitaal

14

6

‘ 6

6

5

Winst op eigen kapitaal

102

116

71

63

61

‘)
Terwijl tusschen
1
Januari 1941
en November
1944
de gemid-
delde uurlonen reeds met
41
pCt. gestegen varen, tegenover een stij-
ging van de kosten van levensonderhoud van
29 A 30 pCI.
(gein.
weekloonen stegen met
7
pCt.).

Uitkeeringen en reseroeeringen
(in millioenen dollars).

1940

1941

1942

1943

1944

Winst eigen kapitaal
.

102

116

71

63

61 Gedeclareerd:
Pret. aandeelen

25.2

25.2

25.2

25.2

25.2
Gew. aandeelen

34.8

34.8

34.8 . 34.8

34.8
Blijft voor reserveering.
.

42

56 ‘

11

3

1

Terwijl over 1938 en 1939 op de gewone aandeelen

niets werd gedeclareerd, bedroeg dit vanaf 1940 per jaar
$ 4.00. Aan de houders van preferente aandeelen werd

deze jaren steeds $ 7.00 uitgekeerd.

De flinke achteruitgang in de voor de toekomst gere-

serveerde bedrâgen is een gevolg van de bovenvermelde
kostenverhooging vanaf 1942.

Ooerzicht der balans positie:
1939

1940

1941

1942

1943

1944
Activa:
Vaste activa ……
1133.9 1121.6 1120.2 1087.4 1031.6 929.7
Vlottende activa vast-
gelegd op langeren
termijn

58.7

98.3 141,3 129.2 207.1 265.5
Vlottende activa vast-
gelegd op korteren
termijn

575.9 634.6 783.5 906.8 867.3 887.2
Totaal

1768.5 1854.5 2045.0 2123.4 2106.0 2082.4

Passiva:
Eigen middelen

1399.7 1443.9 1534.4 1579.7 1 61 1.0 1634.9
Vreemde middelen op
langen termijn

.

224.9 247.3 222.9 160.2 147.1 112.6
Vreemde middelen op
korten termijn

.

143.9 .163.3 287.7 383.5 347.9 334.9

1768.5 1854.5 2045.0 2123.4 2106.0 2082.4

De eigen middelen blijken ruim voldoende te zijn voor

financiering der vaste activa. Trwijl de laatste in verband
met de afschrijvingen. dalen, vertoonen de eigen middelen

(mcl. reserves) een toeneming. Ook de activa, vast-
gelegd op langeren termijn, evenals een deel van de vlottende
activa blijken uit eigen middelen te worden gefinancierd.
De balanspositie mag derhalve als krachtig worden aan-

gemerkt en blijkt

in de oorlogsjaren nog verstevigd te
zijn.

Uit de samenstelling der overige activa blijkt, dat

maatregelen voor aanvulling in de toekomst niet achter-
wege blijven. Zoo komt bijv. de post ,,Ca.sh and U. S.

Government Securities set aside for property additions
and for expenditures arising out of war” op de balans
per 31 December 1944 met $ 196 millioen voor.

De vreemde middelen op langen termijn zijis voor een aanzienlijk bedrag gereduceerd. De stijging der vreemde
middelen op korten tei-mijn houdt grootendeels verband

met. de toeneming, der ,,accounts payable”, als gevolg
van de tijdens den oorlog sterk vergroote activiteit.
Verminderen we tenslotte .de ,,Current Assets” met de

,,Current Lia,bilities”, dan vinden we het ,,net working
apïtal” in de verschillende oorlogsj aren:

in millioenen dollars

1939

1940

1941

1942

1943-

1944 –

432.0

471.3

495.8

523.3

519.4

552.3

De liquiditeit was voortdurend ruim voldoende en nam

in de oorlogsjaren nog toe.

GELD- EN KAPITAALMARKT.

Ook in de afgeloopen week was een geringe daling in de rente op de geidmarkt te constateeren. Driemaandsch

promessen werden aangeboden tegen 1/
16
pCt., vier-

maandsch papier tegen 1/ pCt. en Juni-papier tegen
1/ pCt.
Blijkens den .jongsten weeksta,at van De Nederlandsche
Bank verminderde het tegoed van het Rijk met niet minder
dan f 103 millioen. In hoeverre hier sprake is van een
wellicht toevallige vermindering in dei4 ,,deflationistischen
tegenstroom”, welke zijn ontstaan vindt in den verkoop
in het binnenland van met behulp van huitenlandsche
ci’edieten ingevoerde regeeringsgoederen, kan thans moei-
lijk worden beoordeeld. De toeneming van de geblokkeerde

I’rr

saldi geeft wel een zekere aanwijzing in deze richting,
samen met de stijging van de bankbiljettenqirculatie, maar

zekerheid op (lit punt is uit de gepubliceerde cijfers niet
te verkrijgen. De andere posten van de weekbalans ver-
toonden slechts geringe mutaties, waarbij de buitenland-
sche wisselvoorraad met f1 miIIoen veriïiinderde, onge-
twijfeld een gevolg ‘an het verlevendigd internationaal

betalingsverkeer.
De millioenennota, waaraan elders in dit nummer een
bespreking is gewijd, gaf een niet zeer opwekkend beeld
van den toestand van ‘s lands financiën. Voorloopig geeft

de ,,deflationistische tegenstroom”, de Regeering nog een

zekere speelruimte t.a.v. verdere maatregelen,. met be-

trekking tot een nieuw te vreezen geldovervloed, uit hoofde

van de juiste staatsuitgaven, maar wellicht dienen deze

nieuwe maatregelen reeds vrij spoedig in werking te treden.
De op te leggen vermogensaanwashelasting en vermogens-
heffing, kunnen hiervoor niet dienen, daar deze belastingen
uit geblokkeerd tegoed kunnen worden betaald. Vermoede-

lijk zal de aangekondigde spaarcampagne, welke moet diè-

nen om de overtollige gelden aan het publiek te onttrekken,
hiervoor het aangewezen middel zijn.

ONTVANGEN BOEKEN EN BROCHURES

BOEK.

De methode der ordening. Historisch en dogmatisch.
door

Mr. A. C. Josephus Jitt, Mrtinus Nijhoff, Den
1-laag. 1945: 60 blz.

BROCHURE.

Voorontwerp pan wet op de Bedijfschappen.
Algemeene
Landsdrukkerij, Den’ Haag. 1945, 17733. 32 pag.

STATISTIEK)N

DE NOERLANDSOUE BANK.
(Voorntsamte posten In duizcndon guldens)

8 inneul.
wtsse!s
Munt,
open rnarhtpapiei’, Totaal
Data
muntmate-
beleenin gen, voor-
Totaal

opeisc?b.
riaat en
schotten a/h Rijk
activa schulden
deviezen ‘)
en diverse
/
rekeningen
‘)
17 Dec

‘/5
5.253.483
201.806
5.528.408 5.045.789
10

,,

’45
5.254.335
210.711
5.538.167
5.055.563
’45
5.250.438
206.285 5.529.844 5.047.303
26 Nov. ’45
5.248.240
19
l
.483
5.51 2.6! 5
5.030.316
19

,,

’45
5.234.643
211.895
5.519.432
5.037.161
12

,,

’45
5.233.086
196.465
5.502.773
5.020.660
5

,,

’45
5.232.604
178.955
5.484.781
5.002.686
29

Oct. ’45
5.222.334 183.232
5.481 .388
4.999.382
6 Mei

’40;
1.173.319 248.256

.
1.474.306
1.424016

Schatkist-
Bankbil jet- Saldi Bank assig-
Data

ten in om-

in

namen en Saldo Rijle papier
recht Str.

diverse R/C (D/C)

onder-
Loop

R/C

reeenin gen

gebra’ ht.
17
Dcc.
’45
1
.555.164
1
)3T45

150.385.

C2.522.696


10

,, ’45 1.506.718′)I3.548.827

150.317

c’2.625.906


3 ,, ’45 1.459.861 3.587.433

150.245

c2.64 1.290


26
Nov.
’45 1.450-557 3.579.734 150.054

c2.595.138


19

’45 1.405.748 13.631.388 150.027

C2.565.344


12

,, ’45 1.375.208 13.645.426

149.897

c2.592.020
5

,, ’45 8.351.016 13.651.661

149.859

(32.513.999


29 Oct. ’45 1.311.581 3.687.796 149.775

C2.560.265


6 Mei ’40 1.158.613

255.174

10.230

C. 22.962

1)
De posten ,,Correspondenten in het buitenland” en ,,Buiten-
landsche betaalmiddelen (cxci. pasmunt)”, voorheen begrepen in de
,,Diverse rekeningen”, zijn van 5 Juli 1943 af opgenomen onder de
bultenlandsche portefeuille, in onzen
staat
samengevat
als
,,deviezen”.
‘) waarvan nieuwè uitgifte t 1.162.392.
11.219.684.

Aangifte van vermogen van en betaling van schulden aan

vijanden, N,S,B,’ers en politieke gevangenen, alsmede af-

levering van aan hen toebehoorende geidswaardige papieren

en doqimenten.

De termijn, binnen welken aangifte van vermogen van
en betaling van schulden aan vijanden, N.S.B.’ei’s en

politieke gevangenen, alsmede aflevering van aan hen

toebehoorende geidswaardige papieren en documenten
dient te geschieden, welke was bepaald op 1 Januari 1946
,

(zie Staatscoul’ant No. 103 blz. 2 en No. 113 blz. 5), is
verlengd tot 1 April 1946.

Als psychologie.

niet Uw hooîdvak is

hebt U er toch mee te maken, want de psychologische
ofwel dc menselijke factor raakt ons allen, maar vooral
hen, die leiding moeten geven of veelvuldig mensen moeten
beoordelen.
Het is onmogelijk naast de uitgebreide lectuur over uw
eigen vak, de zeer omvangrijke, voor een groot deel in
een nogal wisselvallig vakjargon geschreven, psychologische
literatuur te doorworstelen.
Een gelukkige uitweg uit dit dilemma biedt ,U het werk
vap Drs, ‘J. Slikboer, wetenschappelijk psycholoog èn man
uit de praktijk. Een greep uit de inhoud kan U de ge-
volgde methode reeda eenigazina duidelijk maken:

In het eerste oriënterbnde hoofdstuk van ,,Mensen
kennis” komt ter sprake: 1. De veelheid van theorieën;
2. Gevaren van popularisering; 3. De titel Mensen-
kennis”; 4. Mensenkennis reeds aanwezig;
5.
Fundering en
aanvulling nodig; 6. Aansluiting bij de reeds aanwezige
kennis; 7. De ondoelmatigheid van een overzicht van de
bestaande theorieën; 8. Voor- en nadelen van eenzijdig-
heid; 9. Een doetmatigc selectie uit de bestaande theorieën;
.10. Indeling naar schoten; 11. Psychologie van den mens en
van het dier; 12. Algemene psychologie; 13. Individuele
psychologie; 14. Groepspsychologie;
15.
Typologie; 16.
Speciale psychologie. –
De verdere hoofdstukken zijn als volgt ingedceld:
II. De opbouw van de persoonlijkheid.
1. Persoonlijkheid en karakter. 2. De persoonlijkheid
nadér beschouwd; 3. Het karakter nader beschouwd; 4.’
Verstand en gevoel;
5.
Het temperament; 6. De drijf-
veren; 7

llewust, onderbewust, onbewust; 8. Eigenschap.
pen en vermogens;. 9. De samenhang tussen de onder-
scheiden aspecten; 10. Samenvatting.
Iii. Incidentele manifestaties.
1. Permanent en incidenteel; 2. De wil; 3. De auto-
suggestie; 4. De werking van het verstand;
5.
De werking
van het gevoel; 6. ‘Het optreden;.7. De samenhang tussen
dc incidentele manifestaties: ,8. Samenvatting.
IV. De samenhang tussen de permanente aspecten en de
incidentele manifestaties.
1. De wisselwerking; 2. Pcrsoonlijkheid en optreden; 3. Tekperameint en optreden; 4. Wisselwerking op het ge-
bied van ‘t denken; 5 Temperament en tempo; 6. Energie
en het gebruik daarvan; 7, Autosuggestie op korte en
op lange termijn; 8. Wisselwerking op het gebied van het voelen; 9. Drijfveren en motieven; 10. i3ewust en
onderbewust; 11. Intellectueel, moreel en cultureel, ni-
veau; 12. Dc invloed van het onbewuste; ’13. Samen-
vatting.

Een beredeneerde literatuur-opgave besluit het geheel.
1-let bovenomschreven boek

Ménsenkennis

Inleiding in de algemene psychologie,
vormt het eerste (zelfstandige) deel van de reeks Toe-
gepaste Psychologie. Elk dccl kan afzonderlijk worden geleverd. Vraagt U even het prospectus van deze reeks
aan bij den Uitgever

H. A. Al. Roelants – Schiclam

HET

(INANCIEELE DAGBLAD

al

voorheen Arn,terdamsch Effectenblad
en
– Dagelijksche Beurscourant

geeft voorlichting over de nieuwe maatregelen

• het bedrijfsleven • effecten en coupons
• geld en deviezen • uitlotingen
• belastingen etc.

Abonnement per kwarl. IS.-. N.Z. Voorarval 289, Adem C. – Tel. 30545-36103- 43598

.18

Alle correspondentie betreffende advertenties gelieve U te richten aan Koninklijke Nederlandsche Boekdrukkerij H. A. N. Roe!ants

Lange Haven 141, Schiedam (Tel, 69300, toestel 6)

.

1

De
1
4
1
cuwul/ende J3randpolis

vc
s’i

cD
e

van
1896 .AI.O

s-Qraoei’i liage

De NEDERLANDSCHE

HANDEL-MAATSCHAPPIJ,
N.V.
70 kantoren in
Nederland

EFFECTENREGISTRATIE
Inlevering van Ceupon- en Dividendbiaden kan reeds thans hIJ onze
kantoren geschieden

IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIitIIIlIIIIItIItIlItIIItllIlllhIIIIIIIiIII

1

5)

;NZ

N.V. KONINKLIJKE

N E D E
R L
A N DS(HE

ZOUTINDUSTRIE

Boekelo

!’Iengelo

ZOUTZIEDERU

Fabriek van.

zontzuur, (alle kwaliteiten)

vloeibaar chloor

chloorbleekloog

natronloog, caustic soda.

• Koninklijke

N ederlandsche

Boekdrukkerij

H. A. M. Roelanis

Schiedam

!JiSP?fl

culemborg
om ste rd a m
rotterdam

1
,HOLLA’NDI,”

HOLLANDSCHE FABRIEK VAN MELK-

PRODUCTEN EN VOEDINGSMIDDELEN N.V

HOOFDKANTOOR TE

VLAARDINGEN

N.V. Louis Dobbelmann

Rotterdn

KOFFIE

i

THEE

VAN DIJK & Co.

EENDRACHTSWEG 11

ROTTERDAM

Makelaars en Commissionnairs in Effecten

Effecten – Coupons – Vermogensbeheer

Telefoon 20845 – 21889 – 40631.

Beurs Nis 6

Telefoon
24178

24378

rijniandsche

betonhouw maatschappij n.v.

spoorsingel
64 – delft –
telef. 1846

J uîst nu
biôden de Watson ;,sachlnes, behoorende tot het
Hollertth-ssteem, U de mogelijkheid op elflciônte
en snelle wijze
dié administratieve voorlichting te
geven, welke voor
den wederopbouw von het Nederlandsche Bedrijlsleven noodzakelijk Ie.

Onze afdeeling Organisatie is paraat om U een alleszins deskundig
advies omtrent do oplossing van Uw adn’Inistratieve en organisatorische
problemen voor to leggen.
.

Het Is mogelijk, zij het in bep9rkte mate, op korten t.rmljn weer
Watson machines (Holl.rlth-systeem) te leveren.

‘,,W
AlSO N” Dedrijfsmachine Maatsch3?3051,
ij
H.Y.

Frederiksplein 34, Amsterdam-C – Tol. nrs: 33406,

31856

Hiygen & Wessel c.v.

VERWARMING

VENTILATIE

LUCH
I
TBEHANDELING

I
EKER1N

Amersfoort – Amsterdam
LEVENSVE

Apeldoorn

– Rotterdam – Leeuwarden

BOVENBERGSTRAAr7

ARNHEM

Alle correspondentie betreffende ad’.ertenties, gelieve U
te
richten aan Koninklijke Nederlandsche Boekdrukkerij H. A. M. Roelants,
Lange Haven 141, Schiedam (Tel. 69300, toestel
6).

Druk Roejants, Schiedam.

Auteur