Ga direct naar de content

Jrg. 27, editie 1387

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: augustus 19 1942

19 AUGUSTUS 1942

conom

Isch’-‘eStatistische

Berichten ,
ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER

1
27E
JAARGANG

WOENSDAG 19 AUGUSTUS 1942

No. 1387
1

N.V.

Stoomvaart-Mij. NederIand”

Amsterdam

ii

N.V.

Rotterdamsche Lloyd

Rotterdam

Eerste Nederiandsche

Verzekering-Maatschappij

op het Leven n tegen
Invaliditeit N.V.

Ge’estigd
te
‘s-Grauenhage

Administratiekantoor

Dordrecht

Bellevuestraat 2

Telefoon 5346

ROTTERDAMSCHE

BÂNKVEREENJGING
ROITERDAMAMSTERDMs CRAVEW4.GE

KAPITAAL EN RESERVE
t 62.000.000

SAFE LOKETTEN
TER BERGING W WAAGDEN

150 KANTOREN IN NEDERLAND

Ons Bureau voor

Collectieve Contracten

verstrèkt gaarne

Gedocumenteerde

adviezen
voor
Personeelverzekering

Ter vervanging van haar door brand verloren geganen voorraad nummers van

Economiscl-Statisfische Berichten en Economisch-Statistisch t4aandbericht

van den jaargang 1940, zou de redactie ht zeer op prijs stellen, indiende

leze’rs, die hun exemplaren kunnen missen, deze aan haar zouden willen afstaan.

Openbare werken en

Conjunctuurbewegin

door
Dr. W.A. Baars

PRijS f 2.10*

Prijs voor donateurs en leden
van het N. E. 1.

f 1.50.
In den boekhandel verkrijgbaar
UITGAVE: DE ERVEN
F. BOHN N.V., HAARLEM

R.Meesf3&onen

-I

Ao. 1750

BÂNIttERG EN AS8URNTIE-MAKELAAB8

ROTTE R DAM
AMSTERDAM (Ass.)

fl1
‘s. G R A V E N ii A G E
DELFT – SCHIEDAM
V L AARD 1 NOEN

AMSTERDAMSCHE BANK NV.

AMSTERDAM

Open bewaarneming van

effecten

Adviezen voor belegging

Uitvoering van beursorders

BEHANDELING VAN ALLE

BANK ZAKEN

BEZORGING VAN ALLE

ASSURANTIËN

De Scheepsbouw-

Ir

nijverheid in

Nederland

VERLIESPOSTEH.’fOORKOMEND-SYSTEEH

BESTAANDE UIT VIER DIENSTEN

Deze Iflid is rijk aan veran-

deringen. Laat daarom Uw

onbetaald gebleven oude

posten inschrijven bij

DIENST IV
VAN HET V.V.S.

VAN, DER GRAAF & Co. N.V.

AMSTERDAM C.

AMSTELSTRAAT 14-18

ABONNEERT IJ ‘OP

DE ECONOMIST

ORGAAN VAN HET
NED. ECONOMISCH INSTITUUT

Onder redactie van:

Th. Ligthart, Ch. Raaijmakers,

C. A. Verrijn Stuart, G. M. Venijn Stuart,

F. de Vries.

De Economist verschijnt doe
-_ löden van elke maand.
Do

prijs voor den jaargang
bo-

Met 1942 begon de Eén-en.negen-

-__ draagt
t
12.60
voor ‘t binneni.,

tigste jaargang:
– franco p. pf
13.40*;
voor stu-

-_ denton
t
10.50.
franco p.
p.

Proefnummcr gratis op

t 11.30; 113.50
voor het bul.

aanvraag verkrijgbaar!
tenland,
bij
vooruitbotallug.

Abonnementen worden ook door den boekhandel aangenomen.

UITGAAF VAN DE ERVEN F. BOHN N.V.

HAARLEM – POSTGIRO 5403

Overzicht van de ontwikkeling der

handelspolitiek van het Koninkrijk

der Nederlanden van 1923 t/rn. 1938

(Samengesteld door een groep mede-

werkers van het N.E. 1., onder leiding van

Prof. Mr. P.
Lleftlnck)

28ste publicatie van het Neder!. Econom. Instituut

Prijs”f 2.10*

(Prijs voor donateurs en leden van het N. E. 1.

f
1.50)

Verkrijgbaar in den boekhandel

‘UIT.GAVE:

DE ERVEN
Ff
BOHN N.V., HAARLEM

door

Ir. J. W.BONEBAKKER

Publicatie no. 16 van het
P
RIJ S
Nederlandsch Econom.
1.55* Instituut

Donateurs en leden
fl.10

in den Jioekhandel

Uitgave van de
ERVEN F. BOHN – HAARLEM

TINRESTRICTIE EN TINPRIJS

door M. J. Schut

31 ste Publicatie van het Neder-
landsch Ecbnomisch’ Instituut.

Prijsf 1.55*

(Prijs voor donateurs en leden
van het N.E.1……11 .10)

Verkrijgbaar i. d. boekhandel

UITGAVE:

De Erven F.Bohn N.V.,Haarlem

Derde Gewijzjgde Druk

van

E ga Ijs atje fo n d s en

en Monetaire Poli-,

tiek in Engeland,.
Nederland’ en de

Vereenigde Staten

door

Prof. Dr. H. M. H. A. van der Vak

30ste Publicatie van het Neder-

landsch Economisch Instituut.

• Prijs f 2.10*

(Prijs voor donateurs en leden
van het N. E. I. fl.50)

Verkrijgbaar in den Boekhandel

Uitgave: De Erven

F. BOHN N.V., HAARLEM

19 A’JGUSTUS 194k

ÂUTEURSRECHT VOORBEHOUÎJM

Economisch
,
-wStatistische

Berichten

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER –

UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT

27E JAARGANG

WOENSDAG 19 AUGUSTUS 1942

No. 1387

HOOFDREDACTEUR:

M. F. J. Gooi (Rotterdam).

I
i

PLAATSVERVANGEND HOOFDREDACTEUR:

H. W. Lambers (Zwartewaal).

Redactie en administratie: .Pieterde [ioochweg 122, R’dam-W.

Aangeteekende stukken: Bijkantoor Ruigeplaatweg.

Telefoon Nr. 85000.

Postrekening 8408.

Abonnements prijs 000r het weekblad, waarin tijdelijk
is opgenomen het Economisch-Statistisch Maandbericht,

franco p. p. in Nederldnd f 20,85* per. jaar. Buitenland en

kolonien f 23,— per jaar. Abonnementen kunnen met elk

nummer ingaan Cn slechts worden beëindigd pr ultimo oan

elk kalenderjaar. Losse nummers 50 cent. Donateurs en

leden Qan het Nederlandsch Economisch Instituut ontoan gen

het weekblad gratis en, genieten ecn reductie op de oerdere

publicaties. Adreswijzigin gen op te keoen aan de administratie.

Adoertenties 000rpagina 10,28 per mm. Andere pagina’s

f 0,22 per mm. Plaatsing bij abonnement ‘oolgens tarief.

INELOUI):

Blz

Enkelel aspecten van de steunverleening aan stil-

gelegde bedrijven door
A. K,
aa
l

……….368

De Jaarbeurs-Idee werkt voort door W.
Graadt ç’an

Roggen…………………………………371

1-Jet oester- en mosselbedi’ijf door
H. A. H. Boeinmans

Kranenburg…………………………….372

Overheidsmaatregelen

op

econo-

misch gebied

……………………..
374

lvi
a a n d cii f e r s.

Geombineerde maandstaat van de vier Nederland-
sche groote banken en van het Nederlandsche be-drijf der Nederlandsche- Flandel-Maatschappij ..
374

Statistieken.

Stand van ‘s Rijks Kas – Bankstaten ……….
375

GELD- EN KAPITAALMARKT.

Dat de
geldmar7t
na de zeer groote buitenlandsche wis-

selaankoopen, welke De Nederlandche Bank de vorige

week bewerkstelligde, een gemakkelijker tendenz zou

vertoonen dati de vorige week, lag voor de hand; evenzeer
dat de Agent van deze grootere ruimte zou gebruik maken

om een deel van het in de daaraan voorafgaande week

door hem rechtstreeks bij De Nederlandsche Bank on-

dergebrachte schatkistpapier af te lossen. Blijkbaar heeft

hij daarenboven echter nog een zoodanig bedrag op de

markt ,kunnen onderbrengen – de algeheele aflossing

van het rentelooze voorschot bij De Nederlandsche Bank

alsmede het ontstaan van een creditsalclo van het Rijk

bij De Nederlandsche Baflk suggereerden -dit overigens

reeds – dat hij zich op
14
dezer geheel iit de markt

terugtrok en daarin ook in het begin van de nieuwe week

nog niet was teruggekeerd. De cail-noteering is onder

deze omstandigheden we’der tot 1.
1
j
pCI. ingezakt, terwijl

ten aanzien van schatkistpapier voor de kortere termijnen

d& marktprijzen zich beween op de laatste afgifteprijzen

van den Agent. Het agio dat bij belegging in langer

papier valt te maken, handhaaft zich nog steeds; zoo

beoog de prijs voor 10-maands papter zich op een

moment zelfs pCt. boven den prijs van den Agent.
In kasgeldieeningen vooi gemeenten, e. d. gaat zeer

weinig om; hoogere prijzen dan
2
pCt. behoeven door

geldnemers momenteel niet te worden besteed.

Op cle
obligaticmnarkt
zette de in de vorige week inge-

treden verbetering verder door. De
3-
pCt. Staatsleening

1941
blijft zich hardnekkig op een niveau van pCt.

boven pari bewegen. Zeer vast was de
3-3k
pCt. leening

1938,
welke bij groote omzetten een koersverbetering van

97-
tot
981
pCt. te zien gaf. De koemsen van de pand-

brieven handhaafden ich op het oude niveau hetwelk

vooi’ de prima soorten nog steeds 1
2
pCt. boven pan

ligt.

De
aandeelenma,’kt
was op enkele dagen bepaald willig,

waarbij aangeteekend zij, dat het meer het gebrek aan

aanbod dan een groote vraag is, welke de koersen doet

stijgen. Olie’s openden de week op circa
370
pCt. ,en be-

reikten Vrijdag j.l. een koers van
388
pCt. Ook scheep-

vaartwaarden stonden in het midlelpunt van de belang-

stelling; Nederlandsche Scheepvaart Unie steeg van

198
pCt. tot 206 pCt., in het laatst van de week was dit

fonds iets lager öp circa 202 pCt. Cultuurwaarden waren

kalm met vasten ondergrond, evenals hinnenlandsche

industrieëlen. H.V.A.
323-330,
Philips
335-344,
Uni-

lever
188-195.

368

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

19 Augustus 1942

ENKELE ASPECTEN VAN DE STEUN-

VERLEENINÔ AAN STILGELEGDE

BEDRIJVEN,

.

In het blad
,
,Mededeelingen van de I-Ioofdgroep Industrie”

vân 14 Augustus ji. zijn de door den Secretaris-Generaal

van het Departement van Handel, Nijverheid en Scheep-

vaart vastgestelde ,,Richtlijnen voor de Algemeene Steun-

en Heffingsregelingen” bekend gemaakt. Hiermede is

voor de bedrijfsgroepen de basis gelegd voor de door
haar vast te stellen steunregelingen.

Tevens geven de iichtljnen aan op welke wijze de
industrie zal voorzien in de voor de steunverleening
benoodigde middelen.

Het lijkt ons nuttig ihans een korte beschouwing te

wijden aan de bedoelingen van het ,,Besluit Steunver-

leening Stilgelegde Bedrijven” van 5 December 1941 en

enkele der aspecten, welke zich daarbij voordoen.

Doel yan het Besluit.
1-let ,,Besluit Steunverleening” betreft alleen de indu-

strieele bedrijven, voorzoover zij niet op het gebied der
voedselvoorziening werkzaam zijn
1).
1-let heeft ten doel
door een financieele ondersteuning der daarvoor in aan-

merking komende bedrijven het industrieele apparaat

van de, ten gevolge van de huidige buitengeiooni omstandig-
heden,
stilgelegde bedrijven in stand te houden
2)

Men kan zich afvragen of voor de instandhouding van

het bedrijfsapparaat steunverleening noodzakelijk is.
Indien een stilgelegd bedrijf niet meer aan zijn verplich-

tingen kan voldoen en failliet gaat, was het voor den oorlog

in het algemeen zoo, dat er een nieuwe eigenaar kwam,
die van een veel lagere kostenbasis uitgaande, wel in staat
meende te zijn om den strijd om het bestaan met succes
te kunnen aanvaarden.

Ook onder de huidige omstandigheden zullen er nog

gegadigden te vinden zijn, die met de mogelijkheid van
een wederin bedrijfstelling na den oorlog voor oogen, zelfs

deze voor den geheelen duur-van den oorlog stilgelegde
bedvijven willen overnemen. Hierbij dient men echter te
bedenken, dkt in een stilgelegd bedrijf bij toenemende

betalingsmoeilijkheden minder zorg aan het onderhoud
kan worden besteed. Vooral als eerst na een lange periode

van betalingsmoeilijkheden het bedrijf van eigenaar ver-
wisselt, kan de verwaarloozing reeds zoo ver zijn voort-
geschreden, dat herstel, in het bijzonder onder de huidige schaarschte-omstandigheden, niet wel mogelijk is. Van veel grootere beteekenis is echter het feit, dat vele
bedrijven als geheel thans minder waard zijn dan de som
hunner deelen. De tegenwoordige vervangingsmoeilijkheden
immers geven an noodzakelijk te vervangen onderdeelen een sluitstuk karakter, hetgeen voor de betrokken onder-
neming aanleiding kan zijn om tegen eiken prijs in het

bezit te komen van het te vervangen productiemiddel.
Het groote gevaar, hetwelk schuilt in het uiteenrukken
van de merschillende bedrijven, heeft het noodzakelijk
gemaakt maatregelen ter voorkoming te treffen. In dit
licht gezien is het toe te juichen, dat het ,,Beluit Steun-
verleening” de mogelijkheid, schept stilgelegde bedrijven
in tact te houden.

Beperkingen bij de steunoerleening.

Volgens de richtlijnen za) geen steun worden betaald aan:
hèdrijven, welker instandhouding
sociaal-economisch
niet ‘gerechtvaardigd is;
bedrijven, welke behooren tot een onderneming,
welke in haar geheel of tezamen met de deelen,’ waarmede

de onderneming een economische eenheid vormt, voldoende

‘)
Een afzonderlijke regeling is in voorbereiding voor de in het
,,Organisatiebesluit Voedselvôorziening

941″ bedoelde onder

nemingen.


‘) VgI. Perscommuniqué van den Persdienst v. Is. Departement
van Handel, Nijverheid en Scheepvaart in de dagbladen van 5-1 2-’41.

winst uit de nog werkende delen der onderneming behaalt
om de kosten zelf te dragen.

ad a.
Hiermede wordt een wel zeer moeilijk probleem

aangeroerd. Het zal de met de toepassing van het ,,Besluit

Steunverleening” belaste organen niet gemakkelijk vallen
te bepalen, welk bedrijf
na den oorlog
sociaal-economisch
niet gerechtvaardigd zal zijn.

Dat men hierbij dan ook uiterst voorzichtig te werk

zal gaan, blijkt reeds uit de toelichting van de 1-loofd-
groep:

niet wordt gelet op den aard van het bedrijf, zijn

omvang enz. Of de capaciteit van den bedrijfstak als

geheel te groot moet worden geacht, speelt evenmin een

rol. Ook de rentabiliteit van een onderneming is van

beperkt belang”. En verder :,,I-1t is waarschijnlijk te

achten, dat bijv. aan een bedrijf, dat reeds lang op den

rand van het faillissement zweef t of over een volkomen

verouderde en onrendabele fabrieksoutillage beschikt,

geen steun zal worden uitgekeerd”.

Het begrip zal dus eng moeten worden geïnterpreteerd en wel in dezen zin, dat een onderneming, welker voort-

bestaan men in het algemeen belang bijzonder wenschelijk-i
acht, bij stilligging niet van steunverkrijging is uitge-

sloten, indien zij op andere gronden daarvoor niet in

aanmerking zou komen. –
De gekozen formuleering lijkt ons echter minder ge-
lukkig.

ad b.
Juist is het, dat men bij het beantwoorden van

de vcaag of een bedrijf voor steunverleening in aanmerking
komt door de juridische figuur heen ziet en den nadruk

legt op de economische eenheid. Wat onder een economi-

sche eenheid moet worden verstaan is wederom niet aan-gegeven. Indien bijvoorbeeld een N.V. in het bezit is van
alle aandeelen, bijv. van een N.V. in een lagere productie-

phase, is het duidelijk. Maar wat gebeurt er, indien de

eerste N.V. slechts 80pCt., 55 pCt. of 40 pCt. der aan-

deelen bezit? In Duitschland sluit men zich hier

grootendeels aan bij de practijk van den fiscus.

Als een van de voornaamste voorbeelden van een

economische enheid wordt ni. de ,,Steuerliche Organschaf t”
genoemd
3).
Ook in Nederland zal men wellicht in
deze richting kunnen gaan
d).

Verder kan men zich afvragen, of,het juist is een bedrijf reeds voor steunverleening in aanmerking te laten komen,
zoodra in de overige deden, waarmede het bedrijf een
economische eenheid vormt, onvoldoende
einst
wordt

behaald om de instandhoudingskosten van het stilgelegde
bedrijf te dekken.
Naar onze meening is dit niet juist. Waar, zooals later
zal blijken, de werkende ondernemingen, tot een .zelfden
bedrijfstak behoorende als de stiielegde bedrijven, ge-
dwongen kunnen worden om, zelfs wanneer zij verlies
lijden, bij te dragen ten behoeve van hun stilgelegde col-
lega’s, mag in de eerste plaats van een ,,economische

eenheid” verwacht worden, dat zij alles doet om zich zelf

in stand te houden.
Interessant is verder het feit, dat men niet van de
steunverleening heeft uitgesloten de ondernemingen, welke over meer bedrijfskapitaal beschikken dan voor
de weder in bedrijfstelling noodzakelijk is”.
Een dergelijke bepaling gold aanvankelijk in verschil-
lende Duitsche regelingen
5)
te dezei zake, doch werd on-

langs ingetrokken. Van de 5000 gevallen, waarin een
steunaanvrage werd onderzocht, kon nl. slechts in éen
enkel geval een overschot worden geconstateerd. Op zich-

3)
Vgl. Wilhelmi, Kemperihann en Kleine ,,Praxis der Gemein-
schafishilfe”, blz. 170.
1)
Hierbij kan eventueel gedacht worden aan de door den fiscus
getroffen regelingen ingev. art. 4 lid 2 van de uitvoeringsresolutie
Omzetbelasting
1941
of de voor de Vennootschapsbelasting nog van kracht zijnde regelingen ingevolge artikel 27 van het Besluit
op de Winsibelasting 1940.
6)
Vgl. ,,Richtlinien der Relchsgruppe Industrie far die Gewâhrung
von Beihilfen im Rahmen der Gemeinschaftshilfe der Wirtschaft”
van 25 Juni 1940.

19 Augustus 1942

ECONOM ISCH- STATISTISCHE BERICHTEN

369

zelf behoeft dit verhoudingscijfer geen verbazing te wekker.

In het algemeen is het toch zoo, dat niet benoodigde mid-
delen, hetzij worden iitgekeerd (winst of terugstorting op

aandeelen), hetzij dienen tot aflossing van geleende gelden.

Bovendien nam men bij de berekening vrij ruime marges.

Slechts in gevallen van oorspronkelijke overkapitalisatie
of een reserveeringspolitiek, waarbij men groote bedragen

in effecten ed. heeft belegd, zou er sprake kunnen zijn
van een overschot boven het voor de weder in bedrijf-
stelling benoodigde kapitaal. Bovendien was het bij de

Duitsche formuleering niet onmogelijk, dat in liquide

middelen belegde afschrijvingsfondsen een ,,overschot”

zouden opleveren.
Begrijpelijk is het dan ook, dat men onder die omstan-
digheden deze regeling in Diiitschland niet heeft gehand-

haafd.

In .Nederland heeft men op grond van soortgelijke
overwegingen een dergelijke bepaling niet opgenomen,
te meer niet nu de steun uit een door de heffingen te vormen

algemeen fonds bij wijze van voorschot wordt verstrekt,

waarbij er voor ondernemingen met een overschot geen

enkele aantrekkelijkheid bestaat voor de steunverleening
in aanmerking te komen.

Normen aoor den steun.
De richtlijnen geven onder ,,normen voor den steun”
aan, welke kosten voor een vergoeding in aanmerking
komen. 1-lierbij heeft men zich, zooals met het beginsel
van het ,,Besluit Steunverleening” overeenkomt, tot het
allernoodzakelijkste bep’erkt. Van groote beteekenis is
het feit, dat ook de crediteuren veelal een veer zullen
moeten laten.
Samenvattend komen de normen op het volgende neer.
Als kosten voor de instandhouding van het bedrijf worden
beschouwd:
onderhoudskosten (zoowel materieele als ‘personeele
kosten), noodzakelijk, om het technische apparaat in den
bestaanden toestand te houden;
huren, pachten, verzekeringspremiën, kosten tot behoud van patenten en licenties, voorzoover noodig
voor de instandhouding van het bedrijf en voorzoover
zij niet kunnen worden verlaagd;
een tegemoetkoming voor de noodzakelijke verant-

woordelijke leiding, – voorzoover de ondernemer in het
onderhoud van zich en zijn gezin niet door inkomen
uit andere hein passeride werkzaamheden of door inkomen
uit vermogen kan voorzien;
pensioenen en andere uitkeeringen aan vroeger
personeel, waartoe de onderneming verplicht is, voor-
zoover zij een redelijke hoogte niet overschrijden;
bijdi’agen in researchkosten, welke voor den bedrijfs-
tak in zijn geheel van belang kunnen zijn, en bijdragen
aan de officieele bedrijfsorganisaties;
renten van schulden, slechts indien in het concrete
geval wordtaannemelijk gemaakt, dat deze renten geheel
dan wel gedeeltelijk als instandhoudingskosten van het
stilgelegde bedrijf moeten worden beschouwd;
overige voor de instandhouding van het bedrijf
noodzakelijke uitgaven.
In practisch alle gevallen, waarin de onderneming een
contractueele verplichting kan hebben, is bij de vermel-
ding van de kostensoort opgenomen een clausule, welke
ten doel heeft de verplichtingen te verlagen.
Ook de Duitsche regelingen kennen soortgelijke beper-
kingen, waarbij. echter de mogelijkheid bestaat, dat de
noodzakelijke medéwerking van de crediteuren wordt af

gedwongen op grond van de zgn. ,,Vertragshilfeverord-
nung” van 30 November 1939.
In Nederland zal een’dergelijk middel tot het aantasten
van de rechten van derden evenmin kunnen worden ge-
mist. Interessant zal het -zijn te zien, of uit deze behoefte
een regeling zal voortvloeien, welke een algemeëne strek-
king heeft, zooals de ,,Vertragshilfeverordnung”, dân wel

een maatregel, welke speciaal iii verband met het ,,Besluit
Steunverleening” wordt getroffen.

•Hoe groot de offers zullen zijn, welke de crediteuren

zich zullen moeten getroosten, is nog niet aangegeven.

Bijzondere belangstelling verdient nog de bepaling,
dat ,,renten van schulden, slechts indien in het concrete

geval wordt aannemelijk gemaakt, dat deze renten geheel

dan wel gedeeltelijk als instandhoudingskosten van het

stilgelegde bedrijf moeten worden beschouwd, voor ver-

goeding in aanmerking komen”.

Met deze bepaling is bedoeld, dat men ten aanzien van

de renten een nog verder gaande beperking wil toepassen

dan hij de andere kostensoorten reeds zal geschieden.
Op zichzelf behoeft hiertegen weinig bezwaar te bestaan,
daar bij een stilgelegd bedrijf in vele gevallen de kort-
loopende credieten zijn afgelôst, vooral wanneer de be-

trokken ondernemingen hun voorradeti eindproducten

hebben uitverkocht.
De overblijvende crediteuren zullen veelal als kapitaal-
verschaffers moeten worden aangemerkt, van wie men

mag verwachten, dat zij bereid zijn offers te brengen
voor de instandhouding van het bedrijf.
Bij renten van schulden, welke als kosten voor de in-

standhouding van het bedrijf zullen worden beschouwd,

heeft men in de eerste plaats gedacht aan hypotheek-
renten e.d. In verband met de geringe marge tusschen
hypotheekrente en de rente van pandbrieven kan de
hypothecaire crediteur maar zeei geringe offers brengen.
Bovendien heeft hij een zakelijk onderpand ter dekking
van zijn vordering. De hypotheekrente moet dus wel worden betaald, indien men liquidatie van de onder-
neming wil voorkomen.

Ook van andere credietverstrekkers is echter te ver-
wachten, dat zij liever hun vordering zullen willen geldend

maken door te dreigen met de-faiflissementsaanvrage van
de op het moment van de stillegging nog dikwijls solva-
bele onderneming dan offers te brengen.
Hiervôôr is reeds betoogd, dat hieruit de noodzaak
voortvloeit van een maatregel, waarbij dit belet kan wor-
den. Dit geldt evenzeer voor den hypotheekhouder. Het
feit, dat hij zijn vordering kan verhalen door executie
van zijn onderpand, mag te dezen aanzien geen reden zijn
hem in een bevoorrechte positie te plaatsen. –

En het tweede argument, de geringe marge tusschen
de rente van de hypotheek en de pandhrieven, dan wel? Dit zou neerkomen op het vergoeden van rente voor de
instandhouding van den credietgeaer! Een gedachte,
die wel niet in de richtlijnen is ontwikkeld, doch waard
is onder de oogen te worden gezien.

Het karakter aan den steun.

De steun heeft het karakter van een voorschot, hetwelk
in beginsel uit de te zijner tijd door het thans stilgelegde bedrijf te maken winst zal moeten worden terugbetaald.
Alhoewel te betwijfelen valt, of van deze terugbetaling
in de-practijk veel terecht zal komen, kan deze bepaling
toch verschillende bedrijven er van weerhouden steun
aan te vragen.
Afgezien nog van den geringen omvang van den steun
en den veelal door de onderneming ongewenschten plicht
tot verantwoording der ontvangen steunbedragen en het
toestaan van boekenonderzoek, is het voor de onder-

neming weinig aantrekkeJijk op voorschotbasis steun
aan te vragen. Dit heeft-het voordeel, dat de kosten van
de steunverieening eenigszins worden beperkt. Indien
alle stilgelegde bedrijven er toe zouden overgaan steun
aan te vragen, zou dit in het bijzonder bij de steeds voort-
schrijdende concentratie een millioenehkwestie worden,
welke een drukkencien last zou kunnen gaan vormen voor
de toch reeds onder ongunstige omstandigheden nog door-werkende bedrijven. Anderzijds bestaat de mogelijkheid, dat ondernemingen,
welke om de bovengenoemde redenen van het aanvragen

370

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

19 Augustus 1942

van steun afzien, na den ooi’log over onvoldoende middelen

beschikken om hun bedrijf te financieren.
De steun,welke periodiek’hijv. perS maanden zal worden

uitgekeerd; draagt nog een ander gevaar iii zich. Nu bij

de steunverleening de liquiditeit (en de soliditeit) geen

invloed hebben op het al dan niet uitkeeren van steun,

beteekent de vergoeding een verhooging van de liciuiditeit

der betrokken onderneming. Deze geldmiddelen zullen de
zoo ongewenschte zwevende koopkracht verhoogen,

waardoor de ondernemer er toe kan overgaan de hand te
leggen op go’ederen, welke in zijn bedrijf voorloopig tot
steriliteit gedoemd zijn.
Wellicht ware het beter, dat aan een onderneming geen
steun zou worden
uitbetaald
zoolang zij nog over voldoende

liquide middelen beschikt, lIet steunbedrag, dat nu door

de , ,Maatschapp ij voor In dustriefinancieri ng” wordt’

uitgekeerd, zou dan in het credit van de rekening der

betrokken onderneming hij deze instelling kunnen worden

geboekt en daarbij, zoolang dit niet door de’ liquiditeits-

positie noodzakelijk wordt gemaakt, noch betaalbaar
noch overdraagbaar moeten

zijn. Daar de heffingen
normaal door de werkende bedrijven worden doorbetaald,

zou aldus een aanzienlijke hoeveelheid zwevende koop-

kracht worden afgeroomd, terwijl de stilgelegde onder-

neming toch de zekerheid heeft, dat zij zoo noodig gebruik
kan maken van haar tegoed.

/ . Terwijl verschillende ondernemingen ondanks haar

ruime liquiditeit er thans toe zullen overgaan om steun
‘aan te vragen, daar zij niet weten, voor welkd geldelijke

behoeften zij straks komen te staan, zou, indien de steun
het karalter kreeg van de hierbedoelde ,,zekerheid van
credietverkrijging”, het bedrag dei’
uitgelceerde
steun-
gelden sterk kunnen v’orden beperkt. Afgezien van een
-. beperking der ongeivenchte ontwikkeling van de zwevende
• koopkracht op dit moment, zou deze regeling vei’der het

groote voordeel hebben, dat aan tahlooze ,,mogelijkheden
tot credietverkrijging” hij weder in bedrijfstelling geen
behoefte zou blijken te b’estaan.
01)
deze wijze zou tevens

het doel van het besluit, dat slechts voor de irtstandhou-

ding van het bedi’ijfsapparaat steun wordt verleend,
beter worden bereikt.

Richtlijnen
000,’
de algemeene heffing.
Alle werkende bedrijven betalen een heffing, welke be-
staat uit een met de steunbehoefte samenhangend per-
centage van het samengesteld grondbedrag volgens de
onçlernemingsbelasting.

I’Iet voert in liet kader van dit artikel te ver thans in
te gaan op de op zichzelf interessante vraag, of het juist is,
dat de industrie (d.w.z. de bij de Hoofdgroop Industrie

georganiseerde bedrijven met uitzondering van clie, welke
tot de voedselvoorzieningssector behooren) in eerste in-
stantie worden aangesproken tot het betalen eener bijchi’age’
ten, behoeve van de tot deze categorie behoorende stil-
gelegde bedrijven. In overeenstemming met dc toelichting
van de,l

Ioofdgroep Industrie zijn wij van meening, dat
het niet juist is die werkende bedrijven een
onbepeiIden
plicht tot bijdragen op te leggen. Ook de andere sectoren
van liet bedrijfsleven hebben er groot belang hij dat het
industrieele bedrijfsapparaat in stand w’ordt gehouden.

De handel, het ambacht, het verlceet’ en de voedings-

middelenindustrie zullen genoeg moeite hebben om hun
eigen moeilijkheden het hoofd te bieden. De landbouw
schijnt in verticaal verband bij de steunvèi’leening in den
voedingssector te worden ingeschalceld. Van liet bank-
wezen en wellicht van het verzekeringswezen zou men
terecht ook zekere offers kunnen vragen, teneinde den

druk op de overige sectoren van het bedrijfsleven iets te
verlichten.

De. bloei van het bank- en verzekeringsbedrijf is zoo
-nauw verbonden met het wel en wee van de industrie, dat liet niet meer dan hilhijk is ook’hen huii steentje te
laten bijdragen. –

In Duïtschland, waar, de steunverleening liet geheele

bedrijfsleven reeds omvat, komt de onderlinge samenhang

op deze wijze tot uiting, dat in vrschiliende phasen dc

,,rijkere” sectoren van het bedrijfsleven bij moeten dragen
ten behoeve, van de ,,armere”, waarbij na een bepaald

maximum de Staat in de tekorten voorziet.

Voor de voordeelen, welke ‘het samengesteld grondbe-

drag als basis voor de heffing biedt, mogen wij verwijzen naar het eerdergenomde nummer van het blad ,,Mededee-

lingen van de Hoofdgroep.lndustrie”. Interessant zal het

verder zijn te weten, wie de eigenaar is van de bijeeii-gebrachte gelden en wat er zal gebeuren met de terug-
betaalde voorschotten.

Doordat de bijdragen fiscaal als bedrijfsuitgaven zijn

teheschouwen, is de feitelijkb druk op de werkende onder-

neming lager dan het nominale bedrag der heffing. Globaal

zal deze drukvermindering neerkomen op het bedrag,

dat aan den fiscus had moeten ‘worden betaald, indien

geen heffing was – opgelegd. Vooral in verband met de

progressie kunnen hiermede nog belangrijke bedragen
gemoeid zijn.

Bijzondere seeuni’egelingen.

De mogelijkheid bestaat, dat in een bepaalden bedrijfs-
tak een
onderlinge
regeling wordt gemaakt. jJit het pei’s-
communiqué van het Departement van 5 Decemhei’
1941 valt zelfs te lezen, dat in de
eerste
plaats naar een
onderlinge sten nregeling dient te worden gestreefd.

Ook art. 4 van het ,,Besluït Steunverleening” zegt, dat
,,ten behoeve van die ondernemingen, welke niet voldoende
kunnen worden gesteund door
dentalc nan bedrijf, ‘waartoe
zij
behooren”,
door den Secretaris-Generaal een heffings-,
regeling kan worden vastgesteld voor alle werkende be-
drij ven.

Uit het feit, dat thans uit de richtlijnen volgt en in de
toeliqhting van cle H
Q
ofdgroep opk staat vermeld – dat
,primair is, dat aan liet stilgelegde bedrijf de noodzakelijke
i nstandhoud ingskosten worden vergoed, terwijl çle daar-

voel’ benoodigde gelden worden gevonden uit een heffing

op gelijken voet bij
alle
wei’kende bedrijven”, – blijkt
een wijziging in de techniek, welke ons ‘doelmatig voor-

komt. Daarnaast kunnen onderlinge steunregehingen
worden pti’offen of zelfs worden opgelegd. Dergelijke
onderlinge steti nregelingen zullen -een noodzakelijkheid
zijn en dat niet alleen op grond van billijkheidsoverwe-
gingen of van een motto als ,,gezamertlijke ellende ge-
zamenlijk deden”. Veel belangi’ijker is liet feit, dat de
voordeelen, welke een werkend hedi’ijf heeft boven een
stilgelegde collega, zoo groot kunnen zijn, dat daardoor
ongewenschte krachtsverschiuivingn ontstaan. Voor een

harmonischen opbouiv en een rustige ontwikkeling van
ons bedrijfsleven zou dit een groot gevaar kunnen be
teekenen.

Slotopinerkingen.

Ook al zal men zekere bezwaren kunnen aanvoeren
tegen de getroffen regelingen, men dient nie

en
t te verget,
dat het lïer gaat om een geheel nieuwe en uiterst moeilijke
materie. Onder den druk der omstandigheden moeten
soms met groeten spoed maatregelen worden genomen,
welke daarvan de sporen dragen. Ook op dit gebied zullen
kinderziekten moeten worden overivonnen.
lIet Besluit Steunveileening” en de ,,Richthijnen”
bieden echter, de mogelijkheid, ons industrieel apparaat
in stand te houden, terwijl dit zonder steunverleening
met ondergang zou zijn bedreigd.
A. KRAAL.

19 Augustus 1942

ECONOM}SCH-STATISTISCHE
BERICHTEN

871

DE JAARBEURS-iDEE WERKT VOORT.
Het jaarbeurswerk tijdelijk stilgelegd.

1-let jaarbeurswerk ligt, op een enkele uitzondering na,

overal stil. 1-let gemeenschappelijk overleg der jaarbeurs-
leiders is verbroken; de banden tusschen de verschillende

aarbeursinstituten zijn geslaakt; groote, internationale

beurzen, zelfs de ,,Leipziger Messe”, worden haast niet
meer gehouden; het bedrijfsleven heeft, nationaal en
internationaal, het j aarbeursintermediair uitgeschakeld.

Maar de Jaarbeurs-Idee werkt voort.
Voor zoover, trots de gebrekkige communicatie, contact
met andere jaarbeurzen nog mogelijk is, blijkt het, dat,
al hoort of ziet men van eenige actie naar buiten ook
weinig meer, intern de jaarbeursondernemingen zich ernstig

bezinnen op de taak
;
die haar na den oorlog wacht. In

hoöfdzaak ligt aan dit reorganiseerend yerk critiek op
de practijk van het verleden ten grondslag: de vrije en
zelfstandige ontwikkeling der onder ongelijke en ongelijk-
soortige economische omstandigheden in het leven geroepen

en opgegroeide jaarbeursinstituten heeft – van interna-
tionaal standpunt bezien – tot vergroeiingen en uitwassen
geleid, die reeds lang voor het internationale jaarsbeurs-

wezen
als zoodanig bezwaarlijk waren geworden. Daarnaast

geniet op – wetenschappelijk gebied het internationale
jaarbeurswezen een levendige belangstelling; het onlangs
verschenen academisch proefschrift van Dr. Rudolf
I-loffmeister over ,,die MessefLihigkeit der Wre” (Aka-
demischer Verlag, 1-lalle 1941) moge, naast verschil-

lende bijdragen in economische vaktijdschriften, als een
symptoom daarvan worden beschouwd.
1-let is merkwaardig op te merken, hoe in de jongste
verhandelingen, op het jaarbeurswezen betrekking heb-
bende, de stellige overtuiging wordt uitgesproken, dat de
groote jaarbeurzen (ook de ,,nationale” als de ,,Schweizer
Mustermesse” te Bazel) na den oorlog een taak te ver-
vullen zullen hebben; een taak, welke belangrijker geacht
wordt dan die, welke in het verleden door het jaarbeurs-
intermediair werd gediend. Ook de zooeven geciteerde
dissertatie sluit met de conclusie: ,,die moderne Muster-
messe hathohe volkswirtschaftliche Aufgaben zu erfüilen.
Als Groszmarkt sorgt sie für Verhilligung und Verein-
fachung des Geschiiftsverkehrs, für beste persönliche
Verbinding und Verstindigung der Geschâftspartner und
für Stetigkeit in der geschiiftlichen Verbindung. Oer
interlokale und darüber hinaus der internationale Wirt-
schaftsverkehr wird çlurch die Mustermesse auszerordent-
lich .gefördert. Unmöglich wiire es, sich vorzustellen, dasz diese wichtigen Funktionen von andererSeite mit gleichem
oder grösserem Erfolg versehen würden.” 1-l6e ook de
economie der toekomst zal worden, zelfs bij de méést

doorgevoerde
,,geleide”
economie zal er voo; het nationale
en internationale jaarbeursintermediair een taak te ver-
vullen blijven, al zal het jaarbeurswezen in zijn geheel en
elk jaarheursinstituut afzonderlijk zich degelijk en tijdig

rekenschap dienen te geven, aan welke eischen de jaar-
beursactie na den oorlog zal hebben te voldoen en in
welken vorm dit nieuwe intermediair zal moeten worden

opgebouwd.

Bezinning
op
de na-oorlogsche
taak noodzakelijk.

Afgescheiden van de rustpooze, welke de huidige oorlog
– in tegenstelling met den vorigen oorlog, die juist de
moderne jaarbirzen in het leven riep – aan de jaar-
beursinstellingen heeft opgelegd, had het internationale
jaarbeurswezen eed ,,reculer pour mieux sauter” hard
noodig. Ware de oorlog niet tusschenbeide gekomen, dan
was practisch een dergelijke gelegenheid om het interna-
tionale jaarbeurswezen nog weer eens in zijn geheel op de
helling te zetten, nimmer mogelijk geweest.. En toch had
het er behoefte aan. Niet alleen was men de kinderziekten
nog steeds niet geheel te boven kunnen komen, maar ook
dreigden de ziekte-verschijnselen tot chronische kwalen
te ontaarden, die de gezonde ontwikkeling van het jaar-
beurswezen des te meer gingen schaden, naarmate men

meende, dat de consolidatie haar beslag had gekregen.

Dringend noodzakelijk was een zich bezinfen
op
en aan-

passn
aan
de snel zich wij zigende economische toestanden

binnen- en buitenslands, ten aanzien waarvan het moderne
jaarbeurswezen de tendens vértoonde van niet meer de ont-
wikkeling leidend
t-‘oor
te willen zijn,maar
achter
de feiten
aan te komen. Voor een gedeelte lag dit wel aan de om-

standigheid, dat historisch gegroeide toestanden en in-

zichten het snel aanbrengen van belangrijke wijzigingen

in den weg stonden: het gemeenschappelijk overleg der

jaarbeursinstellingen, geconcentreerd in de ,,Union des
Foires Internationales” – welke eigenlijk geweest had
moeten zijn een ,,Union Internationale des Foires” – heeft nimmer practisch, noch theoretisch een kracht

weten te ontwikkelen, welke initiatief-nemend en leiding-

gevend op jaarbeursgebied kon optreden. De rustpooze,
welke thans den jaarbeursinstituten is opgelegd, en het
feit, dat bij de meeste jaarbeursondernemingen de conti-

nuïteit verbroken en aan de gebouwen en hun outillage

tijdelijk een andere bestemming gegeven moest worden,

maken het mogelijk na den oorlog met een schoone lei te beginnen. Vermeden kunnen dan worden de kinder-

ziekten – men denke aan de epidemie na 1918, toen jaar-
beurzen op alle mogelijke en onmogelijke plaatsen als
paddenstoelen uit den grond rezen •en waaraan in de.
eerste jaren na den oorlog het jaarbeurswezen finaal
dreigde ten onder te gaan – die een onmiddellijk, juist
en krachtig functionneeren van het jaarbeursintermediair
destijds hebben belemmerd. Ook de aanvankelijke on-
wennigheid, onbekendheid en argwaan, welke na den
•vorigen wereldoorlog jarenlang elke internatiénale rege-
ling illusoir maakten, behoeven na den huidigen wereld-
brand geen beletsel meer te zijn om met onderling ver-
trouwen de handen ineen te. slaan, met éénzelfde, in
groot verband gezien, internationaal doel voor oogen. De naaste toekomst – waarmede wij bedoelen den tijd
onmiddellijk bij vredesbegin heeft voor alles nobdig
een internationaal georganiseerd,
geleid
jaarbeurswezen,
waarbij excessen als na den vorigen wereldoorlog beleefd
werden, uitgesloten moeten zijn. Op den voorgrond zal
daarbij moeten staan, dat de instanties in de verschillende
landen – overheids- zoowel als particuliere organen –
één gemeenschappelijk doel voor oogen houden en bij de
voorbereiding reeds van één gemeenschappelijk gezichts-

punt uitgaan.

Welke ‘problenien tot oplossing zijn te breigen.

De vraagstukken; die zich daarbij voordoen, zijn
velerlei; elk op zichzelf zijn zij internationaal niet gemak-
kelijk op te lossen. Maar dit mag geen beletsel zijn ze
ernstig onder de oogen te zien. Wij noemén o.a. de kalender-
hervorming, d.w.z. de hervérming van den jaarbeurs-
kalender; daarmede bedoelende de volgorde – naar
tijdsorde – van de in de verschillende landen te houden
internationale beurzen. Op dit gebied bestond een hope-
boze, in het wilde gegroeide, wantoestand, ten nadeele
zoowel van de jaarbeursdeelnemers als van de zaken-
rhenschen, die de jaarbeurzen als inkoopers plachten te
bezoeken. Door overleg en met inachtneming van plaatse-
lijke en landelijke omstandigheden kan en moet op dit
gebied. een regeling Worden verkregen, die het bedrijfs-
leven aan beide kanten – deelnemers- zoowel als be-
zoekerszijde – kosten, tijd en moeite kan besparen
(speciale vervoers- en verkeersregelingen, reisfaciiteiten,
enz.) en tevens rekening houdt met de uiteenloopende
belangen, welke bepaalde groepen van het bedrijfsleven
bij de verschillende landen en hij dp verschillende soorten
van jaarbeurzen (algemeene-, technische-, landbouw-, vak-,

export-, impor-heunzen enz.) hebben. Wij npemen voorts
een uniforme regeling van de groepen-indeeling ter beurze,

tea opzichte waarvan tot nog toe elke jaarbeursonder-

372

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

19 Augustus 1942

neming er haar eigen systeem op na hield, zeer ten nadeele
van de overzichtelijkheid en de geriefelijkheid van dn

internationalen bezoeker, voor wien in de eerste plaats

bij het gebruik maken van het jaarheursintermediair
tijd meer waard is —en blijven zal —dan geld. Wij noemen

een uniforme regeling van de jaarbeurs-statistiek, het
volgen van eenzelfde methode ten opzichte van de samen-

stelling der 6ijfers van het aantal deelnemers, aantal be-
zoekers, aantal verhuurde vierkante meters plaatsruimte
enz. Op dit gebied zijn in het verleden de zonden der
oneerlijke. . . . collegialiteit (immers tusschen jaarbeurs-

instellingen was van concurrentie nimmer sprake!) talrijk
en groot geweest. Wij noemen – zonder daarmede de
materie uitgeput te hebben de quaetie van de afbake-

ning van jaarbeurs- en tentoonstellingskarakter, een
vraagstuk, waarbij de volksaard van het land, waar de
jaarbeurs wordt gehouden, een belangrijke, veelal be-

slissende rol speelt, maar ten opzichte waarvan het toch
wel mogelijk moet zijn binnej’ het kader van het alge-

meene jaarbeurskarakter bepaalde grenslijnen te trekken,
die in geen geval -, bijv. ten aanzien van detailverkoop
ter beurze – overschreden mogen worden. Meer dan véér

1939 zal wellicht het vraagstuk van het in bepaalde

branches en in bepaalde vormen
censureeren
der deel-
nemers de aandacht vragen: een door de vakgroep te
beoordeelen schifting, wie al dan niet in een bepaalde

branche aan de jaarbeurs zal mogen deelnemen, welke

eenerzijds de tot nog toe gegolden hebbende jaarbeurs-
vrijheid aan – mogelijk niet al te straffe – banden zal

leggen, anderzijds het voordeel zal brengen, dat inkoopers
voor• zakelijke teleurstellingen en nadeelen behoed zullen
worden en aan bepaalde groepen ter beurze de haar eigene

en toekoniende ,,sfeer” gegeven kan worden. -(Als voor-
beeld ter Nederlandsche Jaarbeurs zij gewezen op de
inzending •,,Kunst in Industrie”). Scherp zal er echter.

op gelet moeten worden, dat in al te grooten ijver de
wijzers der klok niet
terug
gezet worden, door in het jaar-
beursverkeer groepen van goederen op te nemen of te
willen blijven betrekken, waarvoor reeds moderner markt-

of distributie-organisatievormen zijn of mochten worden.
gevonden Want na dezen oorlog zal blijken, datookop dit
gebied de tijd
niet
zal hebben stilgestaan
Bij het onderzoeken en beoordeelen van dit veelzijdig
studiemateriaal zal voor één gevaar

gewaakt moeten
worden: al te snel de beslissing te nemen bepaalde deelen
van het bedrijfsleven, bepaalde branches van voortbren-
ging, bepaalde groepen van deelnemers of bezoekers als.
voor jaarheursintermediair
ongeschikt
te decreteeren.
Een agrarische jaarbeurs gold langen tijd in land- en
tuinbouwkringen voor ,,onmogelijk”: eenmaal te Utrecht

doorgezet, bleek de Agrarische Jaarbeurs reeds hij de
vijfde demonstratie een groot en – ware de oorlog niet

tusschenbeide gekomen – vermoedelijk ook blijvend
succes. Hetzelfde verschijnsel heeft zich voorgedaan ten
aanzien •van de machine-industrie op de ,,Leipziger
Messe”; tot 1918 onthield deze, juist voor jaarbeurs-
‘intermediair, gepraedestineerde tak van nijverheid zich

van deelneming; in de latere jaren heeft de ,,Technische
Messe” te Leipzig in belangrijkheid het algemeene ge-
deelte der ,,Leipziger Messe” zelfs overvleugeld. Zoo

heeft het jaarbeurswezen. reeds meermalen en in verf-

schillend opzicht bewezen op zijn boog méér pijlen te
hebben dan vermoed werd.

Conclusie.

Internationaal overleg betreffende de organisatie van
het jaarbeurswezen na den oorlog zal natuurlijk niet
kunnen plaats hebben alvorens de vrede teruggekeerd
zal zijn en het bedrijfsleven weer ongeveer weet of althans
,vermoeden kan, waar het; concreet, economisch aan toe
is. Maar dan zal, wat het weer inschakelen van het inter-
nationale jaarbeurswezen betreft, ook zeer snel gehandeld
dienen te worden, wil het vroegere kwaad – en nieuwe

euvelen – nog bijtijds voorkomen kunnen worden. Daarom

is het hoog noodig, dat elk jaarbeursintituut reeds thans voor zichzelve overwege, hoe het zich na den oorlog de
internationale samenwerking voorstelt en in hoeverre

het daaraan – gevend en nemend – zijn medewerking
zal kunnen verleenen. 1-let is een verheugend teeken,
dat activiteit op dit gebied kan worden waargenomen,

waarbij ditmaal belangstelling en medewerking van

wetenschappelijke zijde het werk der practici in hooge

mate ten goede kan komen. De schepen van de inter-

nationale jaarbeursvloot mogen tijdelijk voor anker zijn

gegaan – het werk aan boord gaat voort. De Jaarbeurs-
Idee arbeidt verder. Aan de toekomst van een
herniezw’cl
Jaarbeurswezen.
W. &RAADT VAN ROGGEN.

HET OESTER- EN MOSSELBEDRIJF,

In tijden als deze, nu elk product, dat voor de voedsel-
voorziening van ons land een rol kan spelen, binnen de
sfeer der publieke belangstelling wordt getrokken, is

in dit blad reeds verschillende malen gewezen op het

belang van de visscherij en de daarmede in nauw verband
staande organisatie van den vischhandel
1).

Daarbij is nooit nader ingegaan op de productie en den

afzet van schelpdieren, eenerzijds begrijpelijk als men
overweegt, dat deze slechts een betrekkelijk klein onder-

deel van ‘de visscherij uitmaken, anderzijds, omdat hun.

productiegebied zich niet uitstrekt over alle wateren
van ons land, doch zich in hoofdzaak beperkt tot de
Zeeuwsche stroomen.

Van deze schelpdieren zijn oesters en mosselen in hun
gekweekten vorm de belangrijkste en kunnen de overige,

zooals kokhanen, wulken, alikruiken en dergelijke, in dit

bestek gevoeglijk buiten beschouwing worden gelaten.
Oesters en mosselen worden gewoonlijk in één adem

genoemd, wat daaraan toe te schrijven, is, dat beiden
schelpdiersoorten . zijn, die in dezelfde wateren voor-

komen, meer dan andere takken van visscherij een pro-

duct .van kweekerij zijn en vooral te Yerseke, het cen-

trum van mossel- en oesterbedrijf, in gecombineerde be-
drijven worden voortgebracht. Daar echter de oester

als luxe product moet worden beschouwd, terwijl de mossel
een typisch product voor de volksvoeding is en bovendien
groote verschillen bestaan in het kweeken en verhandelen
van beide artikelen, verdient het de voorleur bedoelde
soorten afzonderlijk te behandelen.

Het oesterbedrijf.

In de vrije natuur, zonder menschelijk ingrijpen, op-
gegroeide oesters, zoogenaamde wilde oesters, komen
in onze kustwateren vrijwel niet meer voor. De oester
i buitengewoon geroelig voor een te intensieve visscherij
en de Kroniek van Zeeland van Reygersberg vermeldt
dan ook reeds, dat in 1620 zich verschillende oester-

banken langs de zuidzijde van het land van Schouwen
vertoonden, doch dat deze, door te sterke bevissching,
zich aldaar in de daarop volgende jaren niet meer hebben

vertoond. Op het einde van de 18e eeuw wordt vermeld, dat hij Zierikzee, Brouwershaven en andere’ Zeeuwsche
steden zich, behalve oesterbanken, ook oesterputten
bevonden, waarin oesters werden opgekweekt, welke
ten deele nog klein waren, en van de Engelsche kust

werden gehaald. Ook bevonden – zich aan de oostkust
van het eiland Texel oesterbanken, toebehoorend aan
verschillende eigenaars en door vlaggen van elkander
gescheiden. Tegen het voorjaar werd éénjarig broedsel
van elders gehaald en op de banken uitgezaaid, waarna

‘)
Zie hierover o.a. A. G. U. Hildebrandt: ,,De vischvoorziening van West- en Midden-Europa” en ,,Visschcrijproblcmen in West-
Europa”, resp. in ,,E.-S.B.” van 25 Februari en 11 Maart 1942 en
Dr. E. J. Pobi: ,,Een en ander over den afzet van visch in Neder-
land”, in ,,E.-S.B.” van 27 Mei 1942.

19 Augustus 1942

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

.

373
1

gewacht werd tot ze groot en vet waren geworden. Tegen

den herfst werden de grootste oesters,. van 4 tot S jaar

oud, uitgezocht en verkocht.
In den loop van de 19e eeuw konden de wilde oesters,
aangevuld door eenigen ihvoer, de Nederlandsche markt

voorzien. Qmstreeks 1870 gaat dit echter niet meer en in
dat jaar worden’belangrijke gedeelten van de Ooster-

Schelde aan de vrije visscherij onttrokken en als perceelen

van enkele ha oppervlakte in uitsluitend gebruik gegeven

aan bepaalde personen, die daarop de oesteicultuur

mochten uitoefenen.

1-lierdoor was met de oesterkweekerij in den huidigen
vorm een begin gemaakt. De voortplanting van de oester
geschiedt door eieren, waaruit zich larven ontwikkelen,
die op een bepaald moment door de stroomingen worden

meegévoerd en zich aan daarvoor geschikte voorwerpen

vasthechten. De kweeker plaatst voor deze vasthecnting

op de plaatsen in de Ooster-Schelde, waar de broedval gunstig is, gekaikte dakpannen. In het daaropvolgende
voorjaar worden de jonge oestertjes van de pannen los-
gemaakt en .hetzij rechtstreeks op de perceelen uitgezaaid,

hetzij een jaar lang op zoogenaamde zeven (houten ramen

met verzinkt ijzergaas . bespannen) verder géteeld. Wan-
neer na ongeveer drie jaren de grootte van ,,zaai-oester”

(40 â 50 gram) bereikt is, wordt de oester opgevischt en
uitgezaaid op diepere perceelen; één of twee jaar daarna
is zij geschikt voor consumptie
2).

De hoeveelheid consumptie-oesters,’ welke werd
aangevoerd, varieerde in de periode 1920-1930 van 1,5
tot 3 millioen kg. Omstreeks 1930 kwam de oestercultuur
in een ernstige crisis door het optreden van een.slak
(de clipper limpet), die het oesterbroed.op de uitgezaaide
schelpen overwoekerde en den oesters de gelegenheid
ontnam voldoende voedsel tot zich te nemen. Daarnaast
maakte de schelpziekteeen nog grooter percentage slacht-
offers dan vÔér 1930 het geval was
3).
De productie nam
dientengevolge snel af en bedroeg in 1936 nog slechts
ruim een half millioen kg, waarna weer een stijging plaats
vond, dank zij den import van Fransche zaai-oesters. Deze stijging kan door onderstaande productiecijfers
worden geillustreerd.

aantal stuks
seizoen 1935/36
…………….
7.249.039 1936/37
…………….
10.574.006
1937/38
…………….
12.274.610
1938/39
…………….
13.593.180
lQctOI,tÛ
inoni
9CO

Door de oorlogsomstandigheden bleef de import van
Fransche zaai-oesters uit, zoodat de productie dienover-
eenkomstig moest dalen, welke daling nog werd versterkt
door de opeenvolgende strenge winters, wardoor veel
jonge oesters verloren gingen. 1-let resultaat was, dat in het
afgeloopen seizoen de teelt een nog geringer aantal’stuks opleverde dan in het seizoen 1935/36.
De oestercultuur is een speculatief bedrijf, aanzienlijke
investaties waren noodig voor het bouwen van oester-
putten en gebouwen en voor het aanschaffen van vaar-
tuigen. Dit is mede de reden waarom voor een aantal
kweekerijen de N.V.-vorm is gekozen. ‘
Van de productiekosten maken de arbeidsloonen een
belangrijk deel uit, vooral sinds als collecteurs van oester-

broed wederom gekalkte dakpannen worden gebruikt.
Voorzoover gewerkt wordt met Fransche zaai-oesters zijn
de loonbedragen lager, doch dan staat daartegenover de
aankoopprijs der zaai-oesters. Het is normaal, dat
in becl’rijven, waar in belangrijke matè mét zaai-oesters
woidt gewerkt, de directe bonen 20 tot 25 pCt. van de
totale uitgaven beloopen.

De voor deze cultuur benoodigde perceelen zijn niet
het eigendom van de kweekerij, doch worden van den

‘)
Dr. B. Havinga en Dr. P. Korringa: ,, Oiize oesterteelt”, in
het tijdschrift ‘,,De levende Natuur”, April 1941.
3)
,,Verslagen- en Mededeelingen van de Afdeelingvis scherijen
van het Departement van Economische Zaken”, no. 35.

Staat gepaht. Tegenover de groote vaste lasten staat een
uiterst wisselvallige opbrengst, afhankelijk van natuur-

factoren en afzetmogelijkheid. De natuurfactoren bepalen

de hoeieelheid, de grootte en de kwaliteit van de aan

te ‘voeren oesters; zij zijn van grooten invloed, omdat het

4
hL
5 jaar duurt voor de oester voor consumptie geschikt
is. In de afgeloopen jaren hebben zij sterk ten nadeele

van den kweeker gewerkt, iooals reeds eerder is opgemerkt.

De prijs is sterk afhankelijk van de uitvoermogelijk-

heden, daar de oester voor het overgroote deel wordt ge-
exporteerd. Engeland was steeds de belangrijkste afnemer

van de ‘meest waardevolle soorten. De uitvoermogelijk-

heid daarheen werd reeds vôér 1935 beperkt door de
concurrentie, welke de Fi’ansche oesterexporteurs de Ne-
derlandsche aandeden. Bovendien kweekte. men in En-

geland, evenals hier te lande, oesters uit aldaar Ing’-

voerde Fransche zaai-oesters. Als gevolg van de schelp-

ziekte nam eveneèns de uitvoer naar Frankrijk en Bel-‘

gië af’).
Door al deze factoren daalden de prijzen zeer sterk;

4het diepste punt hiervoor lag in 1935, in welk jaar ook
de productie-hoeveelheid
,
een laagtepunt beeikte. De
situatie’van het oesterbedrijf was daardoor uiterst slecht.
Getracht werd door minimum-prijzen voor de verschillende

landen, waarnaar werd uitgevoerd, de toestand te ver-
beteren, terwijl aan degenen, die dakpannen uitzetten
(zoogenaamde pannenleggers), als bedrijfsstoun een zeker

bedrag per pan werd uitgekeerd, welke regeling in latere
jaren door een credietregeling werd vervangen.
Terloops zij hier nog opgemerkt, dat tal van kleine
bedrijven de oester niet kweeken tot het moment, waarop
zij voor de consumptie worden verkocht, doch het oester-
broed’ verkoopen aan andere kweekers, zoodra het van
de pannen wordt afgestoken.
De moeilijke toestand, waarin het bedrijf zich jaren.’
lang bevonden heeft, weerspiegelt zich ook in de structuur
van het verkoop-apparaat; de kweeker moest trachten
zijn product te verkoopen, met als gevolg, dat hij zelf,
om toch maar den hoogst mogelijken prijs te kunnen
bedingen, in belangrijke mate als exporteur optrad en
in het binnenland onmiddellijk leverde aan kleinhande-
laren en hotels, soms zelfs aan particulieren.
Was de toestand in het oesterbedrijf vÔÔr den oorl9g
al niet gunstig, nadien is, zooals reeds boven aangegeven
werd, de hoeveelheid oesters, door gebrek aan zaai-
oesters, nog meer achteruitgegaan. De omstandigheden stelden echter tegenover het kleine kwantum een inten-
sieve vraag, zoodat de prijzen sterk konden stijgen. De vastgestelde maximum-prijzen hebben daarmede reke-
ning gehouden en tevens werd voor de verschillende
soorten een minimum-gewicht per 1000 stuks bepaald,
waardoor werd voorkomen, dat ook te kleine dieren
werden verkocht, ten nadeele van de productie in de
toekomst.

Het niosselbedrijf.

Ook de mossel is in ons land een reeds lang bekend
voedingsmiddel, dat aan het eind van de 16e eeuw aan
boord van onze visschersschepen en in de Zuid-Holland-
sche steden gegeten werd. Zelfs kregen de mosselhandelaren
te Brielle in 1564 een afzonderlijk gedeelte van de markt
toegewezen.’ Aan het einde van de 18e eeuw bericht
Grabner, in zijn ,,Brieven over de Vereenigde Neder-landen”, dat jaarlijks vele duizenden tonnen mosselen
bijeen gezameld werden op de banken en aan de Zeeuw-
sche kusten.
Deze, toestand handhaafde zich in den loop van de 19e eeuw en ook thans wordt nog gevischt op ,,wilde
mosselen”, die o5 verschillende plaatsen voor de kust,
vooral in de Waddenzee, voorkomen. Deze ‘mosselen
werden véÔr den oorlog slechts voor een klein gedeelte
als consumptiemosselen gebruikt en dienden voor het

4)
,,Do Landbouwcrisismaatregelen, hunne werking en uitvoering V”.

374

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

19 Augustus 1942

overige deel als eendenvoeder of werden vöor bemes-

tingsdoeleinden gebruikt.

Een eigenlijke cultuur, zooals bij oesters, waarbij

pannen worden uitgezet om het broed te vangen, bestaat

bij mosselen niet. Het mosselzaad wordt in de Waddenzee of
voor de kust gevangen en op de perceelen van de Zeeuwsche
stroomen (de mosselperceelen vindt men ook buiten

de Ooster-Schelde) uitgezaaid; al naarmate klein of groot

zaad, dan wel halfwas mosselen zijn uitgezaaid, zijn de

mosselen na één of twee jaren geschikt voor consumptie.

De hoeveelheid inosselen van-perceelen uit de Zeeuw-

sche stroomen bedraagt gedurende de laatste tien jaren

ongeveer 40 h 50 millioen’kg per jaar, terwijl de hoeveel-
heid elders gevischte wilde mosselen meestal ruim de

helft van deze hoeveelheid bedraagt, het mosselzaad
inbegi’epen.

Het mosselkweekersbedrijf is eenvoudiger dan dat

van den oesterkweeker; benoodigd is slechts de be-

schikking over een of meer perceelen en een vaartuig om
mosselzaad en consumptiemosselen te kunnen opvisschen.

FIet benoodigde bedrijfskapitaal beperkt zich tot mid-

delen ter aanschaffing van mosselzaad, voorzoover niet

door den betrokkene zelf gevischt, en ter aans’chaffing

van een vaartuig met motor. Voorts heeft de normale
visscher één of twee knechts in loondienst. In Yerseke,

het centrum van oester- en mosselcultuur; komt ook wel
de combinatie van oester- en mosselkweeker voor.

De jaarlijksche aanvoer van mosselen varieert niet

veel en de moeilijkheden in het mosselbedrijf vôôr den

oorlog hingen samen met storingen in den afzet.
Het verbruik van mosselen in het binnenland is altijd
klein geweest ten opzichte van den uitvoer. Onze voor-naamste afnemer was België, dat speciaal per schip ge-
makkelijk te bereiken was.
1.
In de jaren na 1930 werd de Belgische markt, i’iede
door het goedkoope vervoer per auto, waardoor hande-

laren, die met auto’s exporteerden, een extra winst boven
hun concurrenten maakten, overvoerd; de prijzen daal-

den in 1934 tot minder dan 35 pCt. van die in 1931.

Op dit moment (1935) werd door de Overheid inge-

grepen en kwam tot stand het Centraal Verkoopkantoor
van Mosselen te Bergen op Zoom, aan welke instelling

de door mosselkweekers of mosselvisschers gevischte of
gekweekte mosselen moesten worden verkocht. Tevens
werd het bedrijf als het ware gesloten, omdat als visscher,
kweeker of handelaar slechts diegene. werd erkend, die

zich in een basistijdvak met deze handelingen had bezig-
gehouden.

Bovendien werd een minimum-prijs bepaald, waartegen door het verkoopkantoor de mosselen werden aangekocht.

Na Mei 1940 is het mosselbedrijf op de normale wijze
doorgegaan, ondanks moeilijkheden in de voorziening met

motorbrandstoffen en bezwaren bij den aanvoer van
moselzaad.

Slechts werden de minimum-prijzen door maximum-prijzen
vervangen en werd de toegenomen vraag naar voedings-
middelen in het binnenland oorzaak tot een grooter
mosselverbruik in ons land.
De structuur van het verkoopapparaat voor mosselén
wordt sterk beïnvloed door den bederfelijken aard van het
artikel. Bovendien vindt de productie prctisch in één

provincie plaats, terwijl de consumptie door liet geheele
land geschiedt, zij het ook in afnemende mate, hoe verder
men van Zeeland verwijderd is.
Het gaat er om, het artikel zoo snel mogelijk te ver-
voeren naar andere plaatsen, waar dan weer een volgende
schakel aanwezig is. Het centraal .verkoopkantoor koopt
alle mosselen, doch dit heeft slechts adninistratieve be-
teekenis. In feite verkoopt de kweeker aan den groot-handelaar in Zeeland, deze aan den groothandel in de
groote steden, welke het weer over den kleinhandel distri-
bueert.
Gedurende de laatste jaren voor den oorlog zijn mosse-

len ook voor industrieele doeleinden gebruikt, terwijl in
de oorlogsperiode het aantal inleggerijen sterk is uitge-
breid.

Zouden wij ons tenslotte willen wagen aan een bezien

van de naaste toekomst van het oester- en mosselbedrijf,

dan kunnen wij vaststellen, dat de productie van oesters

in het komende seizoen, in verband met het ontbreken
van import van Fransche oesters, gerhig zal zijn, doch

dat de mosselproductie, indien voldoende mosselzaad

kan worden gevonden, op hetzelfde niveau zal blijven.

H.
A.
H.
BOELMANS KRANENBURG.

OVERHEIDSMAATREGELEN OP
ECONOMISCH GEBIED.

HANDEL EN NIJVERhEID.

Arbeidszaken. Nadere regelingen zijn bindend vast-

gesteld inzake bonen en a’hdere arbeidsvoorwaarden in
de witwasscherij- en zeepindustrie, in de klompenindustrie,
in de knoopen- en papieren zakkenindustrie en in het

bloemist- en hoveniersbedrijf. (E. V. 7/8/’42, pag. 984 en

986; Stct. Nos. 145, 146 en 147).

Buitenlandsche handel.
Nadere regelingen inzake het

uitvoermonopolie bloëmbollen en -knollen. (E. V. 7/8/’42,

pag. 983; Stct. No. 147).
Handel. ‘Wijziging van het Handelsregisterreglement
met het doel dit in overeenstemming te brengen met de

reorganisatie van de Kamers van Koophandel. Regeling

van den handél in koffiesurrogaat. Instelling van een
administratieplicht voor grossiers in groenten en fruit.

Regeling van de distribueering van smeeroliën en vetten
voor motorrijtuigen. (E. V. 7/8/’42, pag. 983; Stct. nos.

145 en 148).

MAANDCIJFERS.

ICOMB1NEERDE MAANDSTAAT VAN DE VIER NEDER. LANDSCHE OROOTE BANKEN EN VAN HET NEDER-
LANDSCHE BEDRIJF DER NEDERLAJ4DSCHE
HANDEL-MAATSCHAPPIJ.

Nederi.

(In millioenen guldens)

,

-Handel-Mij.
Banken –

en Ned.
Nederi.

Banken

30
1
31

80′

31

.Tuni

Juli 1 Juni

Juli
1942 1942 1942 1942

Activa:
Kas, kassiers en daggeldieeningefi

46

47

54
1

53

Ned. schatkistpapier ……………
965

955

1128

1124

Ander overheidspapier

…………

Bankiers in binnen- en buitenland
Prolong. en voorsch. op effecten

17
2
66 34

16
2
66
35
17
7
90
45

16
7
90
46

119 119 159

759

Debiteuren

………………….

Deelnemingen

(mcl.

voorschotten)

129 19
11

134
16
10

168
24 23

172
24
22

156
160
215
218

Effecten en syndicaten …………

15
15
18 18

Wissels

……………………..

Diverse reken. (mcl. oven, posten)
Belegde bestemmingsreserven
. . .
1
2
13


2 13

t
2
13


2
13

1317
1311
1590 1587
Effecten leendepôt …………….

Passiva:
941
923
1132
1117

Gebouwe’n

………………….

Wissels

…. . ……………..

93

95

116 118

Crediteuren

…………………

Deposito’s

op

termijn

…………
Kassiersen genom. daggeldleeningen

Bestemmingsreserven


26
2
13

.


36
2 13


34
2
13


44
2 13

1075
1069
1297

Diverse rekeningen
……
…………..

1294
Effecten leendepôt …………….

Aandeelenkapitaal

.
…………….
170
72
170
72 210
83
210
83

1317
1311
1590
1587
Reserve
.
……………………

19 Augustus 1942

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

375

Industrie. Verwerkingsverbod voor b1oemho1len, anders
dan voor een normaal verbruik. Verwerkings- en ver-

pakkingsvoorschi’iften voor jam- en limonadefabricage.
Beperkende bepalingen inzake verwerking van verschil-

lende houtsoorten tot klompen. (E. V. 7/8/’42, pag. 985

en 986; Stct. No. 147).

Organisatie bedrijfsleven. Eenige nadere besluiten in-
zake organisatie en wijzigingen in de organisatie van de

hoofdgroep Industrie. (E. V. 7/8/’42, pag! 984; Stct.

No. 147).

LANDBOUW EN VOEDSELVOORZIENINO.

Landbouw.
Regeling van de zgn. bewaarvergoeding voor
telers van granen, zaden en peulvruchten. (E.V. 14/8/’42,

pag. 1017).

Veehouderij. Afkoediging van regelingen voor de vee-

houderij inzake vérplichte levering en vaststelling van toe-

wijzingen. (E.V. 14/8/’42, pag. 1018; Voedselvoorzienings-

blad No. 13 van 6/8/’42).

Voedselvoorziening. Instelling van een droogverbod voor

voedselvoorzieningsproducten, behoudens vergunning, al’
dan niet onder voorwaarden,van het bedrijfschap ,waaronder
het gedroogde product ressorteert. (E.V. 14/8/’42, pag.

1017; Stct. No. 153).

VERKEER.

Beroepsgoederenvervoer, Instelling van een administra-

tieplicht voor: het beroepsgoederenvervoer langs den weg.

(E. V. 7/8/’42, pag. 984; Stct. No. 147).

STATISTIEKEN.
STAND VAN
‘s RIJKS KAS.

V o r d e r i n g e n
1

31

Juli

194z
7Aug.1942
Saldo van ‘S Itijks Schatkist
hij de Nederlandsche Bank
f

-•
t

13.034.455,84
Saldo b. d. Bank voor Ned.
Gemeenlen

…………….
,


,,

201.287,51
Voorschotten op ultimo Juni
1942

aan

de

gemeenten
verstrekt

op

aan

haar
uit te keeren hoofdsom der
pers. bel., aand. in de hoofd-
som der grondbel. en der
gem.fondsbel., alsmede opc.
op die belastingen en op de
vermogensbelasting

……
15.057.377,62
,,

15.057.377,62
Voorschotten aan Ned.-Indi6
1
)
,,

214.253.126,03
217.578.545,63
Idem

voor Suriname
1)

7.870.192,86
,,

7.870.192,86
Idem

aan

Curaçao ‘)

….
280.283,23
,,

280.283,23
Kasvord. wegens credietver

……

strekking a. Ja.

buitenland
,,

20.934.635,51
,,

18.196.873,42
Daggeldieeningen tegen onder-

……
…….


pand………………

Saldo der postrek. van Rijks-
104.909.913,43
,,

116.301.884,01
Vordering op het Alg. Burg.

……….

comptabelen

…………….

Vordering op andere Staats-
Pensioenfonds ‘)

……………

bedr. eninst.ellingen
1)

34.879.238,71
..

36.435.179,28
Verplichtinn
voorsenoT noor ue nea. .oaul
ingevolge art. 16 van haar
Octrooi

verstrekt


……
t

15.000.000,-
f


Voorschot door de Ned. Bank
In reken.-cour. verstrekt ..,,
1.092.983,07

Schuld

aan

de

Bank voor
Ned.

Gemeenten

……..
Schatkistbiljetten

in

omloop
,, 110.106.000,-
25.995,43

,, 410.096.000,-
Schatkistpromessen In omloop
,,2471.200.000,-‘) ,,2572.500.000,-‘)

,,


121.782.862,-
121.900.073,50
Schuld

op

ultimo

Juni
1942

aail

de

gein,

weg.

….

a. h. uit te keeren hoofds. d.

Daggeldleeningen

……………..
Zilv

erbons In omloop

……..

pers.bel., aand. i. d. hoofds.
d. grondb. e. d. gem. fondsb.
alsm. opc. op die bel, en op
de vermnogensbelasting
Schuld

aan het Alg.

Burg.
Pensioenfonds’)

……….
,

27.075.392,15
,,

23.776.162,68
Id. aan het Staatsbedr. der
273.563.309,84
,,

335.023.407,38
Id. aan andere Staatsbedrij-
P. T. en T.

‘)

……………

ven’)

………………
,,

19.294.531,08
jd. aan div. instellingen
1)

.
…19.294.531,08
,,

405.283.139,87
405.293.139,87

‘) In rekg. crt. met ‘s Rijks
Schatkist.

‘)
Rechtstreeks
bij De
Nederi.
.
Bank geplaatst 1161.000.000,-.
‘)
Idem
1223.000.000,-:

DE
NEDERLANDSCHE BANK.

Verkorte
balans op 17 Augustus 1942.

Activa.

Binneni.

wissels,
(Hfdbank.

1

196.000.000

Promessen, enz
Bijbank

Agentsch.


1

196.000.000
Paiaier op

het

buitenland

. .

11.263.332.434
Af: Verkocht maar voor de
Bank nog

niet
afgeloopen

Beleeningen mci.
1.263.332.434
ÇHfdbank.

1

129.523.712 ‘)
voorschotten in
Bijbank.

1.501.584
,,
rekening-courant
Agentscb.

10.717.388
,,
op onclerpand
141.742.684

Op Effecten enz.

……….

1

141.635.998 ‘)
Op Goederen en Ceelen ……
..106.66
141.742.684 ‘)
Voorschotten aan het Rijk

……………… ..

Munt en muntmateriaal:
Gouden

munt

en

gouden
muntmateriaal ………..1

931.305.589
Zilveren munt, enz.

………
..5.960.521
,,
937.200.910
Belegging van kapitaal, reserves en pensioenfonds ,,
60.704.414
Gebouwen en meubelen der Bank

…………
4.000.000
Diverse

rekeningen

……………………..
162.673.817
2.765.71 9.459

Passiva.
Kapitaal

…………………………….1
20.000.000
Reservefonds

…………………………..
8.050.923
Bijzondere reserves

……………………..
19.564.874
Pensioenfonds

…………………………..
43.161.459
Bankbiljetten In omloop

………………..
2.523.956.910
Bankassignatiën

In omloop

………………..
6.572
Rek.-Courant
f
Van het Rijk

1

4.241.392
saldo’s.

1, Van anderen

,,

173.028.005
177.269.397
Diverse rekeningen

……………………..
11
3.709.324

t 2.765.719.459

Beschikbaar dekkingssaldo

………………f1.191.702.485
Minder bedrag aan bankbiljetten in omloop dan
waartoe de bank gerechtigd is

…………..
2.979.256.210
Schatkistpapier, rechtstreeks bij de bank onder-
gebracht

……………………………..
196.000.000
‘) Waarvan aan Nederlandsch-Indlë (Wet van
15 Maart 1933, Staatsbiad No. 99)

……….
52.706.500

Voornaamste posten In duIzenden guldc;s.

Gouden
.
1

Andere
Beschikb.
Dek-
Data
munt en
1
opeischb.
dekkings-
Rings-
muntmater.
1
schulden
saldo
perc.
17 Aug. ’42
931.306
2.523.957 177.270

1.191.702
35
10

’42
931.305
2.507.094 171.119
1.167.568
35
3

,;

’42
931.334
2.499.452
167.900 1.106.014
35
1

Mei ’40
1.160.282
1.158.613
255.183
Tot aal

607.042
83
Schathist-
1
Betee-
Papier
Div.
Dala
bedrag
prom.
I

fltli9en
het
1
reken. disconto’s
reclmtstr.
buitent.
1
(act.)
17 Aug.
196.000
196.000
1

141.743

1
9.263.332

162.67/,
10

,,

’42
203.000 203.000
1

144.388
1.220.604 172.427
342
’42
233.000
233.000
t

146.846

t
1.186.919
147.789
6 ‘Mei ’40
9.853

1

217.726

1
750
120.648

DUITSCHE RIJTtSBANK.
(in mill. R.M.)
1

Goud
1/enten-
And
er
e wissels,
.Beiee-
Data
1

en
bank-
chèques
en
ningen
I
1
dernezen
scheine
schalkistpapier
4 Aug. 1942
1

76,9
237,9
23.114,2
1

17,2
15

Juli 1942
76,9
266.2
22.646,8
1

17,9
10

,,

1942
1

76,7
251,2
22.690,1
17,3
23 Aug. 1939
1

77,0
27,2
8.140,0
1

22,2

Data
Ef/ec-
Iiverse
1

Circu-
Rekg.-

1
Diverse
ten
1

Activa

1

tatie
t

Cr1.

1
Passiva
4 Aug.’42
1
20,8
1.758,0

1
21.343,6

t-
2.803,8

1
557,1
15

Juli ’42
1
18,2 1.155,5 20.436,9

1
2.712,9

1
528,9
10

,,

’42

1
19,3
1.293,5

1
20.731,5

1
2.694,0

1

511,4
23 Aug.’39
1
982,6
1.380,5

1
8.709,8

t

1.195,4

1
394,2

GEZA5NLEJKE STATEN VAN
DE
NATIONALE BANK VAN
BELGIË EN VAN
DE EMISSIEBANK TE BRUSSEL.
(in mili. Francs)


n

..
‘od
‘t.,
55

‘o3

‘E
i2
.
.a
«5
,
4,a
p
.
0 0
0

0)

,
6Aug.’42
iI’
TI
21.403
2.077
iTïi’
3.526
30

,luli
’42
43.551
335
20.972
1
2.100
58.476
3.937
3.791
23

42
,,
43.053
331
20.514
2.101
57.944
3.871
3.431
16

’42
42.267
500
21.230
2006
57.578
3.865 3.867
9

.,

’62
41.367
1
464
21.255
1
1
2.070 57.246
3.847
3.323
8 Mei ’40
23.606
5.394 695
11.480
29.806

909

Blz.
Aardappelen 33, 47, 243, 314, 335, 354, 364
Aardolieproducten
…………..102,

345
Accijns

…………
33,

185,

195,

354, 394
Advertenties …………………….
345
Afval

……………………….
165
Arbeiclszak

en

113,

189.

215,

227,

248,

272,
305,
325, 345,

354, 364, 374
Bakkerij

………………….
335, 345
Bank- en

Credietwezen

……….3.3,

495
Bankwet

1937

………………..
195
Bedrijfsvorm

…………………..
59
Bedrijfsorganisatie Vee en Vleesch 59, 305,
315
Belnstingin

. . . .
33,
59,

227,

248, 305,

355
Bindtouw

…………………..
33,

215
Binnenscheepvaart
……59,

156,238,

21,8
Bloembollen

…………………….
364
Bloenikweekerij

…………………
155
Boschhouw

……………………
185
Bouwnijverheid

” ………
47, 58, 113,

325
Buitenlandscije Handel 47, 59, 75, 101,

113,
155, 204,

215, 227,
238,

272, 314,

325, 345,

Chemische Industrie
374
……….58, 184,

248
Deviezenverkeer
. .
. .

33,

59, 167,

335, 355
‘Diamant

……………………..
113
Distributie

……………………
354
Dividendbeperking
…………..59,

335
Drankwet

……………………
58
Drukwerk

………………………
345
Economische

Sanclies
…………..194
Eieren

……………………
248, 354
Electriciteit

……………………
334
Electrotechnische Industrie
………..53
Fruit

………………….
59,

315,

345
Garnalen

……………………..
.
123
G as

…………………………
334
Gasgeneratoren

………………..
325
Gevogelte

……………………
47
Goederen voor Duitsche Weermachi •.

345
Gort…………………………
335
Grafische Industrie
……….58,

75,

194
Granen

……………………….
205
tGraS

…………………………
354
Grasland

……….
33,

67,

85,

155,

205
Groenten

………….
155,

315,

335,

345,
Handel..

204, 215,
227,

238,

248,

314,

325,
345, 354, 363, 374
Hennep

……………………..
205
Heffingen

……………………..
354

Blz Blz.
Hooi

……………………..
335, 354
Registratierechten

……………….
59
Hout

…………248
,

272,
335, 345, 354
Restaurants

……………………
75
Industrie …… 238,

248,

345,
354, 363, 375
Rijwielen

…………………….
47, 123
Kaas

…………………..
75, 227, 315
Rubber

………………..
113, 123,

305
Kamers van

Koophandel

………
47,

184
Ruwvoedergewassen ……………….
355
Kantoormachines

……………..
156
Slachtvee

…………
33, 59, 67, 248,

272
Kapok

……………………
.

101,

165
Smeerolie

……………………..
102
Keramische

Industrie

……….
58, 194
Spaar- en betaalzegelkasbedrijf 102, 227, 355

Klaver

……………………….
354
Spertijden

Kleinbedrijf
……….75,

123
Klompen

……………………..
272
Suikerbieten

………………….
205
Kunstmest

………………
59, 215, 335 Surrogaten

……………………
1 55
Kweekerij

……………….59,
354
Tabak …………..
47,’58,113, 195,

355
Landbouw 33, 47, 59, 67, 75, 85, 93, 102,

155,
Tankgas

……………………..
205
165,

195, 205,

215,

227,

248,
305, 364,

375
Textiel

.’
……………..
102, 325, 364
Landstand, Nedcrlandsche
. . .
.
33, 102, 272
Tuinbouw ……33, 59,
102, 205, 227, 364
Lceningfonds

1940

………………
102
Turf

……………………….
59, 335 Loonbelasting

………………….
335
Tweelandenorganisaties
……………59
Lucci’ne

……………………….
354
Uien

………………………….33
Machines

……………………..
215
Varkens

………………..
59, 227, 345
Meel en -produ cten

…………..
101,

5
19
Vee 67, 165, 185, 195, 205, 227, 248, 272, 315,
Melk- en -producten

…………..
33, 205
355,

375
Merkengeld

……………………
113
Veenproclucten

………………..
.113
Metalen
. .
47, 58, 75, 155, 134,
Middenstand

195, 227

333

195,

215, 272
Veevoeder

……………….
Vennootschappen
47, 102, 238
325, 363
……………
.
Mijnbouw

……………………..
305
Vennootschapsbelasting
…………….
. . . .

227.

305,

335
Motorbrandstof

….58, 165,
215,

305,

325
Verf en

-grondstoffen

……….
102,

165
Nationale

Plan

…………….
101,

345
Vcrmogensbelasting

…………
227, 305
Nederlandsche Coöperatieve Raad

. . .

194
Vervoerswezen …..59,
102, 165,

248, 375
Nicotine

……………………..
102
Vestigingseischen

………………
102
0110fl

en

vetten

…..

103,
195,

215,

305
Vezelstoffen

………………….
..

215
Omzetbelasting

50, 102, 227,
315,

335,

364
Visseherij

33,

59,

102,
123,

215,

305,

325
Ondernemingsbelasting

……….
227, 364
Vlas

………………..
59, 75, 227, 248
Oorlogsschade

…………..
123, 184,

195
Vltech
.
……59,

165,
185,

205,

315,

355
Oost-Compagnie, Neclerlandscije
……314
Voeclerhietcn’

………………….
215
Organisatie Bedrijfsleven, 47,
102,

113,

123,
Voedselvoorziening 33, 47,
59,

75,

123,

155,
165,

195,

204,

215,

227,

238,
248,

305,

314.
185, 205,
227, 355, 364, 375
325, 335,

345,
354, 363, 375
Trucbtboomen

………………….
355
Paarden

……………………..
215
Vijandelijk vermogen
…………..315
Pacht

……67,

102,

123,
165,

3.35,

354
Waresiwet

…………………….
305
Papier

……..58,

102,

195,
20/t, 215,

335
Wol

………………………….
205
Pel terijen

……………………..
58
Wijnbelasting

………………….
33
Pensionbedrijven

…………….
58, 248
Zaden 47,

59, 102,

123, 156,

195,

205,

335.
Peulvruchten

…………………..
205
.
364
Pluimveehouderij

……….
165, 248,

354
Zuidvruchten

………………….
195
Postveçkecr

……………………
59
Zuivel

…………….
227, 335, 355, 364
Prijsregeling 47,

58,

75,

101,
113,

123,

155,
165,

184,

105,

204,

215,

227,
238,

248,

305,
314,

325,
335, 345, 363
Radio

……………………….
47
t
]tantsoenceriflg

…………………
227

376

1 AUGUSTUS 1942

4fabetischè Index 0 verheidsmaatregelen op Ecoiiomisch gebied

(Zie voor den alfabethischen ir dex Overheidsmaatregelen in 1941 het Jaarregister 1941, laatste bladzijde.)

Ptblicaties van hèt Nederlandsch Economisch Instituut:

21.
Dr. W. L. VALK
Production, pricing and unemploym’ent in the static state

……
(1
3,15*
geb.,
t 2,10*
ingen.)

Dr. H. J. FRIETEMA
Productie en prijsvorming op de Engelsche markt van Nederlandsche, Deensche en kolo-
niale

boter

…………………………………………………………
(j 3,15)*

Dr. Ir. A. BAARS
Openbare werken

en conjunctuurbeweging

………………………………..
(f
2,10)*

Dr. Ir. F. J.
C.
VAN .DER SCHALK
Een analyse van de arbeidsproductiviteit in Nederland

……………………..
(f 2,60)*

Dr. L. R. W. SOUTENDIJK
Methoden tot het vaststellen van den omvag der besparingen

………………..
(t
2,60)*

J. VAN DER; WIJK

.
Inkomens-

en

Vermogensverdeeling

……………………………………..
(t’2,60)*

Dr. T. KOOPMANS
Tanker freight rates and tankship building

……..
. ………..

(f 3,15e géb.,
t
2,10*
ingén.)

Overzicht
van
de ontwikkeling der handelspolitiek van het Koninkrijk der Nederlanden

van 1923 tot en fltet
1938,
samengesteld door een groep medewerkers van het N.E.I.,
onder

leiding

van

Prof.

Mr.

P.

Lieftinck

.

…………………………………
(t 2,1O)

Dr. A. WINSEMIUS.
Economische

aspectén ‘der internationale

migratie

…………………………..
(f
2,10)”

Dr: H. M. H. A. VAN .DER VALK
Egalisatiefondsen en monetaire politiek in Engeland, Nederland
en
de Vereenigde Staten
(derde

gewijzigde

druk)

………………………………………………..
(t
2,10)*

M. J. SCHUT

Tinrestrictie en tinprijs

. .
.
(t
1,55)*

,
Dr. J. R. A. 13UNING
De beleggingen der bijzondere spaarbanken in Nederland ……………………..
(1
3,65)*

Uitgave: De Erven F. Bohn N. V. Haarlem

Verkrijgbaar in den boekhandel

P. 1299/3. – Verantwoordelijk voor het rédactioneele gedeelte: Drs. M. F. J. Cool, te Rotterdam. – Verantwoordelijk voor de
advertenties:
H. A. M.
Roelants, Schiedam. – Uitgever: H. A. M. Roelants. Schiedam. – Drukker:
H.
A. M. Roelauts, Lange

Haven 141, Schiedam, • K .2193.

Auteur