Ga direct naar de content

Jrg. 32, editie 1596

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: december 10 1947

AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN

EconomischLStatistische

Berichten

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL,
Nij’TERHEID, FINANCIËN EN VERKEER

UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT

32E
JAARGANG

WOENSDAG 10 DECEMBER 147

No. 1596

COMMISSIE VAN REDACTIE:

H. W. Lambers; N. J. Polak; J. Tinbergen;
F.
de Vries;

J. H. Lubbers (Redacteur-Secretaris).

Assistent-Redacteur: A. de Wit.

COMMISIE VAN ADVIES VOOR BELGIË:

J. E. Mertens; R. Miry; J. oan Tichelen; R. Vandeputte;

F. Vers ichelen

Adres voor Nederland: Pieter de Hoochstraat 5, . Rotterdam (W.).
Telefoon: Redactie 38040, Administratie 38340. Giro: 8408.’

Bankiers: R. Mees en Zoonen Rotterdam.
Redactieadres voor Belgii: Seminarie voor Gespecialiseerde . Eco-
‘nornie 14, Universiteitstraat, Cent.
Abonnementen: Pieter de Hoochstraat ‘5, Rotterdarn-W.
Bankiers: Ban.’jue de Commerce, Brussel.

Abonnementsprijs, franco per post, voor ‘Jederland t a6 per jaar,
voor Belgi&’/Luxemburg f
28
per, jaar, te voldoen door storting van de
tegenwaarde in franco bij de Ban que de Commerce te Brussel. Overzeese gebiedsdeten (per zeepost) en overige tanden
/
28 per jaar. Abonnemen-
ten kunnen ingaan met elk nummer en slechts worden beëtndigd per
ultimo van het kalenderjaar.

Aangclekende stukken in Nederland aan het Bijkantoor Westzee-
dijk, Rotterdam (W.).

Alle correspondentie betreffende advertenties te richten aan de Firma H. A. M. Roelants, Lange Haven 14!, Schiedam (Telefoon
69300, toestel 6).

INROTJD:
Biz.
Do

artikelen

van

deze

week

..,…..,.,…..
983

Sommaires,

summarles

…………………..
‘983

De vredo met DuWdand
door Mr K. P. van der Mandele
984

De noodvoorzioning gomoentefinanciën
door J. ‘Ho,.sper
985

Doodlopende
weg
door Prof. Mr C. W. de Vries
……….
987

Bouwspaarkasprobiemen
door
Prof.’
Dr Ir H. G. van Beusekom
989

Rot vraagstuk
der
detailhandeismarges
door B. J. Wijnbeek
990

Do
internationale
economische repercussies van
de
toestand
In Duitsland
door Dr E.

D. de.

Meester
…….
.
……..
992

Aantekening:


De Internationale economische ropercussies van
de
toestand
in

Duitsland

………………………………….
994

Internationale

notities:
Hot Amerikaanse plan om voorradon van ,,strategisehe”
grondsto!ton

aan

to

leggen

…………………….
995
IL
Geld-

en

kpitaaimarkt

…………………………..
995

Statistieken:
Bankstaten

……………………………………..
996
Overzicht van
de
opbrengst der RiJksrniddeien

……….
997

In-

en

uitvoer van

België

………………………..
998
De koienpositle van
België
…..

.
998′

DEZER DAGEN

,,Een scheepje in de haven lag”, ter rede van Batavia.
Helaas nog steeds niet gevuld met specerijen. Commis-

sie’s echter zijn er genoeg aan boord: men mag althans

gepeperde gesprekken verwachten. Of het ,,de kabels

los, de zeilen ‘op” spoedig voor een zeilree Indonesië
zal weerklinken? Met twee grote masten op één schip en

drie loodsen aan boord is het moeilijk manoevreren.
,,Sjok, sjok, sjok,’ âchter moeder’s rok”, zo gaan wij
naar…. binnen. Marianne zag haar landskinderen de
weg naai werkplaats en kantoor weer inslaan. De Fransen

zijn te sterke individualisten gebleken om en masse de
‘aanwijzingen van het hoofdbestuur van de ,,Conseil
Général du Travail” oer opheffen of beginnen van sta-
kingen te blijven afwachten. ,,Laat ze pruilen, laat ze

druilén”, schijnt de overheersende stemming te zijn.
Toen capituleerïe de C.G.T. voor de Regering, die in-
tussen een wet op de vrijheid van de arbeid en een

antisabotagevret tot haar beschikking had gekregen.
,,Dat heeft, zoals men denken kan, de ander zeer ver-
droten”.
,,Draai het wieltje nog eens om”. Op de conferentie
te Londen gaatt men voort de voor elk land welhaast
sacrale’ oplossingformu1es voor het Duitse probleem in
wisselende volgorde op te dreunen. De Russische afge-
vaardigde heeft lang en breed gesproken, de overigen
‘hebben het geprobeerd door de kern van hun standpunt
nog eens in. nota’s ‘vast te leggen. Er is geen reden tot een uitnodiging tot handgeklap.

,,Laat doorgaan, laat doorgaan”. Dit is althans in
Londen ter anderer plaatse vernomen. De Verenigde
‘taten hebben een vriendelijk gebaâr naar Groot-Brittan-
nië gemaakt. Er kan geen sprake zijn van ,,interim aid”,
maar wat eens als lening werd toegezegd, mag thans’
worden opgemaakt. De van de grote lening resterende
$ 400 millioen mogen geleidelijk worden opgenomen.
.Was Sir Stafford Cripps hierdoor zo vermurwd, dat hij de belasting op advertentiekosLen van zijn voorganger
heeft laten vervallen? Of was het economisch inzicht?
Waarschijnlijk het laatste, want ,,Engeland is gesloten”.
De Batavierlijn, die haar dienst deze winter moest staken
*egens gebrek aan passagiers, kan het beamen. Eén
man is echter in elk geval naar het buitenland vertrokken:
de nieüwe Minister van Handel, die opnieuw naar Moskou
ging voor handelsbesprekingen.

,,Ik ga naar Amerika, daar is het groot kapellenland”. Het is een begrijpelijk verlangen; het nationale product wordt voor het derde kwartaal van 1947 geschat op een
jaargemiddelde van $ 282 milliard. Hoeveel zal hiervan
aan Europa toevloeien? Nog is de quaestie onbeslist.
President en Congres’ weten het beiden ,,twee emmer-
tjes pompen”, 6ok het nationale emmertje moet vol
blijven. Het overgieten van emmertjes, die aan het
eind beide vol moeten zijn, is één ‘der beruchtste raad-
sèls uit het rekenboek ook al worden ze in de sprookjes-vorm van ,,one world” opgediend.

Ql )

t,
,
BeF’andeling van alle

bankzaken

*

.

,Bezorging van alle

assuraniëii.

R. MEES & ZOONEN
SNCR5 EN ASSURANTE-MAKELARS

AMSTERDÂM

ROTTERDAM

S•GEAVENHAGE
DELFT. SCHIEDA -‘VLAARDIN0gN

Nederlandsch Indische ilandelsbank, N.V.

Amsterdam – Rotterdam – ‘s.Gravenha

Alle Bank. en Effectenzaken

EERSTE NEDERLANDSCHE

Verzekering. Mij. oji het Leven en tegen Invaliditeit N.V.
Gevestigd te’s-Gravenhage

AOMIIISTIATIEKANTOII DOIDIECHT – BELLEVUESTRAAT 2, TELEFOON 5346

‘Personeel s- Pensioenverzekering
verschaft directe fiscale besparing – afschrijving
vn

toekomstige lasten – blijvende sociale voldoening
Vraagt U eens welgedocumenteerd advies aan ons
BUREAU VOOR
COLLECTIEVE CONTRACTEN

GROOTHANDEL

* HEEFT U AL EENS
EEN PROEFNUMMR

AANGEVRAAGD?

Weekblad voor de internationale handel
H. A. M. ROELANTS
-.
SCHIEDASI

GEMEENSCHAPPELIJK INSTITUUT v. TOEGEPASTE PSYCHOLOGIE

met
medewerking der
R.K.
Universiteit en de
Kaih.
Econ.
Hogeschool

Nijmegen. Berg en Dalscheweg 97 – Heerlen, Stationsstraat 59
Tilburg, Wilhelminapark’25. –

Eindhoven. Dommelhoefstraat 8

Arbeidsanalyse

Personeelsselectie

NEDERLANDSCHE BEDRIMSBANK
?

HERENGRACHT 320, AMSTERDAM

TELEF. 35634, 35173, 33454.

S

,•

KAPITAALVERSCHAFFING AAN

NEDERLANDSCHE BEDRijVEN
RAADGEVENDE FUNCTIE BIJ BEDRIJFS.
FINANCIERING

1

“4

GSPE

N.V. KONIt4KL’IJKE

t4EDERLANDSCHE

ZOUTINDUSTRIE

Boekelo – Hengelo

ZOUTZIEDERIJ

Fabriek van:

zoutzuur, (alle kialitei:en)

vloeibaar chloor

ebloorbleekloog

natr.nloog cawtic soda.

10 December 1947

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

983

DE ARTIKELEN VAN DEZE WEEK.

Mr
H. P. van
der Mandele,
De Qrede met Duitsland.

Het is de taak van West-Europa te verhinderen, dat
West-Duitsland door het Oosten wordt opgezogen.

West-Duitsland worde op zodanige w’ïjze bij het

Vesten getrokken, dat allen, ook de Duitsers, er baat
bij hebben. Dit kan worden bereikt door het Duitse grond-

stoffenreservoir in Duitse handen te laten, bijv. door

ntionalisering. Practisch komt het neer op de oprichting

van een ,,Rhine and Ruhr Valley Authority”, die Duits
bezit is, maar onder – Engelse – contrôle staat, welke’

beslist, waar de grondstoffen zullen worden verwerkt.
In deze combinatie kan Benelux een zeker aandeel vragen.

J. Hasper,
De noodoomziening gemeentefinanciën

De Regering is in haar. wetsontwerp ,,Noodvoorzie-
ning gemeentefinanciën” op enkele punten afgeweken
van het rapport van de Commissie-Oud: a) de behoeften
van 1948 zullen worden vastgesteld naar die van vorige

jaren, b) de bijzondere uitkering zal de fluctuaties van
de algemene uitkering volgen, c) het percentage van af-

dracht van”s Rijks belastingen wordt verlaagd van 8,2
tot 7,6 en d)de gemeenten worden ten volle verantwoor-
deIijk voor het bewaren van het herstelde evenwicht.
Tegenovei deze afwijkingen neemt schr. een critisch

standppnt in.

Prof. Mr C.
W. de Vries,
Doodlopende weg.

Aan de Tweede Kamer is ter overweging een ontwerp
van wet ingezonden bestemd tot het treffen van een nood-
voorziening voor de gemeentefinanciën. De Regering volgt
in hoofdzaak het advies van de Staatscommissie. Overge-
nomerj worden o.a. de belastinguitkering en de algemene
uitkering. Met een nadere regeling der bijzondere uit-

kering is de Regering die gemeenten tegemoet gekomen,
die daaraan het meest behoefte hebben. liet is de be-
doeling, dat over 1948 geen tekorten ontstaan. De grote
vraag is echter, of dat het geval zal zijn in 1949 en 1950.

Prof. Dr Ir H. G.
van Beusekom,
Boun’paarkasproblemen.

In Yerschillende landen werd de particuliere woning-bouw vooi’ de oorlog bevoi’derd door de oprichting van

boûwsp aaikassen.
In Nederland zal geleidelijk meer en meer kunnen worden

gebouwd. De moeilijkheid voor de boüwspaarkassen is,
dat haar contracten gebaseerd zijn op voôroorlogse bouw

kosten, die thans ongeveer
1
3 maal zo hoog liggen. De
spaarder komt dus geld te kort. De praktijk heeft nu deze
oplossing naar voren gebracht, dat deze gelden door de
gemeente worden verstrekt of door particulieren onder

garantie van de gemeente.

B. J.
Wijnbeek,
Het traagstuk der detailhandeismarges.

De kostenverschillen bij de detailhandelsbedrijven zijn
iiiet steeds het gevolg van meer of minder efficiency, doch
vinden vaak hun oorzaak, in externe factoren. Vooral bij

vraagstukken met betrekking tot de handelsmarges kan
niet steeds gebruik worden gemaakt van statistische
gemiddelden. Een gedifferentieerde margeverbetering biedt

betere mogelijkheden.

Dr E. D. (le
Meester,
De intenationale economische reper-

cussies van de toestand in, Duitsland.

liet. nieuwe rapport van de Internationale Kamer van
Koophandel geeft wederom een aantal aanbevelingen om
de Duitse volkshuishouding van een vrijwel ondragelijke
last voor anderen tot een nuttig element in de, Europese

en wereldhuishouding te vervormen. De bottleneck voor
de Duitse economie is niet langer het gebrek aan kolen,

doch het gebrek aan transportmiddelen.,

SOMMAIRES.

Mr
K. P.
van der Mandele,
Paix acec l’Allenz.agne.

Une administration de la vallée du Rhin et de la Ruhr
doit être étahlie, appartenant aux Allemands, mais con-
trôlée par les puissances occidentales – l’Angleterre -.

qui décideront oii doivent être employées les .matières

premières allemandes. Ceci signifie uine compénétration’de

l’économie allemande et de Benelux.

J. Hasper,
Les communes et leum’s problèmes financiers

Dans la
$
glementation proposéa sur le ujet men-
tionné ci-dessus, le Gouvernement s’écarte de certaines

suggestions faites par la commission préside par Mr. Oud,
et cet écart est considéré pal’ l’auteur comme désavanta-
geux pour les conmunes., – –

Prof. Mr C.
W. de
Vries,
Les co”inmitnes ei leurs problèmnes
financiers.

,

.

.

Suivant cet auteur, le Gouvernement a dans 1’enembIe
suivi les suggestions de la commission présidée par Mr.

Oud. Néanmoins ii prévoit des difficultés pour les années
1949 et 1950.

Prof. Dr Ir H. G. van Beusekom, Construction ei épargne.

Aux
PaysBas
la différene entre ce que recoivent lës

épargnants et ce ‘ qu’ils doivent actuellement dépenser pour construire une mison doit être fournie soit par les
communes soit par des particüliers sous
la
garantie des

communes.

B.
J.
WiJnbeek,
Marges dans le commerce de détail.

Les différences de cofi,t dans le commerce de détail
n’est pas toujours causée par l’inefficience, mais très
souvent par des facteurs extrinsèques.

Dr E. D. de
Meester,
Les répercussions internationales de
la situatwn économique actuelle de l’Allenmagne.

Suivant un rapport ‘de 14 Chambre Internationale de Commerce le point d’étranglement. en Alleniagne n’est
plus le manque de charbon, mais le manque ‘de transports.

SUMMARIES.

‘Mr
K. P. van
der Mandele,
Peace with Cermany.

A ,,Rhine and Ruhr Valley authority” has to be esta-
blished, belonging to the Germans, but controlled ‘by
Western powers England – who will decide where
German raw materials will be used. In.this construction
‘Benelux can have an active part.

J. Hasper, 1V!
unicipalities and their financial problems.

In the proposed regulation of the above mentioned
subject the Government deviates from some suggestions
,of the commission presided by Mr. Oud. This deviation
is considered detrimental to the municipalities.

Prof. Mr C.
W.
de Vries,.
Municipalities and their finan-

cial problems.
According to this author the Government on the whole has followed the suggestions of the commission presided –
by Mr.. Oud. Nevertheless he forecasts difficulties for th
e.
t

‘y,éar 1949 and 1950. ”

Prof. Dr Ir H. G. van
Beusekom,
Building societies’ problems.

In the Netherlands the differnce between the members’
receipts and their actual building expenses will be sup-plied either by municipalities er private .persons under
guarantee of municipalities.

B. J.
Wijnbeek,
Margins in retad trade.

Diff’erences in costs in retail trade are not always cau-
sed .by inefficienc,’ but often also by external factors.

Dr E. D.
de Meester,
International ‘repercussions of Cer-

many’s present economic pos itiôn.

According to a report of zthe International Chamber of
Commerce the bottlenéI in Germany
5
is no longer
shortage of coal but a lack of transport.

984

ECONOMISCH-STÂTISTISCHE BERICHTEN

10 December 1947
11

DE VREDE MET DUITSLAND.

Na de inval van de Duitsers in ons land en vooral

wanneer wij tijdens de moeilijke oorlogsjaren onze ge-
dachten lieten gaan over de toekomstige vrede en over
de nieuwe verhoudingen, die in de wereld zouden ont-
staan, beseften wij heel goed, dat het met de neutraliteit

voor goed gedaan was en dat de souvereiniteit van de
staten in menig opzicht beperkt zou worden. In de volks-

mond heette het: ,,wij wisten allemaal wel, dat wij dl

onder de Duitsers, d/ onder de Engelsen zouden komen.

Geef ons dan maar liever de Engelsen, want die respecte-
ren tenminste onze geestelijke vrijheid”. Sindsdien is

de oorlog beëindigd en bij de mededingers,
onder
wie wij
uiteindelijk zouden kunnen komen, hebben zich ook nog

de Russen en de Amerikanen gevoegd. Inmiddels hebben

wij echter het hele gezegde uit de oorlog vergeten en wij

realiseren niet meer, dat ook met ons nog steeds iets aan

het veranderen, aan het gebeuren is en dat wij ons er

geen rekenschap van geven, dat het
on,der iemand komen
– al zijn de Duitsers van de baan – nog steeds van kracht
zal’blijken te zijn, wanneer wij niet tijdig de bakens ver-

zetten, 0 dat het ,,onder iemand” een ,,mét iemand”

kan worden. Hiermede willen wij zeggen, dat wij, v66r-
dat wij uiteenzettën, wat ,,onder iemand” betekent, in

de allereerste plaats onze eigen veranderde positie in de

wereld moeten begrijpen, waartoe niet alleen de oorlog,
maar in hoofdzaak de algehele liquidatie van het kolo-

niale en semi-koloniale tijdperk bijgedragen heeft. Hier-

door zijn oude banden geheel of gedeeltelijk verbroken

en zijn nieuwe bindingen en verbonden noodzakelijk
geworden.
**

S

*

De meesten van ons wisten allang v66r deze oorlog,
dat
oeroQeren van iets
een verouderd begrip is, onver-
schillig of het om volkeren of gebieden gaat.
VeroQeren
door iets
(door een ideologie als het communisme bijv.)

wordt door velen als een doel op zichzelf beschouwd,
maar is in feite niets anders dan een middel om tot nieuwe

machtsverhoudingen te komen. Waarop deze nieuwe
machtsverhoudingen echter zullen berusten, dient

duidelijk en nadrukkelijk onder de ogen te worden
gezien.

De Duitsers waren weer eens, voor de zoveelste keer in
hun geschiedenis, op weg om de wereld op de ,,modernste”

manier en zonder wapens te veroveren, toen Hitler, ge-
dreven door zijn eigen en het Pruisische militairisme,

meende oorlog te moeten voeren om de economische,
bloedlozeinvasiepolitiek te consolideren. Het zou ons te
ver voeren om aan te tonen, dat o.i. de Duitsers, ook al
waren zij geen oorlog begonnen, toch nooit de hegemonie

hadden kunnen bemachtigen. Misschien is dit de ,,eeuwige
vloek” die op het Duitse volk rust. Dit neemt echter niet
weg, dat de Duitsers als eersten begrepen heblen, wârop
de moderne machtsverhoudingen gebaseerd zijn. De heer
Schacht heeft dit het eerst economisch geoefend in Oost-
Europa en op de Balkan en 1-litler heeft met zijn ideologie,
zijn vijfde colonne en zijn ,,puppet-governments” een
politieke generale repetitie gehouden, met het gevolg,
dat de Russen dit gedeelte van Europa gemakkelijk van
Berlijn en Moskou uit hbben kunnen overschakelen,
wat hierop neerkomt, dat çle oostelijke helft van Europa
militair, politiek en economisch door Rusland ,,geleid”
wordt. Realiter betekent dit, dat geen der Oost-Europese
landen meer een zelfstandige, economische politiek zal
kunnen volgen, dat zij alle voor de
Russische economie
werken, dat Moskou hun clearinginstituut is geworden,
dat zij hun kapitaalreserves en spaarpenningen niet
kunnen investeren
waar
en hoe
zij willen, dat zij dus feitelijk
in loondienst van Rusland staan, zodat Rusland niet
alleen de economische trustee van Oost-Europa geworden
is, maar dat het tevens de handle bedient, waarmede
economie op politiek overgeschakeld wordt. Op deze

verhouding – en niet op het•communisme – berust de
Russische machtspositie in Oost-Europa.

Misschien vergissen wij ons, maar wij kunnen ons toch

niet aan de indruk onttrekken, dat bij de benadering van
het Duitse vraagstuk niet voldoende rekening is gehouden

met deze totaal gewijzigde verhoudingen in Oost-Europa’
en zodoende ook niet met de directe gevolgen, die deze

voor de Duitse economie hebben. Het lijkt ons, dat velen

nog altijd het Duitsland van 1939 in hun herinnering

houden en menen, dat dit het uitgangspunt kan vormeh
voor een vredestractaat.

Ook de Amerikanen hebben zich tot nu toe geen duide-

lijke voorstelling kunnen maken van de wereld in wording
en hebben
o.i.
veel te veel de nadruk op het commerciële
gelegd, niet alleen in de Pacific, waar zij inmiddels een

bittere ervaring rijker zijn geworden. maar 66k ten op-

zichte van Duitsland. Tot voor kort meenden zij namelijk,
dat men weer in Duitsland
kôn
en
moest
investeren, om
daar een zelfstandig politiek en economisch bolwerk
tegen het communisme op te werpen. Ook zij’ waren
slachtoffer van een ,,fata morgana 1939″ en beseften niet,

dat het Duitsland waarin zij wildeh investeren, aan het

uiteenvallen was. Zijzelf hebben de hoofddeviezenbron
van Duitsland afgetapt; daarna hebben de Russen zich

schadeloos gesteld, hebben industrieën ontmanteld en

hebben fabrieksinstallaties en werkkrachten weggevoerd;

bovendien heeft Polen een flinke hap Duits grondgebied

geannexeerd; door bombardementen is een groot gedeelte

van de Duitse industrie verwoest; millioenen werk-
krachten zijn gesneuveld of oorlosinvalide geworden;
Opper-Silezië, de Oostelijke krachtcentrale, is op Polen

en Tsjechoslowakije overgeschakeld en het Saargebied
heeft vrijwillig de Duitse volkshuishouding de rug toe-
gekeerd. De romp, hoe aanzienlijk ook, heeft âlleen nog
relatieve waarde en biedt pas dan weer nieuwe perspec-

tieven, wanneer hij niet meer in, de lucht hangt, maar een
nieuwe verbinding heeft aangegaan. De krachtcentrale,
waarop het westelijke Duitsland in hoofdzaak zal moeten

draaien, het Rijn- en Ruhrgebied, is Engelse bezettings-

zône en tot nu toe hebben de ,Engelsen nog geen blijk
gegeven van dit onderpand afstand te willen doen, nôch

om het met anderen te willen delen. Weliswaar is de fusie

van de Engels-Amerikaanse zône een feit geworden, maar de
gemeenschappelijke contrôle van het Ruhrgebied laat
nog steeds op zich wachten.

Stellen wij nu de vraag, wat voor plannen Engeland ten

opzichte van het Ruhrgebied koestert, dan kunnen wij zon-der omhaal antwoorden: dezeIfie, die Rusland ten opzichte van Opper-Silezië heeft. Namelijk om het ten behoeve van
de reconstructie van
West-Europa
te gebruiken, zô dat
het romp-Duitsland, wil het eveneens in de grondstoffen
van dit geweldige reservoir delen, eerst
openlijk
en
bewust
een
onderdeel Qan West-Europa
dient te worden.
Dit kan op velerlei manier gebeuren,, maar v66rdat
West-Duitsland de positieve kant kan uitgaan, moet

eerst ,,de weg terug” afgesneden zijn. Op het ogenblik
geschiedt dit door het ontmantelen van de Duitse industrie

in de Anglo-Amerikaanse zône. De Russen, die zelf de
ontmanteling in huti bezettingszône radicaal en consequent
doorgevoerd hebben en die tot nu toe wantrouwend naar
het Westen gekeken hebben, of dit hun voorbeeld zou volgen

en die aarzeling van de Engelsen en Amerikanen’als een

nieuwe voorstoot van het ,,dollar-imperialisme” be-
stempeld hebben, zijn ineens omgedraaid en moedigen
het verzet van de Duitsers tegen de ontmanteling open-.
lijk aan. Zolang Duitsland namelijk nog in staat is ‘om
een
zelfstandige
economie op te bouwen, d.w.z. zolang
Duitsland nog kapitaalgoederen kan maken, waarmede

het de industrialisatie van ,,n’importe quel” land kan bevorderen, heeft het nog altijd troeven in zijn hand,
of beter gezegd zal het nog altijd aspiraties hebben, die’
,,men” direct of indirect zou kunnen ondersteunen of
helpen verwezenlijken.

10 December 1947

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

985

Duidelijkheidshalve willen wij nog eens onderstrepen,

dat het Duitsland van 1939, dat geheel Centraal-Europa beheerste en dat op de wip tussen – Oost en West zat en
een voortdurende bedreiging naar beide kanten vormde,

is verdwenen. De ene helft heeft meer of minder vrijwillig

de weg naar het Oosten gekozen. Of de Russen daarmede

niet het paard van Troje binnen hun muren hebben ge-

haald, zal hun zorg moeten zijn, want de Pruisen hebben

ontegenzeggelijk •eigenschappen en capaciteiten, die hen

als leiders
erier’
,,Oost-Compagnie” bijonder gesçhikt

maken. Voor ons West-Europeanen is op het ogenblik

• alleen van- belang: aan de ene kant te verhinderen, dat

de andere helft ook nog dooi het Oosten opgezogen wordt,
aan de andere kant te bewerkstelligen, dat West-Duits-

land op een
zôdanige wijze
bij het Westen getrokken

wordt, dat
allen, ook de Duitsers,
er baat bij hebben.

Maar men zal wellicht vragen: waarvân zullen de’ Duit-
sers in de.toekomst moeten levert? 1-lun
oaste
en
blijc.’ende
bron- van inkomsten (zoals trouwens van ieder land)
zijn, behalve hun arbeidspotentieel, 1hun
grondstoffen
en
om te beginnen hebbén zij het zelf in hun hand om deze

bron te
Qerhogen
door het opvoeren van hun kolen-, ijzer-

en staalproductie, waarvan zij zeker een gedeelte zullen

moeten exporteren. Daar dit grondstoffenreservoii een
belangrijke basis van. hun nationaal inkomen vormt, moet
dit ook
on000rwaardeljk en uitsluitend Duits eigendom

blij oen,
wat het beste door
nationalisering
gewaarborgd
zou kunnen .worden.
P,ractisch
zou men dit door de oprichting van een ,,Rhine

and Ruhr Valley Authority” kunnen bereiken, die welis-
waar
Duits bezit
is, maar die onder een gemeenschappelijke

contrôle staat,
welke uit zal moeten maken, waar
de grond-
stoffen verwerkt zullen worden. Het recht om de grond-
stoffen van de Rijn- en Ruhrvallei te
dirigeren,
is het
enige
wat Engeland als schadevergoeding van Duitsland zal
eisen; de geleerden schijnen het er alleen nog niet over eens
te zijn, in welke
Porm
het zal geberen. Wij hebben er al
op gewezen, dat van de gemeenschappelijke conti-ôle van
de Ruhr tot nu toe niet eel is gekomen, d.w.z: dat Enge
land deze steeds wist uit te stellen. Er zijn nu tekenen,
die erop wijzen, dat het Ruhrgebied, evenals de ,Saar,
uit zich zelf, en 9rijwillig
aansluiting bij West-Europa zal
zoeken, wat feitelijk op een integratie met Benelux zou neerkomen. Dit zou een lange ,Engelsp bezetting over-
bodig maken en de bezettingskosten verminderen,’ waar-
door een verder beroep op Amerikaanse ,,deelneming”
in de Britse zône vermeden kan worden: Ongetwijfeld
sturen de Engelsen hierop aan. Lukt hun dat, io zullen
zij liever in plaats van de
officiële gemeenschappelijke
contrôle
tot’ een officiël
trading-company
overgaan, die
de grondstoffen van dg Rijn en . de Ruhr verhandelt.
In het Plaatste geval zou Benelux o.i. als schadevergoeding
een aandeel in deze ,,I-Iaiidel-Maatschppij’ moeten eisen.
1-let ligt voor de hand, dat men een groot gedeelte dier
grondstoffen ter verwerking
naar Duitsland zal dirigèren, want .het prodûctievermogen van Duitsland zal ook na
de ontmanteling nog zeer aanzienlijk zijn. Alleen een
dwaas zou de veronderstelling opperen, dat
me7i
Duit-
-land kapot zou
kunnen
en
willen
maken. Wat, men echter
beslit
zal
en o.i. ook
moet
verhinderen, is, dat Duitsland
als
zelfstandig geheel
de rust en de welvaart van ons
wei-elddeel weer gaat verstoren. Wil het als
nuttig
en
ge-
lijkgerechtigd onderdeel
in onze Vest-Europese samen-leving een belngrijke functie gaan vervullen, dan is de

hierboven aangegeven weg de enige, die hiertoe zal kunnen
leiden.
Wij begrijpen nu misschien, waarom de Russen in
Londen zo op het oog een beetjé toeschietelijker zijn. Zij
hopen door het bevorderen van ‘een Duitse
politieke
eenheid
de
econonzische
aansluiting met het’ Westen op
het laatste nippei-tje nog te kunnen verhinderen. Pas
wanneer ht vroegere Duitsland
economisch
verdeeld zal
zijn, zal men het Duitse volk over zijn toekomstige rege-

ringsvorm lateii stemmen, want dan is deze een
zuiner

ihterne
zaak der Duitsers geworden:

In tegenstelling tot de folianten van het Verdrag van

Versailles, zal het komende vredestractaat met Duits-

land geen boekdelen vol paragrafen bevatten. Wnneer

de vrede ondertekend wordt, zal het voor de
buitenwereld

belangrijkste zich al hebben’ voltrokken, zodat men het

als een ,,fait accompli” zal moeten aanvaarden. Voor ons
Nederlanders lijkt, het daarom van overwegend belang,

er ons bijtijds rekenschap van te geven, dat de mars-,

richting ook voor Duitsland
westwaarts
is, zodat wij

niet, mochten wij ons
oostwaarts
keren onder de voeten
wor’den gelopen. Laten wij daarom liever
bewust,
en

leidinggenend
mede in de goede richting marcheren

Of de politieke eenheid
van Duitsland en zijn
economi-

sche Qerdeling
tegenstrijdigheden zijn of splitsingen, die

in het tijdperk der atoomenergie passen; of het uiteen-
vallen van ons continent in Oost en West toch uiteindelijk

de eenheid der tegendelen zal blijken te zijn; of’ het

Duitse volk door het uitmoorden van de Joden de bijbelse
vloek op zich geladen heeft en of zich nu aan hen het
eeuwige noodlot van het Jodendom voltrekt, zijn over-
peinzingen, die eigenlijk niet in,
,
deze kolommen thuis
horen. ,
Eén ding moet ons echter toch nog van het hart: het gaat
op het ogenblik om de allerhoogste inzet. Het gaat om het

yoortbestaan van onze christelijke cultuur, die in een
strijd op leven en ‘dood is gemengd. Eén van de toets-
stenen of deze nog in staat zal zijn om aan de westerse
mens een nieuw ,,vrijheidsideaal’ te geven, zal het vredes-veidrag met Duitsland zijn. Wordt het een eenzijdig-opge-
legd ,,dictaat”, dan heeft
geèstelijk
het Oosten overwonnen:

Wordt het echter de
gezamenlijke belofte,’
dat allen
vrij-

willi-
en doelbewust
van iets afstand doen om zich op een hoger niveau te kunnen verenigen, dan heeft het Westen
de proef doorstaan. Dan heeft Europa begrepen, dat het
alleen door deze verandering van mentaliteit tot de
vernieuwing •kan komen, die de euwige eis van ‘het

Christendom is.
K. P. VAN DER MANDELE.

DE NOODVOORZIENING GEMEENTE-

FINANCIËN.

Het rapport van de Commissie-Oud tot het treffen van
een noodvoorziening voor ‘de gemeentefinanciën heeft de
Regering enige maanden geledén gepubliceerd en om advies
gezonden aan de provinciale besturen. Thans heeft zij een
wetsontwerp ingediend, dat op enkele punten van het
rapport afwijkt.
Twee wijzigingen van ondergeschikte aard, .doch voor de eventueel daarbij betrokken gemeeritert van bijzonder
belang, betreffen: le. de garantie, dat geen gemeente door
de werking van dé nieuwe wet in een minder gunstige
positie zal komen dan in 1947;
2e.
de bepaling, dat wanneer
een gemeente nie,t ten volle van ,haar belastingcapnciteit gebruik behoeft te maken, de korting op de uitkering van
het gemeentefonds slechts voor 50 pCt in plaats van 100 pCt
zal worden toegpast. –
Om de strekking van de wijzigingen van meer gewicht
aan te geven, is het nodig in het kort te herhalen
1),
dat
de gemeenten volgens het rapport van de Commissie-Oud
uit het gemeentefonds behalve een wedde- en belasting-
uitkering, een algemene uitkering zullen ontvangen. Bo-

vendien zullen de niet-zelfstandige gemeenten – en dat
zijn de meeste – een bijzondere uitkering genieten om ze
‘op het niveau van de zelfstandige gemeenten te brengen.
Deze bijzondere uitkering moet de behoeften van 1948

1)
Verwezen wordt naar ,,E.-S.B.’ van 29 October en 12 Novem-
ber ji.

986

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

10 December 1947

• dekken; zij zal in 1949 en 1950 onveranderd worden uitge

keerci. Hel Rijk zal een bepaald percentage (8,2) van dc

opbrengst van een reeks rijksbelastingen aan het gemeen te-
fonds afstaan. Naar gelang deze opbrengst zal stijgen ol

dalen, zal de algemene uitkering hoger of lager uitvallen.
De gemeenten, die nog altijd een eigen, zij het secundair
belastinggebied hebben, zullen’dan mogelijk een redelijk

zelfstandig bestaan kunnen voeren.

De meer belanrijke afwijkingen betreffen de’volgende

punten:
de behoeften van 1948 zullen niet worden vastgesteld

naar de begroting 1948, maar naar die van vorige

jaren;
de bijzondere uitkering zal cle uluctuaties van de alge-

mene uitkering volgen;

het percentage van afdracht van ‘s Rijks belastingen

wordt verlaagd van 8,2 tot 7,6;

de gemeenten worden ten volle verantwoordelijk voor

het bewaren van het herstelde evenwicht.

ad a.
De mededeling van de Regering dat zij niet
principieel van de Commissie-Oud afwijkt. bevat cle

erkenning,’dat er een gradueel verschil is. Om dit aanne-

melijk te maken raken de Ministers van Financiën en van

Binnenlandse Zaken in een eigenaardige gedachtengang

verzeild. Zij zeggen, dat het in het, algemeen op overwegen-

de bezwaren zou stuiten, bij de vaststelling van de bijzon-
dere uitkeringen reeds een prognose te maken ten aanzien

vân de vermoedelijke behoeften voor 1949 en .1950. Zij
achten dit in het kader van deze regeling noodzakelijk
noch passend. Niettemin’ doen zij daartoe het voorstel,
omdat ook zij de eenmaal voor 1948 vastgestelde bijzondere

uitkering levens voor 1949 en 1950 willen doen gelden.
Zij maken dc bezwaren, die er ongetwijfeld toch al zijn,
nog groter door niet de behoeften van .1948′ als basis te
nemen, maar die van 1947 en voorafgaande jaren, welke

nota bene oorlogs- en bezettingsjaren waren. Er zullen

nu naar subjectieve, opvattingen allerlei berekeningen
mo’eten worden opgesteld betreffende het verloop van de

uitkomsten der gemeentebedrijven, de invloed van prijs-
stijgingen, loon- en salarisherzieningen, consolidatie van
leningen met als gevolg hogere i’entebetalingen, enz. enz.,
gegevens, die in de begrotingen voor 1948 kant en klaar
zijn verwerkt. Men komt aldus onvermijdelijk tot een fic-.
Lief en subjectief bepaald bedrag, fictiever en subjectiever

vastgesteld clan de Commissie-Oud wenst. De Ministers
verwijderen zich opzettelijk van de werkelijkheid uit vrees,
dat ,,de gemeenten door een bepaalde voorstelling van
de . begrotingspositie voor 1948 de bijzondere uitkering
zouden beïnvloeden”. Alsof dât niet gemakkelijker zal
zijn aan te tonen, dan een berekening te maken met 1947 en vorige jaren als uitgangspunt. Te dier zake constateert
de Regering elders in de Memorie van Toelichting, dat
van die jaren, als gevolg van de mutaties in de belasting-
opbrengsten geen betrouwbare gegevens beschikbaar zijn.
De gehele toelichting ,,rammelt”, omdat de Regering de

goeçle motivering van de Commissie-Oud wil behouden,
maar in stri,ict daarihede gaat handelen.
De hardefeiten trekken zich ten slotte van redeneringen
niets aan. Het gaat hiet’ om de vaststelling van bedragen,
die bepaalde gemeenten nodig hebben om te komen 01)
het niveau van de andere gemeenten, die met de wedde-,

belasting- en algemene uitkering wel kunnen uitkomen.
Worden hij de vaststelling van de bijzondere uitkering
fouten gemaakt, dan wordt aan de loyale uitvoering van
het stelsel afbreuk gedaan en blijft men zeker in cle misère
zitten.

ad b.
In afwijking van het voorstel van de Commissie-
Oud zal ook deze bijzondere uitkering aan de fluctuaties
van het fonds onderhevig zijn, wanneer de middelen
ruimer of trager vloeien. Aangezien in de bijzondere uit-

kering een vergoeding voor de afschrijving op de crisis-

tekorten is begrepen, zal – hij het achterblijven van de

middelen – ook op deze bedragen v,’orderi gekort, zodat

de.betrokken gemeenten, in strijd met uitdrukkelijke toe-
zeggingen van de Regering bij het opstellen van een dek-

kingsplan tot delging van oude tekorten, niet in staat

zullen zijn dat plan te effectueren. Omgekeerd zullen deze

gemeenten hij’ ruimere ontvangsten van het fonds voor

dat delgingsplan een hogere uitkering genieten dan sti’ikt
noodzakelijk is. Een en ander kan worden voorkomen door

het delgingsbestanddeel van de algemene tiitkering niet
in de fluctuaties te betrekken.
ad c. Zoals bekend zullen de gemeenten een aandeel

krijgen in de opbrengst van een aantal rijksbelastingen

met een voorlopig geraamde opbrengst van f 2.170.700.000.

De Commissie-Otd berekende, dat ‘daarvan 8,2 pCt of

f178.200.000, aan het gemeentefonds ten goede zou

moeten komen. In ,,Economisch-Statistische Berichten”

van 15 October 1947, hlz. 820, schreef Prof. Mr C. W. de

Vries reeds, dat dit percentage wl eens lager zou kunnen

worden vastgesteld in vërband met een accres in de


helastingopbrengsten. Wanneer nu de behoeften van de gemeenten woiden berekend naar de afgelopen jaren en

het accres, blijkende uit een herziene raming van de

middelen dl l)ij voorbaat wordt .geschrapt, is het wel
zeker, dat de gemeenten te kort zullen komen. De er-

varing leert, dat bij een geleidelijke daling van de waarde
van het geld, dus bij stijgend prijsniveau, de openbare

lichamen onmiddellijk met hogere uitgaven worden ge-
confronteerd, en dat de hogere ontvangsten eerst één of

twee jaren later in de kassen vloeien. Wordt nu het

bedrag van deze hogere raming, voorzover zij niet te danken
is aan een wijziging van de belastingwetten, adn de ont-
vangsten onttrokken, dan raakt men nog’een fase achter,
wat zich in elk van de komende jaren opnieuw zal wreken.

Is de Regering – ten onrechte – bevreesd, dat het

gemeentefonds te ruim zal worden gevoed, dan zal de
hogere opbrengst in ieder geval voor de gemeenten moeten

worden gereserveerd, bi.j’. in een egalisatiefonds. Dit
accres komt zeker niet toe aan het Rijk.

– Daarnaast zal het aanbeveling verdienen de nietiwe

bepaling, dat de extra-opbrengsten van vroegere be-
lastingjai’en niet aan het gemeentefonds ten goede zullen
komen
;
nog eens na te gaan; voorkomen moet worden,
dat achteraf bli,jkende hogere opbrengsten van 1948 hijv.
in 1950 aan het-fonds worden onthouden.

ad d.
Bij het verschijnen van’ het rapport van de

Commissie-Oud he,bben de gemeenten gejuicht over het
feit, dat een groot deel van de opbrengst van het tijdens
de bezetting van de gemeenten ontnomen belastinggehïed aan haar zal worden vergoed. Zoals bleek, zal daarop niet
meer in voldoende mate mogen worden gerekend. Niette-
min zullen de gemeenten, zoals de genoemde Ministers
het zeer positief in de Memorie van Toelichting op het
wetsontwerp stellen, vöor nieuwe tekorten de volle ver-
antwoordelijkheid moeten dragen. Men weet wat dal w’il
zeggen: verscherpt toezicht en als ultimum remedium de
Regeringscommissaris.
Welke middelen staan de. gemeenten nu ten dienste
om dit gevaar af te wenden? Bezuiniging en belasting-
verhoging. Nu weet ieder uit het naaste verleden, dat
men met bezuinigen niet ver komt, wanneer geen ambte-
naren worden ontslagen en geen loon- en salaaisverlagingen
worden toegepast. Natuurlijk kan ‘men
,
00k siibidies
aan cultuurinstellingen en gezondheidsdiensten.schrappen,
maar dat ondervindt allemaal bezwaren, waarvan er
één wel is, dat rijksorganen de uitbreiding van die voor-,
zieningen hebben gestimuleerd. Ontelbare malen werden
aan instellingen hogere subsidies in uitzicht gesteld mits de betrokken gemeente haai’ subsidie in gelijke mate zou,,
verhogen, c.q. geldelijke ondersteuning zou gaan ver-
lenen. Nu kan het Rijk w’el zeggen: ,,ik kap het af” maar

10 December 1947

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

987

de gemeenten zitten plaatselijk met ‘moèilijklieden, die

de om-Haagde departementen niet kennen. De gemeenten

ontmoeten de harde realiteit, de departeiÏenten’behande-

len. dossiers. Van..hct afstoten van crisisdiensten, zoals
het Rijk die kenten van massaal ontslag van ambtenaren

kan bij de gemeenten uiteraard geen sprake zijn en van
de kans op loon- en salarisverlagingen kan wel helemaal

gezwegen worden.
Het andere middel is: belastingverhoging. Inderdaad

is aan de gemeenten nog een beperkt eigen belastingge-
bied overgelaten, waarvan génoemd kunnen worden cle
vermakelij kliedenbelasting en cle hondenbelasting; voorts
enige retributies, zoals markt-, precario-, school- en leges-

gelden, straatbelasting; en ten slotte de bedrijfstarieven.
Een verhoging van markt-, precario- en legesgelden
kan uit fiscaal oogpunt niet veel betekenen. De normen
van de schoolgelden woi-den tegenwoordig ook al door het

Rijk vastgesteld en daarnaar geheven, zodat hier niet
veel veren meer te plukken zijii. De straatbelasting brengt

in dorpen met veel aanslagen onbebouwd” meer kosten
dan baten mee, terwijl zij’ in de grote gemeenten soms

al naar hogere bedragen wordt geheven dan zelfs van

noodlijdende gemeenten werd geëischt.
Met betrekking tot de hedrijfstarieven zijn de gemeenten

gcbondcn aan normen van de prijsbeheersing. Overigens

hebben de gemeentebesturen voor hoge winsten weinig
dank geoogst. De Voorzitter van de Staatscommissie

voor cle gasconcentratie heeft reeds vele malen verklaard,
dat de gemeenten deze bedrijven eigenlijk niet moesten
exploiteren, omdat zij terwille van de winst de gasprijzen
niet- wilden verlagen, waarvan het gasdebiet schade
ondervond en met betrekking tot de electricïteit kan men
ook reeds klanken van deze aard horen. Bovendien ver-
gete men’niet, dat deze bedrijven een economisch aantast-

baar monopolie bezitten.
Bi.I cle overweging van deze serie mogelijkheden wordt
het duidelijk, dat in deze halmen niet veel meer zit, zodat
het gemoentelijke werk neerkomt op het clorsen van stro.
Toch is de. Commissie-Oud er optimistisch van uitgegaan,
dat misschien hier of daar nog een gi’aantje zou kunnen
worden weggepikt. Wel wist zij, als ieder ander, dat
9
1)
grond ‘van de langdurige zgn. noodlijdendheid het plafond
overal was bereikt, doch misschien heeft zij wel gedacht,
dat hiji’. in de vermakelijkhedenhelasting nog iets zou

kunnen zitten.

Maar ook dit laatste graantje zal (to gemeentelijke
ze
tf
s
t
an
di
g
heid,i die cle Regering roemt en die enige

armslag eist,,.niet kunnen vdeden. Bij circulaie van de

Minister van Binnenlandsche Zaken van 19 November ji.
aan de gemee’ntebesturèn, wordt voorgeschreven, dat deze

belasting, die normaliter 20 pCt van de netto-ontvangsten

beiraagt
(‘/6
van de bri.ito-entreeprijzen) als regel 50 pCt
moet worden. Dat wil zeggen, dat een ondernemer, die f 1 per. plaats moet vragen om uit te komen, het entree
vooi’taan op f 1.50 moet stellen. De fiscus kan dan een
derde van de bruto-prijs ontvangen, Dit percentage’ zal
moeten worden gevraagd van sensationele voorstellingen
(operettes, revues, kermissen, wedstrijden met wedden-

schappen ed.) en

gemiddeld
45
pCt van bioscodpvoor-

stellingen. Voor sportwe’dstrijden zonder weddenschappen
e.d. blijft het 20 pCt. Ik wil hierop thans niet’ ingâan,
met name niet op de culturele of sociale zijde van het
probleem, al is de verleiding oni te wijzen op het belang
van ontspanningsmogelijkheden voor samenhokkende
gezinnen in deze tijd van nijpend w’oningtekort groot.
Ook wil ik slechts even aanroeren, dat de hogere heffing van kermisvermakelijkheden zal tegenvallen om velerlei
reden, die ik hier niet alle wil noemen, met uitzondering
van deze, dat de hogere belasting een tenminste even-
redige verlaging van de pachtprijzen tengevolge zal hebben.

Maaj’ dat is voor )

ret onderwerp, ‘dat ons thans bezig
houdt, onbelangrijk. Van betekenis is, dat bij het vast-
stellen van de uitkeringen Uit het gemeentefonds bij.voor-.

baat met cle potentiële hogere heffing rekening wordt

gehouden. Geven de ‘gemeenten aan de wenk van de
Regering geen gevolg, clan woi’dt het naar haai’ oordeel

te weinig geheven bedrag als niet-gebruikte belasting-

capaciteit beschouwd, zodat deze som van de uitkeringen

wordt afgetrokken, of liever: wegens de werking van de

clausule betreffende een percentsgewijze korting zal een

hogere som op de fondsuitkering in mindering worden

gebracht. De gemeenten hebben dus geen Iceus en zij
zullen deze middelen tot de door (te Regei’ing hij circulaire

voorgeschreven c.q. nog nndei’ vooi’ te schi-ijyen normen

moeten opvoeren.
Maar dat wil tevens zeggen, dat ei’ daarna geen moge
lijkheden meer zijn en dat, na de ini’erkïngti’eding van
de wet, zulks in afwijking van het advies van de Commissie-

Oud, de belaslingexpansic ‘nihil zal zijn. P
at houdt in,

dat geen zelfstandigheid wordt hereven, al worden de
w’oorden van de Commissie-Oud overgenomen. Nog meer

dan om de wijziging zelf, gaat het om de intentie, die achter

de verandei’ingen schuilt. 1-let zou wenselijk zijn, dat
,

Regering zich bij de behandeling van het wetsontwerp

in de Staten-Generaal omtrent deze intentie vei’klaai’t.
Hoe het zal moeten gaan met de financiering. van
eventuele salarisverhogingen, waarin dc gemeenten het
Rijk mogen (moeten) volgen, .me.t de nog niet geregelde
politieverzekei’ingen, of met terugvorderingen van het
Rijk wegens in het verleden te veel ontvangen voor-
schottep – het gaat, in heide gevallen om millioenen,
waar het gemeentelijk beleid niet hij te pas komt ‘ is
een raadsel.

Toch meent de Regering de verscherpte eis van volledige
verantwoordelijkheid te moeten stellen, omdat het kijk,
ondanks de buitengewoon moeilijke financiële omstandig-heden, waarin het zelf verkeert, bereid is de nodige gelden
in een nieuwe vorm te geven om de gemeenten financieel
te helpen. Over dit offer vân ‘s Rijks kas, dat nog steeds
kleiner is dan dat van de gemeentekassen aan het Rijk,

schreéf ik echter nog onlangs
2)
De ‘Regering moge

hopen, dat het -doel zal worden hei’eikt; de gemeenten
zullen ‘vegns cle algemene verarming, waaronder ons land
gebukt gaat, aan een béroep van de Regering’orn de uiterste
soberheid te betrachten, gevolg moeten geven, doch, er van
uitgaan, dat cle gemeentefinanciën met deze regeling
gezond zijn gemaakt, zal tot even grote desillimsies leiden
als men na de instelling van het werkloosheidssubsidiefonds.
en het werkfonds heeft ondervonden.
‘Al wat men van het rapport van de Conimissie-Ouci
afknabbelt, hetzij reeds bij de wet, hetzij hij liet binnens-,
kamers vaststellen van de subjectieve bijzondere bijdrage,
zal het doel schaden. De gemeenten juichen al niet meer.
Het applaus verstomt;.de enige die binnenkort nog klapt
is het departement van Financiën. Voor zich” zelf.

Rotterdam.

, .1. HASP.ER.

) Belangstellenden iiloge ik verwijzen naar mijn artikel ,,Voor-
zichtig vertrouwen” in ,,E.-S.B.” van LC November ji., blz. 901.

DOODLOPENDE ‘WEG.

De Regentes tekende te Londen op 21 November 1947
de Koninklijke Boodschap, waarmede aan de Tweede
Kamer der Staten-Generaal ter overweging een ontwerp
van wet werd ingezonden, bestemd tot het treffen van
een noodvoorziening voor de gemeentefinanciën. Het

advies der Staatscommissie, dat in hoofdzaak werd over-
genomen, was einde Juli getekend, maar de arnbtswisse-
ling aan het departement van Binnenlandse Zaken,’ het
nadem’ i’aadplegen van dé Gedeputeerde Staten en het
interdepartementaal overleg vorderden zo veel tijd, dat,
toen de stukken ter griff ie van de Tweede Kamer werden
ontvangen, slechts aldaar verhoogd iverd de stapel stuk-ken, die, niet meer vOOr Kerstmis 1947 in de afdelingen
der Kamer zo tijdig onderzocht waren, dat zij konden

”’t

988

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

10 December 1947

leiden tot een Voorlopig Verslag 1947. De parlementaire

tijdrekenkunde der Regering heeft gefaald, want in de Me-
morie van Toelichting wordt de gedachte aangetroffen, dat het psychologisch hoofdmoment van de gehele regeling is:

het herstel, dadelijk met ingang van 1948 van de (nieuwe)
financiële zelfstandigheid en de daarmede gepaard gaande
eigen verantwoordelijkheid van de gemeenten. De niet-

financieel-zelfstandige gemeenten zullen echter van deze

schok naar zelfstandigheid bij de jaarwisseling niets
bemerken.

Het bepalen van de bedragen dei bijzondere uitkeringen

zal nu geschieden binnen zeer korte tijd na het totstand-

komen van de wet, dus wanneer het jaar 1948 reeds ver
is gevorderd.

**
*

De burgemeester- en secretaris- jaarwedde-uitkering,

de belastinguitkering en de algemene uitkering zijn uit het
Verslag der Staatscommissie door de Regering overgeno-

men. Bij de belastinguitkering hangt het door elke ge-

meente te ontvangen bedrag nog af van regels bij A.M.v.B.

te stelleh. Hier moet nog een slag geleverd worden ter
bepaling van de klasse (bijv. berekend naar het aantal

inwoners?) waarin de gemeenten worden ingedeeld.

De Regering is tegemoet gekomen aan de wens, .00k door

enkele Gedeputeerde Staten geuit, om de korting op de
belastinguitkering op te heffen voor gemeenten, die haar
belastingcapaciteit niet volledig gebruiken. Doet een ge-

meente afstand van een deel van haar eigen inkomsten,
dan moet zij naar evenredigheid minder uit het gemeente-

fonds ontvangen. Nu is echter de verhouding tussen de
eigen heffing en de fondsuitkeringen ongeveer als 3 tot
5. Wordt een gelijke korting toegepast, dan bestaat de

vrees, dat een overigens veratwoorde verlaging van een
eigen belastingopbrengst wordt nagelaVen, omdat dit een

gelijke korting op de fondsuitkering ten gevolge heeft.

Daarom heeft het regeringsvoorstel de korting op de

fondsuitkering afgezwakt, teneinde het voor de gemeente-
besturen gemakkelijker te maken een eigen. belastingver-
laging in te voeren.
Met een nadere regeling der bijzöndere uitkering is de

Regering die gemeenten tegemoet gekomen, die het meest
behoefte hebben aan die bijzondere uitkering. Op het
moment van-de vaststellihg staan de algemene en de

bijzondere uitkering los van elkaar. Zij worden afzonder-
lijk berekend. Is deze berefening afgelopen, dan wordt
het bedrag der uitkering als inkomst der gçmeente te-
amen gevoegd. Krachtens art. 4 der wet worden dan de
uitkeringen, bedoeld in art. 2 onder b (de algemene uit-

kering) en ook, naar het nieuwe voorstel der Regering,
die onder d (de bijzondere uitkering), naar gelang de
middelen van het fonds zulks noodzakelijk maken, te-
zamen verlaagd en verhoogd. De rijksmidde]en, waarvan
een vast percentage aan het fonds wordt toegeschoven,
kunnen immers over 1949 en 1950 dalen of opkomen. Nu

mag de bijzondere uitkering vooral voor een arme gemeente
niet verstarren. Had de Regering dit nieuwe voorstel
niet gedaan, dan zoude de gemeente, die in bijzondere
mate leeft van de bijzondere uitkering, nooit een accres

in haar inkomsten langs de weg dezer bijzondere uit-
kering kunnen beleven. Dooi deze nieuwe bepaling is de

Regering weder een stapje verder gegaan in de objectie-vering van de gehele regeling der uitkering.
Het bedrag van de bijzondre uitkering, dat hoger en lager kan worden gesteld in verband met de behoeften

der gemeenten, voorzover deze door het Rijk worden
erkend, beheerst het percefltage van de rijksmiddelen,
hetwelk ten bate van het fonds zal komen. De Règering
draagt nu aan de Tweede Kamer voor een bedrag van 7,6
pCt, terwijl de Staatscommissie 8,2 pCt had berekend.
Zulks staat niet in verband met een lager berekende bij-
zondere uitkering, maar met de oplopende raming der
rijksmiddelen. Dit laatste proces is nog niet gestuit, zodat

het mogelijk is, dat op grond daarvan het percentage
nogmaals’zal worden verlaagd.
Maar er zijn ook factoren werkzaam, welke verhogend

werken op het tenslotte in de wet op te nemen percentage,

daar immers nog – wij zouden zegn – ,,slag moet

worden geleverd” over de toelaatbare uitgaven of be-
hoeften der niet-zelfstandige gemeenten, welke een maat-

staf zijn voor de hoegrootheid van de bijzondere uitkering.

Het is de bedoeling het percentage z6 hoog te stellen,
dat over 1948 geen tekorten behoeven te ontstaan. Maar

nu mogen de gemeenten ook de uitgaven niet opschroeven.
Inhet antwoord van B. en W. van Rotterdam op het

Centraal Verslag van de raad over de gemeentebegroting
voor Rotterdam wordt reeds gedoeld op een begroting

van het percentage van afdracht uit ‘s Rijks belastingen

met de volgende suggererende woorden:

De vraag hoe een eventuele sterke stijging van uitgaven

tengevolge van wederopbouw en een natuurlijk accres in

1949 en 1950 moet worden gefinancierd met een voor 1948

gefixeerd bedrag, is thans nog niet te beantwoorden. De
gmeenten mogen er op grond van de noodoplossing van
de commissie-Oud van uitgaan, dat indien de rijksbelas-

tingen mêer zullen opbrengen, ook de algemene uitkering
zal stijgen. Zou worden geconstateerd; dat de uitkeringen
in alle gemeenten onvoldoende zijn om de behoeften te

dekken, dan zal een verhoogde uitkering b.v. door herzie-

ning van het percentage van afdracht van ‘s rijkg belas-
tingen aan het gemeentefonds mogen worden verwacht.

Men is er met de tegenwoordig bekend gemaakte begroting

nog niet af. De uitgaven over 1948 zullen nog stijgen. In

het bovengenoemde antwoord van B. en W. van Rotter-dam wordt reeds gesteld:

Burgemeester en Wethouders moeten er op wijzen, dat
in de concept-begroting nog nieuwe uitgaven zullen moeten
worden opgeromen, waartoe bij nota van wijziging de

nodige voorstellen zullen worden gedaan o.a. over de
verdere doorwerking van de loon- en salarisverbeteringen,

waartoe het besluit reeds genomen is en binnenkort nog na-

der besloten zal moeten worden. Ook deze uitgaven zullen bij
de berekening van de behoefte van 1948 voor de uitkering
uit het gemeentefonds moeten medetellen.
,
Het is, wel
zeker, dat de gemeente in de komende jaren ook nog zelf-
standig maatregelen zal moeten nemen en waar mogelijk

op verhoging van inkomsten en verlaging van de uitgaven
bedacht moet zijn, wil de gemeente de voor 1948 beoogde toestand van evenwicht in de beide volgende jaren kunnen
handhaven.

De grote vraag blijft, of niet over 1949 en 1950 nieuwe

tekorten zullen ontstaan. De rijksuitkering staat voor
1948, 1949 en 1950 vast. Zullen ovr 1949 en 1950 de

gemeentelijke middelen de gemeeLtelijke uitgaven kunnen
opvangen? Dit zal ook afhangen van het al of niet op-
lopen van de kapitaaldienst der gemeenten. Stijgt de kapi-
taaldienst sneller dan de aflossingen normaal de totale
gemeenteschuld doen dalen, dan ontstaan hier nieuwe

verplichtingen, die de normale dienst der gewone uitgaven
ongunstig beïnvloeden. En zullen er niet nieuwé extra
uitgaven zijn?

**
*

De weg der Staatscommissie is door de Regering ge-
volgd. Het is een weg vooi 1948, 1949 en 1950. Aan het
begin van deze weg ware te plaatsen het bordje: dood-
lopende weg. Het Gemeentefonds is zo groot geworden,
dat de fouten van elke ,verdelingssleutel de subjectieve
bijzondere bijdragen noodzakelijk maken. Een Gemeente-
fonds is noodzakelijk, maar het is topzwaar geworden De Regering wijst nu zelf nôg met nadruk op het even-
tueel toch nog toepassen van de wet van 22 December
1933, S. 715, tot regeling van de Rijksonderstand. Is dit
niet op zichzelf reeds een bewijs, dat deze, thans getroffen
regeling niet verder moet worden doorgezet dan tot en
met 1950?

10 December 1947

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

989

De nieuwe bepaling omtrent de garantie aan de ge-

meenten van hetgeen volgens een vroegere regeling werd
uitgekeerd, is zo met de gehele regeling der financiële

verhouding in overeenstemming, dat hier van iets

nieuws niet kan worden gesproken. Blijkbaar is de nieuwe

bepaling in overeenstemming met w’at de Staatscommissie

ook heeft bedoeld.
C. W. DE VRIES.

BOUWSPAARKASPJOBLEMEN.

Het Europees Congres voor het bouwsparen, dat van

6 tot 8 November jl. te Brussel is gehouden, vestigt weer
eens de aandacht op de positie van de Nederlandse bouw-spaarkassen in de na-oorlogse samenleving.

De laatste internationale samenkomst op het gebied
van het bouwsparen was het Congres te Zürich in Sep-
tember 1.938. Dit Congres vormde intussen geen eenheid.

Enerzijds waren in groter getale Engelsen en Ameri-
kanen aanwezig, voor wie de Building Societies eigenlijk

financieringsinstituten voor het verkrijgen van eigen wo-

ningen zijn. De Building Societies hebben niets meer, dat

herinnert aan de oude collectiviteit van eenvou’dige spaar-

ders, die gezamenlijk hun spaarpenningen in een kas
stortten, waaruit elk naar toerbeurt de som voor het
bouwen van een eigen huis ontving. Zij ontvangen slechts
gelden van willekeurige spaarders en ook uit tal van

andere bronnen en verstrekken daarmede hypotheken
voor woningbouw aan alle solvabelè gegadigden, die
geenszins spaarders bij de kas behdeven te zijn. Naar
Nederlandse ‘begrippen is een Building Society een com-
binatie van een spaarbank en een hypotheekbank, welke

alleen deze sociale strekking heeft, dat aan gégadigden

voor
digen
woningen ongewoon hoge hypotheken – tot

90 pCt en meer – wordcn verstrekt.
De andere deelnemers in Zürich waren veel Duitsers

en Zwitsers, enkele Oostenrijkers, die inmiddels ook Duit-
sers waren geworden, en voorts enkele Fransen, Belgen
en Nederlanders. In de laatste drie landen stonden de bouwspaarkassen nog in hun ‘eerste begin. In al deze
landen hebben de bouwspaarkassen een soortgelijke oor-

sprong – de Engelse eigenlijk ook, maar deze ligt ander-halve eeuw vroeger – namelijk de -collectiviteit. Spaar-
ders en woningbouwers zijn oorspronkelijk aezelfde per-

sonen. Ieder, die begint te sparen, krijgt na een kortere of
langere wachttijd het nodige kapitaal om een woning
te bouwen. De meeste kassen zijn ook renteloos, d.w.z.
voor de gstorte spaargelden wordt geen rente vergoed,
en voor de na dé wachttijd verstrekte hypotheek behoeft
g’een rente te worden betaald.
‘In Duitsland ontstond reeds vroeg de behoefte om ter
verkorting van de wachttijd gelden in de kas op te nemen

van spaayders, die wel aan het goede doel willen mede-
werken, doch geen aanspraak maken op een crediet voor
het bouwen van een woning. Typerend voor de collectieve gedachte is, dat men deze gelden ,,Freundgelder” noemde.
Hier stuit men echter reeds aanstonds op het probleem
van de renteloosheid. Immers, men kan geen spaargelden
van anderen aantrekken, indien daarvoor geen rente
wordt vergoed. En men kan geen rente vergoeden, wan-
neer de uitgezette hypotheken geen rente dragen.
Naast het ,,Freundgeld” komt geleidelijk het ,,Fremd-
geld”, waaronder worden verstaan op de vrije markt
geleende kapitalen, die de geldmiddelen der kas moeten
verstrekken, de wachttijd verkorten en de gelegenheid
tot het verstrekken van hypotheken vergroten.
Tenslotte komt men ‘tot het systeem van het geheel Vrije sparen, waarbij de kas twee soorten deelnemers

heeft, nl.:
niet-bouwende spaarders, die niet anders dan een
gunstige en veilige belegging voor hun spaargelden wensen;
gegadigden voor een eigen woning, die bij de kas
hun bouwkapitaal als hypotheek opnemen.

Behalve in Engeland en de Verenigde Staten bestaat
deze vorm van bouwspaarkassen tegenwoordig ook in
Zwitserland, waar men in 1935 de weg van de renteloze

collectiviteit naar het rentedragende stelsel heeft gevonden,

dat de mogelijkheid biedt op de vrije markt gelden op te
nemen en de wachttijd te beheersen en vaar men zich

tijdens de oorlogsjaren de weg naar het vrije bouwsparen

heeft bevochten.
Op het thans te Brussel gehouden congres bleek, dat de
toegewezen hypotheken op spaarcontracten steeds ge-

ringer in aantal worden, terwijl de hypotheken uit vrije
geldmiddelen toenemen. Eén van de grootste kassen, de

,,Kobag” te Basel, vermeldt bijv. de volgende bedragen
aan toegekende hypotheken (in millioenen franken):

1943 1944

1945

hypotheken op spaarcontracten

8,5

6,8

5,2

hypotheken uit vrije geldmiddelen

4,9

7,4

7,6

13,4 14,2

12,8

Enkele kassen hebben hun laatste contract reeds afge-

wikkeld.
Toen deze ontwikkeling zich in 1941 begon af te te-

kenen, schreef de Vakgröep in Berlijn, die het Duitse

bouwspaarwezen grondig geruïneerd had, in haar orgaan:
,,Einde van het bouwsparen in Zwitserland”. Het was
echter alleen’ het einde van het gebonden collectieve stelsel.

De weg naar het vrije bouwsparen was in Zwitserland

geopend.
In Oostenrijk streeft men, zoals op het Congres te
Brussel duidelijk bleek, bewust een soortgelijke ontwik-
keling na. Met Engeland en de Verenigde Staten en thans

ook Zwitserland als voorbeeld streeft men naar een be-
vrijding van de bouwspaarkassen uit , de collectiviteit,
welke ongekend grote financiële krachten voor het weder-

opbouwwerk vrij zal maken.

Nederland telde in 1938 nog slechts één belangrijke
bouwspaarkas, de ,,Rohyp”, en vooMs een aantal kleinere.

Alle huldigdn nog het renteloze stelsel.
De Commissie uit het Nederlandse Instituut voor Volks-
huisvesting en Stedebouw, die in 1943 een rapport over de
bouwspaarkassen uitbracht; adviseert nog tot vrijlating

van het renteloze stelsel, gezien de grdte propagandistische
waarde daarvan. De Staatscommissie, die in 1946 haar

rapport publiceerde, gaat verder. De door haar• ont-
worpen wettelijke regeling beoogt het renteloze’ stelsel

te verbieden.
Op de argumenten gaan wij hier niet in den brede in.
De voornaamste zijn wel, dat het bij het renteloze stelsel

niet mogelijk is, door het opnemen van vreemd geld
regelend op te treden, ten aanzien van de duur van de
wachttijd waardoor deze bij wisselende, conjunctuur sterk

kan variëren. Dit betekent dus voordeel voor de spaarders,
die snel aan de beurt komen, doch nadeel voor hen, die
langer moeten wachten. Bovendien moeten de administra-
tiekosten, daar geen marge tussen debet- en creditrente
aanwezig is, waaruit deze kunnen worden voldaan, door

heffingen van de spaarders worden verkregen, die weer zwaarder drukken op hen, die het langst’ op toekenning
van een voorschot moeten wachten. Om deze en nog tal
van andere redenen gaat de ontwikkeling in alle Europese

landen in de richting van de rentedragende kassen. Of
om met Dr Schöb te spreken, die te Brussel de renteloze
kassen scherp heeft veroordeeld: ,,een renteloze bouw

spaarkas kan niet blijven bestaan in een land, waar
geplaatste gelden ‘rente dragen. Een dergelijke kas is
daar een ,,Fremdkörper”, dat in den beginne misschien
veel bijval ondervindt, maar op den duur, wanneer de
ledenwerving bezwaren gaat opleveren, voor grote moeilijk-

heden komt te staan”.
Ook in Nederland bewegen de bouwspaarkassen, hoewel
erg achteraan, zich toch in deze richting. Een tekenend
voorbeeld is, dat de ,,Rohyp”, die ook thans nog verre

990

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

10 December 1947
11.

en verre de grootste kas is, zich, in deze richting heeft

omgeschakeld. En dit nog wel bndanks het feit, dat

tijdens de bezettingsjaren het renteloze stelsel de kassen

voor grote verliezen heeft bhoed.. Immers, de kassen

hebban thans enige jaren achter zich, gedurende welke
zich in grote getale spaarders aanmeldden, die niet alleen

hun verplichte stortingen verrichtten, maar bovendien
grote bedragen extra stortten,
terwijl
er niet kon worden
gebouwd en dus vrijwel geen hypotheken konden worden

verstrekt. Hadden,de kassen toen rente moeten vergoeden,

dan waren zij voor enorme uitgaven komen te staan,
‘vaar geen in koms ten. tegenover stonden.

Desondanks wei’idt de ,,Rohyp” zich thans van het

renteloze stelsel af, doch haar voorbeeld wordt niet door

de andëre kassen gevolgd. Integendeel,, deze voeren

iiiomenteel een krachtige propaganda voor het renteloze
stelsel, welke vooral tot uiting komt in de benoeming

door de ‘akgroep van een studiecommissie, die binnenkort een rapport zal dôcn verschijnen, waarin stelling genomen

wordt tegen het standpunt van de Staatscommissie tegen
over het renteloze’ stelsel.

Op het ogenblik is de toestand in Nederland zo, dat

geleidelijk weer zal kunnen worden gebouwd. De grote
moeilijkheid is echter gelegen in de sterk gestegen bouw-
kosten. /

De bouwspaarcontracten zijn gebaseerd op de voor-

oorlogse bouwkosten, terwijl het bouwen van een nieuwe

wonihg thans ten minste 350 pCt daarvan kost. Op deze voet is bouwen dus niet mogelijk, omdat het uitgesloten
is, dat de contracten tot dit peil zouden worden verhoogd.

De Financieringsregeling 1947, die aan particuliereh het bouwen van woningen mogelijk wil maken, onder-
scheidt een rendabel en een niet-rendabel deel van de

stichtingskosten. Van het laatste vergoedt het Rijk ge-durende 10 en eventueel 15 jaar de rente, terwijl na die tijd een uitkering ineens zal plaats hebben.

Neemt men voor de bouwspaarders aan, dat de con-

tractsom voldoende is om het rendabele deel van de

bouwkosten te dekken, dan gaat het dus om de vraag,
waar het niet-rendabele deel kan ‘orden gevonden. Do

bouwspaarkas kan deze gelden niet leveren; omdat deze
daarvoor geen middelen heeft. De spaarder moet ze dus
elders vinden.

De practijk ‘heeft nu’
,

deze oplossing naar voren ge-
bracht, ‘dat deze gelden door de gemeente, worden ver-
strekt of dooi’ particulieren onder garantie van de ge-
meente.

In de zuidelijke provinciën is eerstgenoemd stelsel naar
voren gekomen.

Onderscheidene gemeenten hebben reeds
een verordening vastgesteld, krachtens welke voor wo-
ningen, te bouwen volgens de Financieringsregeling 1947,

voorschotten uit de gemeentekas kunnen worden ver-
strekt voor 10 (eventueel 15) jaar tot een bedrag ‘van
veelal 70 pCt van de stichtingskosten. Deze, regelingen
‘gelden voor alle gegadigden, dus ook voor spaarders
bij bouwspaarkassen.

De enige moeilijkheid, die zich hierbij voordoet, is de
rangorde van de hypotheken. De gemeentelijke voor-
schotten moeten onder verband van eerste hypotheek
worden verstrekt, terwijl ook de statuten vah de bouw-
kas eisen, dat de bouwkashypotheek onder eerste hypotheek

wordt vértrekt. Hiervoor is thans deze oplossing gevon-
den, dat het spaarbedrag en de gemeentelijke hypotheek,
gelijktijdig worden ingeschreven, ,zodat beide de rang
van eerste hypotheek verkrijgen.

In Drente wordt het tveede stelsel gevolgd. Zo heeft
de gefrieenteraad van Anloo als éerste besloten ,,tot het
garandei’en’ van de rente en de aflossing van de voor het
bouwen voor spaarders bij de N.V. ‘Bouwspaarkas Noord-
Nederlandse gemeenten op te nemen gelden”.
Een kleine moeilijkheid is hier, dat Gedeputeerde Staten
van Drente aanyankelijk bezwaar hadden tegen een alge-

mene garantie, en geval voor geval wensen te beoordelen.

Dit behoeft echter aan de toepassing van het stelsel niet
in de weg te staan.

1-let bovenstaande komt er op neer, dat in Nederland
thans voor de bouwspaarders althans de gelegenheid is

geopend om, naarmate de stand van de bouwmarkt

dit zal toelaten, tot het bouwen van een eigen woning
te komen.

In Engeland, waar geen subsidieregeling voor de par-
ticuliere bouw bestaat, kunnen blijkens de op het congres

e Brussel gedane moIedelingen de Building Societies

slechts aankopen van bestaande woningen financieren
:

In ons land echter is voor de bouwspaarders de’ weg tot
nieuwbouw thans gelukkig geopend.

Dit is in de eerste plaats van belang voor de woning-

voorziening, aangezien het bouwen van eigen woningen
door dit stelsel in krachtige mate wordt bevorderd.

Het is ook van belang voor de bouwspaarkassen, die
juist 9,en deprimerende tijd hebben doorgemaakt,’ waarin

wel krachtig werd gespaard, maar geen voorschotten

werden opgenomen, omdat gegadigden niet konden
bouwen. Indien iedereen, aan wie een voorschot wordt

toegekend ook inderdaad tot bouwen kan overgaan –
en het laat zich aanzien, dat dit spoedig het geval zal zijn
– zal

dit voor het werk van de bouwspaarkassen een
krachtige stimulans zijn.

‘s-Gravenhage.

Prof. Dr Ir H. G. VAN BEUSEKO.M.

hET VRAAGSTUK

DER DETAILHANDELSMARGES,

Het geiaar oan gemiddelden bij marget’i’aagstukken.’

De kostenverschillen bij de detailhandelsbedrijven zijn,
zoals in een vorig artikel reeds tot uiting kwam
1),
niet
steeds het gevolg van meer of minder efficiency, doch

vinden vaak hun oorzaak in externe factoren. Do onder-

nemingen ‘zijn hierdoor voor bepaalde doeleinden ondérling

onvergelijkbaar. Vooral bij vraagstukken met betrekking
tot de handelsmarges kan daarom niet steeds gebruik

worden gemaakt van sttistische gemiddelden. Dit geldt
niet alleen bij de vraag of de marges voor een efficiënt
bedrijf toereikend zijn, doch ook bij een vergelijking van
de huidige bedrijfsresultaten in een branche met die van
vébr 1940.

Kort geleden werd nog door de Directeur-Generaal van
de Prijzen, Prof. Brouwers, ten aanzien van de zelfstandige
-kruideniers opgemerkt, ,,dat de resultaten over 1948
aantonen, dat ondanks een lage netto-‘inst de som van
ondernemersloon en netto-winst gemiddeld het dubbele
was van dit bedrag in 1938″. De opmerking vormt een pas-
sage in eijn grootse rede, waarin hij o.a. tegenover, elkander

stelde de klachten van de middenstand en de noodtoestand,
waarin ons land zih,bevindt. Zij w’as kennelijk bedoeld als antwoord op de bewering, dat ,,de” bedrijven nood-
lijdend zijn, en niet als een beoordeling van de bedrijfs-

resultaten in genoëmde branche. Het ligt dan ook niet in
de lijn van, dit artikel de opmerking als zodanig te becriti-seren. Wel moge hierbij worden gewezen op twee belang-
rijke factoren, welke bij een vergelijking als boven bedoeld
veelal worden voorbijgezien.

Blijkens de door het Economisch Instituut vodr den
Middenstand samengestelde ,,Statistiek voor het Kruide-
niersbedrijf”, – waaraan de gegevens moeten zijn ontleend,
aangezien voor 1938 geen ander betrouwbaar materiaal

aanwezig is – bedroeg het handelsverlies, de zgn. ,,lek-
kage”, in genoemd, jaar gemiddeld’ ± 5 pCt van de
omzet, hetgeen grotendeels werd veroorzaakt door een
slordig bedrijfsbeheer. Wanneer wij naast genoemd per-
entage dat der gemiddeld bereikte bruto-winst van ca

‘)
Zie: ,,Prijsbeheersing en deail1mande1smarges”, in ,,E.-S.B.”
van 15 Ociober ji., b!z. 820.

10 December .1947

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

991

15 pCt stellen, blijkt, dat het gemiddelde der bedrijfs-

resultaten destijds in sterke mate werd gedrukt.door de
inefficiency in vele bedrijven.
Dank zij een betere voorlichting, de grotere omloop-

snelhid der goederen en de gunstige invloed van de

distributiebepalingen op het goederenbeheer, is het lekkage-

cijfer thans gedaald tot ca 1 pCt.
Bij een beoordeling der marges mag dan ook stellig geen

gebruik worden gemaakt van het gemiddeld resultaten-

cijfer over 1938. Vele goede zaken zouden verkeerd worden

beoordeeld vanwege de vroegere inefficiency in de be-

drijven hunner branchegen oten. Vergeleken kunnen slechts
worden de vroegere en de huidige uitkomsten van het des-
tijds reeds efficiënt geleide bedrijf. De cijfers der Groot-
winkelbedrijven en der Coöperaties zouden waarschijnlijk

een geheel andere verhouding aantonen. –

De grote waarde van de publicaties van het E.I.M. ligt
hierin, dat zij zgn. kengetallen geven. Deze gemiddelden

vormen juist een basis voor het onderzoek naar de in de
branches voorkomende verschillen met betrekking tot

omzetgrootte, vestigingsplaats, aard der zaken ed. Bij de

vaststelling der marges zullen deze kenge’tallen nuttige
diensten kunnen bewijzen, doch zij mogen daarbij niet als

norm worden aanvaard, zonder dat rekening gehouden
w’ordt met bedoelde verschillen.
Terder dient te worden bedacht, dat, dank zij de sterfte
onder de detailzaken, de bevolkïngsaanwa en de ver-
schuivingen in de branche, de geldomzetten bij de zelf-
standige winkeliers in het algemeen sterker zijn gestegen
dan het prijsniveau en dat derhalve de prestaties van deze
ondernemers groter zijn. Ook hierdoor gaat bij het marge-
vraagstuk een vergelijking met het inkomen in 1938 mank.

Richtlijnen bij het zoeken naar mogelijkheden tot verbetering.

Voorzover het in een bepaalde br.nche bij het systeem
van uniforme prijzen voor ter plaatse noodzajelijke en
goed geleide bedrijven inderdaad niet mogelijk is, bij de
thans geldende marges een sluitende exploitatie te bereiken,
– bij de kruideniers is dit zeker het, geval –, mag door
het bedrijfsleven terecht op verbetering worden aange-
drongen.

Bij het overwegen van mogelijkheden daartoe dient
reken ing te worden ‘gehouden met:-

1. het door de Regering bij haai- pi

ijs- en, loonpolitiek na-
gestreefde doel, zoals wij dit’ een vorig maal omschre-
ven, t.w.:

het tegengaan, van verdere inflatie;

bescherming van de consument tegen boven zijn
– koopkracht uitgaande prijzen van voor hem nood-
zakelijk’e goederen;

het handhaven resp. bereiken van een voor de bui-
tenlandse handel gupstig prijsniveau;

2. hetgeen verder voor het herstel van ons economisch
leven nodig is, o.a:

a. een door de concurrentie gereguleerde prijsvorming,

waarbij de handel niet, langer gebukt gaat onder de
nadelige gevolgen van onnatuurlijke uniforme prij-
zen;

b..,. een zo groot mogelijke consumptievrijheid. De rant-
soenering van goederen blijve slechts gehandhaafd
voorzover
,
zij vanwege de, schaarste der goederen
strikt noodzakelijk is. Daardoor kan een boven de normale behoefte uitgaande, slechts uit psycholo-gische oorzaken té verklaren, vraag worden voor-
komen;

c. een doelmatige ink’omensbe’steding. In strijd met de
armoede van ons land zijnde uitga’en voor luxe en
genot dienen zoveel mogelijk te worden tegengegaan,

waartoe in bepaalde gevallen hogere prijzen en ta-
rieven zouden kunnen medewerken.

Voor daarvoor in aanmerking komende branches zou

een afdoende verbetering kunnen worden bereikt dobr een

directe margeverruiming op alle tot ‘het assortiment’ be-
horende artikelen.

Voorzover deze niet uit een verlaging der maximale
inkoopsprijzen kan worden verkregen, zou zij een ver-

hoging der door de consumenten te betalen prijzen beteke-

nen. Als bezwaar van een dergelijke regeling wordt veelal

aangevoerd, dat daarbij de ihtra-marginale. bedrijven een

voor hen niet noodzakelijke vergoedirg zouden’incasseren.

Doch ook deze laatste zou een g’evolg van de uniforme

prijzen zijn. Flierhij mag worden opgemerkt, dat thans-vele
consumenten profiteren van de t,pt bescherming der minder

koopkrachtigen laag gehouden prijzen en de door de
handel gebrachte offers vaak benutten tot aankoop van
betere kwaliteiten of uitgaven voor genot en ontspanning.
Bovendien kan worden verwacht, dat de concurrentie het

geiuieten van extra voordelen spoedig zou verhinderen.

Belangrijkd is de vraag, welke invlOed de prijsverhoging
kan hebben op de verhouding tussen lonen en prijzen.

Thans wordt bij’. door de detaillisten in de kruideniers-
branche een nargeverbetering van 2 pCt bepleit. Het

gemiddeld per gezin bi,j de, kruidenier bestede bedrag kan

op ca f7 per week worden geschat;de..verlangde.vorho•

ging zou dus, aannemende, dat zij met een evenredige

prijswijziging gepaard moet gaan, gemiddeld een verzwa-
ring van het budget der huisvrouw van
+’f
0,14 per week
betekenen. Zolang de consument vrij is een gedeelte van
zijn inkomen te besteden aan- bioscoopbezoek e.d. behoeft
ee9 prijsstijging als hier bedoeld op zichzelf bezien niet

inîlationistisch te werken. De gezinnen verschillën echter

in sterke mate vat grootte, samenstelling en koopkracht
aangaat.

Evenals ten aanzien van de detailzaken mag daarom
ook hier niet worden uitgegaan van gemiddelden. Indien

een prijsverhoging van 2 pCt ook de noodzakelijke levens-
behoeften zou treffen, kan deze, zeker wanneer zij zou
worden aangevuld met prijsstijgingen van levensmiddelen
uit andere branches, voor de minder koopkrachtigen- een
ongewenste verzwaring van het huishoudbudget betekenen
en de reeds bestaande spanning tussen lonen
1
en prijzen

doen toenemen. Een regeling, waarbij het mogelijk is de
noodzakelijke levensmiddelen niet of, zo weinig mogelijk
in prijs te verhogen, verdient daarom de voorkeur.
Gedi/ferenteerde margeverbeteri.ng.

Er van uitgaande; dat nu eenmaal dient te ivorden ge-
handeld binnen het kadei- der gebonden economie, zouden
de artikelen in gezamenlijk, ovérleg tussen Overheid en
bedrijfsleven in 3 groepen kunnen worden verdeeld, t.w.:

Groep 1:
deals noodzakelijke levensmiddelen te besdhou-
wen goederen, welke slechts in één kwaliteit of in prijs
weinig verschillende kwaliteiten worden verhandeld.

Groep II:
de als noodzakelijk te beschouwen levensfriidde-
len, welke in twee of meer, in prijs belangrijk uiteen

lopende kwaliteiten worden verhandeld. –

Groep III:
de overige artikelen.
Overeenkomstig het. zgn. draagkrachtprincipe zouden
de prijzen der in groep 1 vallende artikelen en die der
goedkopere kwaliteiten van groep II .slechts in geringe
mate kunnen worden verhoogd, of indien mogelijk zelfs ongewijzigd kunnen blijven. Voor de andere kwalitèiten
van groep II en de tot groep lilbehorende goederen zouden’
de prijzen, waartegen aan de consumenten mag worden
geleverd – dus niet de door de handelsgroepen te betalen’
prijzen.— belangrijk verhoogd of, waar mogelijk, vrijgela-
ten kunnen worden.
Deze methode tot margeverbetering voor de detaillisten
biedt de volgende mogelijkheden: –

geen of een onbeduidende prijsveihoging van het nood-• zakelijke levensmiddelenpakket;
slechts zij, wier koopkracht toeeikend is tot aankoop
– van betere kwaliteiten en niet noodzakelijke levens-
– middelen betalen een hogere marge, waardoor geen

992

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

10 December 1947

toenemende spanning tussen lonen en prijzen behoeft
te worden gevreesd;

bij hogere prijzen zal ook de vraag naar de noodzake-
lijke goederen gevoeliger worden en, het verbruik be-
perkt blijven;

de nadelen van uniforme prijzen kunnen gedeeltelijk

worden ondervangen. Bij hogere prijzen zal de con
;

currentie onder de
,
handelaren scherper worden en
zowel selecterend als nivellerend werken. Hogere prij-

zen zullen slechts kunnen worden berekend door de

betere zaken, die bij de exploitatie van hun winkels

met hun speciale weÏestelde afnemerskring overeen-
komende kosten hebben.

Vooral op de werking der concurrentie dient de nadruk te vallen. Zij zal op een prijsstijging remmend werken en

de ondernemersactiviteit prikkelen. Slechte bedrijfsresul-
taten behoeven niet langer het gevolg te zijn van de prijs-,
beheersing.

Zien wij het juist, dan heeft het Directoraat-Generaal

van de Prijzen in principe reeds deze methode ge-

kozen. Zo werd het vorig jaar wat betreft de peu’lvruchten

slechts de prijs voor groene erwten geregeld en die der

edelsoorten geheel vrij gegeven. Dat een prijsstijging hierbij

niet is uitgebleven, was niet het gevolg van een onvoldoende

werking van de concurrentie hij de handel, doch van die
bij de daaraan voorafgaande schakels. In ons voorstel

blijven juist de inkoopsprijzen voor de handel geregeld.
Bovendien kunnen . de handelswinsten .tot een bepaald
percentage, beperkt blijven. Ook een vergelijking met de

hoge groenten- en fruitprijzen gaat hier mank, aangezien

het daar een dagproduct betreft. Scherp dient te worden onderscheiden de mogelijkheid van ooncurrentie tussen
een beperkt aantal producenten bij onoverzichtelijke

marktverhoudingen en die tussen het grote aantal binnen

hetzelfde rayon gevèstigde detaillisten.

Uiteraard zullen ook bij deze methode vele zich in de

practijk voordoende moeilijkheden moeten worden over-
wonnen, vooral met betrekking tot de classificatie der

goederen, ‘de merkartikelen en de bvoorrading mt

goederen, welker grondstoffen op vooroorlogse basis worden

verdeeld.

Vergoeding 000r kosten’ van uitbreng en klasse-indeling.

Deze verbeteringen zouden kunnen worden aangevuld
met een regeling, waarbij het is toegestaan, onder bepaalde
voorwaarden afzonderlijk bezorgloon te berekenen, zoals

dit in enkele branches reeds het geval is.’

Evenals een kostenvergoeding voor het gebruik van de
telefoon mag worden gevraagd, is het alleszins redelijk,
dat de winkelier, wanneer hij ten gerieve van de klant

optreedt als vervoerder, de daaraan verbonden kosten in
rekening brengt. Voorkomen kan hierdoor worden, dat detaillisten bij verschillende prestaties en daardoor bij

verschillende kosten een gelijke vergoeding genieten.
Vanwege de verschillen in de kostens’tructuur zou vérder
‘ook voor de detailzaken een prijsklasse-indeling, zoals die
bijv. bij restaurants, kappers, kleermakers etc. voorkomt,

in principe juist zijn. Tengevolge van de uitgebreide, assor-
timenten en de vele merkartikelen zal een dergelijke in-
deling grote bezwaren medebrengen. Toch zou het wellicht
aanbeveling verdienen, om in overleg met het bedrijfsleven
de practische mogelijkheid daartoe nader të onderzoeken.

Het Qraagstuk der beQoorrading.

Verder zal er naar gestreefd dienen te worden, dat de
concurrentieverhoudingen zo weinig mogelijk worden be-
iivloed door overheidsbepalingen. Een herziening van de

quoteringsbasis voor de grondstoffen zou in belangrijke
mate kunnen bijdragen tot verbetering in de detailhandel.
De thans bestaande regeling komt niet meer, overeen n?ét
de verhoudingen,aan de zijde van de vraag.
Niet voorbijgezien mag worden, dat, naast de plaats
gehad hebbende omzetverschuivingen en de veranderingen

in de’ bevolkingsopbouw, zich sedert 1940 ook belangrijke

wijzigingen in de consumptiegewoonten hebben voltrokken.

De rantsoenering gaf, met inachtneming der leeftijds-
klassen, aan dè inwoners per hoofd gelijke rechten. Zij

legde een evenredigheid tussen het verbruik en het aantal

gezinsleden, welke vroeger veelal werd gemist, doordat het
geldinkomen de bepalende factor was.,.Onder het bonnen-

stelsel had een kunstmatige verdeling plaats en’hebben zich
nieuwe verhoudingen gevormd, welke zich o’ok,/nadat

de goederen .vrij kwamen, hebben gehandhaafd. Scherpe

contrasten tussen de verschillende delen van het land,

wat betreft het verbruik en de gevraagde soorten, zoals bijv. ten aanzien van koek, vervloeidèn.

Ondanks dit alles wordt een verdelingsbasis van 8 jaar
geleden aangehouden, waardoor de verhoudingen bij het aanbod verstard blijven. Hoewel voor verschillende arti-

kelen de totale vraag en ‘het tôtale aanbod der goederen

misschien in geen ongunstige verhouding staan, sluiten de

kanalen, waarlangs dez,e elk’ander trachten te ontmoeten,
niet op elkaar aan en stagneert de afzet.

Van de productiesfeer uit worden de kopers naar be-
paalde winkels gezogen, waardoor de concurrentie geen
gezonde selectie kan brengen.

De moeilijkheden bij dit vraagstuk mogen niet worden

onderschat. Een ieder bevredigende oplossing is moeilijk
te vinden. De goederen, zijn nu eenmaal schaars en het
aanbod is gefixeerd. Een grotere toewijzing aan de één

betekent noodzakelijk een kleinere aan de ander. Naarmate

wij echter verder van 1940 af verwijderd geraken, wordt

een vôéroorlogse’ verdelingsbasis minder bruikbaar. Ge-

zocht moet daarom worden iiaar een nieuwe basis, die
meer in overeenstemming is met de huidige verhoudingen.
Deze zou het best gevonden kunnen worden door de

distributjé weder door te voeren tot de laatste schakel

en de goederen nogmaals op de bon beschikbaar te stellen.
Dit zou echter een hernieuwde beperking der individuele consumptievrijheid, met alle daaraan verbonden nadelen,
betekenen.

Teneinde echter, de verhoudingen, waarin de viaag zich

bij een vrije handel bij detailhandel, groothandel en fabri-
kanten zou concentreren, te le’en kennen, zou wellicht

periodiek gebruik kunnen worden gemaakt van een in-

leveringsbon. Er zij echter op gewezen, dat de ongelijke
bevoorrading der detaillisten niet uitsluitend mag. worden
toegeschreven aan het gevolgde verdelingssysteem. Ook
de door de groothandel en de fabrikanten gekozen aan-
wending en toegepaste verdeling der goederen spelen in
vele gevallen een belangrijk’e rol.
B. J. WIJNBEEK.

DE INTERNATIONALE ECONOMISCHE

REPERCUSSIES .VAN DE TOESTAND

IN DUITSLAND.

EEN NIEUW RAPPORT VAN DE INTERNATIONALE KAMER.

In de overtuiging, dat het bedrijfsleven met de kennis,
welke het op industrieel, financieel en transportgebied
bezit, verplicht was een poging te doen om het Duitse vraagstuk nader tot een oplossing te brengen, werd in

April van dit jaar door’ de Internationale Kamer een
rapport over bovengenoemd onderwerp gepubliceerd
1).

Thans heeft hetzelfde Comité, dat dit rapport samen-
stelde, een nieuw rapport het licht doen zien, vaarin’de
situatie, zoals deze zich inmiddels heeft gewijzigd, is ver-
werkt. Het spreekt vanzelf, dat’ een belangrijk gedeelte
van de bevindingen en conclusies, waartoe het Comité
destijds kwam, hun geldigheid hebben behouden. Men
heeft zich echter thans vooral ook beijverd om meer dan

‘)
Een volledig Nederlandse vertaling verscheen in ,,De Econo-mist” van April/Mei 1947. Overdrukken hiervan zijn verkrijgbaar
hij de Nederlandsche Organisatie voor de Internationale Kamer
van Koophandel, Tournoolveld ‘2 te ‘s-&ravenhage.

10 December 1947

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

998

in het eerste rapport het geval was concrete-maatregelen

aan te wijzen, die tot verbetering zullen leiden, terwijl ook
de algemene opzet van het rapport belangrijk is verbeterd
De economische toestand, waarin Duitsland verkeert, is nog steeds uiterst- slecht. Dat zulks, behalve politieke

gevaren, ook ernstïge economische repercussies ôp de
nabuurlanden en cle rest van de wereld met zich brengt,
is duidelijk. De belangrijkste factor, welke daarbij een rol

speelt, is de nog stëeds voortdurende verlamming van
Duitsland’s. productieveririogen. In déze tijd, waarin het

vraagstuk van het Europese herstel het kernvraagstuk

bij uitstek is geworden, kunnen Europa en de wereld de

bijdrage, welke Duitsland voor het algemeen herstel kan
leveren, eenvoudig niet missen. Toch is het nog steds zo,
dat Duitsland een zware financiële last vormt voor 4e

bezettende landen en dat de bijdrage, welke het levert tot

het algemeen herstel, -vrijwel te verwaarlozen is. Het
Comité erkent, da

t verschillende aanbevelingen, welke
het in zijn eerste rapport heeft gedaan, geheel of ten dele

in praktijk zijn gebracht. Zowerd in September, voor de

Brits-Amerikaanse zône aanvaard, dat de aanwijzing van
Duitse machinerieën, bestemd voor herstelbetalingsdoel-.

einden, nog slechts gedurende een bepaalde – zo kort
mogelijke – periode zou mogen plaats vinden, waarna
ten aanzien van hetgeen daarna resteert de zekerheid zou
bestaan, dat het in Duitsland zal worden gelateii. Zo
werd voorts in de Brits-Amerikaanse zône het stelsel aan-

vaard, dat Duitse exporteurs een – zij het ook nog te
gering geacht – gedeelte van de door export verkregen
deviezenopbrengst mogen aanwenden voor de aankoop
van gfondstoffen, terwijl in de Russische zône een soortge-lijk systeem in praktijk blijkt te worden gebracht. Teneinde

de kolenproductie te verhogen, heeft men niet zonder
succes gebruik gemaakt van maatregelen als aanbevolen
door het Comité, terwijl in het bijzonder de uitvoering
van het stelsel der familierantsoenen, waarmede de mijn-
werkers worden beloond in die mijnen,cdie tot tevredenheid
stem &iende resultaten te zien geven, bevrediging schenkt.
Ook ten aanzien van de procedure, die bij export uit de
Brits-Amerikaanse en Russische zône wordt gevolgd, zijn
enkele gewenste verbeteringen aangebracht, al – is men
• hier nog, zeer ver af van de ‘zo noodzakelijke afschaffing
der administratieve maatregelen. In de richting, van de
door het Comité aanbevolen politiek, om een zo grôot
mogelijke autoriteit op economisch gebied in handen van de Duitsers zelf te leggen, is een enkele – zij het hog wei-
.nig succesvolle – stap gedaan, doordat de Britse en Ame-
rikaanse autoriteiten een Duitse Economische Raad in het
leven hebben geroepen, terwijl ook tenslotte de aanbeveling
om het cijfer van de toegestane staalproductie te verhogen
in Augustus 1947 in vervulling is gegaan door de verhoging
van het cijfer van 5,8 millioen ton tot 10,7 millioen ton
per jaar. –

Dit alles neemt echter ?iiet weg, dat nog tal van aanbe
velingen onuitgevoerd bleven en dat nog zeer veel maat-
regelen op verschillend gebied zullen moeten worden
genomen, wil men de Duitse volkshuishouding van een
vrijwel ondragelijke last voor anderen tot een nuttig ele-

ment in de Europese en wereldhuishouding vervormen.
Het zou te ver voeren in dit artikel, dat in hoofdzaak ten
doel heeft de gew’enste en alleszins verdiende aandacht
op het rapport der Internationale Kamer te vestigen, alle
• aanbevelingen te bespreken. Een iadruk hiervan verkr.ijgt
men uit een samenvatting der belangrijkste aanbevelingen,
welke als aantekening eveneens in dit nummer is

opge-
nomen. –
Enkele uitlatingen van he’t Comité willen wij hier echter
nog gaarne naar voren brengen. Zo geeft het rapport een
beschouwing, warin wordt gezegd, dat de bottle-neck
voor de Duitse economie niet langer is het gebrek aan kolen,
çloch het gebrek aan transportmidcelen, en dat het tekort
aan locomotieven en-wagons niet gemakkelijk te overwin
nen zal zijn. Daarbij aansluitend wordt dan betoogd, dat

het vraagstuk, waarvoor men in Duitsland staat, moet

worden gezien in verband met het Marshall
;
aanbod. Wan-

neer çlit aanbod,in effectieve hulp wordt omgezet, moet

dè enge regionale politiek, die de autoriteiten in Duits.

land tot nu toe hebben gevolgd, onmiddellijk volkomen
aan de kant worden gezet. Wanneer het deviezenprobleem

niet meer de eerste viool speelt, zal de Duitse economie

langs meer natuurlijke en

resultaat belovende lijnen kunnen

worden ontwikkeld. Zo zal, om slechts één voorbeeld te
noemen, kunnen worden afgestapt van het overbelasten

van het Duitse binnenlandse transportwezen met goederen bestemd voor overzese in- en uitvoer, en zullen Nederland

en België hun vroegere rol in deze weer kunnen gaan ver-
vullen. Een ander gevolg van de Marshall-hulp zou hierin

kunnen bestaan, dat, zeer .ten profijte van de Europese

economie als een geheel, meer grondstoffen en halffabri-

katen uit Duitsland -zouden kunnen worden uitgévoerd,
omdat het minder noodzakelijk zou worden deze goederen

in Duitsland- zelf te verwerken tot een maximum aan

deviezen opbrengende eindproducten. Bovendien zou,

wanneer Duitsland weer erts zou kunnen kopen van hogere

kwaliteit, de productiviteit per eenheid kolen hoger kunnen
komen te liggen. Het in vervulling gaan van het Marshall-

plan is des te noodzakelijker geworden, omdat – nu het
pond sterling niet langer convertabel is – voor vrijwel
iedere
.
Duitse uitvoer dollars moeten worden gevraagd,
omdat anders de invoer, die voor meer dan tweederde ge-

deelte uit de Verenigde Staten komt, niet kan worden
bëtaald. Daar de meeste landen echter niet over denodige
dollars beschikken, kan zelfs de geringe Duitse uitvoer
geen kopers vinden.

Interessant is ook de beschoüwïng,- welke gewijd is aan
de monetaire chaos en het prijzenvraagstuk. Zolang deze

chaos blijft bestaan, zullen alle transacties met het buiten-
land via administratieve kanalen moeten worden geleid en
zullen de Duitse arbeiders en industriëlen onvoldoende
prikkel ondervinden om productie en uitvoer op te yoeren. Daarom moet zo spoedig mogelijk een monetaire sanering
worden doorgezet, waarna de prijs- en loonvorming allengs zoveel mogèlijk zal moeten worden vrijgelaten. Ook zullen
in het fiscale systeem wijzigingen moeen worden aange-
bracht, waarbij onder,de huidige omstandigheden een gro
tere rol aan indirecte belastingen moet worden toebedeeld.

Hebben de prijzen zich eenmaal aangepast aan de nieuwe
monetaire verhoudingen, dan zal men kunnen overgaan

tot het vaststellen van een nieuwe pariteit voor.de mark.
Zij, die menen, dat men met een monetaire sanering
moet wachten tot •de productie i tôegenomen n er
meer verbruiksgoederen beschikbaar zijn, belemmeren zélf
de economische expansie, daar de huidige monetaire.chaos
de daaruit voortvloeiende ruil-economie en de door die
chaos over het gehele gebied der volkshuishouding onmis-
bare overheidsmaatergelen een volkomen effectieve rem
vormen op elke expansie van enige betekenis. Productie
en toeneming van reële rijkdom worden opgeofferd aan
wat het rapport éen zinloze fictie noemt, namelijk het
tegehhouden van inflatie.
Tenslotte moge nog een zinsnede dit het rapport worden
geciteerd, welke een ernstige waarschuwing bevat. Vele
Duitsers – aldus het rapport – hadden gehoopt, dat zij door,
hard werken weer het een en ander zouden kunnen op-
bouwen. Deze héop is verloren gegaan en door voortduren-
de ondervoeding verliest een groot deel van de bevolking
bovendien zijn physiekê geschiktheid tot werken. Een
voortgezette verslechtering van, moreel en physiek zou
tot rampzalige politieke gevolgen kunnen leiden, zeker
wanneer werkzaamheden ten behoeve vhn herstelbetalin-
geh de ontevredenheid nog komen vergroten. Duitsers
hebben respect voor efficiency en zij gevoelen, dat zij op
incompetente wijze en zonder verbeeldingskracht worden
geregeerd. Dit ernstige gebrek mag dan te wijten zijn aan
het systeem, waarbij. vier mogendheden ieder een zône

beher
e
n (het zgn. quadriepartite systeem), het wordt in

It

994

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

10 December 1947

de westelijke zône geïdentificeerd met de westerse demo-

cratie, welke de geallieerden het Duitse volk trachten hij

te brengen. –

Wanneer, het nieuwe rapport
2)
evenveel aandacht bij

de Regeringen en bezettingsautoriteiten mag ondervinden
als met het vorige het geval is geweest, dan kan niet alleen

het bedrijfsleven in de gehele wereld, doch ook Nederland

tevreden zijn, liet spreekt vanzelf, dat niet alle gedane

suggesties eensklaps en alle tegelijk in maatregelen kunnen

w’orden omgezet, doch het .is van grote waarde, dat dui-

clelijk een diagnose wordt gesteld, en bovenal, dat de auto-

riteiten middèlen aan de hand worden gedaan, die tot

een geleidelijke genezing van de Europese volkshuishou-

ding en daardoor ook van de wereidhuishouding kunnen
leiden.

‘s-Gravenhage.

lirE.
D.
DEMEESTER.

2)
De volledige tekst van het nieuwe rapport zal binnenkort in de Franse en Engelse taal te verkrijgen zijn hij het SeePetariaat van de
Nederlandsche Organisatie voor. de InternationaR Kamer van
Koophandel, Tournooiveld
2
te ‘s-Gravenhage.

AANTEKENING.

DE INTERNATIONALE ECONOMISChE REPERCUSSIES VAN
DE
TOESTAND IN DUITSLAND.

Flieronder volgt een samenvatting van de conclusies en

aanbevelingen van het iiieuwe rapport van de Internatio-

nale’ Kamer van Koophandel, waarnaar in het artikel

onder bovenstaande titel op blz. 992 van dit nummer

w’ordt verwezen.
T. Het is duidelijk, dat het regeren dooi’ middel van

een commissie der vier bezettende mogendheden onbe-
vredigend werkt, en naar onze mening zou men dit zo

spoedig mogelijk dienen te beëindigen. –

In plaats daarvan zouden centrale Duitse regerings-
instanties moeten komen (afgezien van het feit of Duits-

land al dan niet een statenbond moet worden), met vol-
doende gezag om hdt bestuur uit te oefenen en kracht hij

te zetten, hetgeen onder de tegenwoordige omstandig-

heden ‘met de zeer ernstige tekorten .gebiedend en nood-

zakelijk is. Om permanonte centralisatie van macht te

voorkomen, zdu men de duur van deze buitengewone

machtsposities kunnen beperken ën zou een doelmatige
decentralisatie dienen te worden bevorderd.
Indien over de grondslag voor Duitsland als een geheel
geen overeenstemming kan w’orden bereikt, zou een soort-
gelijke oplossing dienen tç worden aanvaard voor de drie

westelijke zônes.
Zolang de geallieei’den de bezetting van Duits-
land handhaven, dienen zij zich te beperken tot het hou-
den van toezicht op het economische leven, waarvoor een staf
van geringere omvang en betere samenstelling nodig is

dan de huidige.
Om de arbeidslust der Duitse arbeiders en em-
ployés te herstellen zijn de volgende maatregelen nodig:
Een monetaire sanering, omvattend een inkrimping
van het tegenwoordie geldvolume, het herstel van de
markt over een zo groot mogelijk deel van het Duitse
economische leven door het vrij laten van de prijzen der

niet essentiële goederen en door de
geieidelijke
aanpassing
van de prijzen der onder contrôle gestelde goederen, met

het vooruitzicht van uiteindelijk vrije prijzen; en met het
doel de Duitse handel en industrie winstgevend te maken.
De lonen zouden ook geleidelijk gi-otei’ vrijheid dienen te

verkrijgen.
Een nieuwq koers voor de mark dient •te worden

vastgesteld.
‘De uitbreiding van het systeem, waarbij gezins-
rantsoerien variëren met de resultatën en de soort van het

werk van de belangrijkste kostwinner, en verder het ge-leidelijk vergroten der normale rantsoenen.
De verschaffing van grotere hoeveelheden consump-
tiegoedren aan arbeiders uit de eigen productie en uit

beperkte en zorgvuldig uitgezochte importen en op zo-
danigd wijze verdeeld, dat een zo groot mogelijke prikkel

voor een stijgende productie van essentiële goederen en
van exporten wordt vërkregen. –

Het moet het doel zijn om het beheer over Duits-
land’s zware industrieën terug te geven aan de particuliere

ondernemers; maal’ werkelijke leiding, aandelenbezit en

bestuur dienen om redenen van veiligheid in geallieerde
handen te worden gehouden, zo mogelijk door middel

van de ,,Reichskreditgeselschaft” of enige andere Duitse
instantie,

Een- toeneming van Duitslands kolenproductie is

van wezenlijk belang voor het herstel van West-Europa

en ter beëindiging van Duitslands afhankelijkheid van
bjiit-enlandse financiële hulp. Iedere mogelijke stap om

de productie te stimuleren client genomen te worden,

daaronder begrepen de hierboven genoemde maatregelen

onder IV c. en d., het in de mijnen te verk stellen van het
grootst mogelijke aantal terugkerende krijgsgevangenen,
voorrang voor de productie van machines noodzakelijke

onderdelen voor de binnenlandse markt, alsmede voorrang
voor invoervergunningen van deze machines en onder-

delen; en een nauwe samenverking tussen de geallieerde
instanties, die het beheer voeren over de mijnen.

Ook moet elke mogelijke stap genomen worden
om het herstel en de opbouw van het Duitse transport

wezen en vooral het herstel van locomotieven en rollend
materieel te stimuleren.

Duitse importen dienen afhankelijk te worden
gemaakt van Duitse exporten; de financiering darvoor
door de geallieerden dient zo spoedig mogelijk opgeheven

te worden. Daartoe dient de tegenwoordige gecompli-ceerde contrôle over de export radicaal vereenvoudigd
en in handen der Duitse autoriteiten te worden gelegd,
onder geallieerd oppertoezicht; voorts dient, zoals hier-

boven vermeld, één enkele vaste wisselkoers overeenge-
komen te worden.

Exporten uit Duitsland dienen op elke mogëlijke
wijze te worden gestimuleerd. De import van grondstoffen,

die gedeeltelijk kunnen worden betaald met de daarvoor
verwerkte producten, dient te worden aangemoedigd waar

dit noodzakelijk is om Duitslands buitenlandse handel te
vergroten.

Nieuw buitenlands kapitaal geïnvesteerd in Duitse
maatschappijen kan een waardevolle hulp vormen voor
het Duitse herstel en kan de last op cle bczettende machten
‘verminderen. Onder voorbehoud van gepaste garanties
zouden Duitsè maatschappijen in staat moeten worden
gesteld om buitenlandse financiële hulp te verkrijgen voor
het geval deze zich zou voordoen. In dit verband dient
men vooral rekening te houden met de maatschappijen,
toebehorend aan vreemdelingen, en met andere buiten-
landse investeringen in Duitsland, welke mogelijk de weg-
bereiders voor het Duitse economische herstel zijn. Deze
buitenlanders dienen bijv. niet te worden beperkt in het
gebruik van hun banksaldi, wanneer deze worden bestemd
voor de vervanging ôf wederopbouw van hun installaties.
Met het oog op de sleutelpositie, die de staal-
productie inneemt voor een mogelijke aanvalsoorlog,
voelt de Commissie, dat de capaciteit. der Duitse staal-
industrie permanent beperkt dient te worden. Maar deze
beperking zal toch niet zo ver moeten gaan, dat daardoor

het herstel van Duitsland voorkomen en de opbloei van
de Duitse exporthandel – zowel van eindproducten als
van haiffabrikaten, die onmisbaar zijn voor de industrieën
van die landen, die altijd afhankelijk zijn geweest van Duit-
se staalleveranties – wordt belet. De Commissie neemt
nota ‘van het nieuwe cijfer van 10,7 millioen ton, overeen-
gekomen door de Engelse en Amerikaanse autoriteiten in
Augustus 147, maar beveelt aan, dat de kwestie van
tijd tot tijd weer in ogenschouw genomen en zo nodig.
herzien wordt. Met het oog op het tekort aan arbeidskracht dient

IF

10 December 1947

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

995

het aantal ambtenaren èn het ,,wittehoorden-proletariaat”

tot een minimum te worden beperkt.
De controlerende autoriteiten iïioeten hij de

vormgeving van hun politiek cle behoeften van de rest

van Europa in gedachten houden en een bekrompen pro-

vinciaal” standpunt vermijden. De eerste taak van het
huidige Europa is de totale prodûctie te vermeerderen.

Dat eist een zo doelmatig ïnogelijk gebruik van de hulp-,

bronnen, transort- en binnenvaartmogelijkheden van het

continent. De in alle Europese landen bestaande tekorten
op de betalingsbalans zullen daardoor tot een minimum

worden beperkt. Als ieder land – en de hezettende mach-

ten in Duitsland – eenzijdig trachten hun gebrek aan de-
viezen te verminderen, zal het gehele proces van de
Europese wederopbouw worden vertraagd en zullen veel
krachten worden verspild.
liet argemene doel van de politiek dient te zijn het

zo spoedig mogelijk verminderen van de regeringscontrôle
en het herstellen van een systeem van vrije ondernemingen,

waarbinnen een werkelijk democratische maatschappij en

regering zouden kunnen worden gevestigd.
Als politieke en andere overwegingen het mogelijk

maken om in Europa een tolunie te vormen of en gebied
met lage invoerrechten, waaraan Duitsland zou kunnen
worden toegevoegd, dan zou dit aanzienlijk bijdragen tot
de oplossing der economische moeilijkheden van Duitsland
en geheel Europa.

INTERNATIONALE NOTITIES.

lIET AMERIKAANSE PLAN
ÖM
VOOERADEN VAN
,.S’l’RAI’EOISUIIE” ORONI)$’I’OFFEN AAN TE LEGOEN

Toen de Verenigde Staten in de tweede wereldoorlog
betrokken werden, bleken de voorraden van enige be-
langrijke grondstoffeil gering te zijn. Om het land voor
soortgelijke verrassingen in de toekomst te vnijwaren,
besloot men grondstof’oorraden aan te leggen ten bedrage
‘an S 1.375 millioen. De eerste stap om dit doel te be-
reiken, was het in w’erking treden van de ,,Strategic and critical materials stockpiling act” van’ 1946, welke in de
vorming van grondstofvoorraden ter waarde van $ 275
millioen voorzag. De Parijso editie van de ,,New York
Herald Tribune” van 3 December jl. meldt echter, dat
thans is gebleken, dal cle uitvoeiing van het plan aanzien-
lijk bij de opzet is achter gebleven. Daarom zijn er in de
Verenigdë Staten stemmen opgegaan het plan ter vorming
van voorraden van essentiële grondstoffen te koppelen

aan het ,,European Recovery Program”. Aan de steunver-
lening wil men nI. de voorwaarde verbinden, dat de zestien
landen zich verplichten jaarlijks een zekere hoeveelheid
,,strategic materials” aan de Veienigde Staten te leveren.
in het 1-larriman-rapport is de volgende schatting van de
grondstoffenleveranties, welke mèn van de ,,Marshall-
landen” zou kunnen verlangen, opgenomen:

Jeoeranc,,e,’s
(x 1.000 S)

Verenigd

Koniri krij k
.

119.812

België

…………….
63.740

Nederland

…………
48.600

Frankrijk

………….
11.549
De 12 overige landen
10.100

Totaal

…………….
253.801.

Aard der grondsiof jeu

(x 1.000 S)

‘rin

……………….
11.19.400
Koper

……………..
32.000

Lood

……………..
24.000
Bauxiet

…………..
22.800
Industriële diamanten

.
22.500
Overige grondstoffen

….
33.101

Totaal

…………….
253.801

in het Decembernummer van ,,The Times Review of

Industry” wordt op de consequenties van het ,,reverse

Marshall-plan” gewezen. De productie van de meeste
grondstoUen is nog beneden het vooroorlogse peil. Wannëer

het Mashal1-plan in werking treedt, moet men onge-‘

twijfeld met een toeneming van het grondstoffenverbrliik

rekening houden. ‘1f, therefore, new and widespread,
dislocations are to be avoided, international action is

required. Th.e resumption of international allocations

appears to be indispensable. They have, in the field of

rav materials, been .abandoned far too early and are to-day confined to tin and a few technical oils of vegetable’
origin”. Wanneer de 16 landen bovendien, onmiddellijk
na het in werking treden van het herstelprogramma,

een aanvang moeten maken met de leveringen aan de.

Verenigde Staten, zal de grondstoffenpositie nog moeilijker

worden. Het blad komt dan ook tot de conclusie, dat het:
beter zou zijn, indien cle leveringsplicht pas op eenlater
tijdstip in zou gaan. .

GELD- EN KAPITAALMARKT.

De geidmarkt was in de afgèlopen week vrij ruim. Blij-
kens de weekstaat van De Nederlandsche Bank per 1 De-
cember ji. heeft de Ptaat tegen de maandultimo zeer
omvangrijke uitgaven verricht, waardoor de aan de ban-
ken ter beschikking komende middelen meer dan vol-
doende waren om in de toeneming der bankbilje,ttencir-
culatie ad f 65 millioen te kunnen voorzien. Als gevolg van deze •geldruirnte, mede veroorzaakt door de voor-
zieningen met het oog op de komende dingen, zoals in het voorgaandé overzicht aangegeven, daalde de callgeldrente

in de loop van de wek tot
I
pCt, terwijl everfeensde dis-‘conto’s een kleine daling vertoonden. Driémaandspromes-

sen waren tegen 1.
1
/
8
pCt aangeboden, Junipapier iloteerde

1
/8
pCt, terwijl de langer lopende termijnen tegeh
1
/
16
pCt aangeboden waren, hphoudens November en December-
papier, dat
4
pCt noteerde.
Een voor de geldmarkt belangrijke maatregel is, dat
het ,,geblokkeerde’•’ schatkistpapier van niet-banken op
grond van de nieuve geldzuiveringsbepalingen bij verval

niet verlengd kon.worden ,terwijl bij .tussentijde verkoop het
.provenu eveneens op geblokkeerde rekening moet worden
geboekt. Een soortgelijke bepaling geldt o’or kasgeld-
leningen, tenzij deze tot aan 1Januari 151 worden.ver.
lengd. Flet.aldus ontstafle geblokkeerde tegoed moet vol-

gens de afw’ikkelingsmaatregelen der geldsanering verder

worden behandeld.
Voor de banken zal dit een aanvankelijke toeneming
der aan haar toevertrouwde middelen betekenen. Door ‘deze wering van het geblokkeerde geld van ,,outiders”

wordt de ,,hranchevervaging”, Welke door de geldsanering
aanvankelijk vrij sterk in de hand was gewerkt, voor een

goed deel weer teniet gedaan.
De hndel in claims Koninklijke toonde in de afgelopen
week een merkhare achteruitgang. Aanbod van buiten-
landse zijde kwam nog niet los, maar de prijzen toonden
een overigens bescheiden daling tot f 980 aan het einde

der, week.
De aandelenmarkt gaf niet belangrijke koersmutaties
te zien, ‘behoudens voor sche’epvaartfondsen, welke’

over de gehele linie stegen. Wellicht loopt men vooruit
op te verwachtn vraag van buitenlandse zijde wanneii
claims Koninklijke hier worden vërkocht, en men alleen
in locale fondsen mg herbeleggen, waarvoor dan. wellicht
scheepvaartfondsen met een min of meer. internationaal
karakter worden gekozen.
Op de obligatiemarkt kwamen weinig veranderingen
tot stand. De 3-3k pCt 1947 noteerde aan het einde der
Week
1/j6′
zodat de h9uçles
van 3 pCt Groothoekschuld
1946 de hun bij de afwikkeling der geidsaneringsmaatrege-

len toegedachte overdrachtsmogelijkheid niet zullen kunnen

996

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

10 December 1947

uitoefenen, indien deze koersen niet stijgen,2i.c. de rente-

stand iets daalt. Beide soorten staatssschuld kunnen im-

mers voor de betaling der bijzondere heffinger worden
gebruikt, doch de 3 pCt Grootboekschuld 1946 mag niet

beneden •een koers van 98 pCt worden verhandeld, in

hoeverre de 3f pCt obligatie-emissie Koninklijke op de

koersvorming ter staatsfondsenmarkt van invloed is ge-
weest en voorlopig nog zal zijn, valt moeilijk vast te stellen.

Het lijkt niet onmogelijk dat deze 31 pCt emissie met niet

al te lange looptijd de ideeën der beleggers omtrent een
,,normale” rente voor geruime tijd ”an het 3 pCt niveau
afkerig heeft gemaakt. –

28 November 5 December
1947

1947

A.K.0
.
.

…………..

163f-f G.B.

1701 G.B.-f
v. Berkel’s Patent
……
112f

1121
Lever Bros. Unilever C.v.A 284f

283f
Philips G. b. v. A . ……

365-6 G.L.

365 B. Koninklijke Petroleum

313 G.B.-14 311 G.L.
H.A.L
……………..
180f

1871
N.S.0. ……… ….. …

187f-8f

197 G.B.
H.V.A. ………
………

227 G.L.

228-9 G.L.
Deli-Mij. C. v. A

…….
112f

114
Amsterdam Rubber ..

150f

153 G.L.

STATISTIEKEN.

DE NEDERLANDSciHE BANK. (Voornaamste poste.n in duizenden euldens).

.0

‘0
ob.”
1
1
bb
0

0

Ei
E=
1

0
,.0

Pq
____ ____
____
____
•1____
30Dec.’46
1

700.876 4.434.786 100.816
103
153.109
27 Oct.’47
1

506.738
173.076
118.990
.

118

i
155.942
3Nov.’47
t

506.779
173.076
111.778
18

1

149197
10

,,

’47
506.537
180.125
108.746
18
146.923
17

,,

’47
506.524
18V387
85.766
18
152.557
24

’47
591.791 181.514 76.504
23
151.098
1 Dec.’47
611.087
184.291
70.511
6
154.075
8

,,

’47
610.807
181.941
,
83.817
6
148.249

0
Saldi in rekening-courant
0
‘0
)3
2

0
.0

30 Dec. ’46
2.744,151 11.099,,855
90.O71
43.706 590.158
27 Oct. ’47
2.829.409 t
967.261
56.249
38.829
466.932
3 Nov.’47
2.888.738
1
890.336
52.787
42.586 469.638
10

,,

’47
2.869.488
1
913.112
62.434
38.554
472.258
17

,,

’47
2.865.744
1
879.935 88.923
.
38.003
469.399
24

,,

’47
2.877.864 804.569
87.073 38.328
5.06.267
1 Dec. 47
2.942.935 .713.290

.
92.089
43.712
545.387
8

’47
2.917.72′
761.269
140.868
41.308
,

484.019

BANK VAN ENGELAND.
(Voornaamste posten in millloenen ponded).
2fl

cd
0.)
cd
.2


0

0

0,
.
2)’
2.
bn
22
.


‘0
0

25 Dec. ’46
0,2
1.449,1
1.450
1.428,2
22,1
19 Nov.’47
0,2 1.449,4
1.450 1.348,1
102,1
26 Nov.’47
0,2
1.449,4
1.450
1.340,5
109,8
3 Dec. ’47
0,2
1.449,4 1.450 1.342,7
107,6

Other securities

Deposits

220.

3
:
03.
0
(0
0
‘c
Cd
.0″
.

(0

25 Dec. ’46
1,3
311,8
13,6
15,8

346,5
10,3
278,9
19 Nov.’4
1,8
301,3 5,2
19,4

411,8
11,0
309,0
26 Nov.’47
1,8
278,5
4,5
23,6

399,8
14,0.
292,5
3 Dec .47
1,3
292,4
2,7
19,0

405,1
19,3
291,4

DE NEDERLANDSCIIE BANK.
Verkorte balans op 8 December 1947.

Activa.
Wissels, pro-

Hoofdbank f

2)

schuldbrieven)


in disconto’

gen sc .

6.000-‘)
Wissels schatklstpapier en scu1dbrleven, door
de Bûik gekorlit (art. II, le lid, sub 3 van de
Bankwet 1937 j° art. 4 van het Koninklijk
besluit van t October 1945, Staatsblad No. –
F204)

……………………………..
Schatkistpapier, door de Bank overgenomen van
de Staat der Nederlanden ingevolge overeen-
komst van 26 Februari 1947 …………….2.000.000.000,-
Beleningen:

Hoofdbank f

140.746.773,32
2
)
(incl.’ voor-
schotten in re- Bijbank

1.295.460,73
kening-courant /
op onderpand) Agentsch.

6.206.352.15

1148.248.592,20
Op

effecten,

enz ………..

..147.595.811,42′)
Op
goederen en celen
……

..

652,780,78
148.248.592,20′)
Voorschotten aan het Rijk (ait. 16 van de Bank-
wet

1937)

…………………

………

Boekvordering
op

de

Staat der Nederlanden
ingevolge overeenkomst van 26 Februari 1947
,,
1.500.000.000,-
Munt en muntmateriaal:
Gouden munt en gouden
muntmateriaal

……..f

608.371.178,20
Zilveren munt, enz.’

2.436.245,51 610.807.423,71
Papier
op
het buitenland

.

6

181.941.200,-
Tegoed hij correspondenten in
het

buitenland

……….

..

78.795.485,50
Buitenlandse betaal-
middelen …………….

..5.021.499,25

Belegging van kapitaal, reserves en pensioen-
265.758.184,75

fonds

……………………….

…….

..
79.858.991,31
Gebouwen

en

inventaris

………………….
..
3.500.000,-
Diverse

rekeningen

……………………70.962.996.80

4.679.142,188,77

Passiva,
Kapitaal

…………………………….f
20.000.000,-
Reservefonds

…………………………..
12.452.579,46
Bijzondere

reserves

………………………
32.247.868,69
..
Pensioenfonds

………………………..
16.902.809,44
Bankbiljetten in Omloop (oude uitgiften)

………
125.124.625,-
Bankbiljetten in omloop (nieuwe uitgifte)

……
2.917.723.64e,-
Bankassignaties

in

omloop


……………
..
74.940,23
Rekening-courant

saldo’s:
‘s Rijks

5chatkist

……f

761.268.647,14
Gehiokkeerde

saldo’s van
banken

……………..140.867.956,25
Geblokkeerde

saldo’s

van
anderen

……………

..’

41.309.083,78
Vrije saldo’s

…………

..484.018.603,27
1.427.463.290,44
Diverse

rekeningen

………..
…………….
..
127.152.435,51

4.679.142.188,77

“) Waarvan schatkistpapier rechtstreeks door de
Bank In disconto genomen …………….f


‘) Waarvan aan Nederlands4ndi0
(Wet van 15 Maart 1933, Staatsbiad no. 99)

39.529.875,-
Circulatie der door de Bank namens de Staat
in het verkeer gebrachte muntbiljetten ……147.040.280,-

ZWEDSE RIJKSEANK.
(Voornaamste poslen in millioenen kronen).

Metaal
Staatsfondsen
0

Data
‘0
0
‘0
8

..,

0)
0
0
(0
022
322

O0’0

31 Dec.

1946′
839
1532

1.544

504

284

94
182
15
Nov.
1947
2221
141

2.492

425

167

94,
182 22
Nov.
1947
222
141

2,508

427

191

94
182
29 Nov. 1947
2221141
2.564

449

167

94
182

Deposito’s
co
Direct opvraagbaar
Data
2)

#
22

222)
2..
45
oS
02
‘•
.4
22
‘0
,s
(0

)
I
D..2.0

31

Dec’.

1946
15 Nov.1947
2 Nov.1947
9 Nov. 1947

2.877 2.522 2.502 2.702

875
975 988
864

706
714 604
567

94
197
327
233

230 163 163
162

174 170 158 153

7
4 4
4

‘1

-•

10 December 1947

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

991

STAAT la.

OVERZICHT
VAN
DE OPBRENGST DER RIJKSMIDDELEN
1).
EoekingstlJdvak
1940/
1
47.
Directe Belastingen.

x

f1.000

Benaming der
Jan.
Totaal
Jan.
middelen
,mu
Jan. Febr.
Mrt
April
Mei
Juni
Juli
Aug.
Sept.
Oct.
1946
Raming

Dec.
1947
1947
1947 1947 1947 1947 1947
1947
1947
1947
t/m uit.
1946
1946

.

Oct.
1947

Voor het Rijk:
.
Inkomstenbelas-
164.910
72.365
77.392
69.905 61.340 51.385 54.209
52.282
44.751
49.932
74.790
773.261
890.000
Vermogensbelas
21.322
8.969
8.836 8.133 5.245 3.717
.3.129
1.872 1.218 1.177
1.034
65.652
100.000

ting

………..

Winstbelasting

.
3.586

18
.

6

7

102
-403

944
– –
– –
2.106
Vennootschaps-
-.

ting

………..

belasting

. .
55.609
343
-191

318

605
-175
.-3.246




51.417
115.000
Vermog.bei. voor
S

lichamen
10.374
18

18

19

10
-.33

299
– –


10.013
33.000
Totaien

. . . .
255.801 81:677
87.103 77.694 54.868
54.491
52.849
54.154 45.969
51.109
75.824
902.449
1.138.000

Voor het Ge-
meentefonds:
Grondbelasting.
.
25.164
510
86
676

16

17

91

3
– –

26.309
23.000
Personele bel.

. .
4.504
‘3.493
2.531
2.813 2.145
1.989
1.189 1.024
1.270

101

95
20.762
.

15.000
Ondernemings-
belasting

….
23.074 5.523
6.931
5.677 5.820
3.624
4.036 3.543 3.763
3.873
4.465 70.329
30.000
Totalen

. . . .

52.742

9.526
1

148
I

9.166
1

7.949

1

5.596
I

5.134
1

4.564
1

5.033
1

3.772
1

4.370
1
11700
I

68.000
1)
Deze statistiek sluit aan bij die, opgenomen in ,,E.-S.B.’

van 5 November 1947, blz. 891

STAAT Ib.

BoeklngsttJdvak 1947/
1
48.

Directe Belastingen.

x
‘f1.000

Totaal
1Jan.
Benaming der
Jan.
Febr.
Mrt April
Mei
Juni Juli
Aug.
Sept.
Oct.
1947
Raming
middelen
1947 1967
1947
1947 1947 1947
1947
1947 1947 1947
t/mult.
1947
Oct.
1947
A. Voor het Rijk:
Inkomstenbelasting



,6

9
297
65
102

71
550
570.000 ‘)
Vermogensbelasting

.-

1

.

14
6
2
1

167
191
91.500
1)
Winstbeiasting

. . . .

5
45
27
1.805
956
2.040
-139
967

359
6.065

Vennootschapsbelast.
7.264
8.028
9.070
13.497
7.242
12.083
17.964
6.131
6.030

10.357
97.666
140.000
Vermog.bel. voor
lichamen
654
402
479
1.274
727
839
1.715
382
636

1.064
8.172
16.000

)
Totalen

. . . .
7.918 8.453 9.564
14.805
9.774
13.901
22.022
6.441
7.736
12.018
112.644
817.500

B. Voor het Gemeente-
fonds:


Grondbelasting

. .
• –

186
7.415
5.341
4.929
2.071
804
2.139
2.665
22.550.
23.000
Personele belasting


-.
.
. –
– –
227
1.179 1.679
.3.085
21.000

Ondernemingsbelast.

9
12
495
18
342 1.930
344
327
1.585
5.062
40.000
Totalen

. . . .

9

1

198

1

7.910
1

5.359
1

5.271

1

4.001

1

1.375

1

3.645

1

5.929

1

33.697

1

84.000

STAAT
II.

Kalenderjaar
1947.
Overige
middelen.

.
x f1.000

Totaal
1Jan.
Benaming der
Jan.
Febr:
Maart
April
Mei
Juni Juli
Aug.
Sept.
Oct.
1947
Raming
middelen
1947 1947 1947 1947 1947
1947
1947 1947 1947
1947
tfm.uit.
1947
2
)
Oct
1947.

Loonbelasting,
52.280 38.057 20.013
58.278
36.381
16.283 62.475 39.256 16.225
62.042 401.290
400.000
Dividendbelasting
2.602
543
932 1.314
2.220 1.453 2.547
9.736 5.083
2.682
29.112

15.000
Commissarissen-

belasting
350
220
96
222
.

95
117
521
446
46
603
2.716
2.000
Vereveningsheffing
20.960
13.960
8.774 21.176
12.467
6.548 22.317
11.772
6.631
25:835
154.440 160.000
Voorhefring op 1h.
buitenland

geac–
.
cumuleerde

in-
komsten
25 123
.83
139
438
74
35
78 40
-101
934
2.000
Superdividendbe-
lasting
23

20

‘ –

.

8

– –
51
memorie
Herkapitalisatie-

.
. .
.



belasting



‘ –


– – – –

memorie
Rechten op

de in-
.
voer
5.435
3.074
4.186 7.774 5.190
3.503
.

4.443
5.413 5.794
6.073
.

50.885

53.000
Statistiekrecht
274
170
423

635
546
379

730
507 543
718
4.925
6.500
Bijzondere wijnbe-
.
lasting
26
17
52
68
37
23
53
31
’66
91
464
400
Accijns op zout
133
140
1.128
454
42
122
207
200
285
481
3.192 7.000
Accijns

op

gedis-
, .
.

-.
tilieerd
4.122
4.866
4:415
4.542
4.779 5.215
6.401
6.574
6.798
7.883
.

55.595
.52.000
Accijns op bier ..
.
1.646
2.232
1.264 1.435
2.772
2.468
2.425
‘3.221
3.916
2.273
23.652
25.000
Accijns op suiker

4.960 8.550
5.153 4.179
4.402
5.161
5.207
4.151
4.574 6.244
52.581
57.000
Accijns op tabak
.
11.513
8.355
12.637
8.634
12.263 13.724 14.685
13.889
13:989
16.613
126.302
130.000
Accijns op wijn

.
40
51
186
50
108
181
59
13
286
48
1.022
1.000
Belasting op gouden
en zilveren werken

70
74
79
74
78 82
81
72 72
93
775
800
Omzetbelasting


45.656 40.283
25.631
47.047 37.855 21.688
54.621
43.938
29.441
80.311
426.471
‘457.000
Rechten v. zegel) ,
964
605
1.298
1.223
1.331

859
2.155
1.234
1.300 1.510 12.479
12.000

.
Rechten

van regis
tratie
2.191
1.051
1.455
1.533 1.752
1.719
2.177 2.037 1.696
1.865 17.476
20.000
Rechten van succes-
sie

enz.

……..
5.304
6.515
5.916
5.993
5.918 5.945 6.156
5.584 5.121
7.361
5 9.8 13
60.000
Motorrij tulgenbe-
.

lasting
1.777 1.657
2.236 4.095 2.968 2.670 2.603
2.021
2.472
2.356
24.855
23.000
Totalen

160.351

130.543

95.977

108.865

131.642

88.214

189.906

154.173

17

224.981

1.449.030

1.481.700

‘)

Hieronder begre-

.


pen zegeirecht, nota’s
van

makelaars

en

commissionnalra

in


effecten

……….-

150

104

150

229

230

187

345

147

295

333

2.170
‘) Herziene ramlng.

II

998k

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

.10 December 1947•

*

Opbreng8t van de buitengewone mIddelen.

•’

.

. –

x f1.000

Tota
a l
Benaming der
Jan:

‘Febr.
Maart
April
Mei
Juni Juli
Aug.

Sept.

Oct.
.
1
Ja n. ’47
Raming
middelen
.1967
1947 1947 1947
1947
1947
1947
1947 1947

1947
t/m uIt.
‘1947

.


Oct 1947
ermogensaaflyas_



35
3.137 3.405
5.330
17.253
12.312
14.594

17.778 73.844
memorie
‘)
belasting

.’…
vermogensheffing

ineens
– –
.






– ‘



memorie
‘)
‘) De totale opbrengst is geraamd op f3.500 millioen; een afzonderlijke raming vbor 1947 heeft niet plaats gehad. .
1)
De totale opbrengst is geraamd op 11.600 millioen;een afzonderlijke l’aming voor 1947 heeft niet plaats gehad.

STAAT iii

.

. .

NATIONALE BANK VAN BELGIË.
Kalenderjaar 1947.

.

•..

(Voornaamste posten in millioenen franes).
Zekerholdsstelllngen.

x t 1 millioen.

J0

Q’C
Cd
e
B-E
j
Es,

T/na Dec.
1945
600
576

1.176
15
Jan. t/m
Dec. 1946
953
1.553
729
t

.

112
2:282
127
Jan.1947
47
1.600
675
9
2.275,
136
Febr.1947
’45
1.645
643
9
2.288
145

j
Mrt

1947
30
1.675
635
11
2.310
156
April1947
31
1.706
619
17
2.325
‘173.
Mei

1947
31
1.737
604
.27
2.361 200
Juni ,1947
.

19
1.756
590
28
2.346
228
Juli

1947
22 1.778
578
37
2.356
265
Aug. 1947 1
20
1.798
560
29
2.358
294
Sept.1947

1
16
1.814
551
42

1
2.365
336
.
Oct.

1947
18
1.832
535
51
2.367

.
387

• TOELICiITING BIJ HET OVERZICHT VAN DE OPBRENGST
‘i DER RIJKSMIDDELEN.

t.
Direcle belastingen.
Deze staten vermelden de vorderingen, welke ontstaan door
het opleegen van voorlopige en definitieve aanslagen door de be-
lastingdienst (debiteurenadministral.ie).
Het belastingtijdvak 1946/’47 loopt bijv. voor de inkomsten-.
belasting van 1 Januari 1946 t/m 31 December 1947. Normaliter
worden gedurende de,eerste 12 maanden hiervan voorlopige aan-slagen over 1946 geboekt, gedurende de laatste 12 maanden defi-
nitieve aans]agen over 1946 (vandaar de vergelijking van bijv.
1946/’47 met raming 1946 en buy. 1947/’48 met raming 1947).
Voor andere belastingen. loopt het boeklngstijdvak 19461’47 van
t Januari 1946 t/m 30 Juni 1947.

Overige
middelen.
Do staten vermelden het werkelijk in elke maand ontvangen
‘bedrag (kasadministratle.).
Bij omzetbelasting,. loonbelasting en vereveningshefflng vindt
de afdracht per kwartaal plaats(dus buy, in Januari 1947 van de
belasting over de omzet resp. uitbetaalde lonen van het 4e kwartaal
van 1946).

ZekerheidssieUingen.
Dit zijn bedragen, dle,, vrijwillig of verplicht, door belasting-
plichtigen bij de ontvange.rs der belastingen zijn gedeponeerd. Zij dienen als vooruitbetaling op nog niet opgelegde aanslagen
• in bestaande belastingen en toekomstige aanslagen in vermogens-
aanwasbelasting en vermogenshefflng.

De staten vermelden zowel de opgelegde zekerheidsstellingen
als de betalingen daarop(dus zowel debiteuren- als kasadministratie)
en voorts nog de afschrijvingen, dle op de zekerheidsstelllngen
wegens de opgelegde aanslagen plaatsvonden.
Zie voor uitvoerigertoelichting de aantekening:.,, Opbrengst
der Rijlcsmlddelen” in ,,E.-S.B.” van 28
Mei
1947, blz. 432.

.

BANK VAN
FRANKRIJK.
Voornaamste posten in millioenen francs).

.

c’.
Voorschotten
aan
de’ Staat


0
Data
:

°0
0,s
t.
“50
t-
0

0-
05

E
1/)

26Dec.
1946
94.817 118.302
59.449
67.900
426.000
6 Nov.
147
52.817
176.929
129.449
118.500 426.000
13 Nov.
1947
52.817
184.643
129.449 113.800
426.000
20Nov.
1947
52.817 1186.973
129.449
101.600
426.000

Bankbil-

Deposito’s
Data
jetten in
T
at
Diversen
circulatie

26 Dec.
1946
721.865 63.458
765
62.693
6
Nov.
1947
872.932
74.183
744
72.267
13
Nov.
1947
869.317
75.603
806
73.484
20 Nov.
1947
865.668

75.418
170
73.594

0
5)

0)
•.
cl

05
5)
0
.
Data
b
•0O
oo5
,
G)
-‘O
‘5
00
,4Z
-.
t-
,

t-
..

.
..

26 Dec.

1946
29 Oct.

.1947
32.226 26.260
5.648.
13.074
4.953 4.827
214
596
698 765
49.158 52.692
6 Nov. .1947
25.607
13.884
5.536
618 757
52.557
12

,,.

1947
25.352
14.002
5.176
708
748
52.987
20

,,

1947
26.513
12.754
4.778
963
742
52.127
27

1

1947
26.003 12.748 4.865
783
747
52.937
:4

Dec.,

1947
25.437
13.190
5.425
.614
.

702
53.011

0
R8kenin-
courant
saldi.
s,

l)ta
•_.0)
,

0)’5
,
,d 0505

0.
0
‘0.0e
0
00

.)
CIS
t-(

26 Dec,1946
637
159.377
72.165
1
—-_
4.482
614.
29

0ct.

1947.
637 .
165.847
78.402
5
5.416
509
6 Nov.

1947
637
166.665 79.588
4
5.036′
508
12

,,

1947

637
166.537
79.502
2
5.127
508
20

1947
637.
165.349
78.682
5
4.814
507
27

1947
1

637′
165.698
78.472
4
5.31.1
504
4 Dec!

1947
637
166.192
78.891
3
5’40.
503

) Waarvan 10.493 ‘millioen frcs onhescbikaar goudsaldo na her

waardering van cle goudvoorraad (l3esluitwet no. 5 van 1-5-1964).
‘) Waai’onder begrepen de post ,,Emissiebank’ té Brussel”, ten
bedrage van 64.597 millioen fres.
‘) Deze post omvat: oude biljetten over te boeken op tijdelijk
onbeschikbare of geblokkeerde rekeningen en niet aangegeven
oude biljetten.

IN. EN T.JITVOEIt
VAN
BELGIË
‘).

Invâer

Uitvoer

Saldo

aan
vc,v,u,,,.
In dui-
zenden
tonnen

.vaa,ue
in mil-
lioenen
francs

,Je.V,CUL
in dui-
zenden
tonnen

yaarua
in mii-
lioenen
francs

vaarue
In mil-
lioenen francs Maandgemiddelde
1936/38
2.868
‘2.019
1.912
1.859

160
Maandgemidd. ’46
1.644
4.380
620 2.471
-1.909
Januari

1947
. .
1.720
6.040
605
2.673
-3.367
Februari

1947
. .
1.418
5.257
706
4.308

949
Maart

1947
. .
.

1.788 6.040
905
4.831
-1.209
April

1947
. .
2.261
6.583.
1.100
5.341
-1.242
Mei

1947
. .
2.496 6.247
1.184
5.430

817
Juni

1947
. .
2.416′ 6.368
1.173 5.787

581
Juli

.

1947

, .
2.407 6.084 1.343 5.775

309
Augustus

1947
. .
2.601
7.148
997
3.890
-3.258
Septeniber 1947
2.436 6.848
1.271
6.098

750

‘) Bron: ,,Statistisch Bulletin”
van
het Nationaal
Instituut
voor
de Statistiek.
11

DE KOLENPOSII’IE VAN BLGIË
(in duizenden tonneni

Maand
Productie
Afzet
Voorraad aan
het einde van
cle maand

4938……….
‘29.575
28.029

•.
2.222
3
)
22.767
311 ‘)
1966

…………22.779
Januari 1947

• . .
.2.146
2.140
318
Februari

. . .

1.954
.

1.934
338-
Maart

.
. . .
2.198 2.216
320
April

….:,
2.184 2.210
294
Mei

. . . .

2.081
2.084
291
Juni

. . . .
2.011
2.006
296
Juli

. • . .
1.860 1.855 302
Augustus

. . . .
1.827
1.787
342

1)
Bron: ,,Statistisch ‘Bulletin” van het Nationaal Instituut
voor de Statistiek.
‘) Ultimo December.

:L11Lg,I
t

Econoom – .

acadpi/sch gvormd, niet, ruime -ervaring’.n, hndl

en industrie, Engelse. en Duitse taal .volkomenbeieer-
se’iid, ‘e’de kennis der Franse ‘taal, gehuWd.i29jaar,
zekt, wgen aanstaande beëindiging vals ègetiwoor-

dige werkzaâhihedn nieuwe positin.

Brieven onde.No.
E.S..
1080 bur. v d. bi. Postbus 42,

SchiedaflL’

MEN

De
K.L.M.
vraagt

40000

voor de uitbreiding van haar bedrijfseconomische
afdelingen: Kostprijs, Budgettering, Bedrijfsstatistiek

BEKWAME

ADMINISTRATEURS.

Naast

een

grondige

ervaring

op

administratief
gebied

is

een

theoretisch

ontwikkelingsniveau

vereist, gelijkstaand met diploma M.O. Handels- wetenschappen, Staatsprictijkdiploma en/of Mo-


derne Bedrijfsadm inist rat ie.
Geboden

wordt

een z’elfstandige werkkring, die
de

mogelijkheid

opent

tot

eën

leidinggevende
functie

bij

een

der

administratieve

of bedrijfs-
economische afdelingen.
Sollicitaties, onder opgave van dit blad, met pas-
foto

en

volledige personalia te richten aan Per-
soneelszaken

K.L.M.,

Postbus

121,

Den Haag.
00 enveloppe en brief te vermelden:

GEMEENTE VOORBURG.

Burgemeester en Wethouders van Voorburg
roepen sofficitanten op voor de betrekking van

Verificateur

der gémeentefinanciën

(nieuwe functie)

Aan deze betrekking is, met inbegrip van de
bekende toelagen, een salaris verbonden van
f 5.400,— — f 6.200,— (4 tweejaarlijkse verho-
gingen van f 200,—). Salarisherziening in voor-
bereiding. K.indertoelage overeenkomstig rijks-regeling. De graad van doctor of d9ctorandus in de economie wordt met f 200,— per jaar geho-
noreerd.
Aan de te benoemen functionaris zal de con-
trôle worden opgedragen van de financiële admi-
nistratie der gemeente en haar bedrijven. Deze
contrôle zal zich zowel over de doelmatigheid
als over de rechtmatigheid moeten uitstrekken.
In verband daarmede zullen alleen in aanmer-
king komen gegadigden, die beschikken over
ruime theoretische kennis op het terrein van de
gemeentefinanciën en de bedrijfseconomie en
bovendien practische ervaring hebben.
Eigenhandig geschreven sôllicitatiebrieven (op
zegel) met uitvoerige toelichting, worden bin-
nen 14 dagen ingewacht bij de burgemeester van
Voorburg.
Voor woongelegenheid wordt gezorgd.
Persoonlijke kennismaking alleen na oproe-
ping.

1

‘,

.•

,’

.,

.,

..

De DIrectui ‘v’an de Öenitale Prbnée1sdinst

roept ten behoeve van -de
afdeling Comptabiliteit

‘van een der Ministeries,
sollicitanteü op voor
fuiicitie Van ………….

, . ‘

..•

plaatsvervangend chef

dér afdeling
..,.’

Na gebiekn geschiktheid is de mogelijkheid niet

uitgesloten, dat de te ‘benoemen functionaris

oier enkele jaren in aanmerking kbmt’, de hüi-

dige chef op te volgen.

Vereisten: Drs. Economie (Opl. accountancy) of
M 0 Boekhouden Langdurige practische erva

ring in comptabele werkzaamheden, bij voorkeur

bij de Overheid. Geschiktheid om mede leiding

te

geven aan de comptnhèle wèrkzaamheden op
het Depasemênt en de hieronder ressorterende
diensten en è.fdelingen.

Aanstelling in de rang van referendaris.

Sollicitaties tot 18 December te richten tot de
Centrale Personeelsdlenst, Binnenhof 4, te ‘s-Gra-

venhage,
onder motto: L/Rid.-51.

Maakt gebruik van de rubriek ,,Vacaturrs” voor het
oproepen van sollicitanten voor leidende functies. Het
aantal reacties die deze annonces tengevolge hebben
is
doorgaans uitermate beviedigendi, begrijpelijk: omdat
er bijna geen groote laatelling
Is,
die dit blad niet
regelmatig ontvangt en waar het niet circuleertl

NAAMLOZE VENNOOTSCHAP

HOLLANDSCHE SOCIETEIT VAN

LEVENSVERZEKERINGEN N.V.

gevestigd te’AMSTERDAM

UITGIFTE van

nominaal
f
1 .000.ÔOO.— aandelen,

in stukken groot nom.’
f
1000.— op naam,
ten volle delende in de winst over het boekjaar 1948 en

volgende boekjaren..

Ondergetekenden berichtçn, dat zij de inschrijving•op
bovengenoemde aandelen,
uitsluitend voor
houders van
aandelen,
openstellen op

Vrijdag 19′ December ‘1.947,

van des voormiddags 9 uur tot des namiddags 4 uur,

bij haar kantoren te AMSTERDAM, ROTTERDAM
en
‘s-GRAVENHAGE,

tot den koers van 160 pCt. (geheel vol te storten)

op de voorwaarden . van het prospectus d.’d. –
9 December 1947.

Prospectussen en inschrijvingsbiljetten zijn verkrijg-
baar bij de inschrijvingskantoren.

Nederlandsche. Handel- Maatschappij, -.N. V.

Nederlandsch Indische Handelsbank, N.V.

De Twe’ntsche ‘Bank N.V.

Amsterdam, 9 December 1947.

AVONDCURSUS

BUITENLANDSE HANDEL:

In Januari en Februari 1948

Econ.
geografie en wereidhandel Prof.
W. E.-
Boerman
Be
Organisatie van de handel Dr. A. M. Lucas
De
internationale handel

Dr. F. L. v. Muiswinkel
Het nut van mrktanalyse

Dr. Th. L. M. Thurlings Reclame in het Liteniand

D. Schipper
De Scandinavische landen

H. D. Baars
Zuid-Afrika

Dr. P. J. Idenburg
De
Balken

A. L. van Beek
Liberia

– A. G. Aukes

Kosten totaal 1120,— (16 avonden, steeds 2uur).

Inlichtingen

COMMISSIE VOOR
VOORTGEZET HANDELSONDERWIJS

Eendrachtsweg 12a, Rotterdam.C.
Mr. W. F. Lichtenauer, voorzitter
R. A. Haverkorn van Rijsewijk, secr.

DE TWENTSCHE BANK
N.V.

MAANDSTAAT
OP 30 NOVEMBER
1947

Kas, Kassiers en Daggeldieningen …………
t 20.811.584,48
Nederlands Schatkistpapier ……………… ..
64.7304.558,32
Ander Overheidspapier ………………….
..
(.531.331,66
Wissels ……………………….. . ……. ..
1.209.854,31
Bankiers in Binnen- en Buitenland ………. ..
(4.7(7.979,30
Effecten en Syndicaten

…………. . …… ..
1.907.591,72
Prolongatiên en Voorschotten tegen Effecten ..,,

9.569.425,89
Debiteuren

…….
……………………….
102.596.983,95
Deelnemingen
(mcl.
Voorschotten) ………….

8.595.338,95
Gebouwen

………………………….. ..

3.500.000,—
Belegde Reserve voor Vérleende Pensioenen
..,,

985.719,97

f 812 70.368,55′

Kapitaal

……………………………..
f

40.b00.000,-
Reserve ……………………………… ..

12.000.000,—
Bouwreserve .. ……………………….. …

2.000.000,—
Deposito’s op Termijn

……………….. ..
72.137.700,79
Crediteuren ………………………….. ..
663.121.836,3
Geaccepteerde Wissels ………………….
..
208.570,64
Geaccepteerd door Derden ……………….
..
18.488,48
Overlopende Saldi en Andere Rekeningen ……
22.258.051,74
Reserve voor Verleende Pensioenen ……… ..
985.719,97

t 912.730.368,55

Annonces voor het volgend nummer

dienen uiterlijk Maandag
IS
Dec. a.s. in het bezit te

zijn van de administratie, Lange Haven 141, Schiedam –

VAN GEND & LOOS

expedieert van huis ‘lof huis

van dorp naar sfad – van land naar land

DORDTSCHE PETROLEUM-INDUSTRIE MAATSCHAPPIJ
N.V.

gevèstigd te AMSTERDAM.

UITGIFTE van

f7.200.000.-
7%
Preferente Aandelen

en

f
14.400.000.- Gewone Aandelen

De ondergetekendei berichten, dat zij te hunne kantoren tot

Dinsdag 30 December 1947

des namiddags 4 uur,

iitsluitend voor houders van Preferente Aandelen n

Onderaandelen en voor houders van Gewone Aandelen en

Onderaandelen, de inschrijving openstellen op boven-

genoemde Aandelen

tot de koers
van
105 pCt.

Prospectussen en inschrjvingsforiiulieren zijn bij de kntoren
van inschrijving verkrijgbaar.

HOPE
&
Co.

VAN EEGHEN
&
Co.

PIERSON & Co.-
Amsterdam, 28 November 1947.

Economisch-

Statistisch

Kwartaalbericht


Uitgave van

het Kederlundsch

Economisch Instituut

Binnenkort verschijnt de derde

en tevens laatste aflevering

van 1947.

UIT DE INHOUD:

Conjuncturele toèstand

van Nederland, Indone-

sië, België. Verenigde

Staten, Groot.Brittnnië

en Noorwegen.

De geld- en kapitaal-

markt; het goedkope

geld.

De ontwikkeling van de

prijsstructuur in Neder-

land.

Jaarabonnement 1947

voor abonné’s ,E.-S.B.” t
1.—.

Afzonderlijke abonnementen

t 6.— (3 afleveringen).

Kon’. Nederi. Boekdrukkerij H.
A
. M. Roelants – Schiedam

Alle correspondentie betreffende advertenties, gelieve U te richten aan Koninklijke Nederlandsche Boekdrukkerij H. A. M. Roelants,

Lange Haven 141, Schiedam (Tel. 69300 toestel 6)

Losse nummers 75 cents resp. 12 B. francs

Auteur