AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN
E
ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HAI4DEL, MJVERHEID, F1NANCIN
EN VERKEER
UITGAVE, VAN
HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT
32E
JAARGANG
WOENSDAG 3 DECEMBER 1947
No. 1595
COMMISSIE VAN REDACTIE:
H. W. Lambers; N. J. Polak; J. Tinbergen; F. de. Vries;
J. H. Lubbers (Redacteur-Secretaris).
Assistent-Redacteur: A. de Wit.
COMMISSIE VAN ADVIES VOOR BELGIË:
J. E. Mertens; R. Miry; J. van Tichelen; R. Vandeputte;
F. Versichelen.
Adres voor, Nederland: Pieter de Hoochstraat 5, Rotterdam (W.).
Telefoon: Redactie 38040, Administratie 38340. Giro: 8408.
Bankiers: R.Mees en Zoonen, Rotterdam.
Adres voor België: Seminarie voor Gespecialiseerde Economie, ‘4,
Universiteitstraat, Gent.
Bankiers: Ban que de Commerce, Brussel.
Abonnementsprijs, franco per post, voor Nederland
/
26* per jaar,
voor BelgiiijLuxemburg
/
28 per jaar, te voldoen door storting van de
tegenwaarde in franco bij de Ban que de Commerce te Brussel. Overzeese
gebiedsdelen (per zeepost) en overige landen f 28 per jaar. Abonnemen-
ten kunnen ingaan met elk nummer en slechts worden beëindigd per ultimo van hel kalè.nderjaar.
Aangelekende stukken in Nederland aan het Bijkantoor Westzee-
dijk, Rotterdam (W.).
Alle correspondentie
betreffende
advertenties te richten aan de
Firma II. A. M. Roelants, Lange Javen 14′, Schiedam (Telefoon
69300, toestel 6).
INHOUD:
hz.
De
artikelen
van
deze
week
……….
963
Sominalres,
sunirnaries
…………………..
963
Do ontmantoing van do Duitse industrieën door Mr K. P.
van
der
Mandele
………………………………
964
,
Is er reden voor optimisme?
door Th. Ligthart
…………..
965
Enigo aspecten van do stand van zaken met bëtrekklng tot hot
Marshail-Pian
door E.
H. van der Beugel
……………
968
Wat to doen met de ex-Duitse octrooicn en octroolaanvragou?
door
Mr J. G. Buddingh de Voogt
…………………..
910
De extorn monetaire positie en de invoerbQiemmeringen van
Canada
……………………………………..
97
Aantekening:
De Deens-Engelse handetsbespreklngen
door Mr Dr J. Barents
974
Geld-
en ICapitaalinarkt
……………………………
975
S t
ii
t 1 s t 1 e k e
Ii:
hanlcstaten
…………………….
.
………….
:
•’-,
976
Maandcijfers van de grote banken in Nederland
………..
977
In-
en uitvoer van Nederland
……………………..
977
Werkloosheid
In
Nederland
……………………….
.
Ilavenbeweging
…………………………………
978,
DEZER DAGEN
draait alles om de verdeling. Menigvoud zingen kinder-
monden: ,,Eerlijk zullen we alles delen”. Doch volwassen
ogen zien geen suikergoed en marsepein, slechts ver-
bittering. Economisch is het de verdeling der na-oorlogse
verarming, die de geesten verdeeld houdt. Om het wel-
haast doodezwegen Finland is de stilte verbroken,
doordat de staking van het overheidspersoneel alle con-
tact met de buitenwereld een ogenblik stillegde. Oor-
sprong van het conflict: onenigheid over loonvoorstellen.
De Finse regering reageerde drastisch: mobilisatie
van de stakende beambten en politiebezetting van tele-
fonische en telegrafische verbindingspunten. De staking
is daarop beeindigd met de motivering, dat voortzetting
desastre,use gevolgen voor het land zou hebben.
Is Finland een wegwijzer? De verdeeldheid omtrent
de rechtvaardige verdeling schijnt in Frankrijk op, haar hoogtepunt. Ook hier lag het uitgangspunt in een trans-
portstaking: thans doet het denken aan de legerberichten,
te land, ter zee, en in de lucht. Om de ,,égaiité” –
kinderlijke voorstelling van eerlijke verdeling en eerlijke
bedoelingen – te benaderen, is de ,,fraternité” reeds
opgeofferd. Zal de ,,liberté” het volgend slachtoffer zijn?
De minister-president, thans Schuman, heeft na lang-
durige obstructie volmahten verkregen; troepen zijn
gemobiliseerd, gevechten gèleverd. Alles ter redding van
de één en ondeelbare republiek.
,,Eén en ondeelbaar, FrankrijL wel, Duitsland niet”,
aldus Bidault, de Franse woordvoerder te. Londen. ‘Hij
ziet geen heil, of misschien juist dat wel, in een Centrale
Duitse regering vô5r een vredesverdrag. Molotov is er
voor. Voor Marshall heeft het part noch deel aaii het
eigenlijke probleem, hij behoefde Molotov’s voorstel
derhalve niet direct van de hand te wijzen. Zoals Vondel
de argwanendeUreti deed zingen bij Faëton’s zonnereis:
,,Het ende, daar de ‘prijs leit, dat’s meer geluk dan wijs-
heid”. Zoals bekend, is deze zonnereis mislukt.
De hoogste combinatie, van wijsheid en geluk blijkt
voor Europa te zijn: bedeling. Het Amerikaanse Congres,
machtig deelhebber aan de regeringsbeslissiigen, wordt thans voorgelicht; men ziet de Regentenstukken van de
oude Frans 1-lals voor zich. De Republikeinse leider Taft
heeft zijn steun toegezegd, de Senaat heeft de ,,interim-
aid” aa,nvaard. Voordat Europa het geschenk in de
schoot geworpen krijgt, zullen nog diplomatieke oefe-
ningen nodig zijn, waarbij de bezorgingsmethode van
Sinterklaas kinderlijke verbeelding ‘blijft.
De Amerikanen hebben echter hun aanleg hiertoe be-
wezen
4
Na een voorbereiding in de algemene vergadering
der Verenigde Naties, waarvoor de Nederlandse diplo-matieke .taal het ‘euphemisme ruggespraak kent, is het
verdelingsplan voor Palestina aanvaard. De duidelijkste
eenstemmigheiçl t.o.v. dit plan’is de eensgezinde weigering
van aanvaarding door de Arabisçhe Staten. Een verdeeld
huis woedt tegen zichzelve.
1
` f I
I
– -1
t3-
De grote vlucht van de
KLM.
verkleint de wereld.
Handelscentra over de gehele
wereld zijn, dank zij het uitge-
breidç K.L.M. luchtnet
naaste
–
buren
voor U geworden.
Veilige navigatie en snelle
–
—
-:
vlucht stellen U in staat
– •.
overal ter wereld snel
-.
zakelijke contacten te
•
-.
‘-.- .
leggen en buiten-
landse relaties te
–
:-.
bezoeken.
-.
–
“x
0
Vermogensheffin gen
Objectieve
en. de8kundlge
voorlichiing aan bedrijven
in
particulieren die een deel van
hun vermogen moeten vrij-
maken voor betaling der ko.
Dendi heffingen, .veratrekt de
•
Naam!. Veniz.
Holhindsche
Belegging- ên
Beheer-Mij.
Anno 1930
Heerengracht 320
–
Amsterdam C
.Commluarlesen:’
Prof. Ir.
1. P. de Vooya;
Dra. J.
H. GiRpen;
Mr.
J.
E. Scholtena.
–
Directie!
Gerlof Verwey;
Dr. F.
Ph. Groeneveld;
A. C. Lteuwenburgh,
•
ROTTERDAMSCHE
BANK
225 VESTIGINGEN
IN NEDERLAND
REISCHËQUES
VOOR
BELGIË
KF4
P
L / M
l,
F
AA
ISSOCUTIEr CASSA
KASSIERSINSTEWNG
OPGERICHT IN 1806
.
I.
HEERENGRACIIT 179
•
AMSTEROAM-C
Moderne
‘bedrijf sadministratie
MrJ1AI
Vraagt prospectus en proefles
bij het bekeide
INSTITUUT ii. 6. A. – ROTTERDAM
/ Opgericht In -1942 – (Cursussen onder toezicht van
Dr.
S.
Elzinga) Secretariaat: Postbus 800, Rotterdam
Vroeger Beurgebouw Kamer 321
Behandeling van alle
bankzaken
fl1
* *
Bezorging van alle
asSurantiën.
R. .MEES & ZOONEN
BANKIERS EN ASSURANTJE-MAKELAARS
AMSTERDAM
– ROTTERDAM .
‘
S-GRAVKNHAGE
DELFT
-:
SCHIEDAM
–
VLAARDINGEN
()
Koninklijke
Nederlandsche
Boekd rukke rij
H.
A.
M. Roelants
Schiedam
N.V. KONINKLIJKE
N E D E R L A N D S C H E
ZO U T 1 N D U ST R IE
Boekelo Hengelo
ZOUTZIEDERLJ
Fabriek van:
zoutzuur, (alle kwaliteiten)
vloeibaar chloor
cbloorbleekloog
nahVnloog, cawtic soda.
IL
3 December 1947
ECONOMISCH-STÂTISTISCHE BERICHTEN
963
DE ARTIKELEN VAN DEZE WEEK.
Mr li.
P.
vatk der Mandele,
De ontmanteling aan de Duitse
industrieën.
De Amerilanen en Engelsen enerzijds, de Russen ander-
zijds, hebben elk hun plannen ten aanzien van Europa.
Daarbij gingen de Russen in Duitsland ongetw’ijfeld het
rationeelst te werk. Algemeen wordt daarom tussen het
Vi’esten resp. het Oosten met Duitsland een afzonderlijke
vrede verwacht. Als inleiding tot de vrede gaat de ont-
manteling door onder de volgende drie aspecten:
le. een gedeelte der productie (dat in hoofdzaak voor
•Oost-Europâ bestemd was) wordt voor goed stopgezet;
2e. op sommige markten worden de Duitse goederen
voortaan dobr Engelse en Amerikaanse vervangen; –
3e. een gedeelte dei inlüstrieën zal naar de omringende
West-Europese landen worden overgebracht.
Th.
Ligthart,
Is er reden aoor optimisme?
–
Overziet n’ien de toestand in Indonesië, zoals die zich
thans aan ons voordoet, dan is er allerminst reden voor
optimisme. Veeleer komt men diep onder de indruk van
de moeilijkheden, die nog om oplossing vragen. Alen moet
zich niet verdiepen in illusies, maar de zaken zien zoals
ze in werkelijkheid zijn. Primair is onder alle omstandig-
heden een bevredigende oplossing van alle politieke con-
flicten. Voorts moet-een rekening w’orden opgemaakt,
zodat vaststaat,- hoe -de financiële verhouding is tussen
Nederland en de zich vormende’ zelfstandige gebieden.
Ondernemers moeten weten, welke mogelijkheden de poli-
tieke toekomst hun heeft te bieden.
E. II. ‘van
der Beugel,
Enige aspecten aan de stand aan
zakert met betrekking tot het Marshall-plan.
In de voorbereidingen voor hét Marshall-plan zijn 3
fasen te onderscheiden: de Parijse conferentie, de bespre-
kingen van een vertegenwoordiging van het , ,Commi ttee of European Economie Cooperation” met de Amerikaanse
Regéring te Washington, en de speciale zitting van het
Amerikaanse Congres. Schr. belicht met naiie de tweede
fase, waarin de te Parijs opgestelde cijférs nauwkeurig
w’orden geaoalyseerd en, van Europese zijde, toegelicht.
1-Jet resultaat was o.a., dat het vertrouw’en in het Parijse
râpport in hoge mate is versterkt. –
Mr
J. G.
Butidingli de Voogt,
Wat te doen met de ex-Duitse
Oetrooien en octrooi-aanaragen?
–
Schr. laat de geoorloofdheid van onteigening of confis-
catie van vijandelijke verFnogens in het algemeen onbespro-
ken, doch critiseei-t deze procedure tav. het Duitse
octrooibezit in veiband met het Unieverdrag van Parijs.
Ook uit anderen hoofde zou het z.i. aanbeveling verdienen het K.B. E 133 op het gebied vaii de industriële eigendom,
voorzover mogelijk, ongedaan te maken. Temeer, daar
financieel van het op de Staat overgegane QctrOoibezit
weinig is te verw’achten. –
Er zijn nog andere overwegingen, zoals de noodzaak tot
hervatting van het handelsverkeer met Duitsland, welke
ertoe nopen de opportuniteit van de maatregelen ten
aanzien van Duits bezit hier te lande, met uitzondering
van nè10 Mei 1940dooi Duitsers hier te lande verworven
vermogen, te btwijfe1en. –
De extern monetaire positie en
de invoerbeleinmeringen
van
Canada.
1-let is merkwaardig, dat Canada van de goederenzijde
bezien iich in een peiiode van ongekende welvart be-
vindt, en dat het toch een reeks drastische maatregelen heeft moeten nemen ter beperking van de invoer en ter
bescherming van de betalingsbalans.
De verklaring hiervan is, dat het land de dupe is van het.
volkomen verstoorde betalingsverkeer in de wereld, van’
zijn vrijgevigheid in de internationale credietverlening en w’ellicht van zijn monetaire politiek.
•
SOMMAIRES,
Mr
R. P. van
der Mandele,
Le démaitètement de l’industrie
alleniande.
Le processus de démantèlement des industries alle-
mandes arrêtera cette part de la production allemande
qui allait auparavant 1’Europe Orientale. Sur certain marché, des biens anglais et américains prendront la
jlace que laissent vacante leS biens allemands. Des
indutries allemandes seront partiellement transférées
dans des pays de 1’Europe Occidentale.
Th. Ligthart, La situation en Indonésie permet-elle l’opti-
misme?
Ii n’y a aucune raison d’étre optimiste â propos de
l’avenir de l’Indonésie aussi lougtemps que l’instabilité
politique et de nombreuses incertitudes économiques
he sont pas éliminées.
E. H.
van der Beugel,
Quelques faits â propos du Plan-
Mars hall.
L’auteur p’asse en revue les événements concernant
‘le Plan-Marshall depuis le discours qu’a prononcè le
général Marshall è. 1’Universit6 d’I-Iarvard jusqu’ â ce jour.
Mr
J. G. Buddhlgh
d’ Voogt,
Que faire aoec les breets
et les demandesde breaets de l’Allemagne?
L’auteur soutieiit que l’exproiriation ôu la confiscation
de brevets ou de demandes de brevets que l’Allemagne
avait introduit auprès des autorités néerlandaises sont
incornpatibles.avec le Traité de Paris’ de 1883. En plus
des arguments juridiques, des considérations économiques
interdisent l’expropriation ou laconfiscation de propriété acquise aux Pays-Bas par les Allemands avant le 10 mai
1940.
Le commerce international du Canada et ses restrictions en matiëre d’importations.
t
Une explication de la situation plutôt paradoxale du
Canada qui. maigré un niveau élevé de prospérité, doit
restreindré ses importations.
SUMMARIES.
Mr R. P.
van der Mandele, Disnzantling German industries:
The process of dismantlink German industries will stop
that part of German production which, formerly went to Eastern Europe. In some markets English and American’
goods will take the place left open by Gernian goods.
German industries will partly be removed. to Western
European countries.
–
Th.
Ligthart,
Optimisiis with regard to Indonesta?
There is no reason .to be optimistic about Indonesia’s
future as long as politica! instability and many economie incertaintïes arè not eliminated.
l
–
E. II. van (Ier Beugel,
Facts about the MarshaU-PIan:
A survey of events concerning the Marshall-Plan from Marshall’s 1-larvard University speech til!
•
this moment.
Mr
J. G. Buddingh dc Voogt,
What to do with ex-Gérman
patents and patent applications?
The writer’s point of view is that expropriation or con-
fiscation of German patents and patent applications by
the Dutch authorities are incompatible with the Paris.
Agreement of 1883. In addition to legal arguments there
are economie considerations forbidding expropriation or..
confication of property, .acquired in the Netherlands by
Germans before May lOth, 1940. –
Canada’s foreign exchanc poition and import restrictiöns.
An explanation of the rather paradoxical ‘situation that
Canada, notwithstanding a considerable deree of pros-
• perity, bas to restrict its imports. ‘ –
r
N
964
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
‘ 3 December 1947
DE ONTMANTELING VAN IPE .DUITSE
INDUSTRIEËN,
Wanneer men de ontmanteling van de Duitse industrie
– hoe paradoxaal het ook moge klinken – niet als een
onderdeel van de reconstrüctie van West-Europa kan
zien, is men wellicht geneigd deze als een dwaze repres-
saille tegen Duitsland of als een zinneloze onderneming te
bestempelen. 1-let vraagstuk heeft echter zöveel k’nten, die
op het eerste gezicht alleen indirect met de ontmanteling in
verband schijnen te staan, maa die toch uiteindelijk
van doorslaggevende betekenis zullen blijken te zijn,
dat het vergund moge zijn daarvan enige te belichten.
Onzes inziens behoorden wij ons allereerst de vraag
te stellen: bestaat er bij onze vroegere geallieerden ten
opzichte van Europa èen definitief plan? Hierop kunnen
wij zonder aarzelen antwoorden, dat de Russen sedert
jaren zéér zeker een vastomlijnd programma voor Oost-
Europa (hun bezettingszône in Duitsland incluis) hebben,
dat ook voor de oppervlakkige en kortzichtige toeschou-
wer hoe langer hoe meer. naar voren treedt. De Anglo-
Amerikanen hadden• nogal uiteenlopende ideeën over
Duitsland en’ de reconstructie van Europa, maar wij
dienen t erkennen, dat Engeland nog veel eerder dan
Rusland een visie op het nieuwe West-Europa had, die
veel overeenstemming met de Russische plannen voor
Oost-Europa vertoont en waaran het, verschil / alleen
daarin bestaat, dat zij in tegenovergestelde richtingen’
werken. De verwijten aan het adres van de Engelsen, dat
zij zelf niet weten, wat zij eigenlijk met Duitsland willen,
leek ons altijd een gevaarlijke hypothese. De werkmethode,
de procedure der Engelsen die sterk verschilt met de
Russische, Franse; Amerikaanse – en ook met de onze,
vestigt steeds weer de indruk, dat de Engelsen doelloos
rondtasten, maar brengt ons telkens weer de meer of
minder aangename verrassing, dt – zij op het voor
hen
essentiële punt met de zekerheid van een slaapwandelaar
afgaan zonder het ook maar één minuut uit het oog te
verliezen, met andere woorden, dat zij’ al van te voren
zeker zijn van de
inzet,
waarom het stel eigenlijk gaat,
zodat hun de wisselvallige stand
,
van de ,,zaak in wording”
tamelijk onverschillig laat. De meningen lopen sedert
generaties uiteen,
of
dit een bewuste opzet, een soort
Macchiavellisme van hen is, of het uit hun instinct tot
zelfbehoud voortkcimt, of het zuiver toeval is, 6f dat het
op de kortzichtigheid van hun tegenspeler berust, wat
aan het feit geen afbreuk doet, maar maakt, dat men
smalend of met een zekere bewondering nog steeds over
het ,,peride Albion” spreekt.
Ongetwijfeld gingen de Russen het rationeelst te werk in Duitsland, zodat hun plan voor Europa aan duidelijk-
heid niets te wensen overlaat. DÔor integratie van de
Oostelijke krachtcentrale Opper-Silezië met de Oost-
Europese volkshuishoudingen hebben zij een grotere
economische revolutie tot stand gebracht dan door welke
communistischepenetratie, en ook het Westen zal daarvan de
gevolgen pas duidelijk ont*aren, wanneer de achter-
hoedegevechten, die de Russen nog in West-Europa
leveren, van de baan zijn. Al de opstootjes, stakingsgolven
en verzetbewegingen, die wij in Frankrijk, Italië, Duits-
land en elders op te vangen hebben, zijn voor het aller-
grootste gedeelte niets anders ‘dan door de Russen ge-
ënsceneerde manoeuvres om de’wederopbouw van West’
Europa te vertragen’ eii zijn tevens het rookgordijn,
achter hetwelk de Russen de reconstructie van Oost-
Europa zolang mogelijk aan de aandacht van het Westen’
trachten te onttrekken, wat in feite betekent, dat zij
de industrialisatie van Oost-Europa met een, hun toe-
vertrouwde, niets ontziende krachtsinspanning ter hand
nemen. Hier zien wij, wat een totalitair systeem onder
gegeven omstandigheden voor een buitengewoon voor-
deel op kan leveren: onder ‘terzijdestelling van alles,
wat voor ons West-Europeanen ,,het leven waard maakt”
wordt een economische politiek doorgevoerd, resp. een
politieke economie
opgebouwd, die 66k het door de ,Russen
bezette gedeelte van Duitsland zal dwingen zich geheel
naar het Oosten te oriënteren. Algemeen wordt daarom
ook een afzonderlijke vrede tussen Duitsland en het
Westen enerzijds en Duitsland en de Russen anderzijds
verwacht, gevolgd door’ een Duits-Russisch verbônd, dat
in hoofdzaak het volledige opgaan van de Duitse econo-
mie in de Russische beoogt.
Wanneer wij de wederopbouw van Europa eens van
dit gezichtspunt uit bezien, daii is het essentiële punt
niet meer of een meer of minder gesloten West- en
Oost-Europese economie tot stand komt, maar
of, wien
en
in welke maie
het zal lukken, de
ene
economie ‘ten bate
van de reconstructie van de
andere
te gebruiken; d.w.z.
of wij het ;,kat-en-muis-spelletje”, dat Hitler met Rus-
land begonnen is, weer opnemen, 6f dat wij het feit aan-
vaarden, dat twee werelden aan het ontstaan zijn, die
zolang door een ijzeren gordijn gescheiden’ zullen zijn,
totdat ,de hergroepeiing en heroriëntering van Oost en
West voltooid zijn. Als practisch voorbeeld diene dit:
in Parijs hebben de 16 landen, die het IvIarshall-plan
hebben’ bewerkt, rekening gehouden met de Poolse kolen
als voorwaardê voor de vlugge wederopbouw Van het
”Vesten. Dit moge op zichzelf juist zijn, maar wanneer
Polen daarvoor onder Russische opper-regie kapitaal-
goedeien vraagt, die het Oosten in staat stellen deze
later als een economisch wapen tegen het Westen te ge-
bruiken, dan zullen wij ons toch twee keer moeten be-
denken, alvorens diarop in te gaan en zullen wij liever
héél ,langzâam, maar op eigen westelijke stoom vooruit
moeten gaan. /
De Russen hebben natuurlijk gelijk, wanner zij het
Marshall-plan niet beschouwen al’ te zijfl: zuiver-econo-
misch. Zij vergeten echter voorop te stellen, ddt’ zij de
uitvinders zijn van de politieke economie, wat nog heel
iets anders is dan economische politiek. Wij hebben al
vroeger er op gewezen, dat handelstransacties tussen
Oost- en West-Europa (al zijn ‘het onafhankelijke econo-
mische gebieden) niet alleen mogelijk maar tevens ,zéér
gewenst zijn, maar het moet om gelijkvaarige goederen
gaan en niet bijvoorbeeld om de bijbelse linzen ‘tegen
locomotie,’en!
,Vôördat wij nu de lijst vad de industrien, die in de
Britse en Amerikaanse zônes ontmanteld moeten worden,
op de keper beschouwen, d.w.z. ons rekenschap geven
van wat deze vÔÔr de oorlog gefabriceerd hebben, resp.
wat deze in staat zouden zijn om te vervaardigen, moeten
wij ons zelf twee vragen stellen:
le. Hoe komt het, dat in de Amerikaanse zône zoveel
minder industrieën ontmanteld-worden dan in de Britse?
Het antwoord, als zouden minder industrieën in de
Amerikaanse zône liggen, die voor ontmanteling in aan-
merking komen, of als zuden de Amerikanen meer met
de Duitsers ,,op hebben”, is ten enenmale onjuist. In
de Amerikaanse zône zijn in hoofdzaak de chemische en
de pharmaceutische industrieën gelegen; die steeds de
voornaamste hard-currency-bron
voor Duitsland waren,
maar die .al als ontmanteld beschouwd kunnen worden,
wanneer men de uitvinders, technici, patenten, octrooien
en licenties ,,wegvoert”. Dit hebben de Amerikanen van
de eerste dag af met
–
eeft ons Duits-aandoende grondig-
heid ‘gedaan, zodat Duitse chemici en geleerden aan de
Verenigde Staten inkomsten opleveren, die een groot
gedeelte van hun bezettingskosten dekken.
2e. Wat heeft Duitsland véÔr 1939 aan de wereld
(behalve Amarika en het Britse Imperium) geleverd in
ruil voor voedsel, bijv. aan Oost-Ewropa, de Balkan, het
Midden-Oosten en Turkije? Deze gebieden waren steeds
‘de gewillige afnemers vari Duitse meer-of-minder ver-
ouderde wapens, waardodr Duitsland niet alleen vooi’
haar
‘waardeloos
geworden goederen voor
noodzakelijke
3 December. 1947
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
965
importen kon uitwisselen: maar tevens de industriali-
satie vn Oost-Europa bewust kon vertragen. Bezien wij. de ontmantelin van de Duitse industrie
van deze gezichtsunten uit, dan levert deze een geheel
ander beeld op dan dat wat mem er zich gewoonlijk
daarvan maakt. Wij begrijpen nu misschien, ‘dat de
wapenindi:istrie., die om veiliheidsredenen de meest
gevaarlijke is en daarom 6nder alle omstandigheden
moet verdwijnen,
economisch
volkomen gevaarloos was,
zodat wij een geweldige economische omwenteling tege-
moet zouden gaan, wanneer wij Duitsland
zonder meer
zouden to’estaanj dezelfde hoeveelheid ijzer en staal voor
constrzctiee
doeleinden te verwerken als die welke het
voorheen voor de aanmaak van
oorlogsmateriaal
ver-
bruikt heeft.
hier dienen wij even de tegenstelling Amerika—Enge-
land aan te roeren, de inmiddels echter weer aan het
verdwijnen is en in Engelse zin werd opgelost. Amerika
had principieel niet het minste bezwaar, dat Duitslând
in plaats van wapens kapit’aalgoederen in een tot nu toe
ongekende hoeveelheid voor de export zou gaan maken,
daar
zijn
markt voor de opneming daarvan a priori
buiten beschouwing viel. ‘Zo bleef, wanneer men aan
Oost-Europa en Rusland om politieke redenen alleen
maar mondjesmaat wilde leveren, in hoctdzaak nog
West-Europa en Eet Britse Imperium over. Geen wonder,
dat de Engelse reactie daarop was 6m if het beslissende
woord in deze zaak te hebben ôf anders zich zonder meer
op zijn Commonwealth terug te trekken, waardoor het
hele Marshail-plan illusoir zor worden. Weer eens, voor
de ioveelst,e keer, wisten de Engelsen de Amerikanen op
het laatste ogenblik tot hun ,,lang zicht”-politiek
over te halen en de ontmanteling gaat als inleiding tot
de vr.ede door en wel onder de volgende drie aspecten:
1.’ een gedeelte der productie (wat in hoofdzaak voor
de Oost-Europese landen bestemd was) wordt voor goed stop gezet;
op sommige markten worden de Duitse goederen
voortaan door Engelse en Amerikaanse vervangen;
een gedeelte der industrieën zal naar de omringende West-Europese landen worden dvergebracht.
Voor Nederland is op het Qgenblik in hoofdzaak het
derde punt van belang en wij dienen thans goed te onder-
zoeken, welke industrieën wij zouden willen aantrekken
met het oog op – ‘ –
a. wat wij ‘volgens onze natuurlijke aanleg kunnen
doen;
b; wat door het wegvallen van de Duitse prodictie voor
ons noodzakelijk wordt;
wat onze bijdrage tot de reconstruçtie van West-
Europa zou kunnen verhogen;
wat voor nieuwe exportmogelijkheden door deze
totaal gewijzigde omstandigheden voor ons zouden iijn
weggelegd.
.
‘De directe gevolgen der ontmantelirg .zullen
000r de
geallieerden
daarin liggen, dat de bezetting teruggetrokken
kan worden en in hoofdzaak nog slechts met de contrôle van het grondstoffenreservoir behoeft belast te’ worden,
en
voor Duitsland,
dat het gedwongen zal zijn o’m, wil
het blijven leven, een groot gedeelte van ‘zijn grondstoffen
en .van zijn werkkrachten te exporteren.
Dit vraagstuk zal de basis vormen van het komende
vredesverdrag.
Maar daarover een volgende maal.
Rotterdam.
K. P. VAN DER MANDELE.
/
IS ER REDEN VOOR OPTIMISME?
De heer van I-loogstraten heeft het een en ander verteld
over zijn opvatting over de toekomstige ontwikkeling
van Nederlands-Indië en daarbij opmerkingen gemaakt,
die nadere. beschouwingen verdienen. Er klonk in de
woorden van de- Directeur vail Economische Zaken een
opwekkend optimisme.
Men kon uit de gegeven voorlichting de volgende be-langrijke dingen lezen:,
le. dat er waarschijnlijk niets zal komen van een
vergoeding aan de ondernemingen, die door oorlogssch’ade
en revolutionnaire verwoestingen ‘erden getroffen;
2e. dat de Indische Rëgering plan heeft royaal te zijn
met het verlen.en van voorschotten, waar die nodig zullen
zijn om de bedrijven weer op gangte brengen;
3e. dat de beschadigin’gen meevallen en het nu dus
tijd is voor het kapitaal zijn ,,aarzelingen” te laten vallen
en aan de slag te gaan;
4e. dat men erop vertrouwen kan, dat Indië geen
valutaval zal worden, want fiscale winsten en fiscale
afsôhrijviflgen op
nieuw
kapitaal zullefi naar het bui-
tenland mogen worden geremitteerd.
Natuurlijk moet men niet op onmiddellijk pr’ofijt reke-
nen; er zullen_drie jaren nodig zijn om de productiecapa-
citeit te herstellen;’ dan mag men verwachten, dat de,
noodzakelijke importen door de export zullen kunnen
worden betaald.
Er zijn enige belangrijke punten, waarover een ieder,
die bij Indië geïnteresseerd is, gaag enige opheldering
had willen ontvangen, waaraan in stilte werd voorbij.-
gegaan, doch waarover in de hierv’olgènde beschouwing
nieb kan worden gezwegen, omdat ze van vitaal belang
zijn voor de ontwikkeling van het land. ‘
Het is begrijpeiijI, dat de Nederlands-Indische Rege-
ring geen plannen’ maakt om geleden schade te vergoeden. Er zouden hiervoor enorme bedragen nodig zijn, die alleen
zouden kunnen worden betaald uit tot een ondragelijke
hoogte opgevoerde belasting, die alle daadkracht zou
doden. Bovendien zouden die belastingen moeten worden
opgelegd aan de nijvere werkers, die de slachtoffers van’
de vernielingen’ werden, omdat van hen, die het grootste
deel van de verwoestingen op lun geweten hebben, nim-
mer iets te halenzal zijn. Toch mag men niet uit het oog
verliezen, dat hier om practische voordelen te behalen, on-
billijkheden worden begaan tegenover de ondernemingen,
die toevallig bijzonder zwaar werden getroffen. Men gaat voorbij aan het zo vaak geciteërde woord: ,,draagt elkan-ders lasten” en onderwerpt zich aan het minder gebruikte
woord, eveneens van Paulus: ,,want een iegelijk zal zijn,
eigen pack dragen”. Men ‘doet gôed hierbij te bedenken,
dat de bedrijven ook in normale tijden zelf de lasten van
tegenslagen, waartegen geen remedie bestaat, moeten
torsei bijv. bij vulkanische uitbarstingen, bandjirs en andere natuurrampen. In Holland heeft men intussen
ervaring opgedaan met het ingewikkelde probleem van
de’spreiding van de geleden schaden, en men weet, dat de
‘getroffenen er schier radeloos onder worden. In dit ver.:
band moge intussen in herinnering worden gebracht, dat
de Indische Regering destijds beloofde de op haar last
aangebrachte vernielingen te vergoeden.
Men wil in Indië snel -vooruit; dan moet men de be
zwaren, aan’.het tempo verbonden, zonder klachten aan-
vardn. Men kan zich de weelde niet veroorloven om
ettelijke grote bureaux in te richten voor het verdelen
.ran het geleden materiële leed. Men kan de mensen beter
voor productieve arbeid gebruiken.
Maar – er is een troost. De Regei’ing ste’t voorschotten
in uitzicht, die moeten dienen om de motoren van het,
bedrijfsleven aan te zetten. 1-her rijzen echter bedenkingen
De ondernemers moeten verplichtingen aangaan en het
is in zaken niet alleen belangrijk
aan wie men leent, maar
966
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
3 December 1947
ook
oan wie
men leent. Van de ‘Nederlands-Indische
Regering natuurlijk, zal de. heer van Hoogstraten waar-
schijnlijk antwoorden. ”Veet hij echter zeker, dat de cre-
diteur niet geheel van karakter zal veranderen binnen
afzienbare tijd? Dit is een gevaar, dat elke geldnemer
zal bedreigen en het zou dan ook begrijpelijk zijn als het
,,aarzelend kapitaal” zou zeggen: ,,laat mij liever wach-
ten tot ik weet wat er gebrouwen wordt in komende be-
sprekingen en wat voor Regering door Nederland in het
zadel zal worden gezet. Ik pas ervoor het gevaar te lopen
debiteur te worden van een Regering, die mij als vreem-
deling beschouwt, welke hier niets heeft té maken.
Het zou wel interessant zijn te vernemen, waar de
heer van Hoogstraten het geld, waarmede hulp zal worden
verleend, vandaan denkt te lalen. En hoe hij meent dit
geld om te kunnen zetten in levensmiddelen, machines,
textiel etc. In het buitenland kan men met Nederlands-
Indische guldens niet terecht. Er zullen dus deviezen
moeten zijn, die nog niet worden verdiend, en dus schuilt
hier een probleem, waarop vel enig licht had mogen
vallen.
Zeer verwonderd zullen velen hebben gehoord, dat de
schade nogal meevalt en dat het zeker mogelijk is die
in drie jaren te herstellen, mits er hard wordt gewerkt.
Dit laatste behoeft niet uitdrukkelijk te worden gezegd.
Volgens binnenkomende berichten wordt er in de bedrij-
ven, die aan de slag zijn, onmenselijk gezw’oegd. liet
tempo van de Hollanders was in Indië steeds hoger dan
dat in Holland; thans gunt men zich nauwelijks rust.
Op dit gebied valt ook stellig niet te klagen over het ,,lakse
kapitaal”, want vele ondernemingen, waar men meent
enige toekomstkansen te zien, zijn in bedrijf en daarvoor
worden de middelen verstrekt. Het valt echter niet te
ontkennen, dat hier sprake is van kapitalen, die altijd
voor Indië waren bestemd en dat de ondernemers niet voor de vraag stonden: zullen wij ginds nieuwe zaken
entameren?, maar voor het geheel andere probleem: zullen
wij trachten van onze bezittingen te redden, wat te redden
valt of zullen wij onze Indische bedrijven abandonneren?
Men heeft veelal tot wederopneming van de oude be-
drijven besloten, alhoewel vele onzekerheden de toekomst
verd.uisteren, niet het minst op het gebied van de finan-
ciering. 1-let ware te veel gevergd om van de FIollanders
te verlangen onder de vigerende omstandigheden hun
schaarse spaargelden naar de Oost over te hevelen. De
woorden van de heer van Hoogstraten animeren daartoe
niet, want de schone ‘beschouwingen laten geen licht
vallen op de financiële positie van het land, waarvoor
hij zo geestdriftig pleit. 1-loe is de balans van Nederlands-
Indië? Niet die van het bedrijfsleven, maar die van het
land? Hoe hoog’ is de schuldenlast gestegen? hoeveel
geld wordt er dagelijks verbruikt en waar komt dat van-
daan? Is de Nederlands-Indische gulden safe, ‘of
zal hij uiteindelijk een devaluatie moeten ondergaan en
hoe . groot zal die waardevermindering bij benadering
moeten zijn? Op de laatste vraag kan natuurlijk geen
antwoord worden gegeven, maar een balans van schulden
en bezittingen zou toch te maken moeten zijn en het moet
voor ieder geïnteresseerde van belang zijn daaromtrent
iets te weten. Men brengt zijn kapitaal niet naar een
land, waarvan men vreest, dat de staatsfinanciën in de
war zijn of spoedig in de war kunnen geraken.
Er bestaat natuurlijk geen twijfel aan de ernst van de
woorden van de heer van Hoogstraten over de betrekkelijk
lichte beschadigingen, maar men is bevreesd, dat er een meningsverschil mogelijk is over de vraag, wat licht en
wat zwaar is. Van vele ondernemingen kwam nog geei&
bericht binnen en het vermoeden bestaat, dat deze onder-
mingen, die in het door de Republiek beheerde gebied
liggen, zwaar getroffen zullen blijken als ze vrij komen.
De Veilighejdsraad heeft de Repub,likeinen een lange
termijn geschonken om zoveel kwaad te doen als mogelijk
was. Wat men in de bladen leest omtrent de vrijgekomen
plantages is echter ook al weinig opwekkend en het kost
waarlijk moeite om te begrijpen, wat een zware bescha-
diging zou zijn, als
deze
betrekkelijk licht worden bevonden.
Ontvangt men particuliere berichten, dan verneemt men
bovendien, hoe onbeschrijfelijk zwaar vele planters het
hebben, omdat nog nergens werkelijke rust heerst. Sabotage
en noncoöperatie zijn nog aan de orde van de dag en het
leven van de Nederlandse werkers en van hun Indonesisché
medewerkers is nog vaak in gevaar. Een zuiver oordeel
over de stand van zaken is nog niet te vellen, want
geen
enkele maatschappij was tot heden in staat een betrouwbare
balans op te maken. Er is dan ook, zoals vanzelf spreekt,
nog geen enkele vennootschap, die heeft aangeklopt bij
het ,,aarzelende kapitaal”. Het mag echter worden ver-
wacht, dat verschillende maatschappijen, zodra zij de
toestand van hun bedrijf kunnen overzien, met voor-
stellen tot belangrijke kapitaalsafschrijvingen zullen moe-
ten komen. Leest men een.beschrijving van de toestand,
waarin sommige ondernemingen zijn teruggevonden, en
beziet men dan het kapitaal en de reserves op de laatst-
verschenen vooroorlogse balansen, dan is het duidelijk,
dat veelal een diep ingrijpende reconstructie noodzakelijk
zal zijn.
Optimisme is onder deze omstandigheden uit den boze.
Er is aanleidingi tot grote zorg voor de toekomst van
Indië; het is dwaas dit te verdoezelen. Nederlands-Indië zal misschien over enige tijd met gegevens voor de dag
komen, omdat de Regering moet trachten leningen te
sluiten. Men zal dan een prospectus op moeten maken
en het zou verkeerd zijn dit lichtvaardig en te optimistisch
samen te stellen. Gezond optimisme is mooi, ongezond
optimisme is misdadig en wordt meestal op de dûur hard
gestraft.
Alle hoop is natuurlijk gevestigd op Amerika. Heeft
men echter wel eens gezien, hoe ‘n boekdeel van gegevens
men in het land van de dollar pleegt te vragen, alvorens
men het verstrekken van een lening wil overwegen? Indië
zal zich gelukkig kunnen prijzen, als in dit geval niet
alleen financiële grondbeginselen de gedachten zullen
bepalen, maar toch zal men daar in ieder ‘geval willen
weten, welke de risico’s zijn, die men op zich neëmt. Het Is
verder zeer waarschijnlijk, dat men een Nederlandsc
garantie vragen zal, omdat Nederland meer vertrouwen
in de wereld heeft dan de Republikeinse Regering, die nog
moet tonen, waartoe ze hij machte is, en omdat men,
ondanks alles wat er gebeurd is, ons land mede-aanspra-
kelijk voor de toekomst pleegt te stellen. Ook voor het
in de Veiligheidsraad zo smaclelijk behandelde Oost-
Indonesië zal men zonder Nederlandse ruggesteun nog
geen leningen willen sluiten. De vraag is dan, of het ver-
antwoord is, dat Nederland zich steeds dieper interesseert
in de desolate boedel Indonesië. Het is duidelijk, dat
deze vraag ontkennend moet worden beantwoord, als de
toestand niet aanmerkelijk verandert. Het is alleen ver-
antwoord onze hulp te vergroten, onze krachten verder
in te spannen, als orde en rust worden’ hersteld en als
wij een overheersende stem behouden in het toekomstige
regeringsbeleid, vooral in dat op financieel gebied.
Nemen wij aan, dat dit mogelijk is, dan alleen heeft
het zin verder to schrijven. Wij hebben nog hoop, dat er
een goede regeling tot stand zal w&rden gebracht, waarbij
voor Nederland een leidende taak blijft weggelegd, maar
wij weten, dat er dan in onze politiek veel zal moeten vor-
den gewijzigd.
De opbouw van Indië, als eenmaal de orde zal zijn her-
steld en de Regering in sterke betrouwbare handen zal
berusten, wordt een onbeschrijfelijk zware taak. Laat men
zich dit nimmer ontveinzen en laat men hierover vooral
niet zwijgen. Er zullen energieke werkers nodig zijn, die
weten, dat ze enige jaren moeten zwoegen en kromliggen,
alvorens de arbeid resultaten zal beginnen af te werpen.
Het spreekt vanzelf, dat deze werkers een positie moeten
verw’erven, die aantrekkelijk is. Zij zullen toch niet alleen
3 December 1947
ECONOM ISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
967
kunnen denken aan het nut, dat hun werk afwerpt voor
de toekomst van het land, maar ook aan de kansefl voor
zichzelf en voor hun gezin. Indië heeft geen behoefte aan
hopeloze landverhuizers, voor wie in het eigen land geen
plaats te vinden is en die dus bereid zijn alles te aan-
vaarden, evenmin aan de beruchte zwarte handelaren, die
zich tot Indië aangetrokken zouden kunnen voelen door
mogelijke corruptie, waarvoor kenners van Indië, niet
geheel onbegrijpelijk, vrezen, maar aan uitgezochte be-
kwame mannen, die verwachten zich in het gebied, waar
ze zich gaan vestigen, te kunnen ontplooien en die dus
eisen mogen stellen.
lIet herstel van de verwoeste aanplantingen kost ver-scheidene jaren, de vernieuwing van dc machines even-
eens. In holland weet men bij ervaring hoe lang de ter-
mijnen ijn, waarop bestellingen worden aangenomen, en
hoe remmend dit op de wederopbouw werkt. 1-let is daar
ook bekend, hoe ontstellend hoog de prijzen zijn, die
zullen moeten worden betaald. Men steile zich dus in Indië
niet voor, dat de vernielde fabrieken in een vloek en een
zucht weer bedrijfsklaar zuilen zijn. Het Nederlandse
kapitaal zal niet afzijdig blijven, als er iets op te bouwen
valt, maar voorlopig is het, beter, dat het zijn nuttig
werk verricht in landen, waar w’erken onder normale
omstandigheden mogelijk is, landen, waar orde heerst en w’aar men weet door wie men wordt geregeerd. Indië zal
dus voorlopig tevreden iiioeten zijn met de middelen,
die (le reeds bestaande Indische maatschappijen ter be-schikking kunnen stellen. Dit betoog geldt natuurlijk in
het bijzonder voor cultuurondernemingen en voor mijn-
bouwondernemingen, omdat die hun kapitaal vastieggen
in de bodem, in het binnenland gevestigd zijn, vaak ver
van de plaatsen waar Europeanen geconcentreerd wonen
en steun aan elkaar hebben.
Men kan zich natuurlijk allerlei illusies vormen omtrent
een snelle verbetering en erop wijzen, dat de prijzen van de exportproducten 0 hoog zijn, dat grote winsten zullen
worden gemaakt. Vaak kan men lezen, dat palmolie thans
ca t 1.000 per ton opbrengt tegen f 87 vÔôr de oorlog.
Wat geeft dit echter zolang men niet kan produceren en
uitvoeren, terwijl de prijzen zeer waarschijnlijk omlaag
zullen gaan zodra Indië belangrijke hoeveelheden gaat exporteren? Eén der factoren, die de uitzinnige prijzen
veroorzaakten, is immers het uitblijven van de Indische
leveringen. Bovendien moet men bedenken, dat ook de
kostprijzen zeer veel hoger zullen liggen, omdat de lonen
ver uitsteken boven die van v66r de oorlog. Dit is een
gevolg van de rijstprijzen-
1
). De rijstposïtie in Azië is
slecht. In normale tijden voerden Burm, Siam en Indo-
China ca 7 millioen ton per jaar uit, die er voor zorgden,
dat de hevolkingen van Malakka, Zuid-China
¼
Nederlands-
Indië etc. zonder voedselzorgen konden leven; in 1946
was die uitvoer gedaald tot 1-j millioen ton. De productie
in ons Indië liep al eveneens sterk -terug, evenals die in
andere landen, zoals bijv. Korea. Snel herstel van de
rijstproductie is niet te verwachten, omdat heel Azië
wel een heksenketel lijkt. Men streeft naar democratie,
naar betere sociale voorzieningen en vergeet geheel, dat
daarbij een goede voedselproductie zeer belangrijk is.
Wie zag ooit een goede, democratische Regering vol van sociale zorg voor de bevolking in en land, waar ellendige
armoede heerste? lIet is bekend, dat men in Indië ook
zeer vele plannen heeft op het gebied van sociale wetgeving
en dat er reeds een stapel verordeningen bestaat. Hoe
-die fraaie maatregelen zuilen worden gefinancierd, zal
wel niemand weten. lIet is echter een euvel van deze
tragische tijd, dat men op elk gebied de meest kostbare plannen maakt, zoals men ze in tijden van welvaart om
financiële redenen niet ter tafel durfde brengen. Men
meent, dat alles mogelijk is, en doet alsof de wereld door
‘)Vgl. .voor de invloed van de rijstschaarste op het kostenpro-bleem: ,,Het economisch herstel van Indonesi9″ in Economisch-
Statistisch Kwartaalbericht” No. 2 van September 1947.
de oorlog in een periode van opperste weelde is geleid.
Men zal in Indië spoedig ondervinden, dat de mogelijk-
heid tot goede sociale voorzieningen alleen kan liggen in
een toekomst, waarin geregelde arbeid weer welvaart
heeft gebracht. Legt men aan de buitenlandse ondernemin-
gen te zware lasten op, dan ‘ierhindert men de mogelijk-
heden van herstel en men loopt gèvaar, dat het te gronde
gaan van die bedrijven de slechtst denkbare sociale toe-
standen zal inleiden. Sociale zorg is een kind van de
welvaart! In het algemeen is het een rem op de onder-
nemingsiust, dat zo weinig van de belastingplannen van
de Regering bekend is, vooral omdat men vreest, dat de
toekomstige belastingen zeer zwaar zullen zijn.
Indië zal als exportland alleen weer kunnen bloeien,
als het produceren kan tot concurrerende prijzen. Dit is
alleen mogelijk als de bevolking behoorlijk wordt gevoed,
als de hygiënische verzorging wederom op vooroorlogse
wijze werkt en als de cultures, waar nodig, worden ge-
steund door een goede wetenschappelijke voorlichting,
waardoor het rendement van de aanplantingen wordt
opgevoerd tot een hoogte, die het chogelijk maakt een
goed en goedkoop product aan de markt te brengen.
Daarom is opvoering van de rijstproductie, zoals de heek’ van Iloogstraten opmerkte, primair. 11et ware te wensen,
dat men Indië op dit gebied zelfgenoegzaam kon maken,
wat stellig mogelijk moet zijn. Overziet men de toestand in Indië, zoals die zich thans
aan ons voordoet, dan is er allerminst reden tot opti-
misme. Veeleer komt men diep onder de indruk van de
moeilijkheden, die nog om oplossing vragen en van de
geweldige energie, die nodig zal zijn om de werkers, die
de taak van de wederopbouw op zich zullen nemen, ter overwinning te voeren. 1-let is nuttig en nodig om zich
niet te verdiepen in fraaie, onbevredigbare illusies, maar
om de zaken te zien, zoals ze in werkelijkheid zijn .Dit zal
de goede Nederlanders stellig niet weerhouden hun krach-
ten aan het herstel van het ongelukkige land te geven,
want zij voelen, dat hier een historische plicht te ver-
vullen valt, waaraan Nederland zich niet dan gedwongen
mag onttrekken.
Primair is echter onder alle omstandigheden een be-
vredigende oplossing van alle politieke conflicten. Dan
eerst kan aan de opbouw ernstig worden gewerkt, want
deze eist allereerst rust, orde en veiligheid. Een rekening
moet worden opgemaakt, zodat vaststaat hoe de finan-
ciële verhouding is tussen Nederland en de zich vormende
zelfstandige gebieden; rechten en verplichtingen van alle
partijen moeten vaststaan. Een zuivere openingsbalans is daarvoor noodzakelijk. Ondernemers moeten weten,
welke mogelijkheden de politieke toekomst hun heeft te
bieden. Leerzaam zijn in dit verband de plannen iiï Burma,
die al zeer weinig aantrekkelijk zijn voor vreemd kapitaal
en vreemde arbeid. Er moet geen twijfel aijn omtrent de
mogelijkheid van lonende arbeid en de vruchten daarvan
moeten, zoals vanzelf spreekt, de ondernemers toevallen.
Enig begrip omtrent belastingplannen is dus nodig. Men
dient te bepalen, wat
ztl
gebeuren op het terrein van
grondhuur en erfpacht, opdat de cultures zonder bezwaar
aanplantingen in de grond kunnen brengen. In het kort: er moet een normale staathuishouding tot stand komen,
waarin alle rassen een plaats kunnen vinden. Thans zijn
de onzekerheden op vrijwel elk gebied nog zeer groot.
Bij goede wil zal het mogelijk zijn het grote aantal
problemen op te lossen, waarbij dan wel op de voorgrond
moet staan, dat Nederland voldoende macht wordt toe-
bedeeld om te waken over de grote belangen, die het in
Indië heeft.
‘s-Gravenhage.
Th. LIGTHART.
968
ECONOM ISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
8 December 1947
ENIGE SASPECTEN
VAN DE STAND VAN
ZAKEN MET BETREKKING TOT HET
MARSHALL-PLAN.
In § 111 van liet rapport van het ,,Committee of Euro-pean Economie Cooperatidh”, dat gedurende de zomer-
maanden in Parijs door vertegenwoordigers van 16
Europese landen werd opgesteld, staat vermeld, dat ,,the
Chairmail, the Rapporteur-General, delegates frdm
participating countries and a number of technical experts
will hold themselves in- readiness to provide the U.S.
Government with information concerning the report”.
Daartoe uitgenodigd, door de Amerikaanse Regering en
vergezeld door een aantal technische experts heeft een
vertegenwoordiging van het ,,Cornmittee of European
Economie Cooperation”, bestaande uit Engelse, Franse,
Ierse, Noorse, Italiaanse, Griekse en Nederlandse vertegen-
woordigers,’in October en begin November besprekingen
in Washington gevoerd, welke een uitvloeisel waren van
de bovenaangehaalde paragraaf uit het Parijse rapport.
De noodzakelijke twee phase van het werk, welke
ooral tot doel had de Regering te Wshington van voor-
lichting te cijenen bij haar zware taak van de voorberei-
ding van de extra congreszitting, is thans afgesloten en
het is van belang na te gaan, wat tijdens deze tweede
phase is gebeurd, welke ‘problëmen op de voorgrond
tonden en hoe in het algemeen de reactie van de admini-
stratie te Washington op het Parijse rapport is geweest.
Daarbij is het goed een aantal feiten en verschijnselen
vooraf te vermelden.
1. Het rapport van Parijs isop initiatief van de Ameri
–
kaanse Regering tot stand gekomen. De thans beroemd
geworden rede van de Secretary of State, Marshall, op
5 Juni ji. voor de Harvard Universiteit gehouden, was
de an1eiding voor de uitnodigingeh, welke door de
Franse en Engelse Regeringen aan de Europese landen werden gericht. Van een ,,plan” was geen sprake. Veel
eerder was het een indicatie om éen bepaald stuk wërk
door de Europese landen te laten verrichten. Het is
zelfs de vraag, of de Amerikaanse Begeing zich van de
beginne af aan heeft gerealiseerd,
4
wat zij met deze een-
voudige woorden uit de rede van 5 Juni zou ontketenen.
Over omvang en structuur van een eventuele hulp aan Europa had men in de V.S. op dat moment zeker geen
duidelijke voorstelling, hbewel men het ernstige, schier
an
onoplosbare probleem-v
het dollartekort voor E uropa
duidelijk onderkende.
2. Pas na de mislukking van de conferentie tusseii
Bidault, Bevin en Molotof en ie daarop, volgende veige-
ring van de Oost-Europese landen werd het duidelijk,
dat het ,,Marshall-plan” een West-Europees karakter
zou dragen; en met de daaraân parallel lopende ver-
scherping van de politieke verhoudingen werd het poli-
tieke element in de gehele discussie om , en over het
Parijse rapport sterker. Het rapport zelf echter draagt
allerminst de sporen van het pimaat der politiek. Het
is een economische analye van de oorzaken van het
dollartekort en het tracht ook een zuiver economische
prognose te geven van de op1osing daarvan. Voortdurend
‘ordt in het rapport de nadruk gelegd op het vitale be-lang van een vergroting van het handeisverkeer tussen
Oost- en West-Europa.
3. Het rapport zelf en het daarin ontwikkelde herstel-programma is gebaseerd op vier pünten:
– a. Een poging van de -deelnemende landen om in- de
vier volgende jaren de productie zo sterk mogelijk op te’
voeren. .Hierbij is men zoveel mogelijk uitgegaan van het
bestaande productie-apparaat.- Abstraherend van het
deviezenaspect heeft men nagegaan, wQt er nodig is om dit
productie-apparaat volledig te benutten. Het spreekt
vanzelf, dat de scheiding tussen uitbreiding en volledige
benutting van het productie-apparaat niet strikt is te
• trekken. .Vervanging en vernieuwing van apparatuur
brengt meestal een zekere – uitbreiding met zich mede,
maar de controverse, welke tijdens het begin der Parijse
conferentie bestond tussen de mening, dat men de zgn.
nationale plannen als uitgangspunt moest nenien. of. wel
de bestaande capaciteit, is zonder twijfél ten gunste van
de laatste gedachtè beslist.
De uitwerking van dit productieprogramma en de
daaruit resulterende invoerbehoefte werd voor een aantal
vitale producten in zgn. technische rapporten samen-
gevat (nI. •ijzer en staal, energie, landbouw, transport-
middelen en hout), terwijl de invoerbehoefte van de
‘andere producten in de algemene Europese betalings-
balans werd opgenomen. Het is vn groot belang,
dat men hierbij enkele feiten niet uit het oog verliest.
De importbehoeften welke noodzakelijk zijn voor het realiseren’ van het programma en welke steeds zijn ver-meld als Europese invoerbehoeften
(d.w.z.-
van de 16
deelnemende landen + West-Duitsland) zijn niet het
resultaat van een eenvoudige optelsom van de. individuele
landencijfers. Men heeft’bij het opstellen van het Euro-
pese cijfer ni. zoveel mogelijk rekening gehouden met de
reële beschikbaarhid van deze goederen.. Hierdoor is
het totale cijfer bijna steeds lager dan de som van de
individuele aanvragen. Floe , echter, gezien de geringe
beschikbaarheid van de goede’en, de allocatie aan de
landen afzonderlijk zal plaatsvinden, heeft men in Parijs
buiten bespreking gelaten, mede omdat men reeds ver-
wachtte, dat de V.S. hierin een bela’iigrijk woord’hebben
mede te spreken.’,
1-let scheppen en handhaven van interne financiële
stabiliteit als een ebsentiële voorwaarde voor het volledige
gebruik van de productieve en financiële bronnen van
Europa.
1-let bevorderen van de economische samenwerking
tussen de deelnemende landen.
Een bespreking van de uitwerking van deze beide
punten zou te ver voeren. Nu het Parijse rapport ver-krijgbaar is gesteld, moge ik naar de inhoud daarvan
verwijzen.
Een analyse van het delicit voor de komende vier’
jaren van de 16 deelnemende landen + West-Duitsland
met het Amerikaanse continent. Te dien aanzien is vrij.
veel misverstand gerezen. Het totale ‘deficit is in het
Parijse rapport voor de jaren 1948 t/m 1951 berekend
op ruim $ 21,5 rhilliard. Dit cijfer, hoe exact het er ook
moge uitzien, wil niets anders zijn dan een indicatie van
de omvang van het probleem. Teveel onzekere factoren
(bijv. het prijspeil) zij in een prognose, van zo gecompli:
ceerde aard aanwezig om dit cijfer als de laatste .wijsheid
te kunnen beschouwen. Daarbij komt, dat er geen sprake
van is, dat ‘dit deficit zou moeten worden gefinancierd
door de Amerikaanse Regering. In dit deficit toch zijn
een aantal kapitaalgoederen opgenomen, welker finan-
ciering typisch zou liggen op het terrein van de Inter-
nationale Bank. Hoewel deze financiering sterk afhanke-
lijk is van de mogelijkheid voor de Bank om een beroep op de Amerikaanse kapitaalmarkt te doen, is ‘het bedrag
in het Parijse deficit toch opgenomen voor ruim $ 3 mii-
hard. Voorts berekent men een dollaroverschot in het
verkeer met de niet participerende landen buiten het
Amerikaanse continent van ruim $ 2,8 milliard, terwijl
tenslotte West-Duitsland naar schatting minstens voor
$ 3 â $ 4 milliard in het deficit
–
participeert, waarbij
men zich op het standpunt kan plaatsen, dat de finan- –
ciering van West-Duitsland voor een overwegend deel
reeds een Amerikaanse, verplichting is, welke als zodanig
bestaat, afgezien van het zgn. Marshall-plan. Ook deze
bovengenoemde bedragen zijn slechts schattingen; zij
bewijzen echter eens te meer, dat aan het totale cijfer
een niet al te starre betekenis moet worden toe-
gekend.
4. Het Parijse rapport vraagtniet om een bep&a1d
3 December 1947
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
969
bedrag aan hulp van de V.S. – Het heeft tot doel in antL
woord op de Amerikaanse indicatie eeh beeld te geven
van de Europese economie; het is een feitelijk overzicht
van de situatie en het bespreekt de middelen, welke
noodzakelijk zijn om aan het einde van de periode van
4 jaar de economie van de deelnemende landen weer
levensvathaai’ te maken.
De Amerikaanse administratie moest zich na het over-
handigen van het rapport op zeer korte termijn een
oordeel vormen over de opzet en cijfers van het Parijse
rapport, teneinde aan het Congres bepaalde voorstellen
te doen, welke zij noodzakelijk achtte om aan de nood-
toestand in Europa het hoofd te bieden. Zelf overtuigd
van de noodzakelijkheid van grootscheepse hulp aan
Europa moest zij voldoende gewapend en zeker van haar
zaak het Congres tegemoet treden. Daarbij treedt het
verschil
•
tussen de staatsrechtelijkg structuur van de
Europese democratieën en die van de V.S. sterk in het
licht. De scheiding tussen administratie en parlement
is in de V.S. bijzonder sterk, zeker in de huidige periode,
waarin een democratische Regering tegenover een in
meerderheid republikeins Congres staat. Het feit, dat de
administratie overtuigd is van de gewenstheid van een
bepaalde maatregel, zegt in Amerika veel minder omtrent
de kans Lot uiteindelijke verwezenlijking dan in Europa
en de besprekingen in Washington werden dan ook ge-
voerd in een atmosfeer van het werken aan een gemeen-
schappelijke zaak, welke uiteindelijk door een derde
partij moet worden beslist. Deze verhoudingen worden
nog toegespitst in. een jaar’voor de presidentsverkiezingen,
waarin als steeds de binnenlandse politiek moer dan
anders voorrang heeft boven alle andere problemen. Terwijl de besprekingen van de Europese groep zich
vooinamelij k beperkten tot cle dep artementale instanties,
welke interdepartementaal optraden onder leiding van het State Department, werd door verschillende andere
groepen aan hetzelfde onderwerp gewerkt en in de loop
van November verscheen een aantal belangwekkende
rapporten, welke van verschillende gezichtspunten uit
liet probleem van de hulp aan Europa behandeldpn.
De belangrijkste daaronder zijn:
Liet rapport over ,,European Recovery and American
Aid” van het zgn. Harriman Committee (een commissie
van niet-ambtelijk vooraanstaande Amerikaanse figuren
uit industrie, landbouw, wetenschap en’ bankwezen,
onder leiding van ,,Secretary of Commerce” Harriman).
liet rapport over ,,National Resources and Foreign
Aid” van het -zgn. Krug Committee (een ambtelijke
commissie onder leiding van ,,Secretary of the Interior”
Krug).
liet rapport over ,,The Impact of Foreign Aid
upon the domestic economy” van de ,,Council of Econo-
mic advisers”.
De rapporten van het ,,House Select Committee
on Foreign Aid” (zgn. lierter Committee).
liet valt niet te ontkennen, dat al deze rapporten een
aantal reserves formuleren ten aanzien van het te Parijs
verrichte werk. Het staat echter vast, dat zij alle uitdruk-
king geven aan de ‘noodzakelijkheid van grootscheepse
hulp aan Europa en aan de mogelijkheid voor de Ameri-
kaanse economie om deze hulp te dragen. De kans van
slagen van het Marshall-plan is tengevolge van deze
rapporten zonder enige twijfel zeer sterk vèrgroot.
Bij aankomst van de Europese delegatie in Washingtôn
bleek een zeker wantrouwen te bestaan bij de Amerikanen
ten aanzien van het Parijse cijfermatériaal. In uitvoerige
besprekingen tussen de Europese experts en de Ameri-
kaanse ,,working parties” werden de cijfers nauwkeurig
geanalyseerd en werd van Europese zijde de noodzakelijke
toelichting verstrekt. Eén van de belangrijkste resultaten
van het verblijf in Washington ig ongetwijfeld, dat het
vertrouwen in het Parijserapport in hoge mate is ver-
sterkt. Hoewel vooral op het terrein van de beschikbaar-
heid van verschillende groepen van’ producten de Ameri-
kaanse verwachtingen lager waren ddn het uitgangspunt
van Rarijs. kon Marshall op 10 November jl. in,
7.ijfl
bood-
schap aan’ het Congres toch verklaren: ,,After the most
careful checking, with the assistance of experts drawn
from many governmental agencies, we have concluded
that the Paris report correctly identifies the courses
of action necessary to. produce recovery and indicates
an approximate order of magnitude of the cost for the
full four-yèar program”.
Het niet denkbeeldige gevaar, dat een nieuwe Europese
conferentie zou moeten plaatsvinden ter correctie van het
Parijse cijfermateriaal, ‘werd mede hierdoor bezworen.
.Hoewel het niet mogelijk is in dit korte bestek de in
Washington gevoerde besprekingen uitputtend te be-
handelen, kunnen toch enkele hoofdproblemen uit het
uiterst omvangrijke materiaal worden gelicht.
De omgang oan de hulp.
Zeer duidelijk heeft de Amerikaanse adminitratietver-
klaard, dat de hulp aan Europa niet het karakter mag
hebben van tijdelijke steunverleniri’g, maar dat de Ameri-
kaanse politiek erop moet zijn gericht om een volledig
herstelprogramma voor Europa m’ogelijk te maken. Het
is de bedoeling der Amerikaanse Regering de hulp te
doen ingaan op 1 April 1948 en Marshall heeft het Congres
verzocht vooi het tweede kwartaal 1948 een bedrag van
iets minder’ dan $ 1,5 milliard te voteren en voor het
fiscale jaar, lopende van 1 Juli 1948-30 Juni 1949,
een bedrag vati
–
iets minder dan $ 6 milliard. Als totaal
bedrag voor de gehele periode noemde Marshall S 16 tot
20 milliard. Hieruit blijkt, dat, hoewel tal van onzekere
factoren bestaan, de Amerikaanse Regering het midden
kiest tussen de cijfers van het Parijse rapport en de
suggesties van het Harriman Committee, welke vrij aan-
merkelijk lager waren gesteld. Tevens werd in de be-
sprekingen duidelijk, dat de Amerikaanse Regering een
credietaanvrage aan het Congres doet voor jaarlijkse
perioden en dat van een voteren van een totaal bedrag vöor 4 jaar geen sprake zal zijn. Enerzijds maakt deze
procedure het herstelprogramma, dat voor 4 jaar is op-
gezet, enigermate onzeker, anderzijds is de houding van
de V.S. volkomen begrijpelijk, wanneer zij zo handelende
de dwang tot het honoreren van de Europese toezeggingen
sterker maakt.
Hoewel men uit bovengenoemde cijfers zeker niet mag
afleiden, dat de Verenigde Staten alle hulp zullen verlenen,
welke door het Parijse rapport als noodzakelijk is gesteld
om het uiteindelijke doel van het Europese herstelpro-
gramma te bereiken, is het verheugend, dat de orde van
grootte, van de Parijse opzet en de aanvrage aan het
Congres niet té zeer uiteenlopen.
De structuur van de hulp.
Het staat vast, dat de lulp ten laste van de Ameri-
kaanse Treasury voor een zo groot mogelijk gedeelte in
goederen zal worden verleend. Dit geldt zeker voor de
zgn. S F’s (food, fertilizers en fuel). Het is de opzet van
de Regering om een zo groot mogelijk gedeelte van de kapitaalgoederen te doen financieren door de Interna-
tionale Bank, terwijl voor een derde tussenliggende
categorie waarschijnlijk dollars op crediet-basis beschikbaar
zullen worden gesteld. Iipewel het nog niet vaststaat, hoe het door het Congres beschikbaar te stellen bedrag over de deelnemende landen
zal worden verdeeld, is het m.i. het waarschijnlijkst, dat
dit zal geschieden in bilaterale onderhandelingen, waarbij
het mogelijk is, dat dez.e zuilen aansluiten bij een multi-
lateraal accoord.
Voor een deel zal de hulp waarschijnlijk bestaan uit
,,grants in aid”. Met name geldt dit voor de hulp in
970
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
S December 1947
goederen. Dit betekent echter niet, dat de opbrengst
in nationale munt van deze goederen zonder meer ter
beschikking van de . verschillende regeringen zal worden
gesteld. Op zijn minst moet men verwachten, dat over de
besteding dezer opbrengsten overeenstemming zal moeten
bestaan tussen het betrokken land en de Amerikaanse
Regering.
Er is zelfs een sterke stroming in de V.S., welke deze
bedragen wil doen storten op rekening van de U.S.
Treasury in het betrokken land. Dit delicate punt is nog
niet beslist, maar het ziet ernaar uit, dat de middenweg
zal worden bewandeld tussen volledige en vrije beschik-
kingsmacht van de nationale regeringen en storting op
rekening van de U.S. Treasury.
Het probleem oan het dollardeficit tegenooer andere landen
op het Amerikaanse continent.
Dit vormde één van de moeilijkste vraagstukken,
waarvoor beide partijen in Washington werden gesteld.
Voor de Europese landen i het essentieel, dat zij ter ver-
vulling van het door hen opgestelde herstelproramma
de beschikking krijgen over dollars teneinde hun deficit
tegenover Latijns-Amerika en Canada te dekken. Voor de
V.S. is dit politiek ‘een bijna onoplosbaar probleem.
Men kan van de Amerikaanse boer wel verlangen, dat
hij belasting betaalt om de hulp aan Europa te financieren;
moeilijker wordt het echter, wanneer dit belastinggeld wordt gebruikt om bijv. graan te kopen bij zijn Argen-
tijnse concurrent, die, niet alleen geen belasting voor
hetzelfde doel betaalt, maar daarenboven nog een
hogere graan prijs bedingt.
Wel heeft Marshall bij zijn voorstel aan het Congres verklaard, dat:
,,We contemplate the use of funds provided u.nder
the program for purchases outside the U.S. of commo-
dities not ready available in sufficient quantities in
this country”, maar even later merkt hij ten aanzien
van de andere landen op het Westelijk Halfrond op:
,,Such coil’ntries should be encouraged to contribute
directly as much as they can to the recovery program
through grants in aid or by extending credits for exports
to Europe”.
Het is hier niet de plaats om dieper op deze materie
in te gaan. Vast staat echter, dat voor dit probleem een
oplossing zal moeten worden gevonden, wil niet een
belangrijk stuk van het Europees herstel, vooral op
voedselgebied, hierdoor ernstig worden bedreigd. Zonder
twijfel vormt dit 66n van de moeilijkheden, zo niet de
ernstigste van het gehele Marshall-plan.
Het is niet mogelijk om in één artikel ook maar een
enigszins volledig beeld te geven. De problemen van
interim-hulp, het ingrijpen van Amerika in de Europese verhoudingen, de organisatie van de hulp, de monetaire
steunverlening, de kansen van het multïlateraal betalings-
verkeer en de andere vormen van Europese samenwerking
rnosten hier onbesproken blijven.
Over het Marshall-plan echter is noch in dit blad noch
in andere bladen het laatste woord geschreven.
Tenslotte het volgende:
Het belang van de V.S. in het Europees herstel is drie-
ledig: humanitair, economisch en politiek. 1-let is nooit
duidelijk te onderscheiden, welke van deze drie factoren
het sterkst de beslissingen beïnvloedt. 1-let op één noemer
brengen van alle drijfveren is een veel voorkomende
maar daarom niet minder ongeoorloofde yereenvouding.
Met spanning kijkt Europa deze weken naar ‘het
Amerikaanse Congres en daarachter naar de grote be-
slissingen van een groot volk
:
‘s-Gravenhage.
E. 11. VAN DER BEUGEL.
WAT TE DOEN MET DE EX-DUITSE
OCTROOIEN EN OCTROOI-AANVRAGEN?
Ingevolge de artikelen 1 en 3 K.B. E 133
is
de Staat
der Nederlanden eigenaar geworden o.a. van de aan
vijandelijke staten en vijandelijke onderdanen toebehoord
hebbende octrooien en octrooi-aanvragen; het beheer van
het vijandelijke vermogen berust ingevolge artikel 10 K.B.
E 133 bij het Nederlandse Beheersinstituut, dat voor het
beheer van de octrooien en merken de Stichting Beheer
Vijandelijke Octrooien en Merken”, in de regel ,,Octrooi-
beheer” genoemd, in het leven heeft geroepen
1)
Het doel van de overgang van de activa vormen de
bestanddelen van aan yijandelijke staten en onderdanen
toebehoord hebbende vermogens is volgens de toelichting
op K.B. E 133 tweeledig: in de
eerste
plaats het verhaal
van de vorderingen van de Staat op Duitsland, in de
tweede
plaats het biken van de Duitse invloed op onze
economie
2).
De aan het. Beheersinstituut toevertrouwde
liquidatie van de vijandelijke vermogens (art. 11 KB.
E 133) heeft dus het karakter zowel van ,,Reparations-
liquidation” als van , ,Entdeutschungsliquidation”; deze
uitdrukkingen zijn gebezigd ter omschrijving van de
liquidaties van Duitse bezittingen ingevolge het Vredes-
verdrag van :Versailles
3).
Wanneer wij de literatuur nagaan betreffende het op
de Staat overgegane octrooibezit, waaronder ik ook de
aanvragen versta, treft het, dat geen der schrijvers ten
aanzien van de opbrengst illusies koestert.
De Haan verwacht in het bijzonder ten aanzien van de
octrooien, die los gemaakt zijn van het researchcentrum,
waaruit zij zijn voortgekomen, en van het productieproces,
waarin zij werden toegepast, dat het Duitse octrooibezit
voor de Staat betrekkelijk geringe financiële voordelen
zal opleveren
4).
Davidson voorziet, dat het vijandelijke
octrooibezit in Nederland niet veel zal opbrengen
5).
,,Het
octrooi is immers slechts een stuk papier, dat de uitvinding
min of meer nauwkeurig omschrijft. Om tot practische
toepassing vqn die uitvinding te komen, komt in de regel
heel wat meer kijken en moeten diverse kinderziekten
worden doorstaan”. ,,Een octrooi of merk zonder de
kennis van de oorspronkelijke houder is als een etalage-
doos; even fraai van uiterlijk als de echte verpakte waar,
maar in werkelijkheid leeg en dus vrijwel waardeloos,
tenzij men in staat is zelf ook de volle doos te maken”.
Aldus Davidson.
Doorman taxeert de opbrengst van vijandelijke octrooien ingeval van verkoop laag en ontwerpt een regeling, waarbij
aan de octrooihouder het octrooi onder bepaalde voor-
waarden wordt teruggegeven
6).
Waren dus de verwachtingen ten aanzien van de op-
brengst uit het op de Staat overgegane octrooibezit reeds
niet hoog gespannen, het Accoord van Londen vn 27
Juli 1946
7)
heeft nog op deze verwachtingen de domper
gezet, getuige het opstel van Haardt
8),
volgens wie het
Accoord ons de laatste mogelijkheid ontneemt op het
‘)
Zie de nieuwe statuten van deze Stichting in ,,Bijblad hij De Industriële Eigendom (BIE.)” 1947, blz. 39.
Zie ,,B.I.E.” 1946, blz. 148.
3)
Vgl. Ii. Jsay, Die privaten Rechte und Interessen im Frie-
densvertrag” 1923,
3de druk, blz. 97 en 98.
Mr Ir C. J. de haan, ,,Het beheer van fluitsche Octrooien”,
in ,,Economisch-Statistische Berichten” van 11 October 1945,
blz. 152 e. v. In dezelfde zin ook Haardt in zijn nog te noemen,
meer recent opstet.
‘) Ir C. M. R. Davidson, ,,Het vijancielijk octrooi- en merken-
bezit” in ,,E.-S. B.” van 29 November 1945, hlz. 261 cv.
‘) G. Doorman, ,,Onteigcnde octrooien van onderdanen der
vijandelijke ]anden”, BIE.” 1945, hlz. 36 cv. Ten aanzien van
de opbrengst van de ci-devant Duitse merken koestert S. C. Bak-
kenist in ,,Vormt het eigendom van Duitsche merken een waarde-
bezit voor den Nederlandschen Staat?”,Maandblad voor Accoun-
tancy en Bedrijfshuishoudkunde”, 1946, blz. 152 e.v., geen hoog
gespannen verwachtingen.
,,B.l.E.” 1946, blz. 137; zie voor cle ondertekening van het
Accöord ,,B.I.E.” •l947, blz. 28.
‘) W. L. Haardt, ,,Nieuwe plannen ten aanzien van het vijan-
delijk octrooibezit in Nederland”, BIE.” 1946, blz. 138 e.v.
Zie ook C. Al. R. Davidson, ,,Geen gelukkige greep” in ,,De Zaken-
wereld”
1947,
blz. 187.
3 December 1947
ECONOMISC’H-STA±ISTISCHE BERICHTEN
971
1
vijandelijk octrooibezit nog enig rechtsi reeks verhaal voor
onze vorderingen op de vijand te vinden.
Ofschoon de artikelen 4 en 5 van het Accoord de werking
van artikel 1 ervan, volgens welke bepaling ,,all former
wholly. German-owned patents, issued by it (i.e. each
Government) and in its possession or control under the
general law and regulations relating to German-owned
property, shali be dedicated to the public or placed in
the public domain or continuously offered for licensing
without royalty to the nationals of all Governments, par-
ties to this Accord”, enigszins beperken, schijnt het niet
voor tegenspraak vatbaar, dat, nu het Accoord in werking
is getreden, de baten uit geheel aan Duitse onderdanen
toebehoord hebbende oetrooien voor onze Schatkist tot
een minimum zijn gereduceerd. Het inschrijfgeld ad f 25,
dat Octrooibeheer ter verkrijging van een gratis licentie
van gegadigden eist
9),
zal geen zoden aan de dijk zetten en ware beter niet in het leven geroepen, ook omdat het
zich wellicht niet geheel verdraagt met de geest van
artikel 1 van het Accoord.
Wat er ook zij van dit aan ons land en andere debiteur-
staten klaarblijkelijk opgedrongen Accoord, het verdient
de aandacht, dat het de Staat vrijlaat ten aanzien van dè
hem thans toebehorende octrooi-aanvragen en ten aanzien
van de slechts
gedeeltelijk aan Duitsers toebehoord hebben-
de ocrooien; de laatste categorie zal overigens niet van
belang zijn. Doch – het zij herhaald – ten aanzien van
de geheel aan Duitse onderdanen toebehoord hebbende
octrooien moeten wij wel aannemen, dat deze, voorzover
niet vÔbr 1 Augustus 1946 (art. 4 Accoord) verkocht of
door licentieverlening in exploitatie gebracht, een
onver-
teerbare massa voor ons land vormen. l-Ietzelfde geldt ten aanzien van de op de Staat overgegane octrooi-aanvragen,
ook al is op de op haar te verlenen octrooien het Accoord
niet toepasselijk; de waarde van (het overgrote deel van) de
hieruit voortvloeiende octrooien is zonder de beschikking
over het bedrijf, ivaarin de betreffende uitvindingen
kunnen worden toegepast, minstens twijfelachtig; nieuwé
outillering van de Nederlandse industrie, die bovendien
veelal niet over de ,,know how” zal beschikken, is thans
moeilijk aan te brengen; Davidson heeft nog opgemerkt,
dat de Duitsers tijdensde bezetting voor hun belangrijkste
uitvindingen geen octrooi hier te lande placht&i te ver-
zoeken
10).
Wanneer wij ‘ons afvragen, wat wij moeten doen met
het vroeger Duitse octrooibezit, moeten wij ons laten lei-
den niet alleen door onze zo begrijpelijke wens de schade,
die de oorlog aan ons land heeft berokkend, op de ifl
artikel 1, sub 8, K.B. E 133 nader omschreven activa van
Duitsland en zijn onderdanen te verhalen; wij moeten
ook met overwegingen van andere orde rekening houden
en wij kunnen met deze gemakkelijk rekening houden,
nu onze financiële verwachtingen ten aanzien van de
aan Duitsers toebehoord hebbende oetrooiert slechts
zeer laag gespannen mogen zijn.
Zoals uit de artikelen 3, lid 3, en 11 van K.B. E 133
blijkt, heeft de Staat der Nederlanden zich in het bezit
van het vijandehijk vermogen gesteld ten einde dit te
liquideren en zal de bestemming van het aldus aan de Staat
opgekomen vermogen, met inachtneming van de vredes-
verdragen, nader bij de wet worden geregeld.
Nu wil ik de geoorloofdheid van onteigening of confis-
catie van de vijandelijke vermogens in het algemeen on-besproken laten. Zoals op de op 26 April 1947 gehouden
–
vergadering van de Vereniging voor Internationaal Rechts
tot uiting is gekomen, werd de gedwongen overgang van
de vijandelijke vermogens, zich bevindend in een ovbr- –
wonnen hebbend land, op dit land in strijd geacht met de
desbetreffende Nederlandse opvattingen van vijf en twintig
‘)
,,B.I.E.” 1947, blz. 41.
‘°) Ir C. M. R. Davidson, Nederlands kans als octrooicentrum van Europa); ,,E.-S. B.” van 20 Maart 1946, blz. 186.
jaren geleden – wij waren toen geen rechtstreeks belang-
hebbende 1 – en is het de vraag, in hoeverre hij thans in
overeenstemming is met het Nederlandse rechtsbewustzijn.
Octrooien, octrooi-aanvragen, rechten op handels- of
fabrieksmerken en auteursrechten verkeren echter tenge-
volge van de parallel lopende bepalingen van artikel 2
van het Unicverdrag van Parijs en artikel 4 van de Berner
Conventie in een uitzonderlijke positie, daar de tot deze
tractaten toegetreden landen zich verplicht hebben elkaars
onderdanen dezelfde rechten als hun eigen onderdanen toe
te kennen ten aanzien van de genoemde oiiderwerpen.
Nederland en Duitsland behoren – ik beperk mij tot de
Industriële Eigendom – tot de landen, die tot het Unie-
verdrag (Uv.) zijn toegetreden, de Unielanden.
Doorman heeft in zijn reeds geciteerd opstel de ont-
eigening van vijandelijke octrooien als te weinig Europees
en als in flagrante strijd met artikel 2 Uv. omschreven;
ook ik heb artikel 2 Uv. ter sprake gebracht
11).
De Neder-
landse noodwetgever, die het auteursrecht en de rechten
op het gebied vaii de Industriële Eigendom niet heeft ont-
trokken aan de bepalingen betreffende vijandelijke vermo-
gens
12),
heeft in E 133 ten aanzien van vijandelijke onder-
danen het Unieverdrag en de daarmede samenhangende
nationale wettelijke normen opzij gezet, hoewel de Hoge
Raad in een tijdens de bezetting gewezen arrest het Unie-.
verdrag implicite als tussen Nederland en Duitsland van
kracht heeft beschouwd
13)
en de Octrooiraad en het t1er-
kenbureau hetzelfde standpunt hebben ingenomen, waarop
Duitsland voor de instorting ten aanzien van Nederland
ook stond. –
Betreffende de vraag, of de tweede wereldoorlog het
Unieverdrag van Parijs buiten werking heeft gesteld, wil
ik er hier slechts op wijzen, dat de rechtspraak sinds 1872
tot deze oorlog zich in het algemeen op het standpunt
heeft gesteld, dat collectieve en bilaterale verdragen, die
zuiver particuliere
»
elangen van de staatsburgers dienen,
w.O.
die op liet gebied van de artistieke en industriële eigen-
dom; van kracht blijven tussen vijandelijke landen
14)
En ik wil de vraag slechts stellen, of onze noodwetgever
in een noodwet betreffende de behandeling van het vijan-
delijke vermogen in Nederland implicite verdragen als
Unieverdrag en Berner Conventie terzijde kan stellen
ten aanzien van vijandelijke staten en onderdanen, hoe-
wel deze verdragen een dergelijke .gedeeltelijke schorsing
of buitenwerkingstelling niet kennen
15).
Vooral indien
men het verdragsrecht als recht van hoger orde dan het
nathnale beschouwt
16),
is het moeilijk de op K.B. E 133
steunende maatregelen op het gebied van de industriële
eigendom te verdedigen.
1)
,,B.I.E.”
1946,
blz. 70; ,,W.P.N.R.” 3963.
“) In art. 1 sub 8 E 133 wordt slechts de handelsnaam explicite
genoemd; in de toelichting (B.I.E.” 1946, .blz. 148) worden 0e-trooien (met het ouderwetse woord patenten) genoemd.
“) H.R. 11 Juni 1943, ,,N.J.” 1943, no. 489, ,,B.I.E.” 1943,
no. 100 (Herbol-Schlagfest).
“) L. Erades, ,,De invloed van den oorlog op de geldigheid van
verdragen”, 1938, blz. 183, 213 e.v., 260, 315, 316 en 358, voorts
blz. 223-30, 239-42 en 343; vg. voorts in het bijzonder ten aanzien
van de oorlog 1914-1918 en de vrede van Versailles o.a. H. Isay,
o.c., blz. 31 en 32, en L.. BOnfer in ,,Leske-Löwenfeld”, ,,Die Rechts-
verfolgung im internationalen Verkehr”, dl. IV, 1929, blz. 123 e.v.
elliCht
moet men echter ten aanzien van dc Duitsers na 1’930
ten deze een uitzondering maken. In het derde Rijk immers ver-
vulde een ieder de hem vanwege de partij of Staat opgedragen
functie en moest de Duitse economische invloed op en in het bui-
tenland worden aangewend in de eerste plaats in het belang van
Duitsland. Zie dienaangaande ten opzichte van de Verenigde
Staten G. Reimann, ,,Patents for Hitler”, 1945:
“) Zeer duidelijk blijkt de onmogelijkheid hiervan uit het Arran-
gement van Madrid betreffende de internationale inschrijvingen,
‘aarvan voor ons nog de Haagse tekst geldt. Dit Arrangement
laat de overdracht (cession) van een internationaal ingeschreven
merk voor een enkel land niet toe; hierin zal K.B. E 133 geen wij-
ziging kunnen brengen. Deze overdracht is uitdrukkelijk toegelaten
int art. 9 ter, lid ,2 van de te Londen (1934) vastgestelde tekst, die
Nederland nog niet heeft goedgekeurd en bekrachtigd. Moge ook
hierin een aanleiding voor de wetgever zijn ten spoedigste tot goed-
keuring van de te Londen vastgestelde teksten van Uv. en Arran-
gement over te gaan!
Vgl. hierbij Hof den Haag, 18 November 1946, ,,B. I. E.” 1947,
nr. 21, en Rb. den Haag, 30 April 1946, ,,B. I. E.” 1946, nr. 29.
“) Telders heeft deze theorie bestreden in zijn praeadvies aan
de Nederlandse Juristen Vereniging 1937, blz. 18 e.v.
Doch ook al moge de houding van Nederland ten aan-
zien
van het aan vijandelijke staten en onderdanen hier te
lande toebehoord hebbende octrooi- en mei’kenbezit juri-
disch verdedigbaar zijn, dan nog blijft de vraag, of zij recht-
vaardig en.billijkis, en of het geen aa’nbeveling verdient
op het gebied van de industriële eigendom, voorzover nog
mogelijk, ongedaan. te maken, wat E 1’33 op dit gebied
heeft gedaan. Ik beantwoord deze vraag bevestigend
en meen hierboven te hebben aangetoond, dat tegen de
praktische gevolgen, van deze mening op grond van finan-
ciële veiwaèhtingen geen bezwaar kan bestaah.
Ook anderq overwegingen maken terugkeren op de in-
geslagen weg raadzaam.
In de eersteplaats deze,.dat kleine staten als Nederland
in deze tijd, waarin de feitelijke macht van een paar zeer
grote mogendheden de doorslag geeft het voorbeeld
moeten geven ten aanzien van het naleven van verdragen;
temeer reden is er het voorbeeld ten aanzien van de na-
leving van verdragen aan Duitsland te geven, waar wij
dit land en zijn as-genoten mét reden verwijten verdragei
als vodjes papier te hebben verscheurd.
In de tweede plaats is de vraag, of het niet langer ver-schuldigd worden door. Nederlanders van vergoedingen
voor. de toepassing van uitvindingen, ‘door octrooien ten
behoeve van Duitsers beschermd, gunstig op onze handels-
betrekkingen met Duitsland zal werken. De vraag kan
ruimer gesteld worden, ni. zo, welke
–
de invloed op onze
handblsbetrekkingen- met Duitsland zal zijn van een
anzienlijke vermindering van• de’ bronnen van Duitse
vorderingen op Nederland, bijv. tengevolge van het be-
vredigen van onze tot de oorlog in Duitsland bevredigde
behoeften in Nederland (of in andere landen dan Duitsland)
,
.
Bij de beantwoording van deze ‘vraag zal er mi. reke-
ning mede moeten worden gehouden, dat beperking van
onze zichtbare en onzichtbare.. importen uit Duitsland
zl kunnen leiden tot beperking van,,onze, bijv. voor de
landbouw, zo noodzakelijke export van goederen, waar-
van wij meer produceren dan nodig is ter bevrediging
van eigen behoeften, iiaar Duitsland; tegenover een wellicht
gelijk gebleven Nederlandse behoefte aan export naar
Duitsland
–
zal waarschijnlijk een verminderde hehef te
aan import uit -Duitsland ontstaan.
Wij. weten allen, hoe zeer de Nederlandse economie is gesèhaad als gevolg van liet wegvallen van de,handel met Duitsla’nd;het is voor Nederland -een levensbehoefte, dat
deze handel zo spoedig mogelijk wordt hervat.
-Terwïjl.wij over onze bedrijven en andei’e activa in Duits-
land de beschikking hebben, zullën de Duitsers hier te lande
van voren af aan moeten’beginnen; zij zullen tengevolge
van K.B. B 133 dan zelfs niet een kantoorstoel
kunnen ‘aankopen, zonder dat Nederland hun voor de
aankoop van deze ,credit heeft rverstrekt. Dit zal de her-
vatting van de economische betrekkingen niet vergemakke-
lijken ‘en de Duitsers niet tot Nederland aantrekken; zij
zullen veelal ook in eigen land in hun behôeften kunnen
voorzien, bovendien zonder het maken van schulden in
den vrdemde.
Laten wij ons toch vooral afvragen, of een algehele ,,Ent-
deutschung”. voor ons land op haar plaats is, van welks
bestaan een van dè belangrijkste pijlers de handel met
Duitsland is; slechts ten aanzien van het na 10 Mei 1940
door- Duitsers hier te lande verworven vèrmogen zal deze
vraag in het algemeen terstond bevestigend mogen en moe-
ten worden beantwoord. Daar het er naar uitziet, dat het
vredesverdrag
–
met Duitsland voorlopig niet tot stand zal
komen, zal moeten worden ‘gestreefd naar een modus –
vivendi, die de vredestoestand inleidt en nabijkomt; met –
overwegingen van deze aard zal bij de uitvoering van
E 133 door. het Beheersinstituut terdege rekening moeten
worden gehouden. –
‘Op grond van-
d:eze’
overwegingen zou ‘ik de volgende voorstellh willen çloen.
Ten aanzien van de octrooi-aanvragen, de niet onder
het Accoord van Londen vallende, d.w.z.* de niet geheel
aan Duitsers toebehoord hebbende octrooien en de (niet
verkochte) rechten op handels- en fabriek’smerken
17),
zijn
.Wij Vrij’ de eigendomsovergang op de Staat ex artikel S
E 133′ teniet te doen. De instandhouding van de octrooi-
aanvragen zal de Staat slechts weinig behoeven te kosten.
Wi,j kunnen de Duitsers, wanneer ons land en het hunne
de handel hervatten, zodoende de beschikking teruggeven
over enige voor hen waardevolle, voor ons weinig beteke-
nende activa, die voor’ hen, een prikkel zullen’zijn hun
handelsverflichtingen na te komen; de houders van
octrooien, en octrooi-aanvragen zullen om ‘verschillende
redenen juist deze niet gaarne in beslag zien worden geno-
men en in het bezit van anderen overgaan.
Wij zouden de oider artikel 1 van het Londens Accoord,
vallende octrooien, om deze rden ter voldoening aan dnze
verplichtingen uit dit Accoord belast met een ,,Lizenzbe-
reitschaft”
18),
kunnen’ teruggeven aan de vroegere hou-
ders De instandhouding yan ‘deze octrooien behoeft de
Staat slechts een gering bedrag te ko’sten; indien de Staat
er tegen opziet zichzelf te ‘financieren, zal hij wellicht
‘uitstel van betaling van de jaartaxen ingevolge artikel 5
G 202 kunnen verkrijgen of zich door de wetgever van de
betaling van taxen kunnen doen vrijstellen. Dat van n”iijn
standpunt uit overwegend bezwaar tegen het verval van
deze octrooien bestaat, behoeft geen betoog.
Op dezelfde wijze zou Nederland ten aanzien van de
nieterkochte rechten op handels- en’ fabrieksmerken en
de auteursrechten kunnen handelen: –
De vraag is, of het Besluit Vijandelijk Vermogen (E 133)
de door mij voorgestane handelwijze toelaat.
Ingevolge art. 37 E 133 kan het ‘Beheersinstituut op
daartoe’ gedaan verzoek aan bepaalde personen vrijstelling
van een of meer der bij of krachtens dit besluit uitgevaar-
digde bepalingen e.d. verlenen, do,ch ik heb geen be-
paling vermogen te ontdekken, die het .Beheersintituut
met zoveel woorden het recht geeft tot een conservatoir
beheer, dat per saldo aan de vroegere Duitse rechthebben-
den ten goede kan komen. Hier staat echter tegenover,
dat art. 11 het Beheersinstituut niet uitdrukkelijk-de be-
voegdheid toekent onder zijn beheer staande vermogens-
bestanddMen opzettelijk te niet te doen gaan, en dat het
Beheersinstituut bij zijn beheer ook met politieke over-
wegingen, zeker ten aanzien van de niet of moeilijk reali-
seerbare activa, ‘rekening zal mogen houden; ingevolge
art. 11, lid 2, E 133 is het Beheersinstituut bevoegd zich
hij de in art. 11, lid 1, omschreven beheershandelingen ook
door het algemeen belang te laten leiden. Ook dit heeft
tengevolge, dat het Beheersinstituut voor zijn beheer slechts
tegenover de Staat verantwoordelijk ‘is
19)
Naar ‘aanleiding van het in de toelichting op K.B. E 133
ter sprake gebrachte karakter van de liquidatie van de
Duitse vermogens als ,,Entdeutschungsliquidation”,’ wil,
ik nog een slotopnerking maken.
Onze handel met Duitsland was vroeger zeer belang-rijk. Ik kan mij vqorstellen, dat de- ‘hervatting van deze
handel bevorderd kan worden, indieh de Duitsers in
Nederland weer over eigen bedrijven kunnen beschikken,
gelijk de Nederlanders dit in D’uitsland doen. In breder
verband gezien heeft het- niet voldoende zin
alle
Duitse
activa, hier te lande te liquideren
20)
of te vernietigen; dit
17)
Verkoop van een recht op een merk, d.w.z. een herkomstteken
ter
onderscheiding van waren van soortgelijke van een ander, zonder
het bedrijf, werkt misleidend tav, het publiek.
“) Men lette
op ,,conhinuously
offered for licensing without
royalty” in art.
1
Accoord Londen. Octrooibeheer heeft blijkbaar
de kratis licentieverlening gekozen, – niet de andere In’ art.
t
ge-
noemde wijzen om de ,,wholly German-owned” octrooien krachteloos
te maken.
‘)
Vgl.
J. R.,
H. van Schaik, ,,Het beheer volgens het besluit
vijandelijk vermogen”
(III), ,,W.P.N.R.” 3985.
‘°)
Bovendien voor prijzen, die naar alle waarschijnlijkheid
liggen beneden,de waarde, die deze voor de vroegere Duitse recht-
hebbende hadden. Dit zal in het bijzonder’voor de tot bedrijven
behoord hebbende activa gelden.,,
5 December 1947
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
973
geldt, zoals ik reeds zeide, in het bijzonder ten aanzien van
de aan Duitsers vÔér 10 Mei 1940 toebehoord hebbende, in
Nederland gelegen handels- en fabrieksinrichtingen en hun
overige bedrijfsvermogen. Het zou na de eerste tientallen
jaren na het sluiten van de vrede zeer goed kunnen blijken,
dat tegenover de tezamen ongetwijfeld een zeer belangrijk
bedrag vormende liquidatiesaldi van dè op de Staat over-
gegane Duitse vermogens een begrijpelijke afkeer van de
Duitsers hun handel weer over ons land te leiden, waar
hun handelsvermogens niet veilig zijn gebleken, in een
veel groter bedrag zal resulteren, dat voor Nederland
tijdens de vrede verloren zal gaan
21).
‘s.Gravenhage.
Mr J. G. I3UDDINGH DE VOOGT
‘) In het bovenstaande heb ik de door Nederland ondertekende,
doch nog niet goedgekeurde en bekrachtigde overeenkomst van Pa-
rijs van
14
Januari
1946
betreffende de herstelleveranties, die van
latere datum is dan K.B. E 133, buiten beschouwing gelaten. Deze
overeenkomst, die het maken van afwijkingen niet schijnt toe te
‘laten, verplicht de toegetreden Staten de Duitse bezittingen In
hun gebied onder beheer te stellen teneinde te voorkomen, dat
de vroegere rechthebbenden deze terug verkrijgen. Blijkens de
door de Minister van Financi6n ondertekende nota omtrent de
resultaten van de Internationale Conferentie van Parijs inzake de
Duitse herstelleveranties dd.
9
Februari
1946
(stukken Tweede
Kamer, Bijlagen,
1945-46, No. 154, 1)
ligt het in het voornemen
van de Regering de overeenkomst van
14
Januari
1946
aan het
Parlement ter ratlficatle voor te dragen; tot nog toe is, .voorzover
– Ik weet, geen ontwerp van een desbetreffende wet ingediend.
Terecht ziet dc Regering In deze overeenkomst een door de Staten-
Generaal krachtens art.
60 0w;
goed te keuren verdrag; ik
hooi),
dat, wanneer dit ontwerp eens in de Kamers behandeld wordt,
rekening wordt gehouden met de zeer uitzonderlijke positie, in
welke Nederland t.o.v. Duitsland verkeert, in hoedanige geen der
andere geallieerden verkeert. Doch moet de in de tekst besproken
overeenkomst van Londen’van
27 Juli
niet eveneens worden goed-
gekeurd en bekrachtigd? –
Blijkens de Handelingen der voorlopige Staten-Generaal,
1945—
1946,
Bijlagen
154,
1-2, is
het de bedoeling van de Regering de
Op
14
,lanuari
1946
te Parijs ondertekende overeenkomst betreffende
de Duitse herstelleverarities te doen goedkeuren. Ik hoop, dat de
Statcn-Ueneraal de mogelijke goede en kwade gevolgen van deze
overeenkomst terdege onder de ogen zien alVorens haar goed te
keuren.
Heeft de Nederlands-Duitse Kamer van Koophandel deze zaak
in studie genomen?
,’DE EXTERN MONETAIRE POSITIE EN DE
INVÔERBELEMMERINGEN
VAN CANADA.
Men schrijft ons:
Tot één van de merkwaardigste, misschien mag men
wel spreken Van paradoxale verschijnselen van de
na-oorlogse periode behoren de huidige moeilijkheden
van Canada. De volkshuishouding van dit land is vol-
komén gezond, sterker nog, van de goederenzijde gezien
beTindt het land zich in een periode van ongekende wel-
vaart en’ toch moet het een reeks van drastische maat-
regelen nemen ter beperking van de invoer en ter be-
scherming van de betalingsbalans.
De belangrijkste maatregelen, welke Cânada op 17
November heeft afgekondigd, zijn:
Het verbod van invoer van een grbot aantal dtiur-
zame consumptiegoederen, die ook in Canada worden
vervaardigd (o.a. radio’s, wasmachines, ijskasten enz.)
De contingenteiing vân de invoer van een aantal
goederen (vruchten, groente, textiel, rubber- en leer-
artikelen enz.).
Beperking van het reizen naar het buitenland door
een bedrag van slechts $ 150 per jaar toe te staan
voor buitenlandse plezierreizen.
De heffing van een accijns van 25 pCt op een groot aantal duurzame consumptiegoederen.
Tot de constructieve maatregelen om de schaarste van dollars te bestrijderi behoren:
1. Een crediet van de Amerikaanse Export-Import
Bank ten bedrage van $ 300 millioen.
.2.. Bevordering van de goudproductie door maatrege-
len,. welke door het Parlement moeten worden genomen.
3. Bevordering van de tritvoer naar de
•
Verenigde
Staten.
De verklai’ing van de huidige moeilijkheden van Canada
is betrekkelijk eenvoudig. 1-let land is de dupe van het
volkomen verstooi’de betalingsverkeer in de wereld,
van zijn vrijgevigheid in de internationale credietverlening
qa de
oorlog
en wellicht van zijn monetaire politiek.
Canada heeft steeds een zeer levendig hacdelsverkeer
met dp Verenigde Staten gehad, hetgeen niet alleen
voortvloeit uit de geografische positie van het land, maar
tevens uit de gevarieerder industriële structuur van zijn
zuidelijke buur. Mede tengevolge van het feit, dat de
industrialisatie van Canada zich door de oorlog enorm
heeft ontwikkeld, is het handelsv’erkeer met de Ver-
enigde. Staten nog intensiever geworden. Uit een oogpunt
van de positie van de betalingsbalans komt cl1aar nog bij, dat de Amerikaanse investeringen in Canada zeer belang-
rijk zijn – o.a. in Canadese fabrieken van Amerikaanse
automobielmaatschappijen – hetgeen met het oog op
het karakter van deze in’esteringen, nI. directe investe-
ringen in tijden van hoogconjunctuur, tot zeer belang-
rijke remises naar de Verenigde Staten aanleiding geeft.
Canada heeft dus jaarlijks aan de Verenigde Staten per
saldo grote bedragen, uit hoofde van èn het handels-
verkeer èn de transferering van dividenden, amortisaties
enz. te betalen
1)
Jn normale tijden, cl.w.z. bij een vrij, internationaal
betalingsverkeer, zou dit geen moeilijkheden behoeven op
te leveren. Canada heeft ‘een uitvoeroverschot, waarmede
het aan haar financiële Verplichtingen kan voldoen, lIet
vooroorlogse mechanisme van haar betalingsbalans is
echter verstoord door deviezenrestricties en andere belem-
metingen in een groot deel van de wereld. Eenvoudig voor-
gesteld is de structuur van de Canadese handel als volgt.
Canada heeft een invoersaldo met cle Verenigde Staten,
daarentegen een uitvoeroverschot met Engeland en de
meeste andere landen. Bij een vrij internationaal betalings
verkeer, zou Canada haar vorderingen op Engeland en
andere landen kunnen omzetten in dollars om daarmede
haar vei’plichtingen ten opzichte van de Verenigde Staten
na te komen.
Twee factoren verhinderen op het ogenblik de function-
nering van dit mechanisme.
t. Een deel van de uitvoer van Cannda naar Engeland
en andere landen vindt op crediet plaats. Deze export.
levert dus geen deviezen’ op.
2. Een ander deel van de uitvoer wordt betaald in
deviezen, welke niet in dollars kunnen worden omgezet.
De geschetste moeilijkheden deden zich ook reeds in
1946 voor, terwijl over dat jaar de betalingsbalans een
overschot opleverde. De interne monetaire situatie van
het land is dan ook geremd. De begroting is in evenwicht
en het prijspeil was tot voor kort betrekkelijk laag..
Vergeleken met het prijspeil in de Verenigde Staten en
vele Europese landen, was de Canadese dollar zelfs onder-
gewaardeerd, als men althans de koop,krachtpariteits-
theorie voor dit doel wil aanvaarden.
De prijscontrôle in Canada, die in 1941 werd ingevoerd,
heeft veel resultaat opgeleverd. 1-let prijsniveau steeg
minder dan in de meeste andere landen. Globaal ge-
sproken bleef het ongeveer in evenwicht met de prijs-
beweging in Engeland. Dit was na de prijsstijging in de Verenigde Staten sedert de zomer van 1946, welke ook
het Canadese prijspeil zou hebben beïnvloed, mogelijk door de revaluatie van de Canadese dollar in Juli 1946.
Terwijl Engeland echter na de oorlog de prijscontrôle
handh5afde, heeft Canada langzamerhand zeer veel
verlichtingen aangebracht, de belangrijkste aan het eind
van het vorige en het begin van dit jaar. JIede tenge-
‘) Van deze bedragen moet o+ het nette-bedrag van het weder-
zijdse toeristenverkeer worden afgetrokken. De inkomsten voor
Canada uit het Amerikaanse toeristenverkeer zijn groter dan de
bedragen, die Canadese toeristen in de ,Verenigde Staten uitgeven.
974
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
3 December 1947
volge van de steike prijsstijging in de Verenigde Staten
zijn de prijzen in Canada in de ioop van dit jaar sterk
gestegen. Desondanks is per saldo het prijsniveau in
Canada minder sterk gestegen dan in de Verenigde Staten.
Op deze basis is de Canadese dollar nog altijd onder-
gewaard met de Amerikaanse dollar.
Zoals reeds opgemerkt liggen de moeilijkheden van
Canada in de externe monetaire positie. Tengdvolge van
de grote bedragen, die Canada uit hoofde van haar be-
talingsverkeer met de Verenigde Staten aan Ameri-
kaanse dollars moet betalen, is de goud- en deviezenvoor-
raad van Canada enorm verminderd, nl. in één jaar van
ongeveer 1.250 millioen tot 500 millioen Canadese dollars.
Deze enorme daling van de goud- en deviezenvoorraad
roept onwillekeurig een vergelijking o met een ander
land, dat bij het einde van de oorlog eveneens financieel
krachtiger te voorschijn kwam dan vddr de oorlog, nl.
Zweden. En wel omdat beide landen vrijwel gelijktijdig
hun valuta hebben geapprecieerd, beide landen grote
credieten aan het buitenland hebben verstrekt en beide
landen een zo grote daling van hun goud- en deviezen-
voorraad hebben ondervonden, dat zij tot krachtige
invoerrestricties hebben moeten besluiten. Een yerge-
lijken van de monetaire en economische na-oorlogse
politiek van deze landen is echter een studie op zichzelf.
Daarop kan hier niet verder worden ingegaan.
Appreciatie van de valuta heeft de tendentie de uit-
voer te verminderen, de invoer te vermeerderen. Vat de
uitvoer betreft, dit blijkt bij Canada niet liet geval te
zijn.. De uitvoer is in de eerste zeven maanden van dit
jaar nog sterk gestegen, hetgeen niet te verwonderen
is. De belangrijkste uitvoerproducten van Canada,
agrarische producten, hout, courantenpapier en mineralen
zijn nog altijd, zeer schaars. De exporteurs verkopen
nog steeds in een ,,sellers’ market” tegen over het geheel
stijge:(Ie prijzen.
1’Ia’dclsbeweging aan Canada in de periode aan Januari
t/în Augustus (in inillioenen dollars).
1938
1946
1947
Uitvoer
522
1.494
1.786,
Invoer,
450
1.205
1.688
Uitvoeroverschot
72
289
98
De invoer daarentegen is eveneens gestegen en zelfs
meer dan de uitvoer, zodat het uitvoeroverschot met
bijna
S
200 millioen is afgenomen. Op dit punt open-
baart zich één van de factoren, welke tot de huidige
monetaire moeilijkheden heeft bijgedragen, want de
invoer uit de Verenigde Staten is sterk gestegen. lIet is
moeilijk aan te geven
itt
hoeverre de stijging van de
invoer aan de appreciatie van de dollar is toe te schrijven.
Andere factoren, zoals de prijsstijging in de Verenigde
Staten – ongeveer
3/4
van de invoer is uit dit land af-
komstig -. en het inhalen van een in de oorlog uitgestelde
vraag hebben hierbij eveneens een rol gespeeld.
Tenslotte mag bij dit vraagstuk niet uit het oog worden
verloren, dat de Canadese dollar voor bepaalde trans-
acties – Canada heeft een zeer milde deviezencontrôle —ih
Amerika een disagio doet van ongeveer 10 pCt. In het
algemeen stimuleert dit niet dè investering door Amerika
in Canada, tenzij men van de lagere koers kan profiteren.
Aan de andere kant hebben Amerikaanse maatschappijen,
die winsten en amortisaties tegen de pariteitskoers naar
Amerika konden transfereren, dit op grotere schaal ge-
daan dan ingeval van een volkomen stabiliteit van de
Canadese dollar. De geruchten over devaluatie, die reeds
maanden de ronde deden, hebben hiertoe natuurlijk
bijgedragen.
Intussen heeftde Canadese Regering depreciatie van
de valuta verworpen, omdat een matige depreciatie in
de huidige omstandigheden niet effectief zou zijn en de
infiationistische krachten zou versterken.
Om de moeilijke situatie onmiddellijk te verlichten, zijn een aantal invoerverboden en invoerrestricties af
–
gekondigd. Deze zijn vooral gericht tegen de invoer uit
de Verenigde Staten. Zoals uit de in het, begin van dit
artikel opgesomde maatregelen blijkt, betreft het verbod
van invoer van consumptiegoederen vooral duurzame
consumptiegoederen, welke vrijwel uitsluitend uit de
Verenigde Staten komen.
De invoercontingentering lijkt niet sterk belemmerend
te werken. De jaarlijkse contingeii.ten zullen 200, inge-
val van textielgoeç.leren, 4Q0 pCt van de vooroorlogse
invoerwaarde bedragen
2).
Deze contingentering is echter
ook weer voornamelijk gericht tegen de invoer uit de
Verenigde Staten, omdat deze in en na de oorlog sterk
is toegenomen. De Europese landen zullen er minder
door worden getroffen, omdat hun invoer in Canada na
de oorlog in het algemeen niet zo sterk is gestegen. Het
kan zelfs voor bepaalde Nederlandse industrieën nieuwe
afzetmogelijkheden openen, omdat de vraag naar ge-
contingenteerde artikelen zal toenemen en de Neder-
landse contingenten waarschijnlijk ruimte voor invoer
laten. Voor onze exporteurs kunnen hier nieuwe afzet-
mogelijkheden liggen. Een grondig onderzoek is daarom
zeer gewenst
3).
Het verbod en, dc contingentering van invoer van
bepaalde goederen hebben ten doel het verbruik van
deze goederen tè verminderen. In dezelfde zin werkt de
binnenlandse belasting op duurzame goederen. Mocht
door deze maatregelen de consumptie in Canada inder-
daad verminderen, dan levert dit land, naast de ver-
schuiving van de invoer van goederen van de Verenigde
Staten naar Europa tengevolge van deze contingenterings-
maatregelen, een bijdrage tot het welslagen van het
Marshall-plan. Want een vermindering van de consumptie
van duurzame goederen vermindert eveneens de span-
ningen in bepaalde Amerikaanse industrieën.
‘) Rekening houdende met de grote prijsstijging zijn deze con-
tingenten niet zo i
.
uini.
) Lie besparingen aan deviezen uit hoofde van de invoerbelem-
meringen en het beperkte reisverkeet- worden op $ 300 milhoen ge-
schat.
AANTEKENING.
Dit DEENS-EN(,1ELSR }IANJ)ELSBESJREK1NeEN.
Mr Dr J. Barents schrijft ons:
De grote moeilijkheden, welke de Engels-Deense han-
delsbesprekingen ondervinden, zijn een illustratie te meer
van het zonderlinge verschijnsel,, dat wij tegenwoordig
,,internationaal handelsverkeer” noemen: de pögingen
om ‘tegen zo hoog mogelijke prijzen zoveel mogelijk sur-
plusproducten aan het buitenland kw’ijt te raken en tegen
zo laag mogelijke prijzen essentiële goederen te importeren.
liet Deens-Engelse handelsaccoord, dat 80 September ji.
afliep, is nog niet door een nieuw vervangen, omdat de besprekingen tot dusvei’ie niet tot een positief resultaat
hebben geleid. De oorzaak? De Denen ”il1en, zegt men,
voor hun landbouw- en veeteeltproducten hogere prijzen
maken dan dej Engelsen redelijk vinden. Die verklaring
is juist, maar. omvat niet
alle
factoren. Laten we de situatie
iets nader beschouwen.
Van het Engelse verbruik van boter, bacon en eieren
kwam 15 a 20 pCt uit Denemarken, en deze import dieigt
thans te orden gestaakt, al gaat de eierenstroom voor-
lopig door. liet moeten zwaarwegende redenen zijn, die
Engeland tot .stopzetting van deze aankopen dwingen.
Het hoofdargument van Engelse zijde is, dat de Deense
prijzen verrej boven die van Australië, en Nieuw-Zeeland
liggen en dus ,,te hoog” zijn. De Denen ontkennen niet,
dat zij nu hogere prijzen vragen dan in 1946 werden be-
dongen. Zij wijzen er echter op, dat de tot dusverre gel-
dende prijzen wel enigszins boven het peil van 1940 liggen,
maar niet veel.(terwijl de voederprijzen in twee jaar tijds
S December 1947
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
975
verdubbeld zijn!), en dat de prijzen, *elke het Engelse
volk aan de
Engelse
boeren voor deze producten betaalt,
ook hoger liggen dan de prijzen, welke de Dominions vra-
gen. liet is dus duidelijk, zeggen de Denen, dat men in
Europa niet zo goedkoop kan produceren als in Australië
en Nieuw-Zeeland. De Deense Regering heeft de boeren in
de afgelopen periode zowel voor de leveranties aan het
eigen land als voor de export flink gesteund, maar meent
daarmee niet te kunnen doorgaan.
De prijzen van de uit Denemarken geëxporteerde agra-
rische producten staan natuurlijk niet op zichzelf, maar
moeten worden beschouwd in verband met de import-
prijzen van uit Engeland geleverde goederen, zoals textiel,
steenkool en machines. En dan blijkt, dat, zoals een Deense
inzender in de Londense ,,Economist” schreef, de Denen
per pond boter maar half zoveel steenkool krijgen als
vÔôr de oorlog; cle ,,terms of trade” zijn tegen hen.
Achter deze kwestie van importprïjzen en exportpijzen
zit ook de aloude tegenstelling tussen stad en platteland.
De boeren willen in de eerste plaats Kronen zien voor hun
producten – en de voor ,,de stad” bestemde import-
producten interesseren hen noch wat prijzen noch wat
kwaliteit aangaat zeer. Een Deense boer vertelde me, dat
hij aan twee varkens, die hij gedurende zes maanden
mestte, niet meer dan 75 Kronen verdiende; de klacht zal
misschien overdreven zijn, maar zij tekent de houding
van de boeren.
Van de industriële zijde komt daarnaast dit bezwaar tegen de Engelse politiek naar voren, aat de geleverde
steenkool, textiel- en machineproducten
kwalitatief
lang
niet over de gehele lijn op het peil staan, dat de voor-
oorlogse Engelse exporten hadden. liet vorig jaar deed al
het grapje de ronde dat Engeland in één schip veertig ton…. rolschaatsen naar Denemarken zou hebben ge-
exporteerd. Dat w’as een anecdote. Maar als men nu met
Deense industriëlen spreekt, klagen zij vaak stgen en been
Over de kwaliteit van de producten, welke hun Engelse relaties hun zenden, en vragen zich a1 hoe hun Engelse
vrienden zich de toekomstige afzet denken, als de huidige
,,sellers’ market” weer eens in een ,,buyors’ market” ver-
andert. En…. Engeland beschikt nu eenmaal niet ove
een gecentraliseerde exportorganisatie, die waarborgen
zou kunnen geven voor de aard en de hoedanigheid van de
te exporteren producten.
Achter het prijzenprobleem staat natuurlijk ook een
deviezenkwestie. De Denen zeggen, over te weinig ,,hard
currency” te beschikken; de Engelsen hebben het gevoel,
dat de Denen te lang hebben gesluimerd in een om hen
heen snel verarmende wereld en te veel luxe-goederen
van overzee hebben laten komen: In een vorige periode
hebben de Engelsen ook een pondencrediet tot een bedrag
van 35 millioen Kronen ter beschikking van Denemarken
gesteld om er voornamelijk veevoeder in Argentinië mee
te kopen. De Denen zeggen, dat de Engelsen veel te veel
verdiend hebben op deze transactie, en de Engelsen voelen
er uiteraard, zolang deze lening nog niet is terugbetaald,
weinig voor om de ruilvoet te verandern, wat de tegen-
prestatie belangrijk zou doen afnemen.
Er zijn dus moeilijkheden genoeg en beide landen zien
naar mogelijke andere handelspartners uit. Denemarken
heeft het vorig jaar Vrij w’at agrarische producten geleverd
aan Finland en aan Polen…..maar van Finland duur
en slecht hout, en van Polen steenkool tegen Arcrikaanse
(dus hoge) prijzen en transportkosten in ruil gehad. Dat
moedigt niet aan. Rusland heeft zich bereid verklaard, in
riil voor 8.000 ton boter en vet 60.000 ton rogge te leveren,
maar hoewel Denemarken daarvan gebruik maakt om aan de Engelsen duidelijk te maken, dat het ,,00k anders kan”,
geven de Denen in, particuliere gesprekken te kennen,
dat zij op deze ruil met Rusland niet zo erg gesteld zijn;
men is er bijv. nooit zekervan, of de Russen de overeen-
gekomen levertermijnen zullen nakomen. Betere mogelijk-
lieden biedt misschien Tsjechoslowakije, dat voor de Deense
boter tenminste 6 Kronen over blijkt te hebben (dit ter
vergelijking met de 4,8 Kronen, welke de Engelsen tot dus-
verre betaalden en de 6,5 Kronen, welke de Denen zelf
redelijk vinden).
Ook Engeland ziet natuurlijk naar mogelijke andere
leveranciers uit. Eire is een mogelijkheid en ook aan in-
tensiveririg van de handelsbetrekkingen met de Dominions
valt te denken. Maar er zijn ,00k nadenkende stemmen
‘hoorbaar, d je de Deense markt liever niet willen verliezen
met liet oog op de toekomst en die (zoals een briefschrijver
in de ,,Manchestér Guardian”) van mening zijn, dat de
huidige export naar ‘Denemarken tôch niet kan worden
omgezet in de voor Engeland broodnodige export naar
dollargebieden. Waarom dus iiet geprobeerd de Deense
markt te behouden, zo nodig door wat hogere prijzen voor
de Deense producten te betalen, zo vraagt genoemde brief-
schrijver. En van andere zijde, vestigt men er de aandacht
op, dat de 3 millioen ton steenkool, die Engeland in 1938
in totaal naar Denemarken uitvoerde, overeenkomt met
de productie van slechts vier dagen delven; zou zulk eer
betrekkelijke kleinigheid of een deel ervan niet verant-
woord zijn, vraagt men, om de Denen tevreden te stellen?
RECTIFICATIE.
DE DEJ)RIJFSRESULTATEN IN DE LANDBOUW.
In het artikel van Prof. G. Brouwers en Ir C. II. J. Malie-
paard, onder bovenstaande titel opgenomen in ons num-
mer van de vorige week, is een drukfout geslopen. Op blz.
941, eerste kolom, 12e regel van onderen, staat: Zo
w’erd dit bedrag voor het 1-lollandse Veen
–
veidegebied van
f 872 per ha teruggebracht tot f 191 ……. Dit bedrag van
f 872 moet luiden f 272.
GELD- EN KAPITAALMARKT.
De geldmarkt vertoonde in de afgelopen week vrijwel
geen veranderingen in de marktdisconto’s t.o.v. de in
het voorgaande overzicht genoemde. Ook callgeld was
dermate ruim aangeboden, dat de notering van pCt
veelszins nominaal was. liet laat zich aanzien, dat de ruime
liquiditeit der geldrnarktinstellingen de maandultimo
zonder belangrijke schokken zal doen passeren, al kunnen
de stortingen ad f 13 millioen op de conversielening
N.-Holland per 1 December a.s. en ad / 60 millioen op de
conversielening Amsterdam per 5 December a.s. wel
enige wrijvingsverschijnselen veroorzaken, liet lijkt, dat
hier slechts tijdelijke factoren kunnen werken, indien
zij althans optreden, aangezien door de gémeente Amster-
dam ‘een bedrag van / 90 millioen wordt afgelost.
De Nederlandsche Bank heeft thans liet uit Duitsland
teruggevoerde goud voor / 85 millioen op haar weekstaat
vqrantwoord, terwijl nog ongeveer t 15 millioen in de nabije
toekomst wordt verwacht. In afwachting hiervan is
reeds / 100 millioen aan het Rijk vergoed, waarmede een
aflossing werd verricht op het aan De Nederlandsche
Bank hij dc afw’ikkeling der markenvordering ter be-
schikking gestelde schatkistpapier ten bedrage van
f
2.100 millioen.
Door afkondiging van nieuwe deblokkeringsvoorschriften
zal thans de geldsanering ten einde worden gebi-acht.
De afwikkeling geschiedt in hoofdzaak volgens de reeds
bekend zijnde lijnen, waarbij kleine geblokkeerde tegoeden
in 5-jaarlijkse termijnen zullen worden vrijgegeven,
terwijl voor de grotere geblokkeerde saldi, met name dus
voor het bedrijfsleven, investeringscertificaten verkrijg-
baar worden gesteld, welke geleidelijk binnen vijf jaren
verhandelbaar zullen worden. Ook zullen effecten met
geblokkeerd tegoed gékocht kunnen worden, welke ge-
durende drie jaren hij een bank moeten worden gedepo-
neerd, met de mogelijkheid van ruilingen in liet depôt.
r
976.
ECONOMISCH-STATITISCHE BERICHTEN
S
December 1947
Deze effecten zullen door de Minister van Financiën
worden aangewezen
De obligatie-emissie Koninklijke werd, zoals té ver-
wachten was, vele malen overtekend. De obligatiemarkt
stond onder invloed van de huidige grote emissies wel
enigszins onder druk, maar de 3-34 pCt 1947 handhaafde
zich
aan het einde der week nog
op
9753/. 1-let critieke
punt van 97 pCt, waarbij door de Staat tot inkoop’nioet
worden overgegaari’ werd’ dus nog niet bereikt. /
De aandelenmarkt stond in de afgelopen week volkomn
in het teken van de claims Koninklijke.. Merkbaar buiten-
lands aanbod kwam nog niet
los.
De prijzen handhaafden
zich waarschijnlijk tengevolge van de in het voorgaande
overzicht reeds veronderstelde ruime binnenlandse vraag,
op
een goed niveau. Aanvankelijk werden de claims ver-
handeld tegen
t
880, maar aan het einde der. week steeg
de claimprijs’ tot
t 1.000.
In de overige aandelenkoersen
kwamen slechts zeer geringe wijzigingen.
21
Nov. 28 Nov.
–
1947
1947
A. K. U.
………………….
– 1604
1634-4GB.
V.
Berkel’s Patent …………..1144 G.L.
1124
Lever Bros. Unilever C.v.A…..2854-64
2844
Philips G.b.v.A . ……………. 357 3656G.L.
Koninklijke Petroleum ……….401-24 313 G.B.-14
H.A.L. …………………… 1814-2
180)
N.S.0
…………………….
189 G.B. 1874-8
TI.V.A. …………………….
2244-5
227 G.L.
Deli
Mij.
C.v.A.
………….. 1624-34
1594
Amsterdam Rubber ………….
– 1.57
1504
STATISTIEKEN.
BANK VAN FRANKRIJK.
(Voornaamste• posten In inillioenen franës)
c
Voorschotten aan de Staat
Data
l.
dl)
fn
26 Dec.
1946
94.817
118.302
59.449
–
67.900
426.000
30
Oct.
1947
52.817
175.290
J29.449
127.800
426.000
6 Nov.
1947
52.817
176.929
129.449
118.500 426.000
13 Nov.
1947
52.817
184.643
129.449
113.800 426.000
Bankbil-.
Deposito’s
Data’
jutten in
cireulatie
Totaal
Staat
Diversen
26 Dec.
1946
721.865
63.458
7
65
62.693
80 Oct.
1947
867.700
81.792
762
79.322
6 Nov.
1947
872.932
74.183
744
72.267
13 Nov.
1942
869.317
75.603
806
73.484
DE
•
NEDERLANDSCRE BANK.
Verkorte balans
op
1 December 1947.
–
/
Activa.
Wissets, pro-
Hoofdbank t
–
–
schuldbrieven
Bijbank
,,
–
Agentsch.,,
6.000,-
in disconto
k
‘
t
6.000.-
1
)
Wissels, schatkistpapier en schuldbrieven, door
.
de Bank gekocht (art. II, le lid. sub 3 van de
)lankwet
1937 j° art. 4 van het
Koninklijk
besluit van 1
October 1945, Staatsbiad No.
–
F204)
……………………………..
Schatkisipapier, door de Bank overgenomen van
de Staat der Nederlanden ingevolge overeen-
komst van 26 Februari
1947
… …………..
2.000.000.00
Beleningen:
Floofdbank
t
142.013.466,66
1)
(mcl.
voor-
schotten in re-
Bijbank
‘
,,
1.260.738,63
kening-courant
op onderpand)
Agentsch.,,
10.800.601,67
t
154.074.806,96
Op
effecten,
enz…………..153.600.591,18 ‘)
Op goederen en celen ………474.215,78
–
,,
154.074.806,96
9
)
Voorschotten aan het Rijk (art. 16 van de Bank-
wet
1937)
………………………….
.
–
Boekvordering op
de
Staat der Nederianden
ingevolge,overeenkomst van 26 Februari 1947 ,, 1.500.000.000,-
Munt en muntmaterlaal:
Gouden munt en gouden
muntmateriaal
……..
1
608.689.538,46
Zilveren munt, enz…….2.397.504,60
611.087.043.06
Papier op het buitenland
. .
t
184.290.800,-
Tegoed hij correspondenten in
het
buitenland
………….65.534.751,27
Buitenlandse betaal-
middelen………………4.976.748,22
254.802.299,49
Belegging van
kapitaal, reserves en pensioen-
fonds
……………………………….
79.772.957,93
Gebouwen
en
inventaris
………………….
.
3.500.000,-
Diverse
rekeningen
……………………
67.423.940,52
4.670.667.047,96
Passiva.
Kapitaal
…………………
……
…….
t
20.000.000-,-
Reservefonds
………………………….
12.452.579,46
Bijzondere
reserves
……………………
..
32.247.868,69
Pensioenfonds
…………………………
16.900.814,18
Bankbiljetten in omloop (oude uitgitten)
……..
125.166.385,-
Bankbiljetten in omloop (nieuwe uitgifte)
……
2.942.935.340,-
Bankassignaties
in
omloop
……………….,
126.930.21
Rekening-courant
saldo’s:
‘s Rijks Schatkist’
……. .713.289.580,32
Gehiokkeerde
saldo’s van
banken
……………..92.089.382.54
Geblokkeerde
saldo’s
van
anderen
…………….43.712.476.50
Vrije. saldo’s
…………
..
545.386.746,72 1.394.478.186,08
Diverse
rekeningen
……………………
…
126.358.944,34
–
t 4.670.667.047,96
‘)
Waarvan schatkïstpapier recht’streeks door de
Bank in disconto genomen …………….t
–
2)
Waarvan
aan Nederlands-Indi8 (Wet. van 15 Maart 1933. Staatsbiad no. 99) ,,
39.529.875,- Circulatie der door de Bank namens
de
Staat
-.
147.51.8.086
–
in het verkeer gebrachte muntbiljetten
……
ZWEEDSE EIJKSBANK.
(Voornaamste Oosten 1fl millioenen kronen).
Metaal
Staatsfondsen
o:R
Data
0.2
,!.
o
‘
4,414)4)
4,4)
O
o
1
0
2
19
31 Dec.
1946
1
39
1532
9:544
504
284
941
182
31
Oct. 1947
2231
141
2.589′
389
175
94
1
182
7
Nov. 19471
222
1
141
2.648
420
145
94
.1
182
15 Nov. 1947
1
j_141
2:492
425
167
182
Deposito’s
.
Direct opvraagbaar
–
0
4,
4)
._
,
Data
F
–
–
,
z
wo=d
Id
0
Id 4)
31 Dec. 1946
31 Oct. 1947 7 Nov.1947
15 Nov.1947
2.877
2.694
2.605
2.522
875 837 976 975
706
558 590
714
.
94
218
326
197′
230 163 163
163
174
174 170
170
1
3
1
3
1
BANK
VAN
ENGELAND.
(Voornaamste posten in millioenen ponden).
4)
n
–
4),..
‘5
-.
cd
S
.0a
0
P.
(70
19
•””
>
•
‘
.
cd
.
c
o
d
Co
25 Dec. ’46
0,2
1.449,1
1.450
1.428,2
12 Nov.’47
0,2
1.449,3
1.450
1.360,2
19 Nov.’47
L
22,1
0,2
1.449,4
1.450
–
1.348,1
26 Nov.’47
0,2
1.449,4
1.450
1.340,5
Othersecurities
Deposits
4)
.
4)”c
….
T
P-
Co
1
,3
25 Dec.
‘6
12 Nov.’4 49 Nov.’4
7
26 Nov.’4
7
1,8.
1,8
1,5
311,8
304,1
301,3 278,5
19,6
7.3
5,2
4,5
15,8
20,6
19,4
23,6
346,5 405,9
411,8,
399,8
10,3
13,7
11,0
14,0
278,9
297,7
309,0
292,5
TV
.-
–
.
•..’
‘..,.
S December 1947
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERIHTEN
977,
DE NEDEI1-LANDSHE BANK.
(Voornaamste posten In duizenden gi?Idens).
M.
,
n
•
0
.
n.o,
–
‘
4-
4)
0 Q
E
30 Dec.’46
700.876
4.434.786
100.816
103
153.109
20Oct.’47
06.703
173.016 134.904
34
151.238
27
,,
’47
.506.738
173.076
118.990
18
‘
155.942
3’47
,,
506.779 473.076 111.778
18
149.197
10Nov.’47
506.537
180.125
108.746
18
146.923
17
’47
506.524 187.387
85.766
18
152.557
24
,,
’47
591.791
181.514 76.506
23
151.098
ec.
1 D’47
611.087
184.291
70.511
6
154.075
C
.
Saldi in rekening-courant
Cd
1
1
1
1
40
Cd
1
–
4))
o
30Dec.’46
2.744.151
1.099.855
90.07{
43.706
590.158
20 Oct. ’47
2.812.020
973.280
73.543
38.397
471.014
27
,,
’47
2.829.400
967.261
56.249
38.829
466.932
’47
2.888.738
890.336
52.787
42.586 469.638
10 Nov.’47
2.869.488 913.112
62.434
38.54
472.258
17
’47 2.865.744
879.935
88.923
38.003
469.399
24
,,
’47
2.877.864
804.569
87.073
38.328
506.267
1 Dec. ’47
2.942.935 713.290
92.089
43.712
545.387
NATIONALE BANK VAN BELGIË.
(Voornaamste posten In millioenen francs).
4,)
cl
-.
Data
‘3
.
‘
Pq
4..
Oo
E-
.
26 Dec.
1946
32.226
5648
4.953
214 698
49.158
23 0c,t.
1947
26.960
12.589
4.886
231
758
52.367
29
1947
26.260
13.074
4.827
596 765
52.692
6
,,
1947
25.1307
13.884
5.536
618
757
52.557
12 Nov.
1947
25.352
14.002
5.176
708
748
52.987
20
1947
,,
26.513
12.754
4.778
963
742
52.127
27
,,
1947
26.003
12.74q 4.865
783
747
52.937
Rekening-
4)
courant
saldi
.
c
4.
,
‘
Dala.
.
-‘.
-0-
°
-o
‘4
0
‘
Pq
_’——-
__
26 Dec.
1946
637
159.377 72.105
1
4.482
614
23 Oct.
1947
637
165.287
78.326
5
5.029
510
29
1947
637
165.847
78.402
5
5.416
509
6
,,
1947
637
166.665
79.588
4
5.036
508
12 Nov.
1947
637
166.537
79.502
2
5.127
508,
20
,,
1947
637
165.349
78.682
5
.
4.814
507
27
,,
1947
637
165.698
78.472
4
5.311
504
‘) Waarvan 10.493 millioen ties onheschikbaar goudsaldo na her-
waardering van de goudvoorraad (Besluitwet no: 5 van 1-5-1944).
‘)
Waaronder begrepen de post ,,Emissiebank te Brussel”, ten
bedrage van 64.597 millioen tros.
‘) Deze post omvat: oude biljetten over te boeken op tijdelijk
– onbeschlkbare of gebloickeerde rekeningen en niet aangegeven
oude biljetten.
FEDERAL. RESERVE IIÂNXS,
(Voornaamste posten In miilloenen dollars).
Metaalvoorraacl
T
Data
1
Other
U.S. Govt
Totaal
1 Goud cer-
1
casli
securities
titicaten
31
Dec.
1946
:
18.381
17.587
268
23:350
23 Oct.
1947
.20.976
20.285
1
255
21.772
30 Oct.
1947 21.044
20.363
1
267.
22.129
6 Nov. 1947
21.092
20.413
1
259
22.119
DeposiCo’s
1
Member-
Data
,
jetten in
circulstie Totaal
Govt.
banks
31
Dec.
1946
24.945
17.353
1.
393
16.139
23 Oct.
1947
.
24.492
i
18.569
1
608
17.037
3.0 Oct.
1947
24.453
1
19.130
t
=
1.355 16.859
6
Nov.
1947
24.543
j
18.936
[
926
19
17.088
MAANDCIJFERS
GECOMBINEERDE 51AAND8TAA’r
VAN
DE V’IER NEDER-
LANDSE GROTE BANKEN EN
VAN’
HET Nltl)ER-‘
LANL)SE BEDRIJF VAN DE NEDERLANDSCIIE
HANI)
tL.3Lt_A’l’SUt1APPlJ.
Nederi.
Nederi.
Banken
•
.
Banken
‘en Ned.
Handel-Mij.
(In millioenen guldens)
30
II
30
31′
Sept.
Oct.
Sept.
‘
Oct.
1947
1047
1947
1947
Activa:
‘Ras, kassiers en daggeldlcningen
71
62
89
71
.
.
2317
2847
‘2834
Ned.
schatkistpapier
………..2338
2905
2409 2379
2936
Ander overheidspaier
31
3,2
Ci
70
3
5
S
Wissels
……………….
……3
Bankiers in binnen- en buitenland
77
90
137
444
Prolong. en voorsch. tegen effecten
35
34
46
46
T146
159
249
262
367
389
446 474
,
10
10
16.
16
32..
32
44.
.44
534
–
409.
431
506
12
.
12
16
.
1
1
1
1
29771 29821 37081 3719
Passlva:
–
.
2470
2450
3090
3073
0
–
1
–
163
177
.203
214
Crediteuren
………………..
Wissels
……………………
Kassiers en genom
daggeldl.
. .
8
10
8
.10
Deposito’s
op
termijn
…………
84
94
103
119
)3esteminingsreøerven
1
1
1
1
2727 2732
.
3406
3417
Diverse rekeningen
…………..
170
170
210 210
Aandelenkapitaaï
…………….
80 80
92
92
Reserve
…………………….
2977
2982
3708
3719
IN-
EN UITVOER VAN
NEI)EEILAN1)
Invoer
Uitvoer
Saldo
51
au
Gewicht
Waarde
Gewicht
Waarde
Waarde
in dui-
‘
in mil-
in dui-
in
mii-
in mil-
Zefl(iefl
lioenen
zenden
‘
lioenen
lioenemi
tonnen guldens
tonnen guldens
‘guldens
Tot.
’39
24.306
1.517
2.708
‘
966
–
551
Tot.
’46
11.764
2.305
3.919
785
-1.520
Jan.
’47
762
‘
201
280
108
–
93
Febr. ’47
1.312
313
178
97
–
216
Mrt
’47
1.023
256
234′
138
–
118
April ’47
1.353 ,
339
466
143
–
196
Mei
’47
1.286
.
356
635
134
–
222
Juni
’47
1.685′)
470
1
)
478
121
–
349
Juli
’47
1.825
425
558
441
‘-
284
Aug
’47
1.374
337
.
510
163
–
174
Sept. ’47
1.425
335
497
160
–
175
Oct.
’47
1.437
381
581
217
–
164
1)
Bron: ,,Cent,raalBureau v,or,de Statistiek”.
‘)
Hierin
begrepen
de
in 1946 -en le halijaar 1947 doorde Re-
gering in het buitenland aangekochte schepen. 1-let gewicht daar-
van bedroeg 170.019 ton, de waarde f106,3 millioen.
%VEItRLOOSHEID IN NEDERLAND
Maand
Werklozen
‘)
Wachtgeiders’;
30
Juni
1945
………………
1121622
201.400
…..
29
Juni
1946
…….
. ……. …..’
45.953
.
7.800
28
Febr.
1947
…………………55.800
)
6.200
31
Mrt
1947
………………..’
48.300
4)’ .
5.200
30
April
1947
………………..31.000
3400
31
Mei
1947
…………………24.100
‘
2.500
30
Juni
1947
………………’
19J00
”
1.800
31
Aug.
1947
…… ………..
20.200
.1.200,
31
Juli
1947
…
….. …….
…..18.800
1.300
30
Sept. .1947
……………..-
–
,21.600
900
…
31
Oct.
1947
………………’
22.400
.
‘
1000
‘)
Bron:
,,Statisisch
Bulletin
van
het
C.B.S.’.
‘)
Gegevens van de arbeidsbureaux.
–
‘)
Bovendien 161.000 vprstwerklozen uit het vrije bedrijf.
*
4)
Bovendien
28.900, vorstwerklozsn uit het Vrije bedrijf.
Debiteuren
Effecten en syndicaten ……..
Oeelnemingën (mcl. voorschotten)
f
Gebouwen …………………
Diverse rekeningen …………
Belegde bestemmingsreserven .•
1
51
F
978
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
3 December 1947
HAVENBEIVEGINO.
0
–
Te
Rotterdam, Amsterdam en Antwornen aaneekomn z
eqsl,enen i
Tijdvak
Rotterdam
Amsterdam
Antwerpen
âantal
netto register,
aantal
netto reglster
aantal
netto register
tonnen
tormen
1939
12.026
1.392.128
3.110
4.0241738
9.524
15.888.710
1945
1.344
2.063.632
470
458.800
3.585
11.129.932
1946
4.464
5.911.539
1.706 6.833.381
5284
9.311.899
Januari
1947
364
628.527
185
181.187
422
855334
Maart
329
–
635.622
149
159.582
503
1.050.345
441
463
742.747
729.734
146
176
215.633 251.177
611
642 1.272.384
1.265.483
Februari
…………………..
……………………
507
851.771
215
232.727
729
1.419.137
.
538
885.113
215
242.629
716
‘
1.454.412
April
………………..
….
Mei
…………………….
.,Ufli
………………….
.
Augustus
58
b50
88t.835
976.754
201
234
224.022
254.678
600
.
815
1.221.270
1.749.160
532
864.670
222
198.454
662
1.386.412
u
t
…………………..
September
……………..
October
: : : : :
:: ::
243
361.960
767
1.681.965
5 t/m 11 Oct
105
167.473
53
56682
12 t/m 18 Oct
123
181.346
59
7&9
42
19 t/m 25 Oct
115
203.330
43
.
35747
26 Oct. t/m 1 Nov
124
177.141
68
67406
2
t/m
8
Nov
……………
121
183.827
51
68269
‘) Bronnen: ,,Mededelingen Kamer van Kbophandel en Fabrieken voor Zuid-Holland”; Dienst Gemeente Handelsinrichting, Amster –
dam; Bureau van Statistiek der Gemeente Amsterdam; Economische dienst van de,haven, Antwerpen.
–
De Geldersch-Overijselsche Bond
van Coöpera-
tieve Ziuvelfabrieken, Nieuwstad 69, Zutphen,
vraagt voor de contrôle van de administratie der
aangesloten -fabrieken
een ambtenaar
met goede , boekhoudkundige ontwikkeling (bij
voorkeur M.-O. Boekhouden) en zo mogelijk er-
varing in contrôlewerkzaamheden.
Pensioenregeling aanwezig. Sollicitaties met op-
gave van verlangde salarisregeling binnen 10
dagen na het verschijnen van dit blad.
Bij het Secrelariaat beslaat gelegenheid tot plaatsing van
een tweetal
JONGE ACADEMISCH OPGELEIDE
ECONOMEN
OF
JURISTEN
MET ECONOMISCHE SCHOLING
Brieven met opgave vni Ievensloop en bio Ie richten aan
aan de 2e Aîdeling van de Algemene Dienst der N.V. Neder.
landsche Spoorwegen te Utrecht.
II
J
‘De Gelderse Maatschappij van Landbouw vraagt
voor spoedige indiensttreding een
secretaris
met academische vorming. Salaris nader over-
een te komen.
Brieven met uitvoerige inlichtingen te zenden
aan bet Secretariaat van de Geld. Mij. v. Land-
bouw, Bovenbrugstraat 29, te Arnhem.
Mondelinge Examens
heden. Broederschap van Accountants
De mondelinge examens zuilen, zowel voor de
voorbereidende gedeelten als voor het vak-
examen worden afgenomen op Woendag 17
December 1947 van 9.30 – 17.15 uur in Hotel
Krasncipolskyte Amsterdam. De examens zullen
in het openbaar worden afgenomen.
DE NEDERLAIIDSCHE BANK VOOR ZUID-AFRIKA N.V. zoekt
voor haar Hoofdkantoor te Amsterdam
1
jong jurist of econoom
met enige ervaring op hef’ gebied
:Tah1
documentqtie- en
research-wer1 en/of accou.ntczncy.
Uitvoerige sollicitatiebrieven te richten aan het Secretariaat
der Bank, Amsterdam-C, Herengracht 546.
1
G roothundel
Weekblad voor de
internationale handel
Heeft
U
al eens
een proefnummer
aangevraagd?
H.
A. M. Roelants
Sch
ied om
Annonces, waarvan de tekst ‘s Maandags In ons bezit is,
kunnen, plaatsruimte voorbehouden, In het nummer van
dezelfde week worden opgenomen.
B
ij
vooraanataand textielbedrijf in Twente kan
geplaatst worden een
chef
voor de bedrijfsadministratie
Vereisten: grondige boekhoudkennis; admini-
stratieve bedrijfservaring, bij voorkeur in textiel-
bedrijven (spinnen, weven, finishen); initiatief;
belangstelling voor bedrijfseconomische proble-
men. M.-O. of Staatapraktijk Boekhouding
strekt tot aanbeveling. ‘
Sollicitaties met uitvoerige gegevens en ver-
langd salaris onder No. ‘E.S.B. 1075, bureau van
dit blad. Postbus 42, Schiedam.
MIDDELGROOT GROSSIERSBEDRIJF
te Amsterdam zoekt
HOOFDBOEKHOLIDER
in staat aan zijn afdeling op tact-
volleç maar niettemin krachtige
wijze leiding te geven en geheel
zelfstandig financiële overzichten
en adviezen samen te stellen. Acte
M.O. of S.P.D. vereist. Salaris on-
geveer f 8000.—. Candidaten zullen
eventueel worden onderzocht op 19
Januari door de NEDERL. STICH-
TING VOOR PSYCHOTECHNIEK
Wittevrouwenkade 6 te Utrecht.
Eigenh. geschr. Dr. m. voll.
ml
en twee pasfoto’s (van
voren en opzij) aan Adv. Bur
.
ALTA te Utrecht
vciôr 20 December. In linkerbovenh. v, br., foto’s en
enveloppe: ESB-4282 met naam, . adres en leeftijd.
HET CENTRAAL INSTITLJTJT TER BEVOR-
DERING VAN DE BUITENLANDSE HANDEL
te Den Haag zoekt voor zijn afdeling Markt-
onderzoek enkele goed onderlegde, ervaren
medewerkers
in staat leiding te geven. Leeftijd 28-45 jaar.
Vereist is gedegen kennis van de structuur van
het Nederlandse bedrijfsleven en van de Neder-
la.ndse buitenlandse handel.
Opleiding doctoraal examen handeiswetenachap-
pen of daarmede gelijkstaand.
Eigenhandig geschreven sollicitaties met uit-
voerige en complete levensloop, verlangd salaris,
benevens twee recente pasfoto’s (één en face en
één en profil) te zenden onder No. E.S.B. 1076
bureau van dit blad. Postbus 42, Schiedam.
Zojuist
verschenen:
Bedrijfseconomische encyclopoedie
Deel 1 ,,Econome”
‘ondr fredactie van Dr A. de Graaff, Mr T.
Olthoff en Piof. Dr J. Tinbergen.
Verschijnt in
S
delen. Prijs f
17.50
per deel.
De delen worden niet afzonderlijk geleverd.
DE WESTER BOEKHANDEL
Nwe Binnenweg 331 – Rotterdam
Gespecialiseerd op economisch gebied
AIs39e Publicatie van het N.E.l.
Is verschenen
.
.
DrH. J. Witteveen
LoOnshoogte
en werkgelegenheid
Prijs
f 6,-
(prijs voor leden ‘en donateurs van het
N.E.I. f 4,50)
Verkrijgbaar in de boekhandel en bij de uitgevers
De Erven F. Bohn N.V. — Haarlem
,,HOLLANDIA”
HOLLANDSCHE FABRIEK VAN MELK-
PRODUCTEN EN VOEDINGSMIDDELEN N.V
HOOFDKANTOOR TE
VLAARDINGEN
– Maakt gebruik van de rubriek ,,Vacatures” voor het
oproepen van sollicitanten voor leidende functies. Het
aaital reacties die deze annonces tengevolge hebben
is doorgaans uitermate beviedigend; begrijpelijk: omdat
er bijna geen groote instelling is, die dit blad niet
regelmatig ontvangt en waar het niet clrculeertt
r
r
P!
r
k
DE WERELDHAO
I
DEL ‘R
.
OE.PT U!
se
ri
II1
•
•
•
II
–
–
—
•
De beste artikelen uit alle delen der wereld zullen in
Canada in 1948 tentoongesteld worden. U kunt ze zien… U
kunt ze vergelijken. U kunt er de vertegenwoordigers van
talloze fabrikanten, uit vele landen ontmoeten… ideeën uit-
•
wisselen en relaties aanknopen.
Canadas eerste Internationale Jaarbeurs, gesteund door
de Canadese Regering, zal koper en verkoper op internationale
schaal tezamen brengén. Artikelen uit honderden industrieën,
•
uit tientallen landen, zullen er worden aangeboden.
Maakt NU plannen de Canadese Internationale Jaarbeurs
( in 1948 te bezoek’èn. Als U er niet zelf heen kunt gaan,
stuurt dan een plaatsvervanger. Alle inlichtingen, met inbegrip
van reis- en hotelaccommodatie, worden verstrekt door
•
•
•
J. A. Langley
•
Handeisraad, Canadese Ambassade
•
Sophialaan ta
s.Gravenhage
1
I(ll
•
.
–
1-
Sluitingsdatum voor exposanten:
15
Dcmber 1947
DEPARTMENT OF TRADE AND COIV1MERCE
Ik
•
OTTAWA
CANADA
• . – • – – • •
,-
–
Alle correspondentie betreffende advertenties, gelieve U te richten aan Koninklijk” Nederlandsche Boekdrukkerij H. A. M. Roelants, Lange Haven 141, Schiedam (Tel. 69300 toestel 6)