Ga direct naar de content

Jrg. 23, editie 1160

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: maart 23 1938

3 MAART
1988

dUTEURSREOHT VOORBEHOUDEN.

Economïsch~Statistische

Beri*chten

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER

ORGAAN VOOR DE MEDEDEELINGEN VAN DE CENTRALE COMMISSIE VOOR DE RIJNVAART

UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT

23F JAARGANG

WOENSDAG 23 MAART 1938

No. 1160

COMMISSIE VAN REDACTIE:

P. Lief tinck; N. J. Polak; J. Tinbergen; F.
de
Vries en;

H. Al. H. A. van der Valk (Redacteur-Secretaris).

7h. van Luytelaer (waarnemehd Redacteur-Secretaris).

Redactie-adres: Pieter de Hoochweg 122, Rotterdam-West.

Aan geteekende stukken: Bijkantoor Ruigeplaatweg.

Telefoon Nr. 35000. Postrekening 8408.

Advertenties voorpagina f 0,50 per regel. Ar4ere pagi-

na’s f 0,40 per regel.. Plaatsing bij abonnement volgens

tarief. Administratie van abonnementen en advertenties:

Nijgh
d
van Ditmar N.V., Uitgevers, Rotterdam, Am-

sterdani, ‘s-Gravenhage. Postchèque- en giro-rekening

No. 145192.

Abonnementsprijs voor het weekblad franco p. p. in

Nederland f 16,—. Abonnementsprijs Economisch-Statis-

tisch Maandbericht f 5,— per jaar. Beide organen samen

f 20,— per jaar. Buitenland en Koloniën resp. f18,—,

f 6,— en f 23,— per jaar. Losse nummers 50 cent. Dona-

teurs en leden van het Nederlandsch Economisch Instituut

ontvangen het weekblad en het Maand bericht gratis en

genieten een reductie op de verdere publicaties.

INHOUD:

Blz.

DE UITVOERENI)E ORGANEN IN HET VOOR-ONTWERP
KINI)EIIBIJSLAOVERZEKERING door
Prof. Mr. C. W. de
Vries……………………………………
212

Het verzekerd loonbedrag en de te verwachten uitgaven
inzake het voor-ontwerp kinderbijsiagwet door
H. E.
B
. Sch?nalhausen …………………………..
214

Beleggingswet en beleggingsschaarschte door
E. F.
Philipp………………………………….
215

De Rijksmiddelen over Februari 1938 …………….218

BU rEN LANDSOHE MEDEWERKING:

De concurrentie tusschen Italiaansche en Noordzee-
havens en een eventueele Italiaansch-Duitsche
overeenkomst door A.
Giordano …………….
219

De New Deal zonder programma door
Dr. P. Pinner
220

AANTEEKENINGEN:

Verlaging van den biunenlandschen boterprijs …..223

De zichtbare suikervoorraden in de wereld ……223

ENGEZONDEN STUKKEN:

Geen loontoeslagen door
Dr. Ir. B. Bölger
met Na-
scliriït
door.A. Kaan……………………..
224

MAANDOIJFERS:

Emissies in Februari 1938 ………………….225

Overzicht van den stand der Rijksmiddelen ……. 226

Statistieken:
Getdkoersen-Wisselkoersen-Bankstaten
—————–
227, 230 Groothandeisprijzen
………………………………..
228-229

GELD-, KAPITAAL- EN WISSELMARKT.

])e onrust
01)
de wisselmarkt heeft ziuh in iie afgeloopen
week nog geaccentueerd. Vrijdag ji. steeg de i)ollar dan
ook tot 1.811f om daai

‘na geleidelijk iets terug te loopen
tot 1.80
7
1.
Hoewel in mindere mate bleef ook het Pond
hier vastgestemd en schommelde tusschen 8.97 en 8.98.
Dat het Guldensaanbod iutusschen niet van alarmeerenden
omvang is geweest of is, zou men kunnen afleiden uit het
feit, dat het Egalisatiefonds al dien tijd niet in de markt
is geweest. Zou het Fonds Guldens hebben opgenomen, dan:
had men mogen verwachten, dat aan de koersstijging van
Pond en ])ollar reeds heel spoedig een einde zou zijn gekomen. Nu vond de markt feitelijk een l.uehtledig
tegenover zich; vrijwel geen aanbod van valuta’s doch
uitsluitend vraag. Uit het feit echter, dat tegelijk met
de stijging van den contanten koers van Pondn en Do]-
lars het disagio hierop niet onaanzienlijk steeg, mag men
afleiden, dat men de zwakke houding van den Gulden als
van zeer voorbijgaanden aard beschouwt.
Een merkwaardig verschijnsel is, dat men momenteel
voorkeur aan 1)ollars boven goud geeft, hetgeen met de
toch nog altijd bestaande mogelijkheid vaa een verdere
depreniatie van den Dollar voor oogen, niet goed vereenig
baar lijkt. Intussohen heeft dit tot een vrijwel onafgebro-
ken goudstroorn naar de Vereenigde Staten geleid, hetgeen
mogelijk werd door het geheel verdw

ijnen van de sedert
maanden bestaande premie boven de bekende verschepings-
pariteit. Wij dienen nu af te wachten, hoe de Amerikaan-
sche autoriteiten zich tegenover deze hernieuwde goud-
invasie te weer zullen stellen. Een feit is, dat men eenige
weken geleden heeft, aangekondigd sleohs die hoeveelheid
goud ±e zullen steriliseeren welke een invoer van

$
100.000.000 per kwartaal zou te boven gaan. Zet de
goudbeweging naar de Vereenigde Staten nog eenigen tijd
door, dan zal het moment niet ver ‘erivijderd meer zijn,
waarop de autoriteiten inderdaad weer tot sterilisatie
zullen moeten overgaan. in dien tusschentijd is dan ccli:
ter bereikt, dat de reserves der banken weer aanzienlijk
zijn gestegen, hetgeen ook de opzet van de Regeering was
.l)eze week bracht tevens het decreet, waarbij een einde
kwam aan het bestaan van de Oostenrijksehe Schilling.
Voorloopig hoef t men als waardevei-houding tusschen Mark
en Sohilling 1
:
1% aangenomen, nadat eei-st geïudieeerd
was op 1
:
2. Hoewel laatstgenoemde verhouding ongetwij-
feld meer in overeenstemming was met de vdbrdieu be-
staande koersrelatie tussehen Mark en Schilling kan de
verhouding 1
:
1/ waarschijnlijk als een juistere uitdruk-
king van de tusschen beide landen bestaande koopkraehts-
pariteit worden beschouwd. En het is waarschijnlijk op
grond hiervan, dat men bereid is hiervoor momenteel een
offer, gelegen in de vermindering vali het concurrentie-
vei-mogen van Oostenrijk op de wereldmarkt, te brengen..
Zoowel beleggings- als eiuissieniarkten ondervonden in
gevoelige mate dan invloed van de internationale politieke
spanningen.
Integralen moesten zelfs meer dan 0 pCt. aan koers in-
boeten, terwijl zoowcl de jongste Nederlandsohe als de In-dische leening onder pari kwamen te liggen. Gemeentelee-
ningen hadden in n:og sterker mate van koersdruk te lij-
den; zoo kwam de 3-3 pOt: Rotterdam 1938 Vrijdag
op 9715f te liggen
Op de emissiemarkt moesten enkele emissies, w.o. die
van Apeldoorn en Hilversum zelfs worden afgelast, waar-
toe emittenten op grond van de in het leeningseontract
met de betrekken gemeenten voorkomende clausule, dat de leening slechts dan voortgang vindt indien zich op of vôtr den inschrjvingsdatum geen bijzondere omstandig-
heden voordoen, zioh hetrecht hadden voorbehouden.

212

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

23 Maart 1938

DE UITVOERENDE ORGANEN IN HET VOOR-ONT-

WERP KINDERBIJSLAGVERZEKERING.

In E.-S.B. van 2 Maart 1938 heeft Mr. Dr. J. van

Bruggen een bespreking gewijd aan het véérontwerp

van wet, waarbij regelen in zake een algemeene, ver-

plichte kincierbijsiagverzekering voor loonarbeiders
worden voorgesteld. Naast de vrije bepaling van het
loon naar prestatie, komt een wettelijk geregelde loon-

bepaling naar behoefte. De premie welke van de werk-

gevers wordt geheven en de loon toeslagen, welke aan

de arbeiders toekomen worden door de wet uniform
geregeld. De premie is uitgedrukt in één bepaald per-

centage van het loon zonder verder eenige differen-

tieering; de toeslagen staan telkens in gelijke ver-
houding tot het dagloon. Bedrijfsgewijze-regeling is

uitgesloten, zoodat de bedrijfstakken thans zuilen

worden geregeerd door den regel: draagt elkanders

lasten.

Wel kent de wet een uitzondering voor twee groote
bedrijven (spoorwegbedrijf en rnijnhedrijf). En be-
drijfsgewijze (bedrijf nu opgevat als complex van on-
dernemingen)
t)
kunnen nog hoogere toeslagen op het
loon worden georganiseerd. Overigens heerscht in

deze materie van de kinderbi,jslagverzekering strikte uniforiniteit.

Het aanwijzen der organen, belast met de uitvoe-

ring dezer wetgeving, geschiedt ter verwezenlijking
van een systeem, gebouwd op een theorie.

Is dit niet gevaarlijk?

Het systeem is overigens duidelijk genoeg. De uit-

voerende organen, voorgesteld in de nieuwe véôront-

werpen van wet betreffende de verplichte werkloos-

heidsverzekering en betreffende de verplichte kin-
derbijslagverzekering voor loonarbeiders – straks

volgen nog andere wetten, waarin hetzelfde systeem
zal worden toegepast – zijn aldus ,,gedacht”:

z. fondsen, bijv. kinderbijslagfondsen beheerd door
de bedrijfsraden;

b.
fondsen, bijv. kinderhijslagfondsen beheerd door
erkende bedrijfsvereenigingen;

Ter verduidelijking zij hier gewezen op het verschil
tussheu een bedrijfsvereeniging en een bedrijfsraad. De
bedrjfsvereeniging is een particuliere instelling. De be-
drijfsraad is ovenheidsorgaan.
De
bedrijfsvereenig.ing
deed het eerst ‘in de wetgeving
haar intrede krachtens de land- en tuinbouw-ongevallen-
wet 1922; later bracht ook de gewijzigde Ziektewet een
belangrijk deel van de uitvoering dier wet bij, door de
overheid erkende, particuliere instellingen. Deze bodrijfs-
vereenigingen, door de wet met een uitvoerende functie
belast, worden aan voorwaarden gebonden. De erkenning
moet worden verkregen. Algemeen is het oordeel, dat er
te veel bedrijfsvereenigingen zijn, maar net is moeilijk de belanghebbenden te overreden tot opheffing over te
gaan of de erkenning, die reeds
Is
geschied eenvoudig in
te trekken.

1)
Blijkens de uiteenzetting van den Minister van Eco-
nomische Zaken in de zitting van de Tweede Kamer der
Staten-Generaal van 9 Maart 1938 hij gelegenheid van de
behandeling van het ontwerp Bed rijfsvergun ningenwet,
wordt het woord ,,bedrijf” thans in onze wetgeving in drie
beteekenissen gebruikt:

als vak (boekdrukkersbedrijf);

als onderneming (gloeilampenbedrjf Philips);

als complex van ondernemingen. In dezen laatsten zin
wordt de term gebruikt in de Bedrijfsradenwet, dus mede
als bedrijfstak of branche, bijv. chenzi-grafisch bedrijf als
tak van het grafische bedrijf. In ruimeren zin kan men
dus zeggen: takken van het grafisch bedrijf werken bijv.
samen in de grafische bedrijfsvcreeniging.

Bij de kinderbijsiagverzekering is de bedrjfsgewijze re-
geling uitgesloten in dien zin, dat voor een complex van
ondernemingen een afwijkende regeling, waarin het geheele kindertoeslagsysteem zou worden opgeheven, zooals de wet
dit zelf voor twee bedrijven doet, niet mogelijk is. De wet
stelt dus regels, niet het bedrijf voor zich.

l3innen deze uitvoering is nog drieërlei mogelijkheid. ik
geef drie voorbeelden.
Bij de grafische becirijisvereeniging is de administratie
bij een centraa.lkantoor, waar vele bedrjfsvereeniging-ad-
ministraties zijn geconcentreerd.
Bij de bedrijfsvereeniging van het kapersbedrijf. doet
de bedrjfsvereenigiug haar administratie zelf door een
eigen bedrjfeziekenkas.
in deze beide gevallen is dus sprake van
dc,,
vakbedrijfs-
vereeuigiug”. Daarnaast komt nu nog de algemeene be-
drjfsvereenigiug. Deze laat alle werkgevers als persoon
als lid toe en voer.t voor hen de ajdmln1stratle.
Daarentegen is de
bedrijfsraad
een overheids-instItuut,
waar

in werkgevers- en werknemers-organisaties zijn ver-
tegenwoordigd. De bedrijfaraad kan, krachtens de Becirjis-
radenwet belast worden met de uivoerIng van bepaalde
wetten. Minister Romme brengt dit artikel der Bed rijfs-
radenwet terecht tot werkelijkheid, maar daarbij wordt mi.
teveel naar én schema gewerkt.
Overigens is de bedrijfsraad een advies-college voor
Regeering en voor belanghebbende partijen. En tenslotte
kan een speciale wet over bepaalde onderwerpen aan de
bed rijfsraden wetgeven.de
bevoegdheid opdragen.

c.
één rijksfonds (aanvullend), onder verschillende

namen, maar in het geval der kindertoeslagen
genoem cl: Rijkskinderbijslagfonds, beheerd door

de Rijksverzekeringsbank en door de territoriale,

administratieve en beheerende staatsorganen: de
Raden van Arbeid.
1)

Op dezelfde
wijze
zullen de arbeiders-werkloos-

heidsverzekeringsfondsen worden beheerd door drie

organen: bedrjfsraad, bedrijfsvereeniging (met name
door een vakbedrijfsvereeniging) en tenslotte ook
door een rijksorgaan.

In dit systeem wordt elke afzonderlijke uitvoering

ondergebracht. Er wordt niet gevraagd naar het best
passende orgaan voor de vereischte uitvoerende func-
tie, althans wordt van die keuze geenerlei verant-
woording afgelegd.

Het systeem wordt, voor de uitvoering van de kin-
derbijsiagverzekering, nu al bestreden door Mr. J.

van Bruggen, die in E.-S.B. van 2 Maart 1938 betoogt,
dat noch de vakbedrjfsvereeniging, noch de alge-

meene bedrijfsvereeniging voor de uitvoering van de

hier bedoelde uitvoerende functie passende orga-
nen zijn. –

Maar ik ga verder. Mijn voorstel doet denken aan
het geval van de zeven nikkertjes. Mr. Van Bruggen
schrapt één der drie organen, nl. de bedrijfsvereeni-
ging: ,,toen bleven er nog maar twee.” Mijn voorstel

strekt er toe ook nog de bedrijfsraden als uitvoerende
organen te schrappen: ,,toen bleef er nog maar één.”
Dat is inderdaad mijn clenkbeeld.

De uitvoering van de kinderbijslagverzekering kan
zonder eenig bezwaar en met groot voordeel van
algemeen centraal beheer en van gedecentralisoerde
administratie worden toevertrouwd aan de bekende

goede samenwerking: Oentrale Rijksverzekeringsbank
en gedecentraliseerde, territoriale Raden van Arbeid.
(Organen geregeld in de wet van 17 Nov. 1933). Dit
kan met grooten eenvoud geschieden, omdat de Raden
van Arbeid, ook al zijn deze slechts met een deel van
de uitvoering van de Ziektewet belast, toch beschik-
ken over alle loonljsten der werkgevers. Geen enkele

andere organisatie is
z66
goed voor de uitvoering van de wet op deh kinderbijslag geoutilleerd als de Raden
van Arbeid.

* *
*

Het plan van de Regeering, doet een systeem voor
de uitvoerin.g der sociale verzekering in het algemeen,
an de regeling van de geheele materie véôrafgaan.

1)
Deze openbare organen hebben reeds een taak bij de
uitvoering van de Ongevallenwet, Ziektewet en Invalidi-
teitswet. Thans krijgen zij ook een aandeel bij de uitvoe-
ring van de kinderbijslagverzekering en van de arbeiders-
werkloosiieidsverzekering.

3 Maart 1:938

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

213

Dat is in ons a4ministratief recht, ook
01)
dit gebied,
al m&r geschied. Niet tot onze vreugde.

Herinnerd behoeft maar te worden aan cle oor-
sprorikelijke wct-Talma (191.3) en aan haar uitvoe-
rond-gezag ,,systeem”. Het is hier niet de plaats om

Talma’s öngewijzigde wet (de Radenwet 1913) rege-

lencie de uitvoering van Ziektewet en Invaliditeits-

wet in haar toenmalige redactie te omschrijven en in

haar organischen geest te verklaren. De Radenwet
bracht een ,,systeem”, dat om politieke redenen is

aanvaard. De meerderheid in het parlement van 1913

die de drie wetten hierboven genoemd ,,aannam”,
heef t ten aanzien der uitvoeringsbepaling slechts aan-

vaarci wat de Regeerin.g en de politiek eischten. Er
maest
nu eenmaal aan het einde der legislatieve
periode 1909-1913 een waardig, nationaal (in den
zin der politiek) besluit vallen. Dat was Talma’s
groote wetgeving. De politieke partijen haciden ge-
werkt onder hoogen druk. De be’zwaren tegen de

methode van uitvoering moesten nu eindelijk op zijde
worden geschoven ‘). De wetsontwerpen op de sociale
verzekering en het ontwerp Radenwet kwamen nog
juist als wetten in het Staatsblad van Juni 1913.

Maar de Tweede Kamer was het over deze wettelijke
regeling ten aanzien van de uitvoering niet waarlijk
ééns; over de waarde van het systeem van de uit-
voerende organen, waaronder de Raden van Arbeid,
werd in en buiten cle politiek zeer verschillend geoor-
deeld. En z66 zijn er ook nu nog goede kenners van
de administratie van onze sociale verzekering, die
meenen, dat Talma’s organisatie, zonder eenige toe-
voeging, inderdaad de beste zoude zijn geweest.
De Radenwet (1913 S. 203) bracht, – om nu en-

kele dingen te nomen die voortvloeiden, niet uit de
praktische noodzakelijkheid van een ,,passend” appa-

raat maar uit een van te voren bedacht systeem
– Raden van Arbeid, zelfs voor een gebied van

25.000 inwoners; met ten minste acht leden, welke moesten worden gekozen door werkgevers en door
arbeiders. De door de regeering benoemde voorzitter
werkte dus samen niet de vertegenwoordigers van het
bedrijfsleven in het overheidsorgaan. Gedacht werd
in het bijzonder aan groote zelfstandigheid der Raden
van Arbeid. Dit geweldige en machtige apparaat bleek
niet te hanteeren. De verkiezingen zijn zelfs nooit ge-
houden. In 1933 werd de wet reeds vervangen door de
bovengenoemde wet van 17 Nov. 1933 regelende de organisatie en samenstelling van de organen, die be-
last werden met de uitvoering der geheele-sociale ver-
zekeringswetgeving. Aan zelfstandigheid hebben de
Raden van Arbeid toen – overeenkomstig hetgeen
reeds in de practijk was geschied – heel wat ingeboet.
De geschiedenis van de wet van 1933 is zéér leer-
zaam. De wetgever erkende, dat vroeger aan de theorie veel te veel was geofferd. Nu pas zou er
een klein en passend overheidsapparaat komen.

Bij de Ziektewet was ondertusschen een nieuwe,
niet-openbare bestuurs- en beheersvorm ingeschoven:
naast het overheidsapparaat kwam de bedrijfsvereeni-

ging als risico-dragend en uitvoerend orgaan. Het
is dit orgaan, dat door Mr. Van ‘Bruggen wordt af-
gekeurd als orgaan, geschikt voor de uitvoering van

de wet op de kinderbijslagverzekering voor arbei-
(iers
2).
Den bedrijfsraad heeft echter Mr. Van Brug-
gen niet afgekeurd.
* *
*

Ik zou willen adviseeren ook den bedrijfsraad

als uitvoerend orgaan te schrappen, omdat bij de uit-
voering van de kinderbijslagregeling aan den be-
drijfsraad geenerlei macht competeert, welke nuttig,

i) Nog op 22 Mi 1912
bleek de Kath.’ fractie in de
Tweede Kamer de inzichten van dan Minister niet te
deden. Een geheel ander systeem voo!’ uitvoering werd in
overweging gegeven. Men sprak voorts veel over een ra-
t.ioneele” organisatie, maar men aanvaardde een veel te
groot apparaat.
2)
Zie
E.-S.B. van
2
Maart
1938.
1.

in dienst van de uitvoering der wet kan worden

aangewend. Wat de bedrijfsraad zou kunnen doen
is het verrichten van louter administratief werk.

Draagt de wet de . formeele uitvoering dezer kinder-
bijslagverzekering op aan de bedrijfsraden, dan zul-

len deze lichamen, die niet over een Bureau beschik-

ken, zeker van de gelegenheid gebruik malcen om cle

administratie over te geven aan een algemeen admi-nistratie-kantoor, dat zich vrijwillig met die taak vel

zal willen belasten, zooals zulks nu reeds geschiedt in
opdracht der bedrijfsvereenigingen, ten aanzien van
de zuiver administratieve taak, verbonden aan de uit-

voerige sociale verzekeringswetgeving.
Door de meeste bedrijfsvereenigingen zal dit sys-
teem van het overdragen van de administratie aan
een centraal administratie-bureau bij haar toepassing
van den kinderbijslagverzekerin.g zeker 66k weer wor-
den toegepast. De bedrijfsraden zullen dit voorbeeld
volgen., zooals zij het ook bij de uitvoering van de
Ziektewet hebben gedaan.

Maar nu is er een groot verschil. De bedrjfsver-
eeniging heeft in het geheel der wettelijke regeling
der ziekteverzorging naast haar (overgedragen) admi-
nistratieve taak ook nog een eigen, beslissende, rege-
lende taak.

Bij de uitvoering echter van de kindertoeslagver-

zelcering ontbreekt èn voor de bedrijfsvereenigingen
èn voor de bedrijfsraden elke kans op het verrichten
van nuttigen arbeid, wanneer de zuiver administra-
tieve functie, welke ook de bedrijfsraad zeker niet
passend en goedkoop kan vervullen, vrijwillig is over-
gedragen.

Immers volgens het systeem van de wet hebben de hedrijfsraden de verplichting tot een jaarlijksche ver-
evening met het Rijkskinderbijslagfonds. Per bedrijf,
zelfs wel per gewest van ons land, zal in vele gevallen
méér aan premies, op het loon worden geheven., dan
in datzelfde bedrijf aan kindertoeslagen zal worden
uitgekeerd. Bepaalde bedrijven zullen tweemaal of driemaal zooveel premie moeten opbrengen als be-
noodigd is voor de in deze bedrijven zelve toe te ken-
nen bijsiagen. De hedrijfsraad kan noch bepalen, dat
in zijn bedrijfstak zulke goede bonen worden gegeven dat het kinderbijsiagsysteem geen toepassing behoeft,
noch den wettelijken kindertoeslag verlagen, noch
zelf de premie vaststellen, zonder dat verevening met
het Rijkskinderbijslagfonds plaats vindt. Maar waar-
om dan de bedrijfsraad ingeschakeld?
Zeicer, de bedrijfsraden kunnen de kinderbijslag
op de bonen verhoogen. Maar dit is een nadere loon-

regeling invoeren, welke elders is geregeld, immers
niet door den bedrjfsraad maar in het collectief
contract. (Eventueel kan dit collectief contract wor-
den verbindend verklaard.)

De ,,beslissing” van den bedrijfsraad welke de Mi-
nister zich op dit punt voorstelt, is dus niet anders
dan een registratie van den inhoud van het collec-
tief contract. Wanneer dt tot ‘stand is gekomen,
heeft de bedrijfsraad slechts te registreeren; wanneer
het nièt tot stand komt, zullen ook de organisaties
in den bedrijfsraad (immers precies dezelfde partijen
als die van het collectief contract) stil zitten. Een
besluit van den bedrijfsraad kan dan niet tot stand
icomen.

De geheele uitvoering, door hedrijfsraad en door
bedrijfsvereeniging beide, is een overbelasting der
organisatie.

Daarom blijft alleen één rijksadministratie, immers
Rijksverzekeringsbank en Raden van. Arbeid, over, om
deze kindertoeslagverzelcering passend uit te voeren.

De bedrjfsraden kunnen echter juist weer uitste-
kend worden benut bij de uitvoering van de ver-
plichte arbeiderswerkloosheidverzekering en dat wel,

omdat het nu niet gaat om administratie maar om
een geheele regeling (naast de wet) van cle werkloos-
heidsverzekering per bedrijf. De bedrijfsraad maakt
het eigen reglement. En dit zal geen kleinigheid zijn.
Daarbij komt dan nog het beheer der fondsen.

214

.

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN.

23 Maart 1938

Hier heeft de bedrijfsraad de inning der premies

van de werkgevers in handefl. Madr eris iéér.•

De uitvoering der verzekering ten aanzien van de arbeiders komt via den bedrijfsraad praktisch

in handen van ‘de vakvereenigidgen, die in den

bedrijfsraad zijn vertegenwoordigd. De arbeiders-

organisaties behoeven dus niet – als tot nu toe veel-
al geschiedt, – te klagen, dat zij worden uitgescha-
keld. Het bedrijfsraden-stelsel zal juist voor de ar-

beidersvakvereenigingen een groot terrein van uit-
voering kunnen reserveren. Erkend wordt, dat zij

ook een ander deel verliezen door overdracht aan een

orgaan, waar de arbeiders zelf immers ,,bij” zijn.

De bedrijfsraden vinden hun nut in de heradende

en in de beslissende functie, niet in de administi’a-

tieve functie en daarom passen de bedrijfsraden niet
als zuiver uitvoerende organen van de kinderbijslag-

verzékeri ng.
*

Uit een ,,Memorie van Toelichting” bij een wets-

ontwerp is niet altijd veel ‘leering te putten, maar

als warschuwencl voorbeeld moge ik verrnelder, wat
geschreven werd in de Memorie van Toelichting bij

het wetsontwerp, dat heeft geleid tot de hierboven

vermelde wet van 1? Nov. 1933:

,,Het hierbijgaand ontwerp van wet heeft tweeërlei

strekking. In de eerste plaats bedoelt het wetsont-
werp te komen tot vereenvoudiging in de organisatie

iran de openbare organen, belast met de uitvoer:ing
der sociale verzekering en daarmee tot bezuiniging.

op de kosten dier uitvoeringsorganen.”

Het loffelijk doel werd in 1933 bereikt. Daarna

werd bij de uitvoering van de gewijzigde Ziektewet
(1929) weer een nieuw niet-openbaar uitvoeringsor-gaan (de hedrijfsvereeniging, bekend uit de ongeval-
1everzekerin’g) ingeschakeld. Toen waren er dus

eer twee.
Thans komt de Minister van Sociale Zaken met
en vast systeem van drie uitvoerende organen. Wordt

dit systeem aanvaard, zonder dat in elk geval afzon-
derlijk gevraagd wordt naar het best passende or-
gaan, dan mag misschen bijv. tegen 1948 (een histo-

risch belangrijk herdenkingsjaar) een wetsontwerp

worden verwacht: ,,ten einde te komen tot vereen-
voudiging in de organisatie van de openbare orga-

nen (ijv. de bedrijfsraden), belast met de uitvoering
der sociale verzekering en daarmee tot bezuiniging op de kosten dier uitvoeingsorganen.’
Men kan ook trachten in 1038 het dadelijk z66 te

doen, dat eenvoud en efficiency van den aanvang âf

wordea betracht.
C. W.
na VRIES.

HET VERZEKERD LOONBEDRAG EN DE TE VER-

WACHTEN UITGAVEN INZAKE HET VOOR-ONTWERP

KINDERBIJSLAGWET.

In de toelichting op het voorontwerp inzake de
wettelijke regeling der kinderbijslag-verzekering deelt

de Minister mede, dat een premie van ‘één ‘percent
van het verzekerde loonbedrag voldoende zal zij,, om
de middelen voor de bijslag ie vinden. Nadere ge-
gevens worden evenwel’ niet verstrekt, noch wat
‘betreft de grootte van het verzekerd loonbedrag, noch
omtrent dan totalen omvang van dé te verwachten
uitkeeringen. Slechts vonden wij in De Nederlandsche
Werkgever van 20 Januari 1938 een schatting voo.r
het totale loonbedrag van 1800 millioen.
Daar voor de beoordeeling van het voorontwerp
eenig inzicht in bovengenoemde bedragen zeer ge-wenscht’ is, hebben wij van beide een schatting ge-maakt, waaruit dan tevens geconcludeerd kan wor-
den, of een premie van één percent voldoende zal zijn.
Van h’et voor de uitkeeringen benoodigde bedrag was ‘eeii herekenig alleen voor 1930 mogelijk, daar
slechtt voor dat jaar gedetailleerde gegevens uit de
volks-, beroeps-, en bedrijf stelling beschikbaar ‘zijn.

Voor het gezamenlijk loonbedrag was het laatste

jaar waarover gegevens beschikbaai zijn 1935. Onder

invloed van de depressie was het totale loonbedrag
in dat jaar zeer ‘laag. Daarom geven wij de bereke-

ning ook, voor 1930, terwijl de benoodigde middelen tevens voor 1935 geschat werden, zij het dan ook dat deze laatste schatting zeer ruw is.

* *

De kring der verzekerde personen komt in het al-
gemeen overeen met die van de ziekteverzekering, be-
houdens een tweetal uitbreidingen, nl.:

le. arbeiders die in loondienst meer dan
f
3000
verdienen,

2e. bemanningen van zeeschepen.

Op grond van de eerste uitbreiding is het wensche-
lijk biji de berekening van het totale loonbedrag als
uitgangspunt ‘niet de Ziektewet te nemen, waaronder

slechts personen vallen met een looninkomen beneden

f
3000, maar de Ongevallenwet. In dat geval moet er
evenwel rekening mee worden gehouden, dat indien

voor personen in dienst van een publiekrechtelijk

lichaam een regeling is getroffen inzake de toekenning

van een
kinderbijslag,
welke niet ongunstiger is dan de

wettelijke regeling, die personen van de toepassing
der wet kunnen worden uitgeschakeld. Ditzelfde

geldt voor personen in dienst van de Nederlandsche
Spoorwegen en de Mijnond’ernemingen in Limburg.
Daar deze groepen wel onder de Ongevallenwet val-
len, moet het totale loonbedrag volgens de ongevallen-

statistiek dus met hun loon verminderd worden.
Het verzekerd loonbedrag volgens de drie ongeval-
lenverzekeringen was in:

1930

1935
In millioenen Guldens

Ongevallenverzekering
1)
………..
1805

,

1280

Land- en Tuinbouw Ongevallenverzek.’)
175

127.

Zeeongevallenverzekering’) ……..
‘ 47

26

Totaal in miii. guldens.. ….
2027

1433
Oiitleend aan de Jaarjfers voor Nederland,
1936.

Dit bedrag moet worden verminderd met het loon
van het personeel in dinstvan de Overheid, van de
Nederlandsche Spoorwegen en van de Lim’burgsche Mijnen. Dit leidt tot het volgende resultaat:

1930

1935
In millioenen Guldens
Bruto totaal…………..

2027

1433
Overheidspersoneel
2)
……

125

90
Persbneel Ned. Spoorw.
3)..

78.4

58.3
Personeel Limb. Mijnen
8).

61.2

39.5

265

188

Netto totaal …………..
….
1762

1245
Schatting.
Ontleend aan Oiigevkllenstatist’iek
1936.

Het verzekerd loonhedrag zou dus’ in 1930 rond

f
1760 millioen hebben bedragen -en in 1935 rond

f
1250 miffioen.’

Het tweede punt, de berekening van de voor de
kinderbijslag noodige middelen, geeft meer moeilijk-
heden., De hiertoe henoodi’gde gegevens werden door ons hoofdzakelj’k ontleend aan de volks-, beroeps-, en
bedrijfstellingen van 1930. Daar een aantal gegevens
niet bekend waren, was het vaak noodig te werken
met evenredigheden, ook daar waar het bestaan hier-
van twijfelachtig is. Voor de schatting van 1935
moesten de cij’fers van 1930 gecorrigeerd worden. Ten

d’eele was dit mogelijk aan de hand van gegevens van
het Centraal Bureau voor do Statistiek. Voor de rest
werd weer zoo veel mogelijk met evenredigheden ge-

werkt.

In 1930 waren ér volgens de gzinsstatistiek in

totaal 3.752.000
4)
kinderen. Hiervan waren rond
1.5 milliöeu derde of later kind, d.i. ca. 40 pOt. 1-let
totaal aantal kinderen tot 15 jaar bedroeg
2.j32.000).

Uitkomsten der Voikstelling
1930.

23 Maart 1938

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

215

Nemen wij hier ook de verhouding van 40 pOt. aan,
clan zijn er 40/100 X
2.432.000
= 973.000 kinderen be-
neden 15 jaar die derde of later kind zijn
Volgens de beroepstelling waren ‘in 1930 in totaal
1.64.000 niannen gehuwd of gehuwd geweest. Deze
mannen hadden dus 973.000 kinderen beneden 15
jaar, welke derde of later kind waren.

Tot de in loondienst werkende personen (bedrijfs-
hoofden voor anderer rekening, bedrijfsleiders of mees-

terknechts, arbeiders) behoorden volgens de beroeps-

telling 1.878.00 mannen, waarvan 998.000, d.i. 53.1

pOt. gehuw’waren. Deze aantallen zijn voor cne
verdere berekening niet bruikbaar, daar zij ook werk-
loozen enz. omvatten.
Volgens de bedrijfstelling werd loonarbeid verricht

door 1.100.512 mannen. Dit aantal moet verminderd
worden met 80.000 personen in dienst,der Spoorwe-
gen en der Mijnen. Het totale aantal loonarbeid ver-
richtende mannen wordt dus rond 1.020.000. Nemen wij
aan, dat het volgens de beroepstelling gvonden per-

centage van 53.1 voor het aantal gehuwden ook hier
geldt, dan zijn van deze 1.020.000 dus gehuwrd 542.000.
Onder de bedrijfste]ling vallen niet de la.udarbi-

ders. Volgens de beroepstelling waren er in 1930
86.000 gehuwde landarbeiders, zoodat ‘het totaal aan-
tal gehuwden in loondienst wordt 628.000. Dit is
38.1 ])Ct. van het totaal aantal gehuwde mannen
(1.647.000).

Deze 628.000 mannen hebben, hij aanneming eener
evenre,digheid, 38.11100 X 973.000 kinderen hoven het
tweede kind, dat is dus 371.000 kinderen, die voor een
toeslag in aanmerking komen.

Om na te gaan of een premie van 1 pOt, voldoende
is om de uiticeeringen te dekken, moeten wij dus
nagaan wat het gemiddelde jaarloon in 1930 was.
liet gemiddelde dagloon volgens de ongevallen-
statistiek was
f
4.23, het gemiddelde jaarloon dus

,f
1.270. ‘ Voor de kinderbijslagverzekering ligt het
hooger, omdat voor de ongevallenverzekering bonen
beneden
f
1.50 voor
f
1.50 worden gerelcend, terwijl
het voorontwerp kinderbijslaguret deze grens op
f
3
stelt (art. 25). Indien wij dus het gemiddelde jaar-
loon in 1930 voor dit doel op
f
1.350 stellen, dan is
de gemiddelde bijslag per Icind 3 pOt. hiervan, dat is

f
40.50.

,Voor 371.000 kinderen is dan noodig rond
f
15.03
millioen. 1 pOt, van het totaal verzekerd loonhedrag in 1930 zou bedragen hebben
f
17.62 mil1ion, zoo-
dat een marge van
f
2.6 millioen beschikbaar zou zijn
geweest voor administratiekosten enz.

* *
*

Beschouwen wij thans de toestand in 1935.
Uit de hevolkingsstatistiek valt af te leiden dat

van 31 December 1930 tot 31 December 193.5 de be-
volkingsgroep beneden 15 jaar is toegenomen met
netto 52.600 personen. Zooals hoven is berekend zoij.
hiervan 40 pCt. derde of later kind zijn. Dit is rond
21.000, zoodat cle •geheele groep derde en latere kin-
deren beneden 15 jaar zou omvatten 994.000 kinderen.
Het aantal werkloozen in die periode is toegenomen
met 280.0001)

Hiervan zouden gehuwd zijn geweest 53.1 pOt. d.i.
133.000 indien men althans aanneemt, dat de bere-
kende verhouding tusschen het aantal gehuwde man-
nen en het totaal aantal mannen in loondienst ook hier
voorkomt. Het totaal aantal gehuwde mannen in loon-
dienst zou dan zijn gedaald tot bijna 500.000, maar,
rekening houdende met cle bevolkingstoenemiiig stel-
len wij het op 540.000.

liet totale aantal gehuurde mannen zal ca. 1.700.000
bedragen hebben. Het aantal gehuwde ma.nnen in
loondienst is dus gedaald tot 31.8 pOt, van het totale
aantal gehuwden.

1)
Dit’ aantal is niet nauwkeurig, daar door ad.m,inistra.-tieve maatregelen in
1935
een grooter deel der werkloozen bij de organen voor arbeidsbemiddeling stond ingeschreven
dan in
1930.

Het aantal voor de bijslag in aanmerking komende
kinderen is dus 31.81100 X-994.000 = 316.000.

Volgens de ongevallenstatistiek was het gemiddelde
dagloon in 1935
f
3.64, dat is dus een gemiddeld
jaarloon van
f
1.092. Voor de kinderbijslagverzeke-
ring stellen wij het op
f
1.220. liet verschil tusschen
heide bedragen is in 1935 grooter dan in 1930, omdat
een relatief grooter deel der inkomens beneden
f
3
ligt.

De gemiddelde bijslag per kind is dus
f
36.60. Voor
316.000 kinderen is dus noodig een bedrag van 11.6
millioen. Voor administratiekosten enz. zou in 1935
dus zijn overgebleven 0.9 m,illioen.
* *
*
Aan de gevonden cijfers zal men niet te veel ge-
wicht mogen toekennen. Het lijkt ons zeer wel moge-
lijk, dat men met hetzelfde recht andere schattingen
kan maken, en zoo tot afwijkende resultaten zou
komen. Wel meenen wij uit deze berekeningen de con-
clusie te mogen trekken, dat men met een premie

van 1 pOt. van het verzekerd loon de uitgaven zal
kunnen dekken.

De Kiuderbijslagwet zal eventueel in geen geval
voor 1939 of 1940 in werking lcunnen treden. Het

heeft weinig zin zich te verdiepen in speculaties om-
trent de te verwachten hoogte van de loonsom tegen
dien tijd. Uit de gegevens over 1930 en 1935 blijkt

wel, hoe geweldig de schommelingen van het totale
boonbedrag zijn. Wel kan worden gezegd dat liet on-
waarschijnlijk is, dat de eerste jaren het peil van het
topjaar 1930 overtroffen zal worden.

De bercedengrens is moeilijker aan te geven. Het
is wel zeer waarschijnlijk dat de totale loonsom in

1937 hooger is geweest dan in 1935, hoewel iedere
schatting uitermate speculatief is, daar de gcgevens
ontbreken. Het loonbedraig over 1936 zal dat over

1935 weinig ontloopen hebben. De heide belangrijkste
posten, het verzekerd loonbedrag volgens de Onge-
vallenwet en dat volgens de Land- en Tuinbouwonge-
vallenwet waren in 1936 resp.
f
1.258 millioen en

f
131 millioen, tegenover resp. f1.280 millioen en

f
127 millioen in 1935
1).
Samen waren zij dus
f
18
millioen lager.

Omtrent het voor de bijslagen noodige bedrag valt
nog minder te voorspellen. Het is evenzeer als het

totale loonhedrag in sterke mate afhankelijk van de
conjunctuur, maar daarnaast staat het natuurlijk
sterk onder invloed van het verloop van het geboorte-
cijfer.
H. E. B. SOHMALF1AIJSEN.

9 Maandsohrift van het
C.B.S. 30
October
1937.

BELEGGINGSWET EN BELEGGINGSSCHAARSCHTE.

Naar bekend, bepaalt de z.g. ,,Beleggingswet” van
29 December 1928 (gewijzigd bij wet van 29 Novem-

ber 1929, S. 685) op welke wijze de gelden van de Rijkspostspaarbank, van het Algemeen Burgerlijic Pensioenfonds, van den Postchèque- en Girodïenst
en der diverse andere Rijksfondsen
J)
moeten worden
belegd.

Trots de tijdelijke, als noodmaatregel toegepaste,
vermindering der Rijksbijdragen, nemen deactiva
dezer instellingen en fondsen jaarlijks met belang-
rijke bedragen toe. De invloed van deze fonclsvor-
ming en daarmede ook van de Beleggingswet op
onze kapitaalmarkt is dan ook aanzienlijk.

Bovendien bestaat in den laatsten tijd de neiging,
om belegging volgens het schema der Beleggingswet
ook voor andere beleggingsinstituten dwingend voor
te schrijven, welke tendens bijv. duidelijk naar voren

komt in het voorontwerp inzake de personeelfondsen.
Waar nu de grootste gelduemers op onze kapitaal-
markt, id. de Nederlandsehe Staat, de Provincies
en Gemeenten momenteel streven naar vermijding
resp. beperking van verdere toeneming der schul-

1)
T.w.
het Ongevallenfonds, het Landbouwon.gevallen-
fonds, het Invaliditeits- en Ouderdomsfonds en het Ouder-
domsfonds B.

216

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

23 Maart 1938

den, 1oont het de moeite eens te onderzoeken, of de

door bedoeld schema aangewezen beleggingsgebieden

wel voldoende ruimte laten, om het aanzienlijke be-
cirag der jaarlijks belegging zoekende gelden te kun-

nen opnemen. Daarbij valt dan te bedenken, dat een
groot aantal andere fondsen, spaarbanken, stichtin-

gen en ook levensverzekeringmaatschappijen in de

practijk voor een groot deel van hun gelden plaat-

sing zoeken
op
hetzelfde gebied, dat door de Beleg

gingswet als ,,veilig terrein” voor de Rijksfondsen is

afgebakend. In vele gevallen zou dit ongetwijfeld

ook zonder het bestaan van de Beleggingswet worden

gedaan, in een vrijwillig streven naar
zoo
groot mo-

gelijke soliditeit. Vaak wordt echter ook door de

statuten of reglementen belegging volgens het

,,schema der Beleggingswet” voorgeschreven, terwijl
vele bestuurders van fondsen, waar dit niet het ge-

val
is,
zich voor de zekerheid aan dit schema houden,

omdat zij zich dan nu eenmaal ,,gedekt” kunnen

achten.
Bij de beoordeeling van de vraag, of het in dc

wet aangegeven heleggingsveld wel voldoende ruimte

laat, moet dus met de concurrentie van de andere

institutioneele beleggers op dit terrein wel degelijk

rekening worden gehouden.
Het is niet voor het eerst, dat dit probleem. ge-

steld wordt: reeds in
1933
erkende. de meerderheid

der Oommissie-Patijn in het verslag omtrent haar
onderzoek naar het systeem van belegging van gelden
der Rijksfondsen, dat het beleggingsveld zeer beperkt
was en dat deze beperking in sommige
tijden
bezwaar

had opgeleverd, hetwelk zich ook in de toekomst
weer zou kunnen voordoen, terwijl de heer Linduer

in een ifzonderlijk advies voorspelde, dat aan de

tijdige belegging van de middelen der Rijksfondsen
onoverkomelijke bezwaren in den weg zouden staan,
zoodra aan de reeks van groote Staatsleeningen een

einde
zou
komen. Hoe juist deze voorspelling was,
moge uit het volgende blijken.
* *
*

De bij de Beleggingswet uitverkoren, fondsen, zijn,
voor zoover het belegging op een termijn van langer

dan 6-maanden betreft: –

a. Nationale Schuld;


-b. schul-dbrie’ven ten laste van Nederlandsche provin-
cin, gemeenten, waterschappen, veensohappen en
veenpolders;
c. sohuldbrieven door den Staat, Nederlandsohe previn-
ciën, gemeen-ten, waterschappen, veenschappen en
veenpoldens, rechtstreeks en onvoorwaardelijk voor
rente en aflossing gewaarborgd;
d.. sahul’d’bnieven ten laste van Nederlandsch-Indië, Su-
riname of Curaçao of door deze rechtstreeks en on-
voonwar.delijk voor rente
so
aflossing ‘gewaarborgd,
alsmede sehuldbrieven ten laste van eehig onderdeel
van dit gebied met ei-gen geldmiddelen;
schutdbrieven’ uitgegeven door maatschappijen, welke
spoor-wegen in Nederland of Nederla.ndsch-Indië in
eigendom -helbiben of exploiteeren;
schuld-brieven -ten laste van maatschappijen, welker
aaxadeelen-kaitaal voor ten minste de helft aan den
Staat -in eigendom toebehoort;
ig. schuldbrieven, uitgegeven door overeenkonistig de
N eder-landsohe wet opgerichte, uitsluitend in Neder-
land werkende hypotheelebanken of uitgegeven door
ove reenkonistig de Nederlandsche wet opgeriChte maatschappijen, die uitsluitend ten doel hebben het
ter leen verstrekken van gelden aan of en-der gara.n-
tie van gemeen

ten, provi-iicdë-n en watersohappen in
Nederland, of aan gewesten of -gedeelten van gewes-
ten in Nede!landsch-Indië, welke krachtens de wet
ge-idieeningen mogen aangaan;’ -h. soh’uldvorderi-n-gen, gewaarborgd door ‘het recht van
eerste hypotheek op onroerende goederen in Neder-
land gelegen.-

Tot dusverre heeft men geen moeite gehad, der-
gelijke beleggingen voor spaargelden te vindea, om-
dat in de twintiger jaren en gedurende de depressie
de Nederlandsche Staatsschuld en vooral ook de
Gemeenteschuiden snel gestegen zijn: –

Van 31 1)eceimber 1919 tot 31 December
1933 steeg -de Nationale Schuld met
S…
f
540.000.000
tegelijkertijd stegen de Provinciale Schul-
den met …………………………186.000.000
de Gemeentesohulden (zonder Rijksvoor-
schotten) met …………………….,, 1.065.000.000
de geconsobideercle Indische Schuld met . -,, 829.000.000

Het saldo der ingeschreven hypotheken
f
2.620.000.000
steeg in clie periode met …………,, 3.389.000.000
De schulden -der Necicrlaiï-dsohe Spoorwe-
gen stegen in die periode
met ……..
f
57.000.000

die v. cl. .Deli
Spoorweg met ,, 12.000.000

f
69.000.000
-waartegenover een verminde-
ring ‘in de schulden der.
– –
Ncdel. Indische Spoorweg-
maatschappij stond van .,, 7.000.000
zoodat de -spoorwegsohulden per saldo ste-
gen met

………………………..-,

62.000.000

Het totaal aceies in de periode eind 1919
tot eind 1.933 bedroeg derhalve ……
f
6.071.000.000
of per jaar gemiddeld rond
f
433.500.000.’)

Het was dus in die jaren niet moeilijk, gelden

op wettelijk geoorloofde wijze te beleggen. Echter
is toen duidelijk gebleken, dat het groote reservoir

van belegging zoekende gelden het aangaan van

schulden voor de Overheid en meer in het bijzonder

voor de gemeenten zoo gemakkelijk heeft gemaakt,
dat een ,,vlotte” leeningspolitiek en een aanmerke-

lijke uitbreiding der gemeentelijke bemoeiingen er

het geyolg van zijn geweest. De consequenties dezer
snelle toeneming van de overheidschulden zijn maar
al te goed bekend: de schuldenlast drukte steeds

zwaarder en vormde een steeds ernstiger bedreig:i.ng

voor het financieele evenwicht van ons Overheids-

bestel.


Intusschen is sedert
1934
het beeld ten eenenma].e

gewijzigd:

Van 1 Januari 1934 tot 1 Januari 1936
verminderde de gevestigde Staatsschuld
met

………………….
f
17.000.000

De schuld -der prOvinciën ver-
anderde pr-aotisoh niet .
De gemeenteschulden ‘ (zonder
Rijksvoorschotten) namen nog
met

………………….
f

5.600.000

De gevestigde Indische schuld
2
)
vermeerderde in deze jaren
met

…………. . ……..

,, 114.600.000

Daarentegeil liep het aantal in-
geschreven hypotheken terug
met

……….. ………..
., 73.300.000
te rwiji de Nederlan-d-sehe Spoor-
wegen, de Nederl. Indische
Spoorweg Mij. en de Jieli
– Spoorweg Mij. tezamen hare
schulden met ongeveer ……1L700.000 –
vermiiinderden.
f
120.200.000 102.000.000

Per saldo ‘bedroeg cle ‘toeneming-der geza-mnen- lijk

schulden ‘in deze twee jaren dus
slechts rond

.
………………………
f

18.000.000

of gemiddeld per jaar
f
9.000.000,

Hierbij valt aan te teekenen, dat de toeneming der
ingeschreven hypotheken – waarschijnlijk een overdreven
beeld -geeft van den toew-as van ‘het uitstaande bedrag aan
hypothecaire vorderingen, daar hypotheken, w’aam

o-p gern-

geld wordt afgelost, veelal voor het -geheele bedrag blijven
ingeschreven tot het tijdstip harer algeheele del-ging.
De cijfers der sChulden van waterschappen, veensohap-
pen en veenrpolders, waarin volgens de Beleggi-ngswet oolc mag wonden -geïne’esteerd, -staan ons niet -ter beschikking,
doch -deze kunnen dit -beeld nauwelijks belangrijk wijzigen;
ook niet de toeneming van schulden van ondernemingen.
waarin de Regeering voor meer dan de -helft van het aan-deelenkapitaal deelneemt. De pandhriven, obligaitiën ve”
de Bank voor Gemeen-te-Crediet e.d. mag men verwaar

loozen, omdat deze -in hoofdzaak reeds in een der boven-
genoemde postèn begrepen zijn.
De totale Indische schuld
verminderde
sedert 1934:
de stijging der gevestigde schuld is uitsluitend een gevolg
van consolidatie van vlottende schuld,

23 Maart 1938

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

217

zoodat voor belegging van het accres der meerge-

noemde Overheidsfondsen slechts zeer weinig wette-
lijk toegestaan nieuw beleggingsmateriaal beschik-

baar kwam.
Hoewel de volledige gegevens ons nog niet ter

beschikking staan, meenen wij te mogen aannemen,

dat de sinds 1.934 bestaande situatie ook sedert be-
gin 1936 niet veranderd is: Weliswaar steeg de ge-

vestigde schuld van ‘t Rijk in 1936 met
f
165.000.000,

maar de Indische schuld verminderde met

f
24.500.000. De ingeschreven hypotheken waren op

het eind van het jaar
f
62.000.000 lager; op de spoor-

wegschulden vonden aanzienlijke aflossingen plaats,

terwijl vermoedelijk het totaal der provinciale en
gemeentelijke schulden in 1936 eerder iets gedaald

zal zijn.
De jongste ontwikkeling der emissietechniek heeft
voorts tengevolge, dat ook al dalen de
totale
schul-

den der provincies en van zekere gemeenten niet,

toch door afsplitsing van het kortloopende deel der

te converteeren leeningen en bestemming daarvan
voor kasgeldbelegging der banken het beschikbare

materiaal voor de
kapitaalmarkt
verder wordt be-

perkt.
Voegen wij nog hieraan toe, dat het ncminale be-
drag der door andere Nederlandsche instellingen en

vennootschappen uitgegeven, ter beurze van Amster-
dam genoteerde, in Guldens luidend.e schuldbrieven
van eind 1.934 tot eind 1036 met ca.
f
70.000.000

daalde,
zoodat particulieren en instellingen, d.ie meer

vrijheid van bcweging hebben dan het schema der
Belcggingswet toelaat (levensverzekeringmaatschap-

pijen enz.) ook op ânder gebied de mogelijkheid van
belegging van nieuw bespaarde gelden b:innen Ne-
derland steeds kleiner zagen worden, dan is een ver-
klaring voor de groote geldruimte hier te lande niet
moeilijk te vinden, ook zbnder dat men met den

terugkeer van v66r het loslaten van den gouden stan-
daard uit Nederland gevlucht kapitaal rekening
houdt.
* *
*

In het bovenstaande werd in grove trekken het

aanbod van beleggingsmateriaal, passend in het sche-
ma der Beleggingswet, besproken. Gaan wij nu na,
welke bedragen jaarlijks nieuw belegd moeten wor-
den, dan vermelden
wij
in de eerste plaats, dat vol-
gens de ineergenoemde Commissie-Patijn voor de
verschillende Rijksfondseu jaarlijks voor gemiddeld
ongeveer
f
180.000.000 belegging moet worden ge-

zocht. Weliswaar is het accres in de laatste jaren
abnormaal klein geweest door de tijdelijke vermin-
dering der
Rijksbijdragen,
maar toch is ook thans
voor het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds naar
ruwe raming
f
30.000.000 á
f
40.000.000 en voor den.
Postchèque- en Girodienst ongeveer
f 10.000.000
‘s jaars te beleggen, tezamen dus
f
40.000.000 â
f 50.000.000.

Naar hierboven werd uiteengezet, ontmoeten cle
Rijksfondsen op de kapitaalmarkt voorts cle concur-
rentie van de levensverzekeringmaatschappijen, die
jaarlijks ongeveer
f
50.000.000 â
f
60.000.000 nieuw
te bcleggen hebben, en van de particuliere pensioen-
en spaarfondsen, clie naar schatting
f
20.000.000 ii.

f
25.000.000 nieuw kapitaal per jaar vormen. Nemen

wij aan, dat het saldo tegoed bij de spaarbanken min
of meer stationnair is, dan komen wij toch tot een totaal van nieuwe kapitaalvorming door de Rijks-
fondsen en andere beleggingsinstituten van de orde

van grootte van
f 110.000.000
á
f
135.000.000 ‘s jaars.
Omtrent de individueele besparingen
ontbreken
ons betrouwbare gegevens. Echter mag men in elk
geval aannemen, dat die in 1937 grooter zullen zijn geweest en ook in 1938 nog grooter zullen zijn dan
in de periode 1931-1936. Bedenkt men, dat eind
1936 slechts ongeveer één derde der wettelijk toege-
stane beleggingspapieren zich in het bezit van in-
stitutioneele beleggers bevond, dan is het duidelijk,

dat ook de
individueele
spaargelden op de marict

voor deze fondsen nog steeds een belangrijke rol
spelen.

Welke gevolgtrekkingen moet men nu uit het

bovenstaande maken?

De teiken jare wederkeerende vraag naar

nieuwe, wettelijk toegestane beleggingen zal bij ge-brek aan nieuw aanbod een steeds hooger koerspeil,

resp. een steeds lageren rentevoet voor dat soort be-

leggingen teweegbrengen.

Het valt te vreezen, dat hierdoor het financieele

evenwicht van vrijwel alle pensioenfondsen en verze-
keringmaatschappijen zal worden verstoord en dat

hetzij de premiën aanmerkelijk zullen moeten worden

verhoogd, hetzij in de toekomst slechts lagere pen-

sioenen dan oorspronkelijk toegezegd zullen kunnen
worden uitgekeerd. Voor zoover de premiën worden
verhoogd, zal de vraag naar wettelijk toegestaan be-

leggingsmateriaal slechts toenemen en de schaarschte
hiervan nog acuter worden. Wat de Rijksfondsen be-

treft, deze zullen slechts ten deele aan hun doel kun-

nen beantwoorden en het Rijk zal uit
zijn
algemeene
middelen de tekorten, ontstaande doordat de fondsen
op een te hoogen rentevoet zijn gekapitaliseerd, moe-

ten bijpassen.
Hervatting der stortingen in de Rijksfondsen op
de oorspronkelijlce schaal zou de bovengeschetste
moeilijkheden nog vergrooten.

Naarmate het nieuwe geld niet in Overheids-
schulden kan worden belegd, zal er een additioneele
vraag naar hypotheken ontstaan. Of intusschen een
groote hoeveelheid
nieuw
geld iii hypotheken plaat-
sing kan vinden, is aan eenigea twijfel onderhevig.
Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek zijn
jaarlijks ongeveer 38.000 woningen benoodigd in ver-
band met den groei der bevolking, de noodzakelijlce
vernieuwingen, enz. In alle jaren sedert 1924 (met
uitzondering van het jaar 1936) heeft de nieuwbouw

steeds hooger gelegen dan dit cijfer. Het is echter
niet onwaarschijnlijk, dat de aandrang der beschik-
bare middelen tot een ongewenschte overexpansie op
het gebied van den woningbouw zou kunnen leiden.
* *
*

Welke maatregelen kan de Regeering treffen om
in deze situatie wijziging te brengen?
Uit het voorgaande volgt, dat althans
markt-
technisch
gesproken niets aan de hervatting van een
,,vlotte” leeningspolitiek in den weg staat, welke bijv.

in dienst zou kunnen worden gesteld van de weric-
loosheidsbestrjding door de uitvoering van
produc-
lieve
werken. De nadruk .zij hier wel op het woordje
,,productief” gelegd en het gevaar van ,,Eehlinvesti-
tionen” worde terdege in het oog gehouden, want

het geheele principe der fondsvorming berust op de
veronderstelling, dat de rente der bespaarde kapita-
len in cle toekomst zal kunnen dienen om uitkeerin-

gen te doen. Worden de bespaarde kapitalen niet
rendabel
belegd, dan mist de fondsvorming haar
economische beteekenis en wordt de toekomstige be-
lastingbetaler het kind van de rekening.

Een tweede, o.i. onder alle omstandigheden ge-
wenschte, maatregel is de zoo ruim mogelijke open-
stelling van de Nederlandsche kapitaalmarkt voor
credietwaardige buitenlandsche geldn.emers, teneinde
op deze
wijze
voor een zoo groot mogelijk deel van
het niet aan de Beleggingswet gebonden spaarkapi-
taal een belegging op ruimer gebied
mogelijk
te
maken.

En tenslotte moge de vraag opnieuw onder de

oogen worden gezien, of het niet wenscheljk en zelfs
noodzakelijk is, het beleggingsveld volgens de Beleg-
gingswet te verruimen,
bijv. in den zin zooals reeds
door de Commissie-Van Vuuren van 1924 en opnieuw
door den heer Lindner in 1033 aangegeven. In her-
innering zij gebracht, dat de heer Lindner in zijn
meergenoemd advies heeft voorgesteld, de beleggings-
bevoegdheid der Rijksfondsen gelijk te doen zijn aan

218

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

23 Maart 1938
die van particuliere verzekeringsinstellingen en der-

halve aan de lijst van fondsen, genoemd in artikel 5

der wet, toe te voegen:
schuidbrieven van voigeus de Nederlandsche wet op-
gerichte en in Nederhud gevestigde maatschappijen;
aandeelen van volgens de Nederlandsehe wet opge-
richte in Nederland gevestigde maatschappijen;
schuldbrieven ten laste van buiten1andsohe onder-
nemingen (en publiekrechtelijke lichamen);
in Nederland gelegen onroerende goederen,,

waarbij de heer Lindner aanteekende, dat vanzelf-

sprekend de verplichtingen ook in de toekomst zou-

den moeten worden gedekt door beleggingen, waarvan

rente en aflossing betaalbaar zijn in dezelfde valuta

als die verplichtingen, en dat de premiereserve ge-

dekt behoort te
zijn
in fondsen en vorderingen, welke

een vaste rente afwerpen en die tot de klasse der

meest solide beleggingen behooren.

Wij zijn van meening, dat de gewijzigde omstan-

digheden een
dergelijke
verruiming van het beleg-

gingsveld meer dan ooit noodzakelijk maken.

Het onderwerp is ook daarom actueel, omdat

krachtens Artikel, 11 der Beleggingswet toch v66r

1 Januari 1939 zal moeten worden beslist, of een

deel der wet onveranderd zal blijven.
E. F. PniupP.

DE RIJKSMIDDELEN ÔVER FEBRUARI 1938.

Het overzicht van den stand der Rijksmiddelen op
ultimo Februari 1938, voorkomende in dit nummer,

verschilt niet veel van dat, hetwelk het vorige jaar
over dezelfde maand van 1937 werd gepubliceerd. De
,,overige” middelen gaven ditmaal een gezamenlijke

opbrengst van
f
33.378.900 tegen
f
33.356.000 in de-

zelfde maand van het vorige jaar en vertoonden der-
halve slechts een zeer kleinen vooruitgang (van

f
22.900). Uiteraard waren de ontvangsten over de
onderscheidene bronnen van inkomst iets anders ver-
deeld. Verreweg de meeste middelen vertoonen een

hooger opbrengstcijfer. Slechts vijf middelen (de in-voerrechten, het statistiekrecht, de coup onbelasting,
de zegelrechten en de loodsgelden) brachten minder
op, waarbij vooral de zegelrechten de aandacht trek-ken, die met niet minder dan
f
2.006.800 terugliepen.

Neemt men hierbij in aanmerking, dat laatstgenoemd
middel door bijzondere omstandigheden in het begin
van het vorige jaar abnormaal hooge ontvangsten ga_f,
dan stelt dit de opbrengst van de afgeloopen maand
in een iets gunstiger daglicht. Wat de raming betreft,
moet worden vastgesteld, dat de totale opbrengst dit-
maal
f
2.389.800
bij
1/12 van het geraamde opbrengst-
cijfer ten achter bleef; voor de kleinste maand van
het jaar is dit evenwel niet zoo bijzonder ongunstig.
De totale opbrengst over de eerste twee maanden
van het jaar bedraagt
f
66.719.500 tegen
f
63.720.200
in hetzelfde tijdvak van 1937. Dertien middelen droe-
gen tot de vermeerdering
bij
met een gezamenlijk be-
drag van
f
5.502.500; de ovel-ige vier middelen (de
gedistilleerdaccijns, de couponbelasting, de zegel-
rechten en de loodsgelden) bleven tezamen
f
2.503.100
bij de opbrengst van Januari en Februari 1937 ten
achter. Tenslotte moge in dit verband nog worden op-
gemerkt, dat de raming in de verstreken maanden
van het jaar niet werd gehaald (nadeelig verschil

f
4.818.000). De eerste maanden van het jaar zijn
evenwel in den regel niet de voordeeligste.
Uit het bovenstaande blijkt, dat in den loop der
middelen tot dusver nog niet veel perspectief zit. Dit
is ook de indruk, die
bij
een nadere analyse van de
afzonderlijke heffingen wordt verkregen. De dividend-
en ta.ntièmebelasting blijft goed op peil; het accres
bedraagt ditmaal
f
223.500; een opbrengst van over
het millioen is voor Februari een zeldzaamheid. Daar-
entegen vertoonden de invoerrechten een daling van

f
377.200; de opbrengst bedroeg
f
6.582.600 of

f
1.584.000 minder dan de gemiddelde maandraming.
Daar de ontvangsten in de maanden Januari en Fe-
bruari van het vorige jaar aan den lagen kant waren,

wijzen de eerste twee maanden van het loopende jaar
toch nog een vooruitgang aan van
f
12.100. Wellicht
hebben wij ook dit jaar met een tijdelijke inzinking
te doen, al moet ook ongetwijfeld met de terug-
loopende conjunctuur rekening worden gehouden.
liet statistiekrecht bracht ditmaal ongeveer evenveel
op als in Februari 1937
(f
300 minder); gerekend
over twee maanden gaf dit middel echter een surplus
van
f
7.900.

De accijnzen gaven alle een stijging in opbrengst
te zien. Het zout verschafte een record-opbrengst

(f
300.400 bij een raming van
f
166.700), waardoor
de ontvangst van Februai-i 1937 werd overschreden
niet
f
138.200. In den laatsten tijd heeft de zout-
accijns echter buitengewoon lage ontvangsten opge-
leverd, zoodat wij hier ongetwijfeld met een reactie-
verschijnsel te maken hebben. Vermoedelijk heeft de

aankondiging van de verbindendverklaring van de

Zoutconventie de rust in de zoutindustrie hersteld.

Het geslacht gaf f66.900 meer dan in Februari 1937;
de ontvangsten waren in laatstgenoemde maand even-

wel bijzonder laag; vandaar, dat aan de stijging van
de afgeloopen maand niet te veel waarde mag worden
gehecht. De wijnaccijns bracht
f
44.900 meer op; een ontvangst van
f
91.200 is voor de tweede maand van
het kwartaal zeer gunstig. Het gedistilleerd gaf een
toeneming in opbreugst van
f
28.400 en de bieraccijns
van
f
44.500. Ook bij deze twee heffingen zeggen de
cijfers van de eerste twee maa:ndea nog niet veel. De
suiker bracht vrijwel evenveel op als in Februari 1937

(f
14.300 meer), doch verschafte ongeveer
f 30.000
minder dan de raming. Bij laatstgenoemd middel was

de maand Januari jl. evenwel nogal gunstig, zoodat
de eerste twee maanden tezamen een surplus van
f 432.000 hebben opgeleverd. Tenslotte wees de
tabaksaccijns een hoogere opbrengst van
f
312.500
aan, waardoor het voordeelig verschil over de reeds
verstreken maanden van het jaar opliep tot
f
749.800.
De oorzaak van deze vrij sterke stijging is niet bekend.

Alles bijeengenomen geeft de loop der accijnzen tot
dusver reden tot tevredenheid.

De belasting op gouden en zilveren werken ging
vooruit met
f
4.300, tei-wijl de omzetbelasting

f
547.500 mér in ‘s Rijks schatkist bracht. Dit laatste
middel werkt thans krachtig door; in de eerste twee
maanden van het jaar werd reeds
f
806.000 meer ont-
vangen dan in dezelfde periode van 1937. De coupon-
belasting daalde daarentegen in de afgeloopen maand
met
f
205.800. De zeer vele conversies van den laat-
sten tijd zullen aan dit ongunstig resultaat wel niet
vreemd zijn.

Wat de z.g. conjunctuurheffingen betreft valt aller-
eerst de lage opbrengst van de zegelrechten op, die
een daling vertoonden van niet minder dan
f
2.006.800,
waarvan f 724.500 op rekening komt van een trager vloeien van de heursbelasting. De handel ter beurze
is heel wat minder levendig dan in het begin van het

vorige jaar; aan den anderen kant oefenen de vele
conversieleeningen nog steeds een stimuleerenden in-
vloed op de zegelrechten uit. Gerekend over twee
maanden bedraagt de vermindering in opbrengst

f
2.132.800. Beter staat het er voor met de registratie-
rechten, die zich in den laatsten tijd bijzonder goed
weten te handhaven. In de afgeloopen maand werd

f
31.900 meer ontvangen dan in Februari 1937. Toch
was de ontvangst der afgeloopen maand op zichzelf
beschouwd niet zoo gunstig; immers er kwam

f
317.100 minder binnen dan de gemiddelde maand-
raining. Doordat de maand Januari echter voor dit
middel zeer goed was, hebben de eerste twee maanden
nog
f
1.032.900 meer opgeleverd dan in het vorige
jaar. De economische verbetering komt in dit cijfer
toch wel uit.

De successierechten gaven een bijzonder fraaie op-
brengst (van
f
4.506.500, of
f
1.159.700 meer dan in
Februari 1937 en
f
673.200 boven de maandraming),
dank zij de waardevermeerdering van verschillende
vermogen.sbestanddeelen na de muutdepreciatie, die

23 Maart 1938

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

219

een jaar geleden in de opbrengst der middelen nog
niet tot uitdrukking kon komen. In totaal hebben de

twee eerste maanden reeds een voorsprong verschaft

van
f
1.320.100. Tenslotte gaven de loodsgelden een

kleinen achteruitgang te zien (va.n
f
3.500); gerekend

over twee maanden bedraagt de daling
f
13.100.

lIet overzicht van de Directe Belastingen vijkt niet
zooveel af van den stand per ultimo Januari ji. Alleen

de grondhelasting vertoonde in de afgeloopen maand
een eenigszins belangrijke toeneming; er is thans

f
5.849.000 op kohier gebracht (op 31 Januari ji.

f
2.058.900). Vergeleken met den stand van het over-
eenkomstige dienstjaar op 28 Februari 1937 is er een
nadeelig verschil te constateeren van
f
1.521.400.

Vermoedelijk is hier echter een wat minder snel ver-
loop van de aanslagregeling in het spel, in verband
met het te laat vaststellen van opcentenverordeningen.
Wat de overige heffingen betreft is het wachten op
de aanslagen van het nieuwe belastingjaar. Overigens

staan zij alle thans hooger te boek dan op ultimo
Februari 1937. Bij de inkomstenbelasting bedraagt
het voordeelig verschil
f
2.490.900, bij de vermogens-
belasting
f
979.400, bij de verdedigingsbelasting 1

f
1.031.200 en
bij
de belasting van de doode hand

f
245.900. Het is iiitusschen thans nog niet de tijd
Meraan bepaalde conclusies te verbinden.

BUITENLANDSCHE MEDEWERKING

DE CONCURRENTIE TUSSCHEN ITALIAANSCHE EN

NOORDZEE.HAVENS EN EEN EVENTUEELE

ITALIAANSCH-DUITSCHE OVEREENKOMST.

De heer A. Giordano te Savona schrijft ons:

Het vraagstuk van de concurrentie tusschen de
Italiaansche havens en die der Noordzee in het al-
gemeen, is opnieuw ter tafel gekomen en trekt in
groote mate de belangstelling, daar zoowel de leiders

van de Italiaansche, als van de Noordzeehavens, off i-
cieel aan de discussie hebben deelgenomen.
Zoo werd eenerzijds in het jaarverslag over 1937
der Kamer van Koophahdel van Bremen gezegd, dat
de ,,Abwehrkamf” met betrekking tot den doorvoer-handel van Centraal- en Zuid-Europa aan de Noord-
zeehavens was opgedrongen door de Italiaansche ha-
vens aan de Adriatische Zee en dat deze strijd voor
Duitschland met groote opofferingen was gepaard
gegaan.

Daarentegen heeft Carlo Perusino, president van
de Asienda dei Magazini Generali del Porto di
Trieste, in een door de Italiaansche pers gepubliceerd
artikel, er op gewezen, dat de Adriatische havens
nooit eenigen strijd aan de Noordzeehavens hebben
opgedrongen. In dit verband merkte hij op, dat voor
den wereldoorlog het meerendeel van het overzeesch
verkeer van de landen, die de Oostenrijksch-Hongaar-
sche monarchie vormden, over Triëst en Fiurne liep,
terwijl reeds gedurende de eerste jaren na den oorlog
de 1)enetratie van de Noordzee- en van de Baltische
havens in het achterland van de havens van Triëst
zich ontwikkelde.
Na de in 1925 voor Hamburg en Bremen vastge-
stelde tarieven – aldus vervolgde Carlo Perusino –
is het een feit, dat aan de hand van betrouwbare sta-tistische gegevens kan worden vastgesteld, dat twee
derden van het overzeesch handelsverkeer van Tsjecho-
Slowakije, een derde van het overzeesch verkeer van
Oostenrijk en de helft van het overzeesch verkeer van
Hongarije, hun weg nemen over de Noordzee-routes,
hoewel het grootste deel van het territoir dezer lan-
den (met een uitzondering voor het Noorden van
Tsjecho-Slowakije) zich aangetrokken voelt tot de
Adriatische havens.
Wanneer Triëst er in is geslaagd – aldus Peru-
sino’s conclusie – een deel van het gedurende den
Abessijuschen oorlog en tijdens de toepassing der
sancties verloren vervoer te herwinnen, behoort niet
gesproken te worden van door de Adriatische havens

aan de Noordzeehavens aangedane concurrentie en

het ware wenschelijk, dat tusschen de beide landen
(Italië en Duitschland) welke zijn vereenigd door
nauwe vriendschapsbanden, in vederzijdsch belang
een overeenkomst werd bereikt inzake een bevredi-

gende verdeeling van het handeisverkeer tusschen de
Adriatische- en de Noordzeehavens.
Deze gedachten van Carlo Perusino schijnen in
Duitsche zaken- en scheepvaartkringen niet gedeeld

te worden. Op 5 Maart bevatte de Weensche
Zou-

Speditions und Schiffahrt Zeitung een artikel, af-
komstig uit Hamburg, hetwelk zich richtte tegen de

in de Duitsche havens gevoelde concurrentie van

Italiaansche havens en betoogde, dat door maatregelen

van economischen aard eil door middel van spoorweg-
tarieven de Italiaansche havens der Adriatische Zee

bezig zijn door te dringen in het Zuid-Europeesche
achterland der Duitsche havens.

* *
*

Deze discussie en de geheele kwestie van de be-
weerde concurrentie tusschen de Adriatische- en de
Duitsche Noordzeehavens, verdient de aandacht van
de Nederlandsche zakenwereld. Want zonder twijfel,
hoe de oplossing tenslotte moge zijn, zij het een Ita-
liaansch-Duitsche overeenkomst, beoogende een ver-
cleeling van den handel met dé Centraal-Europeesche

en Donaulanden, tusschen de Duitsche Noordzee- en
de Italiaansche havens, zij het een voortduren van
de concurrentie tusschen deze havens, steeds zullen
d6 belangen van de andere Noordzeehavens en de
scheepvaartdiensten der Noordzee, zooals de Neder-

landschen en de Belgische, er door beïnvloed worden.
Indien een vaststelling der spoorwegtarieven als on-
toereikend zou worden beoordeeld, zou een eventueele
overeenkomst ook maatregelen kunnen omvatten, die
het niveau der zeevrachten zouden wijzigen.
De kwestie van een overeenkomst tusschen Italië
en Duitschland met betrekking tot het handeisver-
keer van Centraal-Europa en de Donau, is ook reeds
ter sprake gebracht door Grande Ufficiale Antonio
Cosulich, vice-president van de Societá Finanziana
Marittima, de holding-company, welke contrôle uit-
oefent over de Itaiia-Liize, de Lloyd Triestino, de
Adriatica Line en de Tirrenia Line. Men kan zich

echter
moeilijk
indenken hoe een dergelijke over-
eenkomst mogelijk zou zijn, zonder de deelneming van
de Roemeensche, Poolsche, Nederlandsche en Belgi-sche havens, die allen belang hebben bij het handels-

verkeer waar het hier om gaat.
* *

Alvorens op de details der kwestie in te gaan, is
het in ieder geval noodzakelijk, de volgende cijfers
inzake de ontwikkeling van het handelsverkeer over
de bovengenoemde havens, te beschouwen.

Uit- en ingeladen goederen (in duizenden tonnen).

1929
1935
1937
Rotterdam

……..
35.877 28.192 41.878 Antwerpen

……..
24.440
23.234
28.440
Hamburg ……….
•26.976
19.810
25.195
Udynia …………
2.822
7.475
9.000
Bremen …………
6.275
6.207
8.094
Danzig …………
8.560
5.093
5.679
Triest

…………
2.892
2.445
3.170

Zooals uit deze cijfers blijkt, heeft het scheepvaart-verkeer te Hamburg gedurende 1937 een stijging ver-
toond van 5.385.000 ton in vergelijking met 1935,
Bremen een stijging van 1.887.000 ton en Triëst een
vooruitgang van slechts 725.000 ton. Dit behoeft ech-ter geen verwondering te wekken, wanneer men reke-
ning houdt met het feit, dat gedurende 1935 de
scheepvaart te Triëst werd beïnvloed door den Abes-
sijnschen oorlog en de economische sancties. Verder
dient men te bedenken, dat het scheepvaartverkeer
te Bremen in 1937 een stijging vertoonde van ca.
1.000.000 in vergelijking met 1913, terwijl het scheep-
vaartverkeer te Triëst een daling heeft vertoond van

220

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

23 Maart 1938
ca. 200.000 ton. Deze cijfers bevestigen duidelijk de

argumenten van den heer Perusino, in verband met
de controverse tusschen de Adriatische en de Duit-
sche Noordzeehavens.

*

Er dient evenwel ook rekening gehouden te worden
met het feit, dat de scheepvaart van Triëst eveneens
den invloed heeft ondergaan van de concurrentie van

Gdynia en van de concurrentie der Roemeensche

Zwarte Zeehavens. De Poolsche doorvoerhandel is uit
Triëst verdwenen, nadat de Poolsche regeering pre-

ferentieele tarieven heeft vastgesteld ten guuste van
de genoemde Baltische haven en in 1937 was het

noodzakelijk voor Italië en Roemenië om tot een over-
eenkomst te komen met betrekking tot cle concurren-
tie tusschen Triëst en Constanza.

De concurrentie van de Donau-havens gaat nog
steeds verder, zooals kan worden afgeleid uit het

feit, dat onlangs Fiume en Triëst tot de Ilongaarsche
Staatsspoorwegen een verzoek hebben gericht, voor het

toestaan van gereduceerde tarieven voor verschepin-
gen van levend vee van Hongarije naar de Adriati-
sche Zee, teneinde te voorkomen, dat door de Donau dit vervoer zou worden afgeleid naar de Zwarte Zee.
Triëst heeft evenwel op dit gebied ook een reeks
successen geboekt; belangrijke graanverschepingen van

de Zwarte Zee naar Tsjecho-Slowakije hebben de
Adriatische route gekozen met het oog op de nieuwe
graanoverladingsinstallaties, welke in Triëst gebouwd

zijn en die sedert kort het lossen en het overladen
van ca. 0000 ton graan in ongeveer 48 werkuren
hebben mogelijk gemaakt.

Iedere overeenkomst tusschen Italië en Duitsch-
land, welke geen rekening zou houden met deze feiten,

zal geen oplossing brengen voor de geheele kwestie

van de concurrentie tusschen de Adriatische en de
Noordzeehavens.
* *
*

Met nog andere omstandigheden moet hij deze
kwestie trouwens rekening worden gehouden. De
scheepvaart te Genua heeft gedurende 1937 een voor-
uitgang vertoond, van 1.400.000 ton voor wat betreft
den invoer en van 370.000 ton voor wat betreft den
uitvoer, in vergelijking met 1936. Wat den invoer he-

treft, heeft Genua echter nog niet de
cijfers
van 1928

en van 1913 bereikt. Dit feit heeft de Italiaansehe
regeering aanleiding gegeven tot de inrichting van
ca. 5000 m. haven onder vrijhaven régime, teneinde
een verdere ontwikkeling van het handelsverkeer ter
compensatie van de daling van den invoer, mogelijk

te maken.
In den 1001) van de eerstvolgende maanden zal de
vrjhaven van Geua een feit geworden
zijn
en het is
van aanmerkelijk belang, dat deze vrjhaven zal wor-den geëxploiteerd op dezelfde basis als de vrjhavens
van Triëst en Fiume, door het Consorzio Autonomo
del Porto di Genova. Dit feit bewijst, dat Italië’s pro-
gramma met betrekking tot de politiek voor het ha-
venverkeer tevens inhoudt een uitbreiding van de
activiteit, ook in het buitenlandsche achterland, van
de haven van Genua. –
Voorts werd onlangs in Mi1atn de noodzakelijkheid
van een bespoediging der uitvoering van het plan in-
zake de exploitatie van de Po besproken, welke rivier Milaan met de Adriatische Zee verbindt, speciaal met
het oog op het feit, dat Italianen aan de regeering het verzoek hebben gericht, een hinnenlandsche scheep-
vaartdienst te mogen openen van Locai-no naar de
Adriatische Zee door de Italiaansche meren en langs
Milaan. Deze dienst zou de eerste rivierverbinding
vormen tusschen Zwitserland en de zee door Italië. Onmiddellijk na de bekendmaking van het voorne-
men tot instelling van een vrijhaven in Genua, heb-
ben Bazelsche cargadoors hun vertegenwoordigers
naar Genua gezonden om ter plaatse een onderzoek
in te stellen, welk feit toont, dat de invloedsfeer van
cle Italiaansche havens eveneens in de richting van

West-Europa, voor wat betreft cle Rijnscheepvaart
zal worden uitgebreid.
* *
*

Tenslotte dient nog een ander aspect te worden
onderzocht in verband met den internationalen in-
vloed der Italiaansche havens en wel de ontwikkeling

van den maritiernen doorvoerhanciel tusschen over-
zeesche markten en andere landen rond de Middel-
landsehe Zee, welke plaats vindt via Italiaansche

havens, nadat Italië haar handeisseheepvaartverkeer
in 1937 heeft gereorganiseerd. Tot voor eenige jaren

werden cacao en huiden bv. uit West-Afrika naar
Griekenland, Turkije, enz. vervoerd via Noordzeeha-
vens als Londen, Antwerpen, Rotterdam, Hamburg,

enz., dank zij de door cie Noordzeelijnen vastgestelde

gecombineerde tarieven. Thans wordt evenwel veel
overzeesche lading, zooals van de Ver. Staten, La-

tijnsch Amerika en West-Afrika naar de landen aan
de Middellandsche Zee vervoerd via Genua, Napels of•Triëst. Deze doorvoerhandel raakt niet alleen het
eigenlijke vervoer, maar ook den handel in de eigen-
lijke heteekenis van het woord, sedert gedurende 1936

en 1937 Noorwegen niet alleen naar Genua veel voor
Griekenland bestemde kabeljauw en stokvisch zond,

maar tevens deze visch op de Grieksehe markt ver-
kocht door bemiddeling van G-enueesche firma’s.

Het is daarom evident, dat de kwestie van den
cloorvoerhandel via Italiaansche havens en via Noord-
zeehavens niet alleen kan worden beschouwd uit het

gezichtspunt der beweerde concurrentie tusschen

Triëst en Fiume eenerzijds en Hamburg en Bremen
anderzijds. Deze kwestie dient tevens te worden on-
derzocht uit een algemeen gezichtspunt, daarbij te-

vens in aanmerking nemende de belangen van de
Belgische en Nederlandsche havens in verband met het Zwitsersche vervoer, dan invloed van de activi-
teit der Poolsche en Roemeensche havens en tenslotte

de ontwikkeling van de Italiaansche economische
politiek met betrekking tot de Middellandsche Zee.

DE NEW DEAL ZONDER PROGRAMMA.

Dr. F. Pinner te New-York schrijft ons:

De oorzaken van de Amerikaansche depressie.

Indien men den Amerikaanschen zakenman van

gemiddeld of zelfs van meer dan gemiddëld formaat
vraagt naar de oorzaken van cle huidige depressie,
clan luidt het stereotiepe antwoord bijna steeds: Het
is cle groote onzekerheid welke de New Deal-politiek
van Washington voor het particuliere bedrijfsleven
heeft gebracht. Dit antwoord bevredigt echter niet

cie wetenschappelijke kringen en natuurlijk evenmin
cle politieke, voorzoover zij met de politiek van Roo-
sevelt gelieerd zijn. Gold de New Deal-politiek
niet in evengroote of in nog sterkere mate toen de
conjunctuur verleden jaar nieuwe hoogtepunten

scheen te willen bereiken? Bestonden destijds niet

precies dezelfde wetten en wetsontwerpen op het
gebied van cle sociale politiek en dat der belastingen,
welke thans het gebrek aan vertrouwen zouden ver-
klaren, zonder dat
destijds
in zoo hevige mate van
conjunctuurdefaitisme gesproken kon worden? Moest
het particuliere bedrijfsleven, dat zich door cle ord.e-
nings-experimenten van de New Deal, de bovenma-

tig hooge en verkeerd geconstrueerde belastingen be-
zwaard voelt niet in tegendeel hoop putten uit het
feit, dat het Congres thans de oekasen van de admi-

nistratie niet meer zoo blindelings volgt als in de

periode véér het indienen van de wet tot hervorming
van het Opperste Gerechtshof, doch een onafhanke-
lijker, critischer en ten cleele zelfs oppositioneele hou-ding heeft aangenomen?
Ongetwijfeld is veel waar van dit tegenargument.

De wet inzake het Opperste Gerechtshof is van cle
hand gewezen, zelfs definitief. Het voorstel inzal:e
de vaststelling van minimumloonep en maximum-
werktijden is verdaagd en zal voor de herfstverkie-

23 Maart 1938

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

221

zingen in November van dit jaar wel niet meer

0
1) de agenda van het Congres komen. Indien dt
voorstel later oog eens ter tafel komt, dan zal het

wel een zoo verwaterden vorm hebben, dat het

cle voornaamste deden van het bedrijfsleven nauwe-

].ijks meer in sterke mate zal kunnen hinderen. Voorts

wordt door het Congres een wetsontwerp behandeld,
waardoor de meest bestreden belasting, de supertaxe

op cie onverdeelde winsten der ondernemingen, een

zekere verlichting zal ondergaan.

Ontstaan van de depressie.

Dit alles is juist, alhoewel het desondanks geen
twijfel lijjclt, dat de huidige crisis door cle politiek

van Washington is ontstaan en. dat cle groote moeite

om haar weer te boven te komen in hoofdzaak aan

Washington moet worden geweten. MTeliswaar zal men
tussehen de factoren van het ontstaan van de depres-
sie en d:ie van haar hardnekkigheid, teneinde een ver-
Iclaring voor de bovengeschetste tegenstrijdigheden te
kunnen vinden, onderscheid moeten maken.

liet moge paradoxaal klinken, doch het is niette-
min juist: het ontstaan van de crisis, de omkeer

van de dynamische conjunctuurtrend werd niet door

cie ongezonde elementen veroorzaakt, welke aan d.e
New Deal – echter niet pas sedert dit of het
vorige jaar – eigen zijn, doch door de poging van

de rcg.eering, om cle door kunstmatige middelen ge-
voede conjunctuurdynamiek weder te normaliseeren
en daarmede het bedrijfsleven in gezondere banen
terug te brengen.
Toen in het voorjaar van 1937 de uitgaven-politiek
betreickelijk plotseling werd verlangzaamd en er niet
alleen naar gestreefd werd, doch ook werkelijk ge-

tracht de begrooting in evenwicht te brengen, ont-
stond deze kortsluit:ing, welke als een factor tot ver-
oorzaking van de crisis heeft gefungeerd. De omvang
van de productie werd spoedig sterk ingekrompen en
eerst thans werd de last der in de laatste jaren ge-
leidelijk aan het bedrijfsleven opgelegde New Deal-
wetten en van die, welke nog konden worden ver-
wacht, ten volle merkbaar.

De voor de productie ongunstige belastingwetten,
stamden uit 1935. De winsten van 1936 stegen met
cle dynamische opwaartsche beweging, welke destijds

nog in vollen gang was. De dividenden stegen niet

alleen overeenkomstig de gestegen winsten, doch in
verhouding nog meer, want de maatschappijen heb-

ben begrijp.elijkerwijze gepoogd, zoo mogelijk door al-
geheele uitkeering de supertaxe op onverdeelde win-
sten, welke een belasting van nieuw te vormen reser-
ves vormt, te vermijden. Afstand doen van reserve-
vorming is echter iets, dat solide ondernemingen

zich wellicht een of twee jaar kunnen permitteeren.
Zoolang zij meenen, dat zij zich een dergelijke poli-
tiek kunnen veroorloven, wordt weliswaar een be-

lasting als de supertaxe in theorie vijandig aan cle
productie beoordeeld, in cle practijk echter moet een
uitkeeringspolitiek, welke is ingesteld op vermijding
van deze belasting, de dynamische lcoersstijging nog
stimuleeren. Heeft deze dynamische beweging zich echter eenmaal omgekeerd, dan openhaart zich ook
de aan de productie vijandige druk en ook hier weer
met progressieve scherpte. Is cle omvang van de
productie, in weiker stijgende trend al deze druk-
kende factoren betrekkelijk werden geneutraliseerd,
met 30 tot 40 pCt. verminderd, clan ontstaat uit den
latenten druk een acute. Doordat er gedurende eeni-
ge jaren geen reserves werden gevormd, ontbreken
niet alleen de middelen, om de vermindering van de
cli.videndea langzamer te doen geschieden, doch even-
eens ontbreken cle niïcicl.elen om de arbeiders in een langzamer tempo te ontslaan.

Het streven naar nivelleering van het con junctunr-
verloop.

In geen enkele crisis van de laatste decennia –
niet eens in de jaren 1929 en 1930 – hebben deze

beide
– afbraakprocessen derhalve zich zoo snel vol-
trokken als in deze crisis van de New Deal, welke

toch onder de leuze was begonnen, de schommelingen

in bedrijvigheid en winsten te nivelleeren.

President Roosevelt heeft er in een van zijn laatste

redevoeringen aanspraak op gemaakt, in verband met
de hem gedane verwijten over inconsequentie en ver-
anderlijkheid, dat hij nooit in zijn doeleinden doch

ten hoogste in zijn methoden verandering heeft ge-
bracht. Wanneer de
prijzen
hem te hoog voorkwamen,
heeft hij deflationistische maatregelen genomen, wan-

neer zij hem te laag voorkwamen, heeft hij getracht

verbetering aan te brengen door infiationistische
maatregelen. Dit kan een in principe juiste metho-
cliek zijn, en cle New Deal zou ondanks al haar prin-

cipieele zwakheden niet een dermate treurig fiasco

hebben behoeven op te leveren, indien de methode der
afwisseling van inflationistische -en deflationistische
maatregelen zich niet zoo sterk, wat de mate be-

treft, had vergist. Het vraagstuk van juiste dosee-
r:ing is hier wellicht nog belangrijker dan dat van
het principe.

Hoe sterk de niveauverandering was, welke van

het Amerikaansche bedrijfsleven in dle jaren 1936 en
1937 werd verwacht, blijkt uit het volgende: Het

tekort van het fiscale jaar 1937 bedroeg op de ge-
wone hegrooting $2.6 milliard, waarbij nog kwamen

$
1.8 milliard, welice voor de betalingen van de zg.
bonus voor de oud-strijders door middel van ,,pump
primin:g” in het bedrijfsleven, werden gestuwd. In het
hegrootingsjaar 1938 werd het tekort eerst op 418 mihlioen geraamd, daarna werd het geleidelijk tot
695 millioen en $ 1 milliard verhoogd, terwijl het

in werkelijkheid ongeveer $ 1.4 milliard zal bedragen.
Het verschil voor beide jaren is ook dan nog buiten-
gewoon groot.

Daarbij komt, dat het in dezen omvang nog slechts
boekhoudkundig bestaat. Want de Social Security-
Taxes, ten bedrage van ongeveer $ 1 milliard, welke
als gestort kapitaal voor later vervallende ouder-
domspensioenen zijn gedacht, werken in de praktijk,
daar zij voorloopig tot bestrijding van loopende uit-
gaven van den Staat worden gebruikt
1),
als gewone
belastinginkomsten. Zij vangen tot dit bedrag van ongeveer $ 1 inilliard het telcort van het loopeude
hegrootingsjaar ou, en voorkomen aldus een verdere infiationistische uitbreiding. Doordat bovendien nog
eenige honderden millioenen meer, van het tekort

door de loopende inschrijvingen op de zgn. babybonds
worden vastgelegd, kan in het loopende begrootings-jaar van een noemenswaardige ,,pump priming” geen
sprake zijn, terwijl het vorig jaar, na benutting van
de ook toen reeds binnengekomen, weliswaar kleinere
bedragen uit de Social Security verzekering, naar
schatting nog ongeveer $ 3.8 milliard door middel
van credietschepping in het bedrijfsleven werden
gepompt.

Hier vertoont zich dus de groote moeilijkheid van het genianipuleercle credietwezen. Men wil nu eens
met infiationistische injecties dan weder met defla-
tionistische aderlatingen conj unctuurnivelleerend

werken, doch men heeft door verkeerde doseeringen
het diarnetraal tegengestelde resultaat verkregen en
zal waarschijnlijk nooit het gewenschte resultaat
nauwkeurig bereiken.

De President kon zich weliswaar tot op zekere
hoogte daarmede verontsehuldigen, dat hij den bonus
voor de oudstrjders niet heeft gewild en over deze
niettemin door het Congres aangenomen wet zijn veto
heeft uitgesproken. Nadat het Congres echter over
het veto van den President was heengestapt, kan de
geldpoliticus Roosevelt, die nu met bestaande feiten
rekening moest houden, zich niet met de in den windl
geslagen, betere inzichten van den politicus op eco-noinisch gebied Roosevelt rechtvaardigen, evenmin

1)
ViI. E.-S.B. van 15 December
1937:
De beleggingen
van de Amerikaa.tisohe Social Security, door ])r. F. Pinner.

222

1
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

23 Maart 1938

als de voorzitter van de Federal Reserve Board Ee-

des, de fouten, waaraan hij heeft medegedaan kan
vergoelijken, door later te verkondigen, dat de in het

begrootingsjaar 1937 zoo gevaarlijk geworden uitkee-

ring van den bonus aan de oudstrijders onschuldig, ja

zelfs nuttig geweest zou zijn, indien zij in 1934 had

plaats gehad.

De belastingen verla.gen of het volksin7comen op-
voerenV

De New Deal is in een kuil gevallen, welke zij
zelf heeft gegraven, en juist omdat deze kuil zoo bui-

tengewoon diep is, kan het Amerikaansche bedrijfs-

leven er zoo moeilijk een uitweg uit vinden. Het vraagstuk bestaat daarin, dat de lasten, welke de
New Deal op het Amerikaansche bedrijfsleven heeft
gelegd omhooggeschroefd zijn en op dit niveau con-

stant blijven, terwijl het productievolume door de
sterk dynamische schommelingen zich, voordat het
nog den in de coiijunctuurperiode van de twrintiger

jaren bereikten top weder had bestegen, tot een punt
zag omlaag gegooid, dat 30 tot 40 pQt. onder het
niveau van 1929 ligt.

Hoe zien de saneeringsprogramma’s er echter uit,

welke door verschillende
zijde
worden opgesteld? Het
bedrijfsleven proclameert belastingverlagini en ves-

tigt er de aandacht op, dat in het begin van de der-
tiger jaren, dus voor het op gang brengen van de

New Deal, de Staatsuitgaven slechts $ 4 milliard be-

droegen, terwijl zij thans tot boven de 7Y milliard zijn
opgeschroefd. Deze verhooging echter is grootendeels
van structureelen aard, ontstaan door de lasten van
de intusschen aangegane schulden en de sociaal poli-
‘tieke hervormingen, welke niet meer eenvoudig on-
gedaan kunnen worden gemaakt.
De President weet zulks ook en hij heeft derhalve
de these opgesteld: Wanneer de Staatsuitgaven niet
omlaaggedrukt kunnen worden, dan moet het volks-
inkomen, dat het vorig jaar slechts $ 68 milliard be-
droeg en in het loopende jaar nog verder zal dalen,
tot 90
t
100 milliard worden verhoogd, dus tot een
bedrag, waarop de Staatsuitgaven van 7V2 milliard

drageljk worden. De
moeilijkheid
is slechts, het volks-
inkomen te verhoogen, zonder dat de Staatsuitgaven
overeenkomstig medestijgen.
Een inflatorische politiek, welke niet een opvoe-ring van de hoeveelheid der productie, doch slechts
een verhooging van de prijzen tot gevolg zou
hebben, zal het beoogde doel niet kunnen bereiken.
Evenmin een politiek, die slechts op een andere ver-
deeling van het volksinkomen is gebaseerd. Wanneer
men de opbrengsten van het
bedrijfsleven
zoodanig
zou veranderen, dat werknemers en boeren van deze
opbrengsten meer, industrieele ondernemers en rente-
niers evenwel minder ontvangen, dan zou men, om
de huidige belastingopbrengst te kunnen handhaven,
het bestaande stelsel van de inkomstenbelasting moe-
ten wijzigen, hetwelk de groote inkomens zeer sterk en de kleine slechts zeer matig belast. Maar ook dan
zou de verhouding van de 7 milliard uitgaven tegen-
over het slechts op andere wijze verdeelde volksinko-
men nit zijn veranderd, de last, zou weliswaar anders
verdeeld, maar over het algemeen niet minder zwaar
zijn.
Het is ook niet juist, dat
bij
de huidige geremde
inflatie een verhooging van de koopkracht der massa,
wanneer deze ten koste van het aandeel in de op-
brengst van de ondernemers zou gaan, indirect ook
de opbrengsten van de ondernemers zou doen stijgen,
doordat zij hen in staat zou stellen door gebruik te
maken van de degressie voor de vaste kosten, haar
winsten te verhoogen. Dit ware slechts dan het geval,
indien het Amerikaansche productie-apparaat te
groot zou zijn en slechts de volle bezetting zou ont-
breken om van de kostendegressie te profiteeren. Het

productie-apparaat lijdt echter geenszins aan absolute
ui’ercapaciteit. De jaren 1929 tot 1937 waren voor cle
meeste industrieën geen tijden van groote bedrijfs-

expansie en ratiakalisatie. In de gunstigste gevallen

werden verouderde fabrieken vernieuwd of vervangen,
en toen dan ook de productie begin 1937 het niveau
van 1929 alleen maar weder naderde, waren de meeste

industrieën – de lange levertjden
bewijzen
dit –

slechts met groote ffioeite in staat de bestellingen

bij te houden..
Om het volksinkomen alleen door middel van pro-

ductie-vermeerdering op de gewenschte hoogte te

brengen,
zijn
nieuwe investeeringen noodig, d.w.z.
die soort werkzaamheden, welke steeds het einde van
de depressie teweegbritchten. Ditmaal bestaat er geen

overcapaciteit, het ontbreekt ook niet aan investee-
ringsmogeijkheden, doch wat ontbreekt, is de symme-
trie tusschen kans en risico. En deze alleen kan parti- – culiere ondernemers aanleiding geven, nieuwe inves-

teeringen op een rationeele calculatie-basis te wagen.
Deze hinderpalen blijven aaiiwezig, zoolang de New

Deal in
zijn
huidigen vorm
blijft
bestaan en als ge-

stadig dreigement boven het particuliere initiatief
hangt. Indien niettemin moet worden geïnvesteerd, dan kan alleen de Staat dit thans doen en het resul-

taat zou zijn, dat daarmede stellig wel de lasten, maar
niet even zeker het volksinkomen zou toenemen.

Pauze maar onzelierheid.
De huidige New Deal onderscheidt zich van die,
welke in 1933 frisch en vrooijk in het leven trad,

niet door een andere principieele tendens, doch door

de voorwaarden, waaronder hij moet werken. Destijds
had de New Deal te maken met ‘een productie-appa-
raat van het particuliere bedrijfsleven, dat leed aan

overcapaciteit en daarnaast met een groote speel-
ruimte voor het scheppen van crediet, , welke het
mogelijk maakte, de koopkracht der massa geleidelijk

aan het productie-apparaat aan te passen, alhoe-wel ten koste van een enorme toeneming van de

Staatsschuïd. De New Deal heeft op dezen dynami-schen weg niet tijdig halt gehouden en heeft boven-dien de ontstane incongruentie versteend, door haar

in een proces van structureele hervormingen in te
bouwen, dat in enkele jaren trachtte in te halen, het-

geen de Vereenigde -Staten in tientallen jaren op

sociaal gebied ten achter waren. De geldloonen zijn
24 pOt. hooger dan in 1933, en zij liggen zelfs aan-
zienlijk boven die van 1929, terwijl in Engeland in

hetzelfde tijdvak de stijging van de bonen maar 9
pOt. bedroeg. De reëele bonen zijn zelfs met 30-35
pOt. gestegen. De op zichzelf gezonde Social Security
verzekering voor ouderdomspeusioenen werd in een
zeer ongezonden vorm overijld ingevoerd. Met ver-

langzaamde deflatie is de uitweg op het oogenblik niet

meer te vinden, nadat men het land door een te ster-
ke en te plotselinge deflatiekuur in een crisis heeft

gestort, waarin ook weder de oude niet genezen sa-
neeringscomplexen (spoorwegen, markt voor onroe-

rende goederen) acuut zijn geworden en daarenboven
nog op het gebied van de public utilities een nieuw

saneeringscomilex kunstmatig in het leven werd ge-

roepen.
Doch het is eveneens moeilijk een inflatie op

gan te brengen, omdat, ondanks bewapenings- en
groote highway-plannen, uitgewerkte projecten voor
groote Staatsinvesteeringen ontbreken. De President
kan bovendien, nadat hij nog tot kort geleden zoo

krachtig de melodie van de deflatie heeft gezongen,
niet zoo gauw weder in den omgekeerden toonaard

vervallen..
De New Deal heeft zijn gestelde doeleinden niet
opgegeven., maar weet op het oogenblik niet, hoe er
in de practijk verder mee te gaan. Van een sluitende
programma-opstelling kan ook geen sprake zijn, niet
eens van een sluitende, consequente tactiek. Er be-
staan groepen, die op een gemodificeerde N.R.A.-
politiek zijn gesteld en aan het bedrijfsleven door
een soort corporatief stelsel een bepaalde zekerheid
onder staatstoezicht zouden willen geven. Er bestaan
andere groepen, welke het bedrijfsleven met het uwa-

23
Maart
1938

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

223

re geschut van de anti-trust-politiek benaderen. Ten

slotte zijn er kringen, die heimelijk socialisme
propageeren. De President weet nog niet, tot welke
richting hij zal besluiten. Dit geeft aan het bedrijfs-

leven iets als een pauze, maar het geeft hieraan lang
niet die vrijheid en zekerheid, welke het nooclig heeft
om krachtig voorwaarts te gaan.

AANTEEKENINGEN.

Verlaging van den binnenlandschen boterprijs.

Met ingang van 17 Maart jl.is
de R.egeering er toe
overgegaan, een belangrijke verlaging aan te brengen

in den hinnenlandschen boterprijs. Aangezien deze
verlaging thans een bijzonder karakter draagt, en in
nauw verband staat met de wijzigingen, die onlangs
in de zuivelsteunpolitiek zijn aangekondigd, willen
wij de beteekenis hiervan iets nader belichten.
V66r 7 November 1937 was er een betrekkelijk los
verband tusschen den binnenlandschen groothandels-
prijs van boter (=
exportprjs
+ heffing) en de
prijs, die aan den hoterproducent (alias den melkvee.
houder) kon worden uitbetaald (= eportprjs + uit-
keering).

Terwijl er aanvankelijk een aanzienlijk verschil be-
stond tusschen heffing en uitkeering, kon wegens het
stijgen van den exportprijs, de heffing geleidelijk

worden verlaagd, terwijl de toeslag lang niet met
hetzelfde bedrag daalde. Tenslotte werden op 7 Nov. jl. heffing en uitkeering aan elkander gelijk gemaakt,
zoodat alleen bij export nog een restitutie gegeven werd van deze heffing. Daardoor werd dus de bin-nenlandsche groothandelsprijs van boter gelijk ge-
maakt aan den producentenprijs.

Deze verandering nu heeft een belangrijke wijzi-
ging tengevolge t.o.v. de maatregelen, die kunnen
worden genomen, om uit het Landbouwcrisisfonds de
vastgestelde uitkeeringen te kunnen betalen. Terwijl
de Regeering er voorheen herhaaldelijk toe overging
den binnenlandschen boterprijs te verhoogen, of de

uitkeering te verlagen, teneinde de steunverleening
te kunnen financieren, is dit thans anders geworden.
Een verhooging van de heffing heeft thans automa-
tisch ook een verhooging van de uitkeering tenge-

volge. In tegenstelling met voorheen werd het der-
halve na 7 November zoo, dat een verhooging van de

heffing en dus van den hiunenlandschen boterprijs,
voor het Landbouwcrisisfonds een grootere uitgaaf

heteekent. Immers wordt de heffing slechts geheven

op de in het binnenland geconsumeerde boter, terwijl
de uitkeering op de geheele productie moet worden
betaald. Praetisch is het thans zoo, dat voor boter
nog alleen moet worden betaald, de op de uitgevoerde
boter verleende restituties.

Motieven.

Na deze uiteenzetting omtrent onze hoterpolitiek,
zal het duidelijk zijn, dat het verlagen van den boter-
prijs in het binnenland thans tegengestelde finan-
cieele gevolgen heeft dan v66r 7 November. De voor-
heen minder gunstige toestand van het Landbouw-crisisfonds, was een rem om tot een voor dit fonds
nadeelige verlaging van den binnenlandschen boter-
prijs over te gaan. Ook kan men aannemen, dat het Landbouwcrisisfonds vébr 17 Maart bij een
prijs voor den veehouder van
f 1.45
en een export-
pi•ijs van omstreeks
f 0.80,
groote uitgaven moest
besteden aan den boterexport. Hoe meer het tijdperk

van groote boterproduetie naderde, hoe grooter deze
uitgaven werden. Vooral indien de boterprjs straks
weer een normale seizoendaling zou vertoonen, zou
een te hooge prijs, de uitgaven van het fonds voor
de steunverleening aan de melkveehouderij onrust-
barend doen stijgen.

Wat derhalve sinds het begin van de crisisjaren
zelfs
niet mogelijk;
bleek, is thans voor de Regeering
wenschelijk
geworden, nl. een boterprijs van
f
1.30.
Deze prijs komt zonder meer in handen van den pro-

ducent, zoodat thans in zekeren zin van een ,,helas-
ting” op de boter geen sprake meer is.

Gevolgen.

Deze belangrijke verlaging van den boterprijs is
ook daarom van beteekenis, omdat thans voor het

eerst in de laatste jaren, weer een belangrijk verschil
wordt aangebracht tussehen zomer- en winterprjs.
Dat verschil – hoewel kunstmatig tot stand gebracht

– wijst toch weer op een terugkeer tot meer natuur-
lijke verhoudingen. Inderdaad kan de boter in den

zomer goedkooper worden geproduceerd dan in den
winter en een verschil tusschen zomer- en winterprijs
van
15
ct. per kg, lijkt ons dan ook geenszins over-
dreven (in voorgaande jaren was het gemiddeld ver-
schil tusschen den hoterprijs in zomer en winter on-
geveer
5
ct. per kg).

Eén van de gevolgen hiervan kan zijn, dat de
bot er-
consumptie in den zomer toeneemt,
hetgeen op zijn
beurt weer neerkomt op een rem op den botes

uitvoer
naar Engeland in den zomer. Zoodoende kan deze
maatregel ook een gunstigen invloed uitoefenen, op
de regelmaat van onzen boteruitvoer
naar Engeland
in zomer en winter.
Temeer mag men een vrij belangrijke vergrooting
van de boterconsumptie in den zomer verwachten,
aangezien tot nog toe niet gebleken is, dat de Regee-

ring ook de heffingen op margarine en andere spijs-
vetten en oliën gaat verlagen. Indien men deze prijs-
verlaging bedoelt als een maatregel om een differen-
tiatie aan te brengen tusschen zomer- en winterprjs
van den boter, dan ligt dit standpunt ook voor de

hand. Immers voor de productie van margarine is
van een seizoenheweging als hij de boterproductie
weinig of niets te bespeuren. Geheel los hiervan staat

de vraag, of de gemiddelde verhouding tusschen boter-
en margarineprjjs – over een langer tijdperk bezien
– w’el juist is. Heeft men echter eenmaal een bepaal-

de verhouding vastgelegd, dan is het rationeel, dat
de hoterprijs des zomers relatief iets lager en des
winters desnoods iets hooger is.

Invloed op de prijzen van andere zuivelproducten..
De aangekondigde verlaging van den boterprijs, zal ook zijn invloed uitoefenen op de prijzen, die de
k;aas-
producent
en de
producent van mellcproducten
voor
hun producten kunnen maken, echter niet recht-
streeks op de marktprjzen van deze producten.

Voor de verschillende kaassoorten bestaat ook thans
nog een Vrije prijsvorming. De toeslag, die daaren-

boven aan den producent wordt uitgekeerd, is echter
evenredig aan het bedrag van de restitutie op boter

en wordt derhalve met de verlaging van deze restitu-
tie verlaagd. Temeer is dit van beteekenis, daar ook
voor de kaasprijzen zelf een daling niet uitgesloten
moet worden geacht.

Voor melkproducten (condens en melkpoeder),
wordt ook het bedrag van den toeslag verlaagd, het-
geen uiteraard alleen voor den veehouder van betee-
kenis is. De heffing op melkpoeder ondergaat geen
verandering, daar deze niet rechtstreeks van de hef-
fing op boter afhankelijk is.

De zichtbare suiker’voorraden in de wereld.
De zichtbare voorraden per
1
Febr, zijn volgens C. Czarnikow.:
In tons

1938

1937

1936
Duitschiand …………..
1.705.000 1.347.000 1.270.000

Tsjecho-Slowakije ……..
537.000

484.000

413.000

Frankrijk …………….
797.000

715.000

858.000

Nederland…………….
242.000

259.000

275.000

België ………………
205.000

167.000

200.000
Hongarije …………….

101.000

118.000

100.000
Polen

……………..
442.000

369.000

366.000

U.K. Geïmp. suiker ……
418.000

394.000

332.000

Binoeni. ,…….
202.000

226.000

185.000
Europa……..
4.649.000 4.079.000 3.999.000

V.S. Alle havens … …..
201.000

167.000

182.000
Cubaansche havens

167.000

145.000

184.000

Cuba binnenland……….
301.000

226.000

266.000

Java ………………..
503.000

501.000 1.079.000

Totaal……
5.821.000 5.1 18.Ô00 5.710.000

224

ÉCONOMISCH-STATISTISCHE
BERICtITEN

23 Maart 1938.

INGEZONDEN STUKKEN.

GEEN LOONTOESLAGEN.

Dr. Ir. B. Bölger schrijft ons:
In zijn artikel ove.r loontoeslagen in E.-S.B. van
16 en 23 Febr. ji. somt de heer A. Kaan in het eerste

deel wel een aantal bezwaren op tegen het geven

van loontoeslagen, doch daarnaast noemt hij verschil-

lende voordeelen, terwijl de algemeene conclusie is,

dat de schrijver het stelsel van loontoeslagen wel een

aantrekkelijke en doeltreffende maatregel voor de
bestrijding der werkloosheid acht.
In liet tweede deel volgt dan een ,,Gedankenexpe-

riment”, dat naar mijn meening met loontoeslagen

niets meer te maken heeft en het geheele tegenwoor-
dige stelsel van belooning van in loondienst verrich-

ten arbeid dermate omver gooit, dat het weinig zin

heeft, over een mogelijke
verwezenlijking
ervan bin-

nen afzienbaren
tijd,
te discussieeren.

Intusschen zijn daardoor de principieele beteekenis

en de gevolgen van loontoeslagen wel wat in het ge-drang gekomen, en omdat het daar per slot van reke-

ning om gaat, lijkt het mij goed een en ander nog

eens nader te belichten.
Aangezien loontoeslagen slechts verdedigd kunnen

worden door het beruchte rekensommetje, dat al zoo

dikwijls tot onjuiste redeneeringen heeft geleid, nl.

dat de Overheid toch werkloozensteun moet uitkee-
ren en zij er dus steeds voordeel bij heeft, wanneer

de som der toeslagen maar lager is dan het totaal

der door deze toeslagen uitgespaarde werkloozen-

steun, moet men er zich in de eerste plaats reken-

schap van geven, dat de ondersteuning van de werk-

loozen
feitelijk
tweeërlei is.
Ten eerste de uitkeering die de werkloozen krijgen
hij wijze van overbrugging tusschen twee perioden
van werken. Deze kan min of meer op, een
lijn
ge-

steld worden met uitkeering
bij
ziekte of ongeval en

kan voorwerp van verzekering zijn. In elk bedrijf,
het eene meer of langer, het andere minder of kor-
ter, komen bij de daarin werkzame arbeiders tijden

van werkloosheid voor en het is voor het geheele

economische leven van groot belang, dat gedurende

dien tijd van werkloosheid, degenen die daardoor
worden getroffen, hun gewone dagelijksche leven
zooveel mogelijk kunnen bl•ven leiden. Een daar-
voor geldende voorziening moet en kan uiteindelijk
door het betrokken bedrijf zelf worden geregeld en

betaald. Het is naar
mijne
meening de groote ver-

dienste van het voorontwerp-Romme, dat liet van

dit beginsel uitgaat.

Daarnaast staat de voorziening, die getroffen moet
worden door de overweging, dat in een land als
Nederland, met een betrekkelijk hoog welvaartspeil,
niet alleen niemand van honger mag omkomen, doch
ook, dat zij, die het voorrecht hebben, door te werken dit betrekkelijk hooge welvaartspeil te kunnen genie-

tc-lI,
tot op zekere hoogte verplicht zijn om gezamen-
lijk hen, die, hoewel zij daartoe wel in staat zijn,

door omstandigheden buiten hun eigen
wil,
geen

plaats in het productie-proces kunnen krijgen, een

redelijk bestaan te verschaffen.
Dit is geen armenzorg, doch een uitdrukking van
gemeenschapszin, die een volk als het onze zich kan

permitteeren en waartoe het, mits met handhaving
van den prikkel voor den betrokkene om werk te

zoeken, ook verplicht is. De kosten van deze voor-
ziening behooren op het belastingbiljet te komen.

Dit is de eene kant van de rekensom, waarvan

de som der loontoeslagen de andere zou zijn. Maar
dan ziet men, dat een loontoeslag in totaal gelijk aan
de totale kosten der eerstgenoemde overbruggings-
uitkeering bij werkloosheid, die liet bedrijf zelf zou
moeten betalen, geen zin heeft, omdat dan het be-
drijf een bedrag, dat het als loon zou kunnen betalen, zou moeten afzonderen, om daarmee liet arbeidsloon
door een toeslag te verhoogen. Bovendien is de nor-

male werkloosheid waarom het hier gaat, min of meer

eigen aan het bedrijf en zal dus, ook met een toeslag,
niet te vermijden zijn.

De loontoeslag moet dus dienen voor de bestrij-
ding van de in tweede instantie genoemde werkloos-

heid en moet door de Overheid bekostigd worden,

d.w.z. de gemeenschap staat een deel van het geza-

menlijk inkomen der bevolking af om een bedrijf, dat

economisch geen. redelijk loon kan betalen, in staat
te stellen dit wel te doen. Het bedrijfsleven is echter

opgebouwd op economische fundamenten en wordt
beheerscht door economische motieven. Laat men

daarbij sociale overwegingen gelden op grond waar-

van een loontoeslag ter vervanging van de werkloozen-

steun, zooals hier wordt bedoeld, gemotiveerd zou

worden, dan tast men de fundamenteele maatstaven

van het economische leven aan, waardoor binnen kor-

ten tijd elk economisch begrip van onderlinge ver-

houdingen zou
zijn
verdwenen.

Een bedrijfsleven dat niet wordt beheerscht door

economische motieven en mogelijkheden, doch dat
wordt bèpaald door sociale ideeën en wenschen, zou
van het bedrijfsleven, zooals het in den internationa-

len economischen
strijd
om het bestaan werkelijk is,

een soortgelijk beeld geven als operettes ons van

sommige Balkanstaten plegen te vertoonen.

Dit principieele gevaar schuilt naar
mijne
mee-

ning in het geven van loontoeslagen en hoewel wij
er ons, voorzoover ik het zie, in ons landT niet direct

ongerust over behoeven te maken, dat de Overheid
tot een algemeene invoering van loontoeslagen zou

besluiten, meen ik toch de aandacht op dit gevaar

te moeten vestigen.

In dezen
tijd,
waarin zoovele economische begin-
selen vergeten of begraven schijnen te zijn, moeten
wij er zorg voor dragen, datgene wat er nog over is,
vlekkeloos te bewaren en er vooral niet tegen op-

zien om ten aanzien van ,,oude waarheden” een wei-

nig conservatief te zijn.

Slechts in twee gevallen kan m.i. een loontoeslag
als
tijdelijke
maatregel verdedigd worden, ni.:
wanneer het zeer nadrukkelijk gaat om het be-

houd van een oud, gevestigd bedrijf, dat door bijzon-
dere omstandigheden in, naar het zich laat aanzien,

tijdelijke moeilijkheden is gekomen en door een lager
dan redelijk te achten loon in den
kostprijs
te ver-
rekenen, in stand gehouden kan worden (i’erg. dia-
mantindustrie Amsterdam);
als een vrij snel afloopende trainingstoeslag
voor vakarbeiders die door langdurige werkloosheid

bij de nieuwe werkmethoden niet dadelijk de volle
productie kunnen halen (bolknaksigarenmakers) of
wanneer er voor de fabricage van nog niet hier te
lande vervaardigde artikelen zeer speciale vakkenniS
wordt vereischt en de loonkosten voor den gewonen
all-round vakarbeider gedurende den tijd dat hij zich
moet inwerken te hoog zouden worden.
In andere gevallen zijn loontoeslagen uit den booze.

N a s c h r i f t : In bovenstaande, beschouwing trekt
Dr. Bölger ten strjde tegen het toekennen van loon-
toeslagen als middel om de werkloosheid te bestrijden,
waarbij hij aanknoopt aan mijn publicatie over dit
onderwerp, die in E.-S.B. van 16 en 23 Februari ji.
is verschenen. Als ik de bedoeling van Dr. Bölger

goed begrijp, gaan zijn bezwaren uitsluitend tegen
het toekennen van, toeslagen op de bonen van werk-
boze arbeiders die boven een bestaande bezetting

worden tewerkgesteld. Zulk een toeslagregeling wordt

door mij echter geenszins ,,een aantrekkelijke en doel-
treffende maatregel voor de bestrijding van de werk-
loosheid” geacht, zooals Dr. Bölger uit mijn artikel
afleidt. Integendeel. Ik heb mijn bezwaren tegen zulk
een stelsel in mijn betoog min of meer uitvoerig be-
handeld en kwam tot de slotsom dat het toekennen
van loontoeslagen in dezen vorm, geen doelmatig
middel is om de werkloosheid te bestrijden, zij het
dan ook dat ik er de voorkeur aan gaf, om bij een

23 Maart 1938

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

225

groote en langdurige werkloosheid, van dit onvol-

komen middel gebruik te maken boven hjdzaarn toe-
zien. Ik heb voorts getracht aan te toonen dat in
plaats van het geven van loontoeslagen op grondslag

Van het ,,beruchte rekensommetje”, de Overheid op
een juiste en economisch verantwoorde wijze de werk:
loosheid kan bestrijden door middel van de door mij
geschetste wijze van verrekening der vaste kosten

van den arbeid. Een deel van de door de oude wijze
van helooning van den arbeid ontstane werkloosheid

wordt aldus voorkomen, terwijl de Overheid altijd nog
door een deel der vaste loonkosten op de belasting-
hetalers af te wentelen, en middel in de hand heeft

om de bedrijven te prikkelen meer arbeiders tewerk
te stellen en op deze wijze de werkloosheid te be-
strijden. Nu Dr. Bölger
01)
het gedeelte van mijn be-
schouwingen waarin ik getracht heb via de vaste
kosten van den arbeid een bijdrage tot de oplossing
van het werkloosheidsvraagstuk te geven, niet ingaat,
omdat hij verwezenlijking van de door mij uiteenge-

zette beginselen van loonverrekening binnen afzien-
baren
tijd
niet mogelijk acht, zou ik zijn bestrijding
van het loontoeslagstelsel in den ouden vorm onbe-

sproken kunnen laten, omdat ik hiervan evenmin een
voorstander ben, ware het niet dat ik vrees dat het
betoog van Dr. Bölger aanleiding kan geven tot mis-

vatting omtrent de hier behandelde vraagstukken. In zijn uiteenzetting onderscheidt Dr. Bölger twee-
erlei soort werkloozenuitkeering: de overhniggings-uitkeering die ken worden uitgekeerd ,,bij wijze van
overbrugging van twee perioden van werken” en daar-
naast ,,de voorziening, die getroffen moet worden door

de overweging, dat in een land als Nederland, met

een betrekkelijk hoog welvaartspeil, niet alleen nie-
mand van honger mag omkomen, doch ook dat zij, die
het voorrecht hebben, door te werken dit betrekkelijk
hooge welvaartspeil te genieten, tot op zekere hoogte
verplicht zij:n om gezamenlijk hen, die, hoewel zij
daartoe wel in staat zijn, door omstandigheden bui-
ten hun eigen wil, geen plaats in het productieproces kunnen krijgen, een redelijk bestaan te verschaffen”. Tegenover den overbruggingstoeslag, die gegeven
wordt ,,tusschen twee perioden van werken”, en die
dus alle arbeiders betreft die na kofteren of langeren
tijd weer aan den slag komen, stelt Dr. Bölger de
zorg voor alle overige werkloozen, dus de permanent-
werkloozeu, waarvan de kosten ,,op het belastingbiljet
behooren te komen.”

Met deze laatste zienswijze kan ik volkomen in-
stemmen: het onderhoud van hen voor wie geen vol-
gende periode van werken meer komt, is een taak
van de gemeenschap die hiertoe uit het geheele maat-
schappelijke inkomen – niet alleen uit de inkomens

der werkenden! – de middelen moet putten. Een
loontoeslag bestemd voor hen die zonder dien toeslag

zelfs in de hausse zonder werk zouden blijven en
welke, zooals Dr. Bölger constateert, op grond van sociale overwegingen zou worden gegeven, acht ik
even verwerpelijk als hij. Het is onjuist om te trach-
ten deze categorie arbeiders langs dezen weg in het
productieproces in te schakelen.

Wat de schrijver echter betoogt met betrekking tot den overbruggingstoeslag, die in zijn gedachtengang
voor het meerendeel der werklooze arbeiders wordt
gegeven – .men mag althans verwachten dat in
Nederland van de thans werkloos zijnde arbeiders een
groot deel toch eens weer werk zal krijgen – is mij
niet recht duidelijk. In den aanvang van zijn pole-
mick zegt hij op het door mij geschetste stelsel van
verrekening van de vaste kosten van den arbeid niet

te zullen ingaan en zich te zullen bepalen tot een be-
handeling der eigenlijke loontoeslagen, die de Over-
heid uit cle bespaarde steungelden beschikbaar stelt
en dus eveneen.s uit de belastingpenningen komen.
Verderop spreekt hij echter van een loontoeslag gelijk
aan de kosten der ,,overhruggingsuitkeering hij werk-
loosheid die het bedrijf zelf zou moeten betalen.”
Hieruit valt af te leiden dat hij doelt op het betalen

van premiën voor de werkloosheidsverzekering in den

geest van het wetsontwerp-Romme. Dat het geen. zin
zou hebben
.
dat de bedrijven de kosten dragen van (ie
werkloosheid die inhaerent is aan hun eigen pro-
ductie, lijkt mij in strijd met de beginselen der eco-nomie. Elke productie behoort haar eigen kosten te
dragen en alleen zeer belangrijke redenen mogen de

Overheid doen besluiten een deel dier kosten ten laste

van de openbare kassen te brengen. Zulke redenen
waren, en hiermede blijkt ook Dr. Bölger het eens te

zijn, bv. aanwezig toen het toeslagstelsel voor de
Amsterdamsche diamantindustrie werd ingevoerd
Het geven van trainingstoeslag voor vakarbeiders
die door langdurige werkloosheid bij de nieuwe werk-

methoden niet dadelijk de voIle productie kunnen
halen of zich in de fabricage van geheel nieuwe pro-
ducten moeten bekwamen, is een vorm van financie-
ring van vakopleidingskosten en staat geheel buiten
het vraagstuk der loontoeslagen.
A. KAAN.

MAANDCIJFERS.

EMISSIES IN FEBRUARI
1938.

Statsleeningen

………………..
f

507.045,-
zij
ii
de:
Denemarken:
Koninkrijk Deneinarke mm

f
12.615.0001) 4% ohl.,il
101(101%)%

………
f

507.045,-
iProv. en 0

emeentel. Leeningen 2)

….
8.235.456,25
zijn de:
Nederland
Prov. Zuid-Holland

•f 2.000.000

3%

obi.

Ii
9934%

…………..
f
1.985.000,-
(3cm. Arnhem
f
1.684.000 3)
3%

obi. it 100%

……

..973.000,-
Gemeente ‘s-Gravenha.ge
.

.

f
12.860.0004) 3% obi.
i
,, 1.773.925,-
Gem. ‘s-Hertogenbosch

f
1.500.000 3% 25-jarige
obi.

1.

993/
4
%

………-‘ 1.496.250,-
Geum. Voorburg
f2.025.000 3-334% obi.
991/%

………….

.. 2.007.281,25

Bank- en Credietinstellingen
5)

Industrieele Ondernemingen
0
)
636.000,-
zijnde:
Nedlerlaflcl:
A.andeele?1:
i)ok- en Werf.Maatsehappij
Wilton—Fijenoord N.V.
f600.000 aand.
7)
Ii
106%
f

636.000,-
Scheepvaart-Maatschappijen

………
,,

272.500,-
zijnde:
Nederland:
Obliqatiën:

N.V.

Reederij

van

-der
Schuyt f5000008)

4%
obi.

a

10034%

……..

..272.500.-
Diversen
9)

Kerkelijke Leeningen
10
)
252.400,-
zijnde:
Tederla?md:

Geref. kerk van Haarlem

f
300.000
1
1)

334%

obi.
it

100%

…………..
f

15.000.-
Geref. kemik van Flillegom
f90.00012)

334%

obi.
t

100%

…………..

…33.000.-
Geref. kerk v. Rotterdam-
Centrum

f
190.00013)
:334
0
/,
ebi. Ii 100%

….

..30.400.-
RK.

Sohoolbestuur

der
Parochie v. 0. L. Vrouw
ten

Hmnelonpeming

te
Dootiohern

f
1.20.000
334%

obi.

ti

100% ……120.000.-
Vereeniging

der

Zusters
van

Lief-de

te

Venray

f
475.00014)

334%

22-
jar.

obl.

it

100%

…….54.000.-

Totaal.
.
..
f
9.903.401,25

226

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

23 Maart 1938

/

/

/

/

1)
‘an het netto-pievenu der Ieeniin.g is een bedrag van

f
12.236.000 voor ôonversie afgetrokken. 101% houders af-
losb. obl., 101’i% vrije insohrijvors.
) Bovendien conve rsie:
Nederland:
Pro.v. Noo od -Holland
f34.883.000 3-3% obi. t 100/
4
%; Prov. Noord-Holland
f8.895.000 236% 8-jarige obl.t 1013/2% (van de totale
leeniing, groot f 14.895.000 is reeds een bedrag van
f 6.090.000 op insohrjvingsvoorwaarden geplaatst); Prov.
Zuid-Holland
f
17.048.000 3% ebl. t 100%; Gein. Haarlem f11.921.000 3% obi. t 993/2%.
Van het netto-provenu der leenileg is een bedrag van

f
711.000 voor conversie af.getrekken.
Van het netto-pro’venu der leenin.g is een bedrag van

f
11.070.000 voor conversie afgetrokken.
) Conversie:
Nederland: Obligatiën:
N.V. Bank voor
Naderlandsohe Gemeenten f8.000.000 3% obl.t 100%.
0)
Bovendien conversie:
Nederland: Aandeelen:
Dek- en
Werf-Maatschappij Wilton-Fijenoord N.V. f3.300.000 5%
oonvert. pref. aand. t 106%, met recht van voorkeur voor
houders van 5% obl. der obligatie-leening t.l.v. N.V. Wil-
ton’s Maohinefotbriek en Scheepswerf, in de verhouding 1:1.
Uitsluitend voor aandeelhouders, in de verhouding
1: 10.
Van het netto-proveuu der ]eening is ccii bedrag van
f 230.000 voor conversie afgetrokken.
Conversie:
Nederland: Obligatiëi.o.:
Vereenigiiig ,,De
Loosduinsche groentenveiling”
f
185.000 336% 10-jarige
obl. 8.
99
%%.
Bovendien con-versie:
Nederland:
Basiliek van
St. Jan, Laren, f
200
.
000
336% 40-jar. obi. 100%; Congr.
der Paters
van
het Allerheiligst Sacrament, Nijmegen, f72.000 336% 20-jar. obl.
8.
100%; S. Alphonsus.Stich-
ting, f300.000 3369
1
0
20.jar. obl.
8.
100%; Ver, van L.O.
op Geref. Grondsl., Rotterdam, f80.000
33/2%
25-jar. oh!.
8.
100% ; Ver. voor Chr. Volksondervijs, Zwolle, f87.000
334% 16-jar. eb!. t 100%.
Van het netto-provenu der leening is een bedrag van

f
285.000 voor conversie afgetrokken.
Van het netto-provenu der leening is een bedrag van
f 57.000 voor oonversie afgetrokken.
Van het netto-prevenn der leenin.g is een bedrag van
f159.600 -voor coove rsie afgetrokken.

Van de totale leeniag, groot f 675.000 is reeds een bedrag van f 200.000 op emissievoorwaarden geplaatst.
Van het netto-provenu der leening is een bedrag van

f
421.000 voor coaversie afgetrokken.
Voorts werd hier te lande de inschrijr.’ing opengesteld op
een beperkt bedrag units (depôtfracties) Trust of Bank &
Insuraace Shares
8.
pl.m. f 90.65 per 1.0 units (intro-
ductie); op een beperkt bedrag aand. Slavenbuo

g’s Bank
t 102% (introductie) ; op een beperkt bedrag eert. van 10 aand. van
$
5 General American Transportation Corp.
8.
pl.m. $ 29
1
% (
introductie); op een beperkt bedrag cert. van
1 en 5 fracties (ll
ioo
en
IiMo
depcteeniheid) Oninium van
cum. pref. aand. in Amerikaansehe ondernemingen t pl.m.
f 317 per cert. van 1 fractie en f 1.585 pel’ cao-t. van 5 frac-
ties (introductie) en op een beperkt bedrag cert. van
ll
i
no

en
51i00
depôteemheid Verdoeld-Risioo-Coinbinatie ,,Verico”-
Trust
8.
pl.m. f 306 voor
1
/„
0
en f 1423 voor
°Iloo
eenheid
(introductie)

Emissies in 1938.
(In Guldens)
Nieuw kapitaal:

Conversie:

Obligatiën

Aandeelen

Totaal

/

lan……2.461.075,-

1.740.000,-

4.201.675,-

1.076.51 50,-
lebr …..

9.267.401,25

636.000,-

9.903.401,25

1
10,140A00,-

11.728.476,25

2.376.000,-

14.104.476,25

1.l86.65/250_

OVERZICHT VAN DEN STAND DER RIJKSMIDDELEN.

Ult. Februari 1938 (in Guldens)

A1’J)EELINQ la
Dir. belastingen.
Kohieren voor den dienst
19381)

1
Bedragen,
welke zijn
1

Benaming der
Totaal
terugge-
i
geven of
I

b’

l)

.
1

middelen
bedrag
landers dan
Zuiver
bedrag
1
.a
o
wegens
i

betaling
i
op de koh. atgeschr.

Grondbelast. a)

1
5.849.041

5.849.041
7.370.47i
Inkomst.bel. b)
24.860.420 451.757
24.408.663
21.917.716
Vermogensbel. cl
.

6.773.740
37.159 6.736.581
5.757.178
Verdedig.bel. 1
3.804.1861
27.913
3.776.273
2.745.105
Bel. v. d. doode hd.
1
552.230

552.230 306.352

Totalen.
.1
41.839.6171 516.829)41.322.788)38.096.822

a)
1%
hoofdsom + 20 opcenten op de hoofdsom der ge-
bouwde eigendommen. b) Hoofdsom + 60-78 opeente.n. c) 1Ioofdsom + 75 opcenten.

1)
Voor de belastingen naar inkomen en vermogen be-staan de vermelde bedragen uit
34
gedeelte van het met
1 Mei 1938 aanvangende belasti’ngdienstjaar 193811939 en
gedeelte van het belashingd’ie.nstjaar 193711938.
2)
Voor
de belastingen naar inkomen en -vermogen bestaan de ver-
melde bedragen uit
36
gedeelte van het belastingdienstjaar
1937(1938 en gedeelte van het belastingdienstjaar 19361
1937.

A FDEELING lo
Overige middelen.

Februari
1938

Sedert

1938′

lwl’.0fl-

perfecte
f937
Benaming der middelen
Divid.- en tantièmebel. –
1.053.993
2.082.822
1.286.959
Rechten op den invoer
6.582.646
13.622.441
13.610.327 390.231
382.336
300.424
437.920
384.106
Accijns op geslacht

. . .
587.741
1.193.426
1.067.219
Accijns op wijn
91.179
123.699
76.925

Statistiekrecht

………..194.017

Accijns op gedistili.

. —
2.129.984
4.412.469
4.529.331

Accijns op zout

………..

..
1.052.131
941.691
Accijns op suiker

…..
4.353.072
9.219.087
8.767.122
Accijns op bier

………498.491

3.041.391
.
6.266.844
5.517.002
Accijns op tabak

…….
Bel, op gouden en zilverw.
39.680
81.831
73.314
Omzetbelasting

……..
6.176.272
10.533.319
9.727.283
Couponbelasting

……..
713.275 1.302.595 1.542.923
Recht, en boeten v. zegel
1
1.948.824
2
)
4.196.694 6.329.507
Recht, en boet. v. registr.
1.099.581
3.226.801
2.193.911
Recht. en boet. v. succes-
sie, v. overgang bij over-
lijden

en

v.

schenking
4.506.479
8.449.364
7.129.254
Opbrengst d. loodsgelden
61.863
127.850 140.989

Totalen ….13
3
.378.91
2
1
66.719.5241 63.720.199

1)
Hieronder begrepen wegens zegelrecht van nota’s van

makelaars en commissionnairs in effecten, enz.
f
421.047

(Beursbel.).
2)
Idem
f
856.695.

/

/
/

AANVOER VAN GRANEN.
(In tons van 1000 kg.)

Arti kelen

Rotterdam
Amsterdam
1

Totaal

13-19
Mrt. Sedert
Overeenk.
13-19
Mrt.
Sedert
Overeenk.
938
1937
1938
1Jan.
1938
tijdvak
1937
1938
1Jan.
1938
ttjdvalc
1937
,

46.411
285.218 285.125
420
2.547 12.725
287.765
297.850
4.935 43.563
74.384
– –
647
43.563
75.031
.
175
2.577 2.086
– – –
2.577
2.086

Tarwe

……………..

Mais…………….
..
313.951
296.432
83
26.941
43.748
340.892
340.180

Rogge

………………
Boekweit ………………

14.690
81.153
106.202
1.811
3.912
4.944
85.065 111.146
Gerst

………………
34.
.565

15.918
70.674
41.971 414 1.450
2.180 72.124
44.151
Haver

……………….
Lijnzaad

……………
3.008 30.626 30.663 2.528
62.680 64.067 93.306
94.780
Lijokoek ……………
2.602
20.040
11.515



20.040
11.515
Tarwemeel

………….
,

1.747
12.726 7.356
580
4.305 1.340 17.031
8.716
Andere meelsoorten
761
8.463 11.949
160
1.143 1.086
9.606 13.035

23 Maart 1938

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

227

INKOMSTEN TEN BATE VAN HET VERKEERSFONDS.

Febr. 1938
1938
1

1937

Motorrijtuigenbelasting
Rijwielbelasting
.

Totalen ………

1

1.348.9071
138931
2.855.3561
27.5671
2.555.870
-_
26.163

1.362.800 2.882.923
2.582.033

INKOMSTEN TEN BATE VAN HET GEMEENTEFONDS.

Dienst 193711938
1
Zuiver bedrag der ko- Zuiver bedrag der
hieren voor den dienst
kohieren tot en met
1936/37 tot en met de-
de maand Febr. 1938
zelfde maand van 1937

Gemeente.f.belast..
.
59.001.011
55.609.011
,

Opc. verm. t. get. v. 50
5.680.007 4.846.853

AFDEELING II. DIENSTJAAR 1937

1 Zuivere op-
1 brengstoverhet
Bedrag van de
1
tijdvak van
1
Benaming der middelen raming 1 Jan. 1937 tot en
1 met de maand
1
Febr. 1938

Grondbelasting.

(%
hoofdeom
+
20 opcenten
op de hoofdsom der gebouw-
de eigendommen.)
10.300.000
10.341.411
Inkomstenbelasting
72.000.000
71.336.044

Vermogensbelasting
18.000.000
19.648.984
8.000.000
10.331.001

Bela8ting v. d. doode hand

.
2.000.000
1.947.829
Divid.- en tantimebelasting
13.800.000
22.378.009 91.250.000 97.257.563
1.600.000
2.769.178 2.000.000
1.804.516
6.000.000
7.359.919

Verdedigingsbel.

1

………..

1.800.000
2.203.476

Accijns op

zout

…………..

Accijns op gedistilleerd
27.500.000 28.454.092

Rechten op den invoer …….
Statistiekrecht

……………

Accijns op

bier

………..
7.000.000
7.814.709

Accijns op geslacht

……….

53.000.000 55.298.709

Accijns op wijn

………….

32.500.000 35.336.082
Accijns op suiker

………..

Belast, op gouden en zilverw.

475.000 571.390
Accijns op tabak

…………

62.500.000
74.159.915
Omzetbelasting

………….
5.500.000 6.321.637
Rechten en boeten van zegel
16.400.000
32.561.391
Rechten en boeten v. registr.

11.100.000 16.646.764

Couponbelasting

………….

Rechten en boeten v. succes-
sie, v. overgang bij overlij-
den en v. schenking
40.800.000 45.030.185
Opbrengst der loodsgelden
500.000 860.794

Totalen…. 1484.025.000

1550.433.598

OVERZICHT VAN DE INKOMSTEN TEN BATE VAN

HET WERKLOOSHEIDSSUBSIDIEFONDS.

Dienst 1938
Bedrag van
raming

Zuiver bedrag
kohieren tot en
met de maand
Febr._1938

Grondbelasting (veertig ten hon-
derd van de hoofdsom wegens
gebouwde eigendommen en vijf
en twintig ten honderd van de
hoofdsom

wegens ongebouwde
9.600.000 5.282.320
Personeele belasting (tachtig ten
honderd van de hoofdsom naar

eigendommen)

…………….

den eersten, tweeden en derden
20.000.000
1.359.008

Gemeentefondsbels sting

(vijf

en
twintig opeenten op de hoofd’
15.500.000

grondslag)

……………….

Vermogensbelaisting

twee

en
twintig opcenten op de hoofd-

som)

…………………….

2.500.000

Inkomstenbelasting

(tien opcen-
som)

……………………..

ten op de hoofdsom)
4.700.000

.52.300.000
6.641.328
Totalen ……

STATISTI
J3ANKJJUUL

‘Disc.Wissels.
2

3Dec.’36
‘1BelBinnEff
.

24
3Dec.’36
jVrsch.inR.C.
24

3Dec.’36
Athene ……….
6

4
Jan.
’37
Batavia

……..
3
14Jan. ’37
Belgrado ……..
5

1Febr.’35
Berlijn ……….
4
22Sept ’32
Boekarest ……..
44
15Dec.’34
Bruss(4 ……….
2

16 Mei’35
Boedapest

……
4
28Aug.’35
Calcutta

……..
3 28Nov.’35
Dantzig

……..
4

2Jan.’37
Helsingfors ……
4

3Dec.’34
Kopenhagen

….
4
19Nov.’36

OPEN MARKT.

1938

19

14119

7112

I28Febr.!
Mrt.

Mrt.

Mrt.

5 Mrt.

1937

15(20
Mrt.

1936

16/21
Mrt.

1914

20(24
Juli

Amsterdam
Partic. disc.
11
4

11
4

11
4

11
4

114
1
..1/
31/_31
Prolong.
1
12
1
12
1
12
1
12 1
I122
214
4
-3j
4

Londen
Daggeld
12»1
1
12
.
1
1
12
1

1
12_1
‘Ii”I
1
13.1
13/4-2
Partic. disc.
171
33

17/
33

17131
17
132
1
132
°
116
17132-9116
4114.314

Berlijn
Daggeld
.
21-3
2
3
1
4
-3 218-3
1
18
2
3
14-3
1
1s
3_31
2
1
123
1
14

Maandeld
2
3
14-3
2
3
14-3
2
3
14-3
2
3
14-3
2314-3
311
4


Part, disc.
2
7
18
2118
2
7
/s
2
718
3
3
21/
5
_1/
3

Warenw.
. .
4-1
4.1/3
4.113
411
4

4_11
3

4_11
3

New York
Daggeld
1)
1
1
1
1 1
314

13142
1
13
Partic.disc.
1
12
1
12
I2
1
12
318_
1
12
116’116

1)
Koers van 18Maart en.daaraan voorafgaande wek n t(m. Vrijdag.

WISSELKOERSEN.

KOERSEN IN NEDERLAND.

Data
New
Londen
Berlijn
Parijs
Brussel
Batavia
York
)
8)
8)

)
8)
1)

15 Mrt. 1938
1.80KS

8.97%
72.424
5.46 30,36
100
16

1938
1.81%
9.00%
72.65 5.53
30.46
1009.
17

,,

1938
1.81
8.98%
72.60
5.64
30.44
10094
e

18

1938
1.81% 8.98
72.60
5.55
30.46
100%
19

,,

1938
1.81%
8.98%
72.574
5.59
30.50
l00%
21

,,

1938
1.80
,
y,
6

8.97%
72.51
5.53%
30.41
100%
Laagste d.w’)
1.79%
8.97
72.25
5.37%
30.24
99%
Hoogste d.w1)
1.81%
9.01
72.85
5.65
30.55
100%
Muntpariteit
1.469
12.1071
59.263
9.747
24.906
100

Data
Zwit-
ser and
Weenen
PraaZ
Boeka-
Milaan Madrid
1
rest
1)
)
)

15 Mrt. 1938
41.47

6.33
– –

16

1938
41.61

6.33



17

1938
41.54

6.33

18

,,

1938
41.50

6.33


19

,,

1938
41.50%

6.33


21

,,

1938
41.47%

6.34



Laagste d.w
1
)
41.35

6.274



Hoogste d.wl)
41.65

6.3711
1.40
9.60

Muntpariteit
48.003
35.007
7 .
5
711
1.488
13.094
48.52

a a
D f
Stock-
holm)
Kopen-
hagen8)
° ‘

Hel-
Buenos-
Aires’)
Mon-
treal’)

15 MrC18
46.274
40.074 45.124
3.97
47
1.80%
16

,,

1938
46.40 40.20 45.25
3.98
47
1.80
17

,,

1938
46.30 40.10 45.15 3.974
47
1.80%
18

,,

1938
46.25
40.074 45.124
3.97
47
1.80%
19

,,

1938
46.274
40.10 45.15 3.974
47
1.80%
21

,,

1938
46.25
40.074 45.124
3.974
47
1.80%
Laagste d.w
1
)
46.15
40.-
45.-
3.95
46%
1.79%
Hoogste d.w
1
1
46.45
40.30
45.35
4.01
47% 1.81%
Muntpariteit
146.671
66.671
66.671
6.2661
95%
2.1878
8) Noteering te Amsterdam.
8*)
Not, te Rotterdam. 1) Part, opgave.
In ‘t late of 2de No. van iedere maand komt een overzicht
voor va II een aantal niet wekelijks opgenomen wisselkoersen.

KOERSEN TE NEW YORK. (Cable).

Da a
Londen
(3
per
£)
Parijs
(3 p.
IOOfr.)
Berlijn

1
(3
p. 100
Mk.)
Amsterdam
(3
p. 100
gid.)

15 Mrt.

1938
4,98%
3,06%

40,17
55,50
16

,,

1938
4,96%
3,08%
40,14 55,13
17

,,

1938
4
,
9
6%8
3,09%
40,16 55,29
18

,,

1938
4,94′,(
3,06% 40,13 55,11
19

1938
4,96(
3,08
40,144
55,29
21

1938
4,96
3,04%
40,12
55,28

22 Mrt.

1937
4,88
11
/
4,59%
40,22 54,73
Muntpariteit..
4,86
3,90%
23,81%
40%

EKEN.
PN°1’U’.

Lissabon . . ..4
11 Aug.’37
Londen ……2
30 Juni’32
Madrid ……5
9Juli’35
N.-YorkF.R.B.1
26Aug.’37
Oslo ……..34
5Jan.’38
Parijs ……3
12 Nov.’37
Praag ……3
1Jan.’36
Pretoria .. .34
15 Mei’33
Rome ……..44
18Mei’36
Stockholm . .24
1Dec.’33
Tokio…. 3.285
7Apr.’36
Weenen ……34
10Juli’35
Warschau ….44
18 Dec.’37
Zwits. Nat. Bk.1425
Nov.’36

228

GROOTHANDELSPRIJZEN VAN BELANGRIJKE VOEDINGS- EN GENO

OERST
64/5

kg
MAIS
R000E
E’i.’wc

B9I1MÂ
RIJST
BOTER
per
kg.
KAAS
EIEREN
Russische
1)
Rotterdam
per 2000
kg.
74kg
Russi- Rotterdam
erlC0kg.
1

Loe:zcin
Edammer.
Alkmaar
Oem.
not
‘Heffing

noteer.
Termijn-
op
Amerik.
Mixed
notee.
op
La Plata
1)1
L)
Zie blz. 205
van E.-S. B.
loco
Rotterdam
schei)
Rotterdam
loco per
Ran’o
cv,
‘3assein
i.o.b.
Leeiwar-
der Comni.
1

Criis
1
Zuivel-
Fabr.kaas
Roermon
Eiermijn

v. 16Mrt.jl.

per2000kg.
1 of 2
mnd.
No.
2′)
per 100
kg.
i
of 2
n,nd.

.’.rOprijv
iL’;’4ed.Ct./
Not.
Noteeriug
ICentr.
gang per
exp.
50kg.
P. 100
St.

T%
f
%
t
%
t
%7
Ï

r%r
1927
237,-
110,2
171,50
89,3
176,-
87,1
12,475
102,5 13,82
5

110,1
14,75
109,3
6,83
104,5
1113
1
14
2,03 98,4

43,30
95,0
7,96 99,
1928
228,50
106,2
208,50
108,6
226,-
111,9 13,15
108,1
12,575
100,1
13,475

99,9 6,43
98,4
l0!7l/4
2,11
102,3

48,05
105,4
7,99
99,’
1929 179,75
83,6
196,-
102,1
204,-
101,0 10,87
5

89,4
11,27
5
89,8
12,25
90,8
6,34
97,0
10/6
2,05 99,4

45,40
99,6
8,11
101, 1930
111,75
52,0
118,50
61,7
136,75
67,7
6,22
5

51,2 8,27
5
65,9 9,67
5

71,7
5,09 77,9
8/5
1,66
80,5

38,45
84,4
6,72
83,:
1931
107,25
49,9 78,25 40,8
84,50
41,8 4,55 37,4 4,65
37,0
5,55
41,1
3,09
47,3
5/6
1,34
64,9

31,30 68,7 5,35
66,
1932
100,75
46,8
72,-
37,5 77,25 38,2 4,625 38,0 4,70 37,4 5,22
5

38,7 2,59 39,6
5111
5
1
‘0,94
45,6

22,70
49,8 4,14
51,
1933
70,-
32,5 60,75
‘31,6
68,50
33,9 3,55 29,3 3,75
29,9
5,02
5

37,2
1,84
28,2
415
1
12
0,61
29,6
0,96 20,20
44,3
3,71
46,
1934
.-
75,75
35,2
64,75
33,7 70,75 35,0 3,32
5

27,3 3,25
25,9
3,67
5
27,3
1,74
26,6
4)73/4

0,45 21,8
1,-
18,70
41,0 3,45
43,’
1935
68,-
31,6
56,-
29,2
61,25
30,3 3,07
5

25,3
3,87
5

30,9
4,125
30,6
2,07 31,7
5/8′!,
0,49
23,7

0,99
14,85
32,6
3,20
39,
1936
M
86,-
40,0
74,50
38,8
74,-
36,6
4,27
5

35,1
5,75 45,8 6,275 46,5 2,19
33,5
51711
2

0,58
28,1
0,88
5

17,55
38,5 3,50
43,’
1937 137,75
64,0
105,75
55,1
III,-
55,0
8,95 73,6 8,02
5

63,9
8,92
5

66,2 2,70
41,3
61-
0,78 37,9
,

0,67
19,75
43,3 3,96
49,

Jan.

1937
1-
0
132,-
61,4 99,75
52,0
97,50 48,3
7,975
65,5 8,07
5

64,3
8,40
62,3
2,74
41,9
6/1
1
!,
0,66
32,0 0,85
17,075
37,5 3,45
43,’
Febr.

,,
Maart
Z
129,-
60,0
102,-
53,1
100,50
49,8 8,72
5

71,7 7,92
5

63,1
8,25
611
2,62
40,1
5110
1
1
4
0,69 33,4
0,80
18,75
41,1
3,81
47,,
133,-
61,8
104,25
54,3
106,-
52,5 9,02
5

74,2
8,72
5

69,5
9,15
678
2,57 39,3
5j9ij
4

0,68
33,0
0,80
18,82
5

41,3 3,86
48,
April

,,
149,75
69,6
110,75
57,7
115,-
56,9
10,-
82,2 9,40
74,9
10,175
75,4
2,72 41,6
61-
3
14
0,69
33,4 0,80
16,45
36,1
3,05
38,1
Mei

,,
144,50
67,2
107,-
55,7
110,-
54,5
10,-
82,2
8,925
71,1
9,725
72,1
2,64 40,4
5110
1
12
0,71
34.5 0,72
5

17,325
38,0
2,89
36,’
Juni
,
148,75
69,2
99,-
51,6
105,-
52,0
10,15
83,4 7,52
5

59,9
8,95
66,3
2,63
40,3
5110
1
14
0,74 35,9
0,70
19,82
5

43,5
2,98
37,
Juli



149,25
69,4
108,25
56,4
III

55,0
9,85 81,0
8,57
5

68,3
9,975

73,9
2,68 41,0
51111)4
0.77 37,4
0,68
20,15
44,2
3,74
46,1
Aug.
136,50
63,5
106,50
55,5
1 12-
55,4
9,30
76,4
7,82
5

62,3
9,22
5

68,4 2,86 43,8
614
0,78 37,9 0,64
21,50
47,2
3,84
47,1
Sept.

,
129,50
60,2
107,-
55,7
122,-
60,4 9,22
5

75,8 7,55
60,1
8,52
5

63,2 2,96
45,3
617
0,85
41,3
0,52
5

21,-
46,1
4,69
58,.
Oct.
u.
136,25
63,3
109,-
56,8
114,75
56,8 8,57
5

70,5
7,62
5

60,7 8,50 63,0 2,96
45,3
617
114
1,-
48,5
0,42
23,-
50,5 4,99
62,
Nov.
Dec.
0
133,50
62,1
106,25
55,3
116,-
57,4 7,22
5

59,4
7,10
56,5 8,125 60,2
2,53
38,7
5/71/2

0,96
46,6
0,46
22,20
48,7
4,99
62;
,,
130,25
60,6
110,-
57,3
120,75
59,8
7,30 60,0 7,05
56,1
8,025
59,5
2,43 37,2
5/5
0,84 40,8
0,60
20,80
45,6 5,24
65,

Jan.

1938
137,-
63,7
113,75
59,2
117,25
55,0
7,65 62,9
7,45
59,3
8,40
62,3′
2,35
36,0
513
0,80
38,8
0,61
5

21,45

47,1
4,15
51,
Febr.

,,
135,75
63,1
106,-
55,2
110,75
51,9
7,60
62,5
7,27
5

57,9
8,30 61,5 2,39
36,6
514
0,81
39,3 0,65 22,12
5

48,5 3,65
45,
1.8 Mrt.

,
132,50
61,6
102,75
53,5
106,50
49,9
7,375

60,6
7,02
5

55,9
8,05
59,7 2,37
36,3
5131/
0,82 39,8
0,65
21,50
47,2 2,95
36,1
8-15
132,50
61,6
103,-
53,6
108,-
50,6
7,17′
59,0 6,77
5

53,9
7,85
58,2
2,34
35,8
512:11
4
0,82 39,8 0,65
22,50
49,4
2,90
36,:
15-22

,,

,,

132,-
61,4
105,25
54,8
III,-
52,1
6,97
5

57,3
6,62
5

52,7
7,55 56,0 2,36
36,1
513
0,84
40,8
0,50
22,25
48,8 2,75
34,

JUTE
KATOEN
AUSTRALISCHE WOL
JAPAN. ZIJDE
RUBBER
,,First Marks”
c.i.f. Londen
in olie gekamd; loco Bradford per Ib.
13/14 Dernier
Stand. Ribbed
Middling Upland
Super Fine
ci.
Crossbred Colonial
Carded 50’s ‘Av.
,
erino

S

V.
per Eng, ton
loco
New York per Ib.
Oomra
Liverpool per Ib.
wit Gr. D. te
New York per Ib.
Smoked Sheeta
loco Londen p. It
HerI.Ned.Ct.I Not.
Herl.Ned.Ct./
Not.
Herl.Ned.Ct./
Not.
Herl.Ned.Ct.
Not.
Herl.Ned.Ct.
Not.
Herl.Ned.Ct.j
Not.
Herl.Ned.Ct.
Not

1927
t
442,38
%
103,4
£
36.101-
cts
43,8
%
93,1
$cts.
17,60
cts.
36,7
%
102,1
pence
7,27
cts.
133,8
%
96,8
pence
26,50
cts.
244,9

%
104,8
pence
48,50
t
13,55
%
105,8
“j
5,44
ets.
93
%
140,2
peni
18,5
1928
445,89
104,2
36.16111
49,8
105,8
20,-
37,9
105,5
7,51
153,8
111,2
30,50
259,7
/
111,1
51,50
12,60
98,4
5,07
54
81,4
10,7,
1929
395,49
92,4
32.1413
47,6
101,1
19,10
33,2 92,4 6,59
127,2
92,0
25,25
196,5
84,1

39-
12,28
95,9
4,93
52 78,4
10,2

1930
257,97 60,3
21.619
33,6
71,4
13,50
19,7
54,8 3,92
81,9
59,2
16,25
134,8
57,7 26,75 8,50 66,4 3,42
30
45,2
5$
1931
=
192,15
44,9
17.117 21,1
44,8
8,50
20,1
55,9 4,28
60,9
44,0

109,0 1
46,6
23,25
5,97
46,6
2,40
15
22,6
3,1:
1932
“S
146,86
34,3
16.181-
15,9
33,8 6,40
19,5
54,3 5,39
42,5
30,7
11,75
79,7
34,1
22,-
3,87
30,2
1,56
12
18,1
3,3
1933 1934
<
Z
128,63
30,1
15.1212 17,4
37,0 8,70
16,8
48,8
4,91
48,9′
35,4
14,25
96,9
41,5
28,25
3,21
25,1
1,61
Ii
16,6
3,2,

1935 115,85
27,1
15.9/9
18,3
38,9
12,30
13,6
37,8 4,37
51,4
37,2
16,50
95,8
t
41,0
30,75
1,92
15,0
1,29
19
28,6
6,2,

1936 134,52
31,4
18.1118 17,6
37,4
11,90
17,7
49,3
5,87
42,2 30,5

84,5
36,2
28,-
2,41
18,8 1,63
18
27,1
6,-

1937
u
142,61
33,3
18.618
19,0
40,4
12,10
18,2
50,7
5,60
54,3 39,3
16,75
108,6
46,5
33,50
2,71′
21,2
1,73
25
37.7 7,7
183,46
42,9
20.8/4
20,8
44,2
11,44
20,0
55,7
5,34
89,0
64,4
23,75
132,7
56,8
,
35,50 3,30
25,8
1,86
5

.36
54,3
9,5

Jan.

1937
166,88
39,0
18.1216
23,7
50,4
13,-
22,0 61,2
5,88 88,2
63,8
23,75
141,9
60,7
38,-
3,92
30,6
2,145
38′
57,3
10,3
)ebr.
0
169,23
39,5
18.18/2 24,0
51,0
13,15
21,8 60,7
5,85
85,6
61,9
23,-
133,6
i
57,2
35,75
3,53
27,6
1,93
40


60,3
10,5
Maart


174,86
40,9
19.911
26,6 56,5
14,45
23,3
64,8
6,25
88,6
64,1
‘23,75
138,9
1

59,4
37,25
3,59 28,0
1,96
44
66,3
12,-
April
Z
189,96
44,4
21.313
26,0
55,2
14,35
23,1
64,3 6,16 96,5
69,8 25,75
144,9
62,0
38,75
3,56
27,8
1,95
44
66,3
11,6
Mei

201,20
47,0
22.716
24,3
51,6
13,35
22,7 63,2 6,04 97,4 70,4
26,-
142,9
.
61,1
38,25
3,25 25,4
1,78
5

38
57,3
10,3
Juni
186,90
43,7
20.16/7
22,9
48,6
12,60
22,3
62,1
5,96
95,6
69,1
25,50
140,2
60,0
37,50
3,28 25,6
1,805
36 ‘54,3
“96:
Juli

,,
u
189,87
44,4
21.113
22,4
47,6
12,32
21,5 59,8
5,71
95,8
69,3
25,50
142,2
60,8 37,75
3,42
26,7
1,885
34
51,3
9,1:
Aug.


188,67
44,1
20.1716
18,8
39,9
10,35
19,6
54,5
5,19
98,9
71,5
26,25
145,0

62,0
38,50′
3,30 25,8
1,82
33
49,7
8,8′
Sept.
-.
186,01
43,5
20.1413
16,3
34,6
9,-
17,4
48,4
4,64
94,1 68,1
25,25
131,3
56,2
35,-

3,19 24,9
1,76
34
51,3
9,-
Oct.,,
Nov.

188,16
44,0
20.1918
15,2
32,3 8,42
15,5
43,1
4,15
83,6
60,5
22,50
117,7
50,4
31,50
3,02
23,6
1,67
30
45,2
8,-.
185,91
43,4
20.12110
14,4
30,6
7,99
15,2
42,3 4,04
74,6
54,0
20,-
103,9
44,5
27,75
2,86
‘22,3
1,58
5

27
40,7
7,1
Dec.
0
173,86
40,6
19.71-
14,9
31,6
8,28
15,5 43,1
4,15
69,5
50,3
18,50
110,1
47,1
29,50
2,71
21,2
1,505
28
42,2
7,3′

Jan.

1938
0

168,56
39,4
18.15/8
15,4
32,7
8,56
15,9
44,2 4,26 67,3 48,7
18,-
101,2

43,3
27,-
2,69
21,0
1,495
26
39,2
7,-
1lebr.

,,
166,62
38,9
18.1117
16,1
34,2 9,00
16,5
45,9
4,41
63,9
46,2
17,-
98,1
,
42,0
26,25
2,78 21,7
1,555
27
40,7
7,1
1-8 Mrt.

,,
165,90
38,8
18.10/-
16,4
34,8 9,16
16,5.
45,9 4,42 59,8 43,2
16,-
99,0
42,4
26,50
2,81
21,9
1,57
5

26
39,2
7,-
8-15

,,


166,48
38,9 18.11/3
16,1
34,2 8,94
16,3
1

45,4
4,35
60,7 43,9
16,25
99,0
42,4
26,50
2,86
22,3
1,595′
26
39,2
7,-
15-22
167,28
39,1
18.1216
15,8
33,5
8,73
16,4
1

45,6 4,38 61,7 44,6
16,50
99,2
42,4
26,50
2,89
22,6
1,605
25
37,7
6,71;

1.
KOPER
Standaard
Loco Londen
per Eng, ton

LOOD
gem. prompt en
1ev. 3 maanden
Londen per Eng.ton

TIN
L

nd ,,
E
0
tn
p
r

ng.

IJZER
Cleveland No.
3
‘franco Middlesb.
per Eng, ton

GIETERIJ-IJZER
(Lux III)
per Eng, ton
f.o.b. Antwerpen’

ZINK


gem. prompt en
1ev. 3 maanden
Londen p. Eng, ton

1
Herl.Ned.Ct.1

ZILVER
cash Londen
per Standard
Ounce
ii’ïNed.Ct./
Not.
Herl.Ned.Ct.
“N’t”
Herl.Ned.Ct./
Not.
Herl.Ned.Ct.l
Not.
Herl.Ned.Ct.Iit”
Not.
H
er
l.Ned.Ct.1
Wi
t
%
£
/
%
£
.

f
%
£
f
%
sh.
f
%
Sh.
/
%’
£
cts.
%
pem
1927
675,10
85,9
55.13111
295,75
106,5
24.811
3503,60
120,6
289.1/5
44,10
104,7
7219
39,10
98,9
6416
345,40
108,8
28.9111
132 101,5
26
1
/i
1928
771,20
98,1
63.14/9
256,15
92,2
21.314
2749,50 94,6
227.418
39,85
94,6
65/10
37,90
95,9
6218
305,75
96,4
2
5
.5/5
135 103,8
26’/t
1929
1930
912,55
116,1
75.9/7
281,10
101,2
23.4/11 2465,65
84,8
203.18!lO
42,45
100,8
70/3
41,55
105,1
68/9
300,80
94,8
24.17/8
123
94,6
24
7
/,
.
661,10
84,1
54.1317
218,70
78,8
18.115
1716,20
59,1
‘141.1911
40,50
96,1
67/-
35,95
91,0
5916
203,55
64,1
16.1619
89
68,5
1711/
1931

431,85 54,9
38.7
1
9
146,60
52,8
13.-/7
1332,55
45,9 118.9
1
1
33,-
78,3
58
1
8
28,90
73,1
51
1
5
140,05
44,1
12.8
1
11
69
53,1
Il
5
/s
1932
275,75
35,1
31.1418
104,60
37,7
12.-/9
1181,30
40,6
135.18110
25,40
60,3
5816
2,20
56,2
5111
118,95
37,5
13.13110
64
49,2
17″)
1933
268,40
34,1
32.1114
97,25
35,0
11.1611
1603,50
55,2
194.11/11
25,55 60,6
62/-
21,-
53,1
51
1

129,80
40,9
15.14
1
11
62
47,7
l8’/
1934
Li

226,80
28,8
30.6
1
5
82,65
29,8
11.1
1

1723,15
59,3
230.7/
5

25,-
59,3
66/11
20,2S
51,2
54/1
I03,OS
32,5
13.15/6 66
50,8
2111
4

1935
230,95
29,4
31.18
1
1
103,40
37,2 14.5
1
8

1
634,2
5
56,2
225.14
1
5
24,70 58,6
68
1
2
20,25
51,2
56/-
102,65
32,3
14.3
1
6
87
66,9
28
15
/
1936
298,75 38,0
38.811
137,15
49,4
17.1217
1592,-
54,8
204.1218
28,40
67,4
73/-
22,40 56,7
5717
116,55
36,7
14.1917
65
50,0
20
1
11
1937
cz
488,55
62,1
54.813
208,95
75,3
23.516
2176,70
74,9
242.7110
41,30
98,0
91/11
47,10
119,2
10511
199,80
63,0
22.414
75
57,7
20/
1

Jan.

1937

461,70
58,7

5
1.10/8
244,05
87,9
27.4
1
10
2060,25
70,9
229.1819
36,30
86,2
81
1

34,20
86,
5

76
1
4
188,60
59,4
21.

/11
78
60,0
207/
Febr.

Maart
1
522,10
66,4
58.712
248,-
89,3
27.1414
2080,65
71,6 232.1113
36,25
86,0
811-
34,75
87,9
7716
219,45
69,2
24.1018
75
57,7
20
1
/

April

Z
638,40
81,2
71.9/6
292,95
105,5
32.161-
2498,25
86,0
279.141- 36,15
85,8
811-
48,20
122,0
10811
289,65
91,3 32.818
77
59,2
20
11
1
559,70
71,2
62.716
235,50
84,8
26.4110
2404,95
82,8
268.-/-
36,35
86,3
811-
54,25
137,3
120111
238,65
75,2 26.615
78
60,0
20
1
5/
Mei

z
545,95
69,4′ 60.15/-
214,95
77,4
23.1815
2256,45
77,6
251.21-
36,40
86,4
811-
59,65
150,9
13219
209,35
66,0
23.5111
76
58,5
20511
Juni


499,70
63,6
55.1315
205,40
74,0
22.1718
2245,10
77,3
250.216′
36,35
86,3
811-
60,60
153,3
1351-
194,55
61,3
21.13/5
75
57,7
20
Juli
510,10
64,9
56.1113 213,70
77,0
23.13111
2365,20
81,4
262.51-
45,55
108,1
1011

59,60
150,8
13216
205,75
64,8
22.1316
75
57,7
20
Aug.

,,
Z
517,
55

‘65,8
57.6
1

205,25
73,9
22.14
1
6
2388,50
82,2
264.9
1

45,60
108,2
101
1

48,60
123,0 109
1

215,35
67,9
23.16
1
8
75
57,7
191/,
Sept.

474,25
60,3
52.15111
187,55
67,5
20.1718
2323,10
79,9
258.1216
45,35
107,6
1011

44,65
113,0
99/5
191,80
60,4
21.711
74
56,9
19
7
1,
Oct.

u_
413,15 52,5
46.1111
164,80
59,4
18.718
2036,85
70,1
227.51-
45,25
107,4
101/-
42,30
107,0
94/5
162,05
51,1
18.117
75
57,7
20
Nov,


Dec.
0
357,50
45,5
39.1319
150.10
54,1
16.1313
1726,80
59,4 191.141-
46,85
111,2
104/

39,85
100,8
86/5
143,20
45,1
15.17111
74
56,9
19U/
362,70
46,1
40.712
14′,,90
52,2
16.216
1734,45
59,7
193.-!-
49,-
116,3
1091-
38,80
98,2
8614
.139,

43,8
15.915
70
53,8
18
5
18
0
Jan.

1938
Febr.
Z

367,75
46,8
40.1916
143,50
51,7
15.1919
1640,65
56,5
182.16/

48,90
116,1
109
1

36,50
‘92,4
81
1
4


134,05
42,2 14.18
1
9
74
56,9
1913
1

353,70 45,0
39.8
1
9
137,35
.49,5
15.6
1
3
1642,15
56,5
183.1/11
48,90
116,1
1091-
33,45 84,6
7416
128,85
‘40,6
14.714
75
57,7
20
3
/1
1

8 Mrt.

0
359,80
45,8
40.216 137,60
49,6
15.6111
1662,35
57,21
185.716
.
48,85
115,9
1091

31,40
79,5
701

126,95
40,0
14.312
76 58,5
20
1
/
8

15′

,,

,,
360,45
45,9
40.319
141,25
50,9
15.151

1639,05
56,4
.l82,15/
48,90
116,1
1091

31,95 80,8
7113
128,35
40,4
14.613
76 58,5
20
5/1
15-22

,,

,,
362,30
46,1
1
40.716
153,70
55,4
17.216
1655,65
57,01
184.101-
48,90

11
6,
1

109/

31,95
.80,8
7113
133,50
42,1
14.1746
76
58,5
201

)DELEN EN GRONDSTOFFEN.
(Indexeijfers gebaseerd op
1927 t/m 1929 = 100).

GE-
SLACHTE
GE-
SLACHTE
DEENSCH
BACON
BEVROREN
ARG. RUND-

CACAO G.F. KOFFIE
Loco R’damjA’dam
SUIKER
Witte krist.-
THEE N.-Ind thee-
RUNDEREN
VARKENS
middelgew. No. 1
VLEESCH
Accra per 50 kg
per ‘Is kg. suiker loco
veiling A’dam
o
(versch)
oer 100 kg
(versch) oer 100 kg
Londen per cwt.
Londen per 8 lbs.
c.i.f. Nederland
Rotterdam/
Amsterdam Gem.Java- en Sumatrathee
Robusta
Superior
,

HerLNed.Ct.
Not.
Herl.Ned.Ct.

Not.
Herl.Ned.Ct.I
Not.
totterdam
totterdam
Santos
per 100kg.
per’I,kg.

t
%
T
iiT
ets.

%
cts.
%
1927




65,15
97,8
1076
2,73 92,2
416
41,21
119,4
68/-
46,87
5

95,5
54,10 91,4
19,12
5

119,6
82,75
109,2
101,3
1928
93,-
98,2
77,50
90,8
66,80
100,3
11015
3,03
102,4
51-
34,64
100,4
5713
49,62
5

101,1
63,48
107,3
15,85
99,1
75,25 99,3
102,2
1929
96,40
101,8
93,125
109,2 67,81
101,8
11212
3,12
105,4
512
27,70
80,2
45110
50,75
103,4
59,90
101,2
13,-
81,3
69,25
91,1 94,7
1930
108,-
114,0
72,90
85,5
57,19
85,9
94/7
2,97
100,3
4111
21,04
61,0
34111
32
65,2 38,10
64,4
9,60 60,0
60,75
80,2
72,1
1931
88,-
92,9
48,-
56,3
35,72 53,6
6316
2,44 82,4
414
13,84
40,1
2417
25
50,9
27,10 45,8
8,-
50,0 42,50
56,1
53,3
1932
61,-
64,4 37,50 44,0
25,46
38,2
58/7
1,70
57,4
3111
11,77
34,1
2711
24
48,9
30,04
50,8 6,32
5

39,6
28,25
37,3
43,0
1933
52,-
54,9 49,50 58,0 30,74 46,2
7417
1,54
52,0
319
9,30 26,9
2217
21,10
43,0
22,83
38,6 5,32
5

34,5 32,75 43,2 37,0
1934
61,50
64,9 46,65 54,7
32,94
49,5
8811
1,42
48,0
3/9
1
1,
8,15
23,6
21110
16,80
34,2
18,40
31,1
4,07
5

25,5
40
52,8
34,9
1935
48,125
50,8
51,625
60,5
32,-
48,1
8815 1,19
40,2
3/3
1
),
8,15 23,6
2216
14,10
28,7
15,21
25,7
3,85
24,1
34,50
45,5 32,5
1936
53,42
5

56,4 48,60 57,0
36,37
54,6
9316 1,48
50,0
3/9
1
),
12,05
34,9
3014
13,62
5

27.8
16,87
5

28,5
4,02
5

25,2
40
52,8
39,2
1937
71,27
5

75,3
61,85
72,5
42,27
63,5
9411
1,90
64,2
413
17,35
50,3
318
16,62
5

33,9 22,37
5

37,8
6,22
5

38,9
53,50
.70,6
53,6

an.

1937
64,60 68,2 52,75 61,8
41,22 61,9
921-
1,81
61,1
41_
1
12
24,50 71,0
5418
16,75
34,1
22,12
5

37,4
5,575

34,9 50,50 66,7 52,0
ebr.
64,175
67,8 53,325 62,5
38;49 57,8
86/-
1,80
60,8
41-14
21,09
61,1
4712
18,25
37,2
24
40,6 5,72
5

35,8 53,50 70,6 52,4
taart
66,15 69,9 54,82
5

64,3
39,83 59,8
8912
1,67
56,4
31814
23,-
66,7
5116
18
36,7
23,80 40,2 6,10
38,1
55
72,6
53,7
pril
71,-
75,0
56,25
65,9
42,32 63,6
9413
1,72
58,1
3110
20,83
60,3
4615
17,87
5

36,4
23,375
39,5
6,12
5

38,3 54,25
71,6
54,4
ei

,,
73,325
77,4
56,75
66,5
42,71 64,1
951-
1,90
64,2
412(4
17,30
50,1 3816
17,50
35,7
23
38,9 6,07
5

38,0
55
72,6
53,6
uni

,,
80,25
84,7
55,75
65,3
39,87
59,9
88110
2,04
68,9
4/6
1
/,
15,66
45,4
34111
17,50
35,7
23
38,9 6,525
40,8
50,50
66,7 52,7
uh
78,45
82,8 60,85
71,3
42,63 64,0
9416 1,97
66,6
41411
2

16,46
47,7
3616
17,50
35,7
23
38,9
6,57
5

41,1
55
72,6
55,1
ug.
77,87
5

82,2 67,87
5

79,6
46,32 69,6
10216
2,13 72,0
4/8
1
(
17,61
51,0
39/-
17
34,6
23
38,9 6,50
40,6
54,75 72,3
55,3
ept.
72,42
5

76,5
69,20
81,1
46,17 69,3
102110
1,96
66,2
4(4
1
(,
15,97
46,3
3517
16,75
34,1
23
38,9
6,32
5

39,6
56

.
73,9
55,1
Ict.

,,
69,97
5

73,7 70,20 82,3
43,70 65,6
9716
1,91
64,5
4/3
12,55
36,4
281-
15,75
32,1
22,87
5

38,7
6,40
40,0
55,25
.72,9
55,0
0v.

,,
68,17
5

72,0
72,37
5

84,8
40,77
61,2
9016 1,95
65,9
4/4
12,18
35,3
27/1
13,50
27,5
20
33,8 6,425
40,2
53,75
71,0 52,2
)ec.

,,
68,95
72,8
72,15
84,6
43,23
64,9
9612 1,92
64,9
4/3
1
1,
11,07
32,1 2418 13
26,5
17,25
29,2 6,40 40,0
47,75
63,0 51,0

an.

1938
70,825
74,8 70,37
5

82,5 43,54
65,4 971-
1,96
66,2
4/41/2

12,18
35,3
2712
13
26,5
16,10
27,2
6,175 38,6 51,25
67,7 51,3
ebr.

,,
70,25 74,2
68,75
80,6 43,95
66,0
98/-
2,08
70,3
4/7
1
/,
12,44
36,0
2719
13
26,5
16
27,0
5,40
33,8 50,25
66,3
50,5
1 Mrt.
69,-
72,9
67,-
78,5 45,74 68.7
1021-
2,00
67,6
4/5
1
/,
13,90
40,3
311-
13
26,5
16
27,0 5,12
5

32,0 50,25
66,3
49,5 5

,,

,,
69,-
72,9
65,50 76,8 45,73 68,7
1021-
1,96
66,2
414
1
1
13,90
40,3
311-
13
26,5
16
27,0 5,12
5
1
32,0
1

50,75
67,0 49,3
2

,,
69,30
73,2
66,50 78,0
45,93 69,0
1021-
1,93
65,2
413
5
1
13,35
38,7
2919
13
26,5
15
25,4
5,-
1

31,3
1

50,75
67,0
48,9

-.
ORENENHOUT
Zweedsch ongesor-
teerd 2
1
1
x
7
per standaard

VUREN-
HOUT
basis 7″ f.o.b.
Zweden/Fini.
perstandaard
van 4.672 M’.

KOE-
HUIDEN
Gaat,open kop
57-61 pond
Veilng te
Amsterdam

COPRA
Ned.-Ind.
f. rn.s.
per 100 kg
Amsterdam

i
______________________

GRONDNOTEN
Gepelde Coromand’el,
per longton
c.i.f. Londen

,
LIJNZAAD
La Plata
loco
Rotterdam
per 1000 kg.’)
GOUD
cash Londen per ounce line

Hen. Ned.Ct,I

Not,

1-

,’
IE

EO
o

O
o
e

HerI. Ned. Ct.
I

Not,
hen. Ned. Ct.
Not,
%
£
7
T
%
1927
230,28
100,1
19.-(-
160,50
105,1
40,43
100,9
32,625
106,5
266,03
106,4 21.18111
185,-
95,0 51,50
100,1
851-
105,3
104,4
124,1
1928
229,90
100,0
19.-)-
151,50
99,2
47,58
118,7
31,87
5

104,1
254,10
101,6
21../-
185,25
95,1
51,45
100,0
851-
102,0 100,2
94.6
1929
229,71
99,9
19.-)-
146,-
95,6 32,25 80,5 27,37
5

89,4
230,16
92,0 19.-19
214,-
109,9
51,40 99,9
85/-
92,1 95,4 84,5
1930
218,43 95,0
18.112
141,50
92,7
25,36
63,3 22,62
5

73,9
175,55
70,2
14.1014
181,75
93,3
51,40 99,9
851-
69,6
75,1
60,0
1931
187,88
81,7
16.141-
110,75
72,5
18,65
46,5
15,375
50,2
136,69 54,7
12.2111
95,50 49,0
52,-
101,1
9215
41,6
54,6
44,1
1932 136,14
59,2
15.13/4
69,-
45,2
11,15
27,8
13,-
42,4
130,52
52,2
15.-/4
70,-
t

35,9 51,25
99,6
1181-
35,1
43,0 38,4
.1933
136,48
59,3
16.1112
73,50
48,1
13,26
33,1
9,30
30,4
90,39
36,1
10.1914
75,50
!

38,8 51,35
99,8
12417
33,1
39,0
34,5
1934
134,02
58,3
17.1814
76,50
50,1
12,07
30,1
6,90
22,5
71,90 28,7
9.1213
72,75 37,3
51,50
100,1 13718
31,6 37,3 36,5
1935
127,91
55,6
17.1314
59,50
39,0
12,54
31,3
9,15
29,9
104,26
41,7
14.81-
.67,25
34,5 51,50
100,1 14212
32,2
37,0
34,8
1936
139,98
60,9
17.19110
78,25 51,3
15,40
38,4
11,90
38,9
113,49
45,4
14.1119
85,-
i

43,6 54,60
106,1 14014
39,0
42,2
40,7
1937
205,35 89,3
22.1712
132,25
86,6 23,35
58,2
15,22
5

49,7
127,81′
51,1 14.418
110,50
56,8
63,20
122,8
14019
53,4 57,8 56,3

an.

1937
181,-
78,7
20.41-
118,75
77,8
21,50
53,6
20,62
5

67,3
145,04
58,0
16.319
102,75
52,8
63,45
123,3
141/8
55,1
56,4
58,5
ebr,

,,
187,95
81,7
21-/-
125,-
81,9 22,75
56,8
17,95
58,6
132,01
52,8
14.151-
99,25
51,0 63,60
123,6
14211
54,1
57,0
59,5
taart

,,
201,84
87,8
22.121-
135,.-
88,4
25,-
62,4
18,05
58,9
137,54
55,0
15.81- 106,75
54,8
63,60
123,6
14214
57,5 61,5 64,8
pril
208,79 90,8
23.51-
135,-
88,4 28,50
71,1
16,875
55,1
138,95
55,6
15.918
114,50
58,8 63,45
123,3
14115
59,3
30,4
63,6
tel
211,29
91,9
23.101-
137,-
89,7
26,25
65,5
14,95
48,8
127,60
51,0
14.41- 112,50
57,8
63,15
122,7
14018
56,1 60,2 58,2
uni.

,,
211,01
91,8
23.10/-
137,50
90,1
24,25 60,5
14,325
46,8
130,85
52,3
14.1117
110,50
56,7 63,10
122,6
140174
54,8 59,0
56,1
Lili

,,
212,-
92,2
23.101-
136,25
89,5

59,9
14,525
47,4
137,65
55,0
15.514
113,-
58,1
63,15
122,7
1401-
55,2 60,2
56,3
ug..

,,
212,40 92,4
23.101-
135,-
88,4

62,4
13,95
45,6
t

126,66
50,6
14-16
115,-
59,1
63,05
122,5
139/7′
53
1
7
59,2
55,3
ept.


211,08
91,8
23.101-
135,–
88,4
25,-
62,4
13,15
42,9
120,84
48,3
13.911
115,25
59,2
63,05
122,5
14014
52,4
57,9
55,3
ct.

,,
210,65
91,6
23.101-
135,-
88,4
23,-.
57,4
13,50
44,1
121,70
48,7
13.1117
116,75
59,9
63,-
122,4
140164
50,4
56,1
51,2
bv.

,,
209,46
91,1
23.51-”
132,50
86,8

44,9
12,50
40,8
/

109,57
43,8
12.313 110,50
56,7 63,10
122,6
140114
41,7 53,2 46,7
)ec,

.,
206,69
89,9
23.-)-
125,-
81,9
17,-
42,4
12,37
5

40,4
1

105,31 42,1
11.1415
109,75
56,3
62,85
122,2
139(10
44,9 51,8
46,3

an.

1938
203,65
88,6
22.1319
123,-
80,6

47,4
11,875
38,8
99,85
39,9
11.216
109,75
56,3 62,65
121,8
13917
44,4
52,0 44,7
‘ebr.

,,
199,56
86,8 22.51-
122,50
80,2
17,-
42,4
10,95
35,8
95,86
38,3
10.1319
108,-
55,5
62,70
121,9
139/94
43,4 51,0

.44,3
t
Mrt,
197,30
85,8
22.-/-
122,50
80,2
17,_*

42,4
10,75
35,1
94,16
37,6
10.101-
108,50
55,7
62,65
121,8
139/84
42,9
50,4
43,5
5
197,29
85,8
22-1-
122,50
80,2
17,_*

42,4
10,75
35,1
94,17
37,7
10.101-
107,-
55,0
62,65
121,8
139/8
42,9 50,4 43,5
f2
198,11 86,1
22.-(-
130,-
85,1
I7,-
42,4
11,75
38,4
93,10
37,2
10.7/6
105,25
54,1
62,80
122,1
139/114
43,5
50,6
‘43,3

1 Maart kwam nog geen noteening tot stand. Voor de continuïteit is de laatste noteering aangehouden.

ËÏ’NIOLEN
Westf./Hohh.
PETROLEUM
Mid. Contin. Crude
BENZINE
Gulf Exp. 64/66°
KALK-
SALPETER
ZWAVELZURE
CEMENT
levering bi)
ST
E EN EN

S
bijinenmuur buitenmuur
bunkerk. ongez,
33 tjm. 33.9
0

s.
g.
per
franco schip
AMMONIAK
50 ton franco
‘o 02
f.o.b. R’dam/
te N.-York P. barrel
U.S.
gahlon
Ned.perlookg
franco
schip
voor den wal
p. 1000
stuks
p. 1000
stuks
S
A’dam per
bruto
Ned, per 100kg
Rotterdam
Rood en
Klinkers en
Henl.Ned.Ct.I
Not.
Herl.Ned.Ct.I
Not,
1000
kg.
Boeregrauw
l’lardgrauw
o,
_
%
T-T-
T7
%
rr
1927
11,25
103,1
3,21
103,6
1,28
37
128,0 14,86
11,48
102,6
11,44
102,5

18
,-
99,0
13,65
104,3 16,50
88,4
105,1
105,2
1928 10,10
92,5
2,99
97,1 1,20
24,85 85,9
9,98
11,48 102,6
11,08
99,3
18,-
99,0
13,60
104,0 19,50
104,5
98,5 99,0
1929
11,40 104,4
3,06
99,4
1,23
24,90
86,1
hO
10,60
94,8
10,96
98,2
18,55
102,0
12,-
91,7
20,1
107,1
98,5 95,9
1930
11,35
104,0
2,76
89,6
1,11
21,90
75,7
8,81
9,84 88,0
10,55
94,5
18,55
102,0
II,-
84,1
19,-
101,8
83,3
71,1
1931
10,05
92,1 1,42
46,1
0,57
12,38
42,8 4,98
8,61
77,0
7,73 69,3
16,55
91,0
10,-
76,4
15,50
83,0
61,9
55,4
1932

73,3
2,01
65,3
0,81
11,99
41,5
4,53
6,15 55,0
4,20 37,6
12,-
66,0
8,50 65,0
II,-
58,9
49,6
43,0
1933
7,-
64,1
1,14
37,0 0,57
9,24
32,0 4,63
6,18
55,2
4,63 41,5
II,-
60,5 8,75
66,9
10,50
56,2
48,4
40,3
1934
6,20 56,8
1,40
45,5 0,94
7,18
24,8 4,84
6,11
54,6
4,70
42,1
11,25
61,9
7,-
53,5
8,50
45,5
44,8 38,8
1935
6,05 55,4
1,39 45,1
0,94 7,65 26,5 5,18 5,89 52,7
4,81 43,1
II

60,5 6,75
51,6 8,50
45,5
46,4 39,9
1936
6,60 60,5
1,63
52,9
1,04
8,86 30,6
5,65 5,70 51,0 4,82 43,2
10:50
57,7
6,75
51,6 8,75
46,9 48,5
44,1
1937
8,80 80,6
2,09.
67,7
1,15
11,08
38,3 6,10 5,75
51,4
4,97
44,5
11,35
62,4
7,50 57,3 9,50
50,9 66,4
605

an.

1937
8,05 73,7
1,90
61,7
1,04
10,61
36,7
5,81
5,65 50,5
4,85
43,5
11,35
62,4
7,-
53,5
9,-
48,2 62,7 59,2
ebr.

,,
8,25
75,6 2,12
68,8
1,16
10,95
37,9
5,99
5,70 51,0 4,90
43,9
11,35
62,4
7,-
53,5
9,-
48,2 64,8 59,9
vtaart
8,30
76,0
2,12
68,8
1,16
11,16
38,6
6,10 5,75 51,4 4,95 44,4
11,35
62,4
7,-
53,5
9,-
48,2
13,9
66,5
pnil

,,
8,55
78,3
2,12
68,8
1,16
11,30
39,1
6,18
5,80
51,8
5,-
44,8
11,35
62,4 7,25
55,4
9,25 49,6
68,4 64,2
1ei

82,4
2,11
68,5
1,16
11,46
39,6
6,30
5,85 52,3
5,05
45,3
11,35
62,4 7,25 55,4
9,25 49,6
70,9
64,4
uni
9,-
82,4
2,11
68,5
1,16
11,48
39,7
6,31
5,85 52,3 5,05
45,3
.
11,35
62,4 7,25
55,4
9,25 49,6
69,8 63,0
uh

,,
9,-
82,4
2,11
68,5
1,16
11,58
40,0
6,38
5,60
50,1
4,80 43,0
11,35
62,4
7,45
56,9
9,50 50,9
70,3 63,4
ug.
9,-
82,4 2,10 68,0
1,16
11,57
40,0
6,38
5,70
51,0
4,90
43,9

11
,35
62,4
7,45 56,9
9,50
50,9
68,2
61,6
;ept.
9,-
82,4
2,11
68,5
1,16
11,56
40,0 6,38
5,75 51,4 4,95
44,4
11,35
62,4
7,45
56,9
9,50 50,9
65,8
59,6
)ct.

,,
8,95 82,0
2,10 68,0
1,16
11,25
38,9 6,22 5,80
51,8
5,–
44,8
11,35
62,4 8,25
63,1
9,75
52,2
62,1
56,8
40v.

,,
9,-
82,4
2,09
67,7
1,16
10,49
36,3
5,82
5,85
,

52,3 5,05
45,3
11,35
62,4
8,25
63,1
9,75
52,2
59,0 53,9
)ec.

,,
9,35
8.,6
2,09 67,7
1,16
9,60
33,2
5,34
5,95 53,2 5,15
46,1
11,35
62,4
8,25
63,1
9,75 52,2 58,5 52,3

an.

1938
9,90
90,7
2,08
67,4
1,16
9,34
32,3 5,20 6,05
54,1
5,25 47,0
12,85
70,7
8,50
65,0
10,50
56,2
59,1
52,4
ebr.

,,
9,90
90,7
2,08 67,4
1,16
9,10
31,5
5,09
6,10
54,5
5,30 47,5
12,85
70,7
8,50
65,0
10,50
56,2
58,0
51,4
S
Mrt.
.
9,90
90,7
2,08
67,4
1,16
9,04
31,3 5,06 6,15 55,0
5,35
47,9
12,85
70,7 8,50
1

65,0
10,50
56,2
57,8
51,0
15

,,
9,90
90,7 2,09 67,7
1,16
9,05
31,3.
5,06
6,15
55,0
5,35
47,9
12,85
70,7
8,50
t

65,0
10,50
56,2 58,0
51,1
22

,,

,,
9,90
90,7
2,10
68,0
1,16
9,13 31,6
5,06 6,15 55,0 5,35
47,9
12,85
70,7
8,50
/

65,0
10,50
56,2
58,7
1

51,8

230

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

23
Maart
1938

KOERSEN TE LONDEN.

Plaatsen en
Landen
Noteerings-
eenheden
5
Mrt.
1938
12
Mrt.
1938
14119
Mrt
1938
1
LangstelHoogstel
1
19
Mrt.
1938
Alexandrië..
Piast. p.,
97
3<
97%
97%
97% 97%
Athene

….
Dr. p. £
547%
547%
540 555
547%
Bangkok….
Sb.p.tical
1110
5

1110

2

1110 1110
1/10%
Budapest

..
Pen. p.
£
25% 25% 24%
25% 25%
BuenosAirés’
p.pesop.g
19.10 19.33
19.05
19.37
19.10
Calcutta ….
Sh. p. rup.
1/6% 1/6%
116
8
1
32

1
1
65132

116%
Istanbul

..
Piast.p.,
622 620
620
620
620
Hongkong ..
Sh. p.
$
113
113
112
1
%
1/3%
112%
8h. p. yen
111
63
1
64

111′
1/1%
112
111
1
%
Lissabon….
Escu.p.110%
5

110%,
110
110%
1l0%

Kobe

…….

Mexico

….
$per
18 18
17% 18%
18
Montevideo .
d.perc
21%
21%
21
22
21%
Montreal

..
$
per £
5.01k
4.99%
4.97%
5.00
4
,
98}*
Rio d. Janeiro
d. per Mii.
2% 2% 2%
213
16

2%
Shanghai

..
Sh. p.
$
112%
1/2%
111%
1/294
e

1/1%
Singapore ..
id. p. $
214
8
1
33

214
23%
2/4%
214
Valparaiso2).
$per,
125
125
125
125
125
Warschau ..
Zi. p.
£ 26%
26%
26
26% 26%
.
,
ui.

i

Idien,

gem.
Dec. 1936 16.12. 2) 90 dg. Vanaf
not., welke Imp. hebben te betalen 10
13 Dec. 1937 laatste

export” noteering.
ZILVERPRIJS
GOUDPRIJS 8)
Londen’)
15 Mrt. 1938.. 20%
N.York2)

Londen
44%

15 Mrt. 1938….

139/81
16

,,

1938..

20%
44%

16

,,

1938….

139191
17

,,

1938..

20%
44%

17

,,

1938….

140101
18

,,

1938..

20
Ko
44%

18

,,

1938….

140121
19

,,

1938..

20K6

19

,;

1938….

140151 21

,,

1938..

20X6
44%

21

,,

1938….

139114
22 Mrt. 1937.. 20%
45%

22 Mrt. 1937….

142141
27 Juli

1914.. 24%
59


27 Juli

1914….

84/10%
‘)in pence p. oz.stand.
2
Foreign
silver in $c. p. oz. fine.
3)
in sh. p. oz. fine

STAND_VANe_RIJKS_KAS.

Vorderingen

..
7Maart1938
15Maart1938
Saldo van
‘8
Rijks Schatkist bij De Ne-
derlandsche Bank ………………
f100.526.563,90 f101.413.069,12
Saldo b. d. Bank voor Ned. Gemeenten
Voorschott. op uit. Feb. (resp.Jan.) 1938
134.207,47
87.479,21

ald. gemeent. verstr. op a, haar uit te

.

keeren hoofda. der pers, bel., aand. in
de hoofds. der grondbel. en der gem.
fondsbel., alsmede opc. op die belas-
tingen en op de vermogensbelasting

Voorschotten aan Ned.-Indië ………
,,

17.022.879,69
,,

17.753.515,17
Idem

aan

Suriname ………………
12.817.923,31

12.836.702,13
Kasvord.weg. credietverst. alh. buitenl.
101.817.669,39
102.390.412,74
Daggeidleeningen te
U
gen onderpand..
Saldo der
postrek.v.Rijkscomptabelen

….

.

Vord. op het Alg. Burg. Pensioenf.’)…
45.105.588,19

33.648.571,67

Vord. op andere Staatsbedrijven
1)
7.162.940,64
1

,,

7.663.407,83
Verplichtingen

Voorschot door De Ned. Bank ingev.
art.

16 van

haar Octrooi verstrekt
– –
Schatkistblijetten in Omloop ………
f234.239.000,-
f234.239.000,-
Schatkistpromessen in omloop ……
34.600.000.-
34.500.000.-
Zilverbons in omloop ……..
……..
Schuld op uit. Febr. (resp. Jan.) 1933 a/d.
1.097.023,50

.

,,

1.096.226,-

gem. weg. a. h. uit te keeren
hooI
ds.d.

…..

pers. bI., aand. i. d. hoofds. d. grondb.
e. d. gem. fondsb. alsm. opc. op die
bel. en op de vermogen8belasting ..
11.857.558,74
6.898.579,32
Schuld aan Curaçao’) ……………..
Schuld aan het Alg. Burg. PensIoenf.
,,

1.334.282,03
,,

1.342.919,29
)
Id. a. h. Staatsbedr. der
P.T.

T.’)
en


20.176.570,85
,,

20.422.081,67
194.745.241,32 ,, 180.955.537,01
,,

22.750.000,-
Id. aan andere Staatsbedrijven ‘) …….22.000.000,-
Id. aan diverse instellIngen’) ………..
153.572.885,24
,, 155.743 999,04
‘) In rekg.-crt. met ‘s Rijks Schatkist.
NEDERLANDSCH-INDISCHE
VLOTTENDE
SCHULD.
1

12 Mrt. 1938
21 Mrt. 1938
Vorderingen
: 1)

Saldo Javasche

Bank

……………
f

118.000,-
Saldo b. d. Postchèque- en Olrodienst

211.000,-
f

Verplichtingen:

….

Voorschot’s Rijks kas e.a. Rijksinstell.

,,

17.408.000,-
17.683.000,-
Schatkistbiljetten in Omloop

5.000.000,-
15.500.000,-
Schatkisipromessen
ifl
omloop………15.500.000,-

………

,

Schuld aan het Ned.-Ind. Muntionds.

1.389.000,-
5.000.000,-
1.389.000,-
Idem aan de Ned.-lnd: Postspaarbank.

1.540.000,-

..

1.540.000,-
Belegde kasmiddelen Zeifbesturen…….630.000,-
630.000,-
Voorschot van de Javasche Bank …

,,

6.220.000,-
3.318.000,-
1)
Betaalmiddelen in ‘s Lands Kas
f
30.224.000,-.

CURAÇAOSCHE BANK. Voornaamste oosten in duizenden vuldens.

Data
Metaal
Circu-
1

Voor

schotten
Dis-

l

Dïverse
reke-.
Dierse
reke-
latie
1
aan de
conto’s
ningenl
,’zingeni
kolonie

1 Februari

1938 6.147
6.634
55 63
1.9281
121
1 Januari

1938
6.050
.6.800
24
60
2.159
188
1 December 1937
5.525
6.658
141
55
2.234
124
1 November 1937
5.518
6.761
109
45
2.194
125
1 Februari

19371

4.518
5.392
147
45
1.407
71
1)
Sluitp. der activa.
2)
Sluitp. der passiva.

NEDERLANDSCHE BANK.
Verkorte Balans
op
21 Maart 1938,

Activa.
Binneul. Wis- (Hfdbk:
f

8.514.543,66
sels, Prom.,Bijbnk. ,,

136.513,47
enz.in disc.Ag.sch. ,,

371.637,51

9.022.694,64
Papier o. h. Buiteni. in disconto ……

Idem eigen portef.
f

5.235.000,-
Af:Verkochtmaa,

voor
de bk.nog niet afgel.

– –

5.235.000,_
vrsch.
incl.
Beleeningen

Hfdbk. f 271.014.934,763)

in rek -crt Bijbnk. ,,

2.432.529,88
op onerp: 1 Ag.sch. ,, 25.310.615,75

f
298.758.080,39

Op Effecten……( 297.574.935,601)
OpGoederenenSpec.

1.183.144,79

298.758.080,391)
Voorschotten a. h. Rijk ………………
Munt, Goud ……
f
113.607.485,-
Muntmat., ,Goud .. ,,1.352.193.813,59

[1.465.801.298,59


Munt, Zilver, enz.

14.697.200,67
Muntmat. Zilver.

Belegging van kapitaal, reserves’en pen-
1.480.498.499,26 )

sioenfonds……………………,,

41.873.631,75
Gebouwen en Meub. der Bank ……..,,

4.600.000,-
Diverse rekeningen ………………,,

8.487.550,99
Staat d. Nederl. (Wetv. 27/5/’32, S.
I,.ro
221),,

10.193.915,19

Paasiva,
f
1.858.669.372,22
__________________
Kapitaal …..
……………………
f

20.000.000,-
Reservefonds …………………….,,

4.338.707,82
Bijzondere reserve …………………,,

6.600.000,-
Pensioenfonds ………………….,,

11.153.206,89
Bankbiletten in omloop…………..,,

888.422.010,_
Bankassignatien in omloop ……….,,

16.762,80
Rek.-Cour.
f
Het Rijk
f
102.447.303,66
saldo’s: kAnderen,, 820.333.154,40

922.780.458,06
Diverse rekeningen ………………,,

5.358.226,65

f
1.858.669.372,22

Beschikbaar metaalsaldo …………
f
756.387.330,94
Minder bedrag ‘aan bankbiljetten in om- loop dan waartoe de Bank gerechtigd is ,, 1.890.968.325,-
Schatkistpapier, rechtstreeks bij de Bank
ondergebracht ………………..,,

t) Waarvan aan Nederlandsch-lndië
(Wet van 15 Maart 1933, Staatsblad No. 99) ……..
f
65.883.125,-
2) Waarvan in het buitenland ……………………..136.289.057,10

Voornaamste posten in duizenden &’uldens.

Goud

Andere Beschlkb. Dek-
Data

Circulaf ie opeischb. Metaal-
kings
Munt
1Muntrnat.
1

schulden saldo

perc.

21 Mrt, ’38 113607 1.352194 888.422 922,797 756.387 82
14 ,, ’38 113607 1.352,193 885666 925.224 756.374 82

25 Juli ’14 65.703 96.410 310.437 6.198 43.521 54

Totaal Schatkist- Belee-

Papier

Diverse
Data

bedrag promessen nin en

op het

reke-
disconto’s rechtstreeks

g

buiten!. ningen 1)

21 Mrt. 1938

9.023

298.758

5.235

8.488
14 ,, 1938

8.934

298.772

5.235

8.346
25 Juli 1914 67.947

61.686 20.188

509
1) Onder de activa.

JAVASCHE BANK.

Data
Goud
Zilver
1
Circulatle
opeischb.
metaal-
schulden
saldo

19 Mrt.’38
9
)
1380
185.670
82.810
28.588
12

,,

’38
2
)
135.820
188.580
80350
28.248

19Feb. 1938
118.574
1

18.302 185.174
78.374
29.457
12

,,

1938
116.574
1

18.359
190.537
74.669 28.851

25Juli1914
22.057
1

31.907 110.172
12.634
4.842

Data
buTten’
N.-Ind.
betaaib.

Dis-
conto’s
1

Belee-
1
ningen
1

Diverse
reke-
ningen’)


kings-
percen-
lage

19 Mrt.’38
3
)
2.360
‘000
68.280
51 12

,,

1
38
2
)
2.650

78.650
66.890
51

.19Fëb 1938
2.240
64.668
51
10.817
1
51.649
12

,,

1938
2.908
10.943
51.147
64.108-
51

25Juli1914
6.395
7.259

75.541
2,223
4
1
1
Sluitpost acliva.
2)
Cijfers
telegrafisch
ontvangen.

4

Auteur