Ga direct naar de content

Bredere-welvaartslens biedt nieuw zicht op ongelijkheid

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: mei 15 2024

Beleidsmakers dienen verder te kijken dan alleen naar materiële welvaart. Dat vereist breder inzicht in wie welvarend is en waarom. Hoe is de ‘brede welvaart’ in Nederland verdeeld en welke beleidsvariabelen hebben invloed op welvaart?

In het kort

  • Lagere inkomens ervaren gemiddeld een lagere brede welvaart en binnen die groep bestaat er grotere welvaartsongelijkheid.
  • Jongeren ervaren een lagere ecologische en sociale welvaart, ouderen ervaren juist een afnemende economische welvaart.
  • Een groot deel van welvaartsverschillen is nu nog moeilijk verklaarbaar; beter inzicht in onderliggende factoren is nodig.

Onder economen en beleidsmakers overheerst de mening dat beleid verder dient te kijken dan alleen naar materiële welvaart (Stiglitz et al., 2009; MinFin, 2022; De Vlieger en Van Wickeren, 2023; Vollebergh, 2023). Goed sturen op welvaart (ESB, 2021) is alleen mogelijk als je weet wie een lagere welvaart ervaren en waarom, en als je vervolgens ook weet in hoeverre deze welvaart beïnvloedbaar is door beleid.

Welvaart is datgene waar individuen en de maatschappij waarde aan hechten, en wat de inzet van schaarse middelen zoals tijd en geld vereist (Vollebergh, 2023). De ervaren welvaart, of het nut dat een iemand ontleent aan bepaalde materiële én immateriële goederen en diensten, is per definitie subjectief. Een student vindt het misschien prettig in het uitgaanscentrum te wonen, terwijl een gepensioneerde liever wat rustiger woont.

In dit artikel onderzoeken we daarom aan de hand van enquêtedata de verdeling van welvaart in Nederland (naar inkomen en leeftijd), analyseren we welke variabelen samenhangen met welvaart en welke variabelen door beleid beïnvloed zouden kunnen worden. Dit artikel schrijft niet voor welk welvaartsdoel wij als maatschappij willen. Evenmin bestuderen we in dit artikel welke middelen schaars zijn voor individuen, maar we geven wel additioneel inzicht in hoe we welvaart zouden kunnen vergroten en welk gedeelte juist moeilijk te beïnvloeden is.

Data

Jaarlijks zet Motivaction in opdracht van RaboResearch een enquête uit bij een representatieve groep van ongeveer 15.000 Nederlanders, met het doel hun ervaren brede welvaart te meten. In deze enquête worden individuen bevraagd over elf dimensies van brede welvaart. In tabel 1 worden deze elf dimensies gegroepeerd naar ecologische, economische en sociale welvaart.

Voor de analyse normaliseren we de antwoorden op de vragen in tabel 1 en creëren we een score met gelijke gewichten voor iedere vraag. Op deze wijze is er een ecologische, economische en sociale score van de ervaren brede welvaart voor ieder individu met een waarde tussen 0 en 1.

De data worden kruislings gewogen naar leeftijd, opleiding en sekse per jaar, conform de CBS-data om deze representatief te maken voor de Nederlandse bevolking.  De beschrijvende data van de respondenten per jaar zijn weergegeven in tabel 2. Tussen 2019 en 2023 is de gemiddelde welvaart stabiel; alleen de economische welvaart is licht gestegen.

De verdeling van brede welvaart

Naast beschrijvende variabelen geeft tabel 2 ook de Gini-coëfficiënt weer, een maatstaf van ongelijkheid. De Gini-coëfficiënt is een spreidingsmaatstaf voor distributies die onder meer wordt gebruikt voor het weergeven van de ongelijkheid in inkomen of vermogen. Een Gini-coëfficiënt dicht bij 0 geeft aan dat welvaart gelijkelijk verdeeld is over individuen; een Gini-coëfficiënt dicht bij 1 geeft aan dat de welvaart heel ongelijk verdeeld is.

De ongelijkheid in ervaren welvaart is stabiel in de periode 2019–2023. In vergelijking met de economische welvaart, zijn de ecologische en sociale welvaart minder ongelijk verdeeld tussen individuen. Dat betekent dat de verschillen in ecologische en sociale welvaart tussen individuen minder groot zijn. Ter vergelijking: volgens het CBS is de Gini-coëfficiënt voor het besteedbaar inkomen de afgelopen jaren nagenoeg gelijk gebleven, en was deze ongeveer 0,29 in 2019 (CBS, 2021).

De drie typen welvaart hangen met elkaar samen (Pearsons correlatie-coëfficiënten 0,45–0,63). Dat wil zeggen dat individuen met een hoge economische welvaart ook zeer waarschijnlijk een hogere ecologische en sociale welvaart hebben. Deze samenhang is niet zo verwonderlijk: individuen met een hogere economische welvaart wonen heel waarschijnlijk ook in een mooiere leefomgeving, zijn gelukkiger en gezonder (zie onder anderen Van Kippersluis et al. (2010) voor de positieve relatie tussen zelfverklaarde gezondheid en inkomen, Stevenson en Wolfers (2013) voor positieve relatie tussen inkomen en welzijn).

Welvaartsverdeling naar inkomen en leeftijd

Het ligt voor de hand dat hoge-inkomensklassen een hogere welvaart ervaren dan lage-inkomensklassen, zie figuur 1. De relatie tussen inkomen en welvaart lijkt concaaf te zijn, waarbij de welvaartswinst hoger is wanneer iemand met een laag inkomen omhoog beweegt dan wanneer iemand met een hoog inkomen dat doet. Dat geldt voor zowel de economische, sociale als ecologische welvaart.

De laagste inkomensgroepen kennen de meeste heterogeniteit in brede welvaart, zie figuur 2. De ongelijkheid in welvaart is voor alle drie de categorieën het hoogst in de laagste inkomensgroepen, en daalt naarmate mensen een hoger inkomen hebben. Dit betekent dat in de laagste inkomensgroepen individuen op sommige aspecten relatief welvarend kunnen zijn, terwijl anderen met hetzelfde inkomen dat niet zo ervaren. In tabel 3 valt ook te zien dat inkomen slechts een beperkte samenhang kent met de ervaren welvaart.

Dit betekent ook dat de meeste welvaartswinst aan de onderkant van de inkomensdistributie met beleid te behalen is. Maar omdat de ongelijkheid aan de onderkant van de inkomensdistributie ook groter is, zorgt dat er ook voor dat beleid gericht moet zijn op een heterogenere groep individuen.

De ecologische en sociale welvaart neemt toe naarmate de leeftijd vordert, maar de economische welvaart neemt daarentegen af (figuur 3). De economische welvaart meet naast voldoende inkomen ook baanzekerheid en persoonlijke ontwikkeling (zie ook tabel 1). Baanzekerheid en persoonlijke ontwikkeling zijn minder van belang voor ouderen, wat zorgt voor de afname in economische welvaart naarmate de leeftijd vordert. Immers, wanneer we alleen de vraag naar voldoende inkomen analyseren, is een nagenoeg stijgende lijn te zien naarmate de leeftijd vordert: hier geldt dus dat hoe ouder iemand wordt, hoe vaker er voldoende inkomen is.

De ongelijkheid in welvaart lijkt met name in de oudere leeftijdscategorieën te zitten (figuur 4). De ongelijkheid in economische welvaart is aanzienlijk hoger dan de ecologische of sociale welvaartsongelijkheid. De ecologische en sociale welvaartsongelijkheid verschilt nauwelijks per leeftijdscategorie, maar economisch is het welvaartsverschil tussen de mensen jonger dan 25 jaar aanzienlijk minder dan tussen de 75-plussers.

Ook hier wordt deze toename in ongelijkheid bij 65-plussers veroorzaakt door de vragen inzake baanzekerheid en persoonlijke ontwikkeling. Wanneer we alleen de vraag inzake voldoende inkomen analyseren, wordt zichtbaar dat de leeftijd waarop men een gezin heeft (35 tot en met 54) grote ongelijkheid kent ten aanzien van voldoende inkomen. Deze ongelijkheid ten aanzien van voldoende inkomen neemt weer af met het bereiken van de AOW-leeftijd (65 tot en met 75 jaar).

De herverdeling van brede welvaart

De welvaartsverschillen tussen verschillende inkomens- en leeftijdscategorieën zijn significant (figuur 1 en figuur 3). Binnen deze inkomens- en leeftijdscategorieën is de welvaart ongelijk verdeeld (figuur 2 en figuur 4). Als beleids-makers deze welvaartsverschillen willen aanpakken, is inzicht nodig in welke variabelen samenhangen met een hoge of lage welvaart. We analyseren daarom welke variabelen uit de enquête in 2023 samenhangen met de ecologische, economische en sociale welvaart van individuen via lineaire regressies (tabel 3).

Met name werkloosheid en niet werken (hieronder vallen gepensioneerden en scholieren) hebben een significante negatieve invloed op economische welvaart (−17,8 procent en −14,9 procent). Chronische gezondheidsproblemen hebben de grootste negatieve invloed op de sociale welvaart (−7,0 procent).

Mensen in een koophuis ervaren een hogere ecologische welvaart dan mensen in een huurhuis. Voldoende voorzieningen, zoals onderwijs- en zorginstellingen, kinderopvang, bibliotheken, horeca en recreatiegelegenheden, hebben een positief marginaal effect op alle welvaartcategorieën. De ecologische welvaart gaat er met vier procent het meest op vooruit, maar ook de sociale en economische welvaart is erbij gebaat. Het effect van voorzieningen in de omgeving is groter op de ervaren welvaart dan het bezitten van een koophuis. Voorzieningen in de leefomgeving zorgen voor een betere mobiliteit, sociale contacten en tevredenheid ten aanzien van de woonomstandigheden.

Andere variabelen, zoals persoonskenmerken en economische preferenties, hebben ook een significant welvaartseffect. Daarbij zal er ook sprake zijn van ontbrekende variabelen, die vermoedelijk een effect hebben op de welvaart van mensen, maar die niet uit onze enquête blijken.

Beïnvloedbare factoren

We geven in figuur 5 weer welk gedeelte van de welvaartsverschillen in 2023 correleert met persoonskenmerken, preferenties en beïnvloedbare variabelen (beïnvloedbaar door bijvoorbeeld overheidsbeleid).

Persoonskarakteristieken zoals leeftijd, geslacht en samenstelling van het huishouden beïnvloeden de economische welvaart van individuen, denk hierbij aan jongeren die meer in een flexibele baan werken en aan ouderen die minder vaak een opleiding volgen. Economische preferenties die specifiek zijn voor een individu, zoals risicobereidheid, tijdshorizon, sociaal vertrouwen en altruïsme, beïnvloeden eveneens de ervaren welvaart. De welvaartsverschillen die ontstaan door persoonskarakteristieken en preferenties zijn slechts beperkt beïnvloedbaar door beleid.

Uit figuur 5 valt af te leiden dat de verschillen in economische welvaart tussen individuen het meest ontvankelijk zijn voor variabelen die kunnen worden beïnvloed door overheidsbeleid (veertien procent). Sociale-welvaartsverschillen worden voornamelijk veroorzaakt door persoonskenmerken (39 procent), en zijn dan ook zeer beperkt beïnvloedbaar door beleid (slechts 5 procent). Bij ecologische welvaartsverschillen is slechts 8 procent beïnvloedbaar.

We zien eveneens dat een groot gedeelte van de ervaren welvaartsverschillen tussen mensen – iets meer dan de helft –  niet verklaard kan worden door variabelen in onze enquête. Met name op ecologisch gebied zijn de verschillen in ervaren welvaart niet makkelijk te verklaren. Dit kan betekenen dat we ervaren brede welvaart misschien anders moeten meten, maar in ieder geval is het net zo belangrijk dat we beter inzicht creëren in welke factoren de welvaart van individuen beïnvloeden. Zonder inzicht in welke factoren de welvaart van individuen beïnvloeden, en in welke mate, zal beleid ten aanzien van brede welvaart moeilijk blijken.

Conclusie

Verschillen in economische welvaart in Nederland groter dan die in ecologische en sociale welvaart. In de leeftijdscategorie 35–65 jaar is de economische welvaart relatief laag en jongeren zijn qua ecologische en sociale brede welvaart iets slechter af dan ouderen. Hogere inkomens kennen naast een hogere economische welvaart ook een hogere sociale en ecologische welvaart.

Kijken we naar de verdeling binnen de inkomensgroepen, dan is de welvaart ongelijker verdeeld voor de lagere inkomens. Deze grotere ongelijkheid is ook voor beleidsmakers van belang. Wanneer het beleidsdoel is om de welvaart van individuen met de laagste inkomens te vergroten, zal ook een gedifferentieerd beleid van belang zijn om daadwerkelijk de mensen met de laagste welvaart in eenzelfde inkomenscategorie te bereiken.

Verschillen in economische welvaart worden onder andere bepaald door iemands werkstatus (werkloos, niet-werkend), de gezondheid (chronische gezondheidsbeperkingen) en voorzieningen in de woonomgeving. We laten zien dat de marginale ervaren economische welvaart van iemand met achttien procent afneemt en de sociale welvaart met vijf procent, wanneer men werkloos wordt.

Het spreekt voor zich dat maatschappelijke doelen van beleidsmakers zich niet altijd direct laten vertalen in een hogere ervaren brede welvaart van individuen (Vollebergh, 2023). Dit kan komen doordat de termijn van maatschappelijke doelstellingen langer is (zoals bij klimaatbeleid), vanwege onvolledig of onjuist geïnformeerde individuen (bijvoorbeeld als het gaat om gezondheid), of omdat het effect indirect is (zoals bij uitgaven aan defensie en veiligheid).

We hebben laten zien dat bepaalde maatschappelijke doelen wel direct correleren met de ervaren welvaart (onder andere werkgelegenheid, woonruimte, leefomgeving). Ze verklaren ongeveer vijf à veertien procent van deze welvaart. Dit neemt niet weg dat een gedeelte van de ervaren welvaart samenhangt met persoonskenmerken en preferenties (25 à 44 procent) en dus beperkt ontvankelijk is voor beleidsmaatregelen. Maatschappelijke beleidsdoelen zijn dus belangrijk, maar de link met de ervaren brede welvaart van individuen is niet altijd direct aanwezig (Jacobs, 2021; Vollebergh, 2023).

Getty Images

Literatuur

CBS (2021) Inkomens verdeeld, 40 jaar in vogelvlucht. CBS Publicatie, 14 oktober.

ESB (2021) Sturen op welvaart. ESB Dossier, 106(4800S).

Jacobs, B. (2021) Het beleidsdebat over welvaart mist theoretische fundering. ESB, 106(4800S), 35–39.

Kippersluis, H. van, O. O’Donnell, E. van Doorslaer en T. Van Ourti (2010) Socioeconomic differences in health over the life cycle in an egalitarian country. Social Science & Medicine, 70(3), 428–438.

MinFin (2022) Kamerbrief brede welvaart in de begrotingscyclus, 2022-0000135221.

Stevenson, B. en J. Wolfers (2013) Subjective well-being and income: Is there any evidence of satiation? The American Economic Review, 103(3), 598–604.

Stiglitz, J.E., A. Sen en J.P. Fitoussi (2009) The measurement of economic performance and social progress revisited: Reflections and overview. OFCE Working Paper, 2009-33. Te vinden via www.researchgate.net.

Vlieger, J. de, en S. van Wickeren (2023) Benut ‘brede welvaart’ voor beter beleid. ESB, 108(4825), 440–441.

Vollebergh, H. (2023) Verbind meten van welvaart expliciet aan maatschappelijke doelen. ESB, 108(4820), 178–181.

Auteurs

  • Suzanne Bijkerk

    Onderzoeker bij RaboResearch en Erasmus School of Economics

  • Otto Raspe

    Onderzoeker bij RaboResearch en Tilburg University

Plaats een reactie