Ga direct naar de content

Werkbelasting en ziekteverzuim

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: april 19 1995

Verdelingen werkbelasting en

ttatistiek

ziekteverzuimduur

Werkbelasting en
ziekteverzuim
Onvoldoende ontplooiingsmogelijkheden, gevaarlijk werk, zwaar werk

en weinig plezier in bet werk verhogen alle bet risico op lang ziekteverzuim. Indien deze vormen van werkbelasting volledig zouden worden
uitgeband, zou bet aandeel langdurige verzuimers met 41% kunnen

dalen.
Regelmatig steken in Nederland discussies de kop op over de noodzaak
van terugdringing van het ziekteverzuim. De laatste hausse naar aanleiding van dit hardnekkige probleem
dateert alweer van de periode 19911992. Eens te meer is daarbij benadrukt dat werkbelasting als een belangrijke oorzaak van ziekteverzuim is
te beschouwen . Het voornemen van
het kabinet om thans de Ziektewet te
privatiseren, lijkt een nieuwe impuls
aan deze discussie te geven.
Empirische ondersteuning voor de
samenhang tussen werkbelasting en
ziekteverzuim is vooral afkomstig uit
buitenlands, branchegebonden onderzoek. In het algemeen komt daarbij
naar voren dat kenmerken als afwisselend werk, minder zware fysieke
werkomstandigheden en goede promotiemogelijkheden gepaard gaan
met lage ziekteverzuimpercentages2.
Daarnaast spelen ook allerhande demografische, sociaal-economische en
-psychologische kenmerken een rol.
Zo verzuimen mannen minder vaak
dan vrouwen, jongeren veelal minder
dan personen van oudere leeftijdsgroepen en neemt het verzuim af naarmate het opleidingsniveau hoger is en
de arbeidsduur korter. Verder zijn lage
verzuimpercentages van toepassing
als men beschikt over eigenschappen
als sterke persoonlijkheid, hoge arbeidsmoraal en sterke sociale ondersteuning vanuit de prive-situatie.
Inzicht in hoeverre bovengenoemde kenmerken ook in Nederland een
rol spelen is tot op heden beperkt
beschikbaar. In dit artikel is voor de
gehele werkzame Nederlandse beroepsbevolking onderzocht welke
specifieke vormen van werkbelasting
na correctie voor leeftijd, geslacht, opleiding en beroep van invloed zijn op

ESB 19-4-1995

achtereenvolgens kort, middellang
en lang ziekteverzuim. Om aanknopinsgpunten voor preventief beleid
aan te reiken, is geschat welk deel
van de omvang van het ziekteverzuim
aan (relevante kenmerken van) de
werkbelasting kan worden toegeschreven. Er is gebruik gemaakt van gegevens uit het Doorlopend Leefsituatieonderzoek (DLO) over de periode
1990-1993′.

Meting van werkbelasting
In het DLO is werkbelasting subjectief
gemeten. Er is gevraagd naar meningen, dus naar persoonlijke inschattingen van de zwaarte van de eigen
werksituatie. Dat deze gepercipieerde
werkelijkheid niet altijd parallel loopt
met de feitelijke werkelijkheid staat
buiten kijf. In onderzoek naar de relatie met ziekteverzuim valt ons inziens
evenwel een subjectieve meting van
werkbelasting te verkiezen boven een
objectieve. Bij de uiteindelijke beslissing van een individu om met ziekteverlet te gaan is nu eenmaal niet het
een of andere objectieve criterium
voor (over)belasting doorslaggevend
maar veelmeer de eigen inschatting
of men zijn/haar werksituatie daadwerkelijk als (over)belastend ervaart.
Hoewel het DLO uitgebreide gegevens bevat over werkinhoud, -omstandigheden en -voorwaarden is er geen
informatie over werkverhoudingen
voorhanden. Ook ontbeert het DLO
gegevens over relevante kenmerken
als arbeidsduur en -verleden alsmede
over psycho-sociale kenmerken als
persoonlijkheid, arbeidsmoraal en ‘social support’. Het is denkbaar dat als
gevolg van deze onvolledige specificatie lichte vertekening in de te schatten
effecten optreedt.

Het DLO-blok werkbelasting bevat 4
items over werkinhoud, 5 over werkomstandigheden en 4 over arbeidsvoorwaarden. Alle items zijn herleid
tot dichotomieen (ja, nee). Ziekteverzuimduur, gebaseerd op de vragen of
en hoelang men in de afgelopen 2
maanden het werk wegens ziekte verzuimd heeft, is onderscheiden in 1)
geen werkdag verzuimd; 2) 1-5 werkdagen verzuimd (kort verzuim); 3) 610 werkdagen verzuimd (middellang
verzuim) en 4) 11 of meer werkdagen
verzuimd (lang verzuim). De beschikbare achtergrondkenmerken betreffen
geslacht, leeftijd, voltooide opleiding
(ordinale 5-puntsschaal) en beroep
(EGP-indeling)6.
Tabel 1 laat zien dat de verdelingen
van de items van werkbelasting nogal
varieren. Minder goede promotiekansen blijken het meest prevalent (69%),
gevolgd door in hoog tempo moeten
werken (54%). De lage prevalenties
eentonig en zwaar werk sluiten de rij
(8%). Verder geeft bijna een kwart van
de werkzame bevolking aan in de afgelopen 2 maanden het werk wegens
ziekte verzuimd te hebben.

1. Zie R. Schalk, Vermindering van het
ziekteverzuim, ESB, 1991, biz. 288-89.
2. P.G.W. Smulders, Balans van 30 jaar
ziekteverzuimonderzoek: de resultaten
van 318 studies samengevat, Nederlands
Instituut voor Praeventieve Gezondheidszorg TNO, Leiden, 1984.
3. M.A.J. Kompier en F.H.G. Marcelissen,
Handboek werkstress: systematische aanpak voor de bedrijfspraktijk, Nederlands
Instituut voor Arbeidsomstandigheden,
Amsterdam, 1991.
4. Personen van 16-64 jaar die aangeven

wekelijks minimaal 12 uur betaald werk
te verrichten.
5. Om zinvolle gedetailleerde analyses
mogelijk te maken – het kenmerk ziekteverzuimduur is sterk scheef verdeeld —
zijn de gegevens van de werkenden over
de onderzoeksjaren 1990 t/m 1993 samengenomen (N = 9969).
6. Voor de exacte vraagstellingen, oorspronkelijke antwoordcategorieen en gehanteerde herindelingen wordt verwezen
naar CBS, De leefsituatie van de Nederlandse bevolking 1993, kerncijfers, SDU,
‘s-Gravenhage, 1994. Voor de EGP-indeling raadplege men R. Erikson, J.H.
Goldthorpe, L. Portocarero, Intergenerational class mobility in three western countries: England, France and Sweden, British Journal of Sociology, 1979, biz. 415-41.

383

Tabel 1. Verdelingen van werkbelasting en ziekte
verzuim, DLO 1990-1993
Inhoud:
In hoog tempo werken
Eentonig werk
Geen goede ontplooiing in werk

duidelijk in positieve

8
30
29

zin uit: ze hebben de
kleinste kans op lang
verzuim. Verder geldt
dat personen van de
oudste leeftijdsgroep

27
28
11
8
25

(55-64 jaar) niet afwij-

Omstandigheden:
Werk in lawaaiige omgeving
Vuil werk
Stank op het werk
Gevaarlijk werk
Zwaar werk

Ziekteverzuim afgelopen 2 maanden:
Geen Ziekteverzuim
1-5 werkdagen ziek
6-10 werkdagen ziek

> 10 werkdagen ziek

De invloed van werkbelasting

schillen in lang Ziekteverzuim. Personen van
16-24 jaar springen er

54

Geen goede aansluiting werk bij opleiding

Voorwaarden:
Baan is niet zo safe
Geen goede promotiekansen
Geen goede beloning
Weinig plezier in werk

leeftijdsgebonden ver-

ken van personen van
35-44 jaar voor wat betreft lang Ziekteverzuim.
Geslacht blijkt alleen
gerelateerd aan kort en
lang Ziekteverzuim. In

zuim. Zo geldt dat, uitgezonderd weinig plezier in het werk, alle items van
werkbelasting in het geheel niet van
invloed zijn op kort Ziekteverzuim.
Verder zijn de non-verbanden tussen
enerzijds opleiding en anderzijds kort
en middellang verzuim niet conform
de verwachting. Ook lijken het nonverband tussen leeftijd en middellang
verzuim en de bevinding dat met het
klimmen der jaren de kans op kort
werkverzuim kleiner wordt, op gespannen voet te staan met de tot dusver bestaande inzichten. Aan de andere kant zij erop gewezen dat deze
relatief gunstige positie van ouderen –

gunstig trouwens ook voor wat betreft

28

vergelijking met man-

lang Ziekteverzuim – in overeenstem-

69
33
19

nen hebben vrouwen

ming is met een recente Nederlandse

meer kans op kort en

vooral op lang Ziekteverzuim. Opleiding
daarentegen heeft alleen een voorspellende
76
waarde voor lang Ziek13
teverzuim. Hier geldt
hoe lager de opleiding,
8
des te groter is de kans
op verzuim van 11 of
meer werkdagen. Beroep, als laatste,

studie . In deze studie is in dit opzicht

gewag gemaakt van het mogelijke bestaan van een selectie op gezondheid
in het Nederlandse arbeidsbestel.
Deze selectie zou er toe leiden dat in
het arbeidsleven uiteindelijk vooral
plaats overblijft voor jongere, gezonde produktieve krachten.

Werkbelasting en omvang
Ziekteverzuim

blijkt voorspellend voor alle drie on-

derscheiden vormen van ziektever-

De gecorrigeerde effecten van de
items van werkbelasting zijn bepaald
met logistische regressie-analyse . In

en boeren hebben een lage verzuim-

tabel 2 staan alle resultaten vermeld.

kans.

De werkbelasting blijkt marginaal
voorspellend voor kort Ziekteverzuim

Vergelijking

na correctie voor leeftijd, geslacht, opleiding en beroep. Alleen zij die aan-

Vergelijken we de resultaten met de in

geven weinig plezier in het werk te
hebben, worden gekenmerkt door
een verhoogde kans op kort Ziekteverzuim. Ten opzichte van middellang en
lang werkverzuim is het voorspellend
vermogen van de items van werkbelasting groter. Zo gaan weinig plezier
in het werk, in hoog tempo werken
en stank op het werk alle gepaard
met verhoogde risico’s op middellang
Ziekteverzuim, terwijl op hun beurt

minder goede ontplooiingsmogelijkheden, gevaarlijk werk, zwaar werk en

alweer weinig plezier in het werk het
risico op lang Ziekteverzuim verhogen.

Overige effecten
Volgens tabel 2 is leeftijd omgekeerd
lineair gerelateerd aan kort Ziekteverzuim: hoe ouder des te kleiner is de
kans op kort Ziekteverzuim, In middellang verzuim is er evenwel geen verschil tussen oudere en jongere leeftijdsgroepen. Wel bestaan er

384

zuimduur. Vooral kleine zelfstandigen

de inleiding vermelde bevindingen uit
ander onderzoek dan vallen er, zeker

voor wat betreft lang Ziekteverzuim,
diverse overeenkomsten te noteren.
De constateringen van een lager risico
voor 16-24 jarigen en een hoger risico
voor vrouwen op lang Ziekteverzuim
alsmede het omgekeerde lineaire verband tussen opleiding en lang Ziekteverzuim sluiten hier naadloos op aan.
Ook bevestigen de DLO-resultaten dat
(bepaalde) zware arbeidsomstandigheden een hoger Ziekteverzuim (middellang en lang) tot gevolg hebben. Dat
afwisselend werk en goede promotiemogelijkheden dempend werken op
het Ziekteverzuim wordt evenwel niet
door de gegevens bevestigd. Wel is
aangetoond dat goede ontplooiingskansen en vooral plezier in het werk
een belangrijke protectieve rol spelen.
Incongruenties met eerdere bevindingen worden in groteren getale

Ten behoeve van beleidsdoeleinden
zijn naar analogie van de epidemiologie aan de hand van de logistische effect-coefficienten zgn. populatie-attributieve risicopercentages berekend9.
Een dergelijk percentage toont de verwachte proportie reductie in Ziekteverzuim in geval van een optimale preventie op de desbetreffende
risicofactor. Optimaal staat hier voor
een volledige verschuiving van de ver-

deling naar
de laagste risicocategorie (veelal de
referentiecategorie). Voor de significante items ‘geen goede ontplooiing
in werk’, ‘gevaarlijk werk’, ‘zwaar
werk’ en ‘weinig plezier in werk’ be-

7. Ziekteverzuimduur is daarbij opge-

splitst in 3 dummyvariabelen. Per dummycontrast is telkens een afzonderlijke multipele logistische regressie-analyses uitge-

voerd. De dummycontrasten betreffen de
vergelijkingen tussen enerzijds de categorieen ‘kort’ (1400), ‘middellang’ (372) en
‘lang verzuim’ (746) met anderzijds telkenmale de categoric ‘geen verzuim’ (7451).
8. R.F.W. Diekstra, P. de Heus, M.H.
Schouten en I.L.D. Houtman, Werken onder druk. Een onderzoek naar omvang
enfactoren van werkstress in Nederland,

aangetroffen bij de onderscheiden vor-

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgele-

men kort en middellang Ziektever-

genheid, s- Gravenhage,1994.

Tabel2. Resultaten multipele logistische regressie ziehteverzuitnduur op

dragen de populatie attributieve risico-

werkbelasting, leeftijd, geslacht, opleiding en beroep

percentages op lang ziekteverzuim
respectievelijk 13, 3, 12 en 13%. Dus
indien iedere werkende goede ont-

kort ziekteverzuim

middellang
ziekteverzuim

lang ziekteverzuim

effect

effect

effect

plooiingsmogelijkheden in het werk

Constante

standaardfout

-1,70*

0,11

standaardfout

-3,60*

0,21

stand.fout

– 3,20*

0,16

zou worden geboden, zou het aantal
personen met lang ziekteverzuim met

maximaal 13% verminderd kunnen
worden. Analoog hieraan kunnen ook

Werkbelasting1

de overige percentages worden gei’n-

Inhoud
In hoog tempo werken
Eentonig werk
Geen goede ontplooiing in werk
Geen goede aansluiting werk
bij opleiding

terpreteerd.

Omstandigheden
Werk in lawaaiige omgeving
Vuil werk
Stank op het werk

0,06

0,27*

0,12
0,08
0,07

0,06
0,21
-0,03
0,04

0,19
0,23
0,02

0,08
0,09
0,11
0,13
0,08

0,03
-0,08
0,48*
0,32
0,24

0,03
0,04
0,02
0,29*

0,07
0,07
0,07
0,08

-0,14
0,00
0,02
0,47*

Leeftijd2
16-24 jaar
25-34 jaar
45-54 jaar
55-64 jaar

0,29*
0,15*
-0,24*
-0,30*

0,10
0,07
0,10
0,15

-0,17
0,06
0,01

(Wald Chi2; df; p-waarde)

(34,51; 4; 0,00)

Zwaar werk

-0,01
0,08
0,40*
0,02

0,08

0,13
0,10
0,09

0,13
0,16

0,16
0,19
0,14

-0,05
-0,12
0,07
0,39*

0,46*

0,10
0,11
0,13
0,14
0,10

Voorwaarden
Baan is niet zo safe

Geen goede promotiekansen
Geen goede beloning
Weinig plezier in werk

Geslacht3
Vrouw

-0,66*

0,13

0,05

0,14

0,05
-0,01
0,60*

0,12
0,14

0,19
0,13
0,17
0,29

(4,33; 4; 0,36)

– 0,47*
-0,07
0,21
0,10

0,09
0,10
0,09
0,10

0,14
0,10
0,12
0,18

(13,01; 4; O.Ol)

voor de voorspellende waarde van

werkbelasting evenwel aanmerkelijk
berekend. De bijdragen van de items
‘in hoog tempo werken’, ‘stank op het
werk’ en ‘weinig plezier in het werk’
aan de omvang van middellang ziekteverzuim bedragen respectievelijk 15, 6
en 9%. Verder geldt dat van de totale
omvang van het korte ziekteverzuim
slechts 5% voor rekening komt van
het item ‘weinig plezier in het werk’.

Bovengenoemde percentages suggereren dat verbetering van de werkbelasting op termijn garant staat voor
een substantiele verlaging van vooral
het lange ziekteverzuim. In het utopische geval van een optimale verbetering zou het langdurige ziekteverzuim
met 41% teruggedrongen kunnen wor-

den. Indien de thans voorgenomen
privatisering van de Ziektewet zijn

0,22*

0,07

-0,01

0,13

0,37*

0,09

doorgang vindt, kunnen bedrijven die
maatregelen treffen ter verbetering

Opleiding4
lager onderwijs
lager beroepsonderwijs
Mavo; eerste drie leerjaren
Havo/vwo

– 0,35*
-0,14
-0,07

0,16
0,12
0,13

0,40
0,31
0,12

0,24

0,94*

0,21

0,25

0,76*
0,26

0,18
0,16
0,20

mbo; vier of meer leerjaren

-0,28*

0,08

0,12

0,16

0,37*

0,13

van de werkbelasting in de toekomst

Havo/vwo
(Wald Chi2; df; p-waarde)

Ook voor de onderscheidingen middellang en kort ziekteverzuim waar-

geringer is, zijn dergelijke percentages
0,08
0,02
-0,05
0,03
0,06

Gevaarlijk werk

0,12
0,18
0,13
0,13

(6,54; 4, 0,16)

(3,92; 4; 0,42)

dubbel profijt trekken uit hun inspan-

ningen. Naast het voordeel van produktiviteitsverbetering staat dan tevens het voordeel van lagere uitgaven
voor de Ziektewetbijdrage.

(30,44; 4; 0,00)

Ferdy Otten en Hans Schmeets
Beroep5

grote zelfstandigen, hogere

-0,32*

0,11

-0,57*

0,25

-0,34

0,18

leidinggevenden, academics
routine hoofdarbeiders
kleine zelfst. met personeel
kleine zelfst. zonder personeel

-0,10
-1,31

0,09
0,51
0,32
0,40
0,17
0,13
0,12
0,29

0,17*

0,17
0,43
0,48
0,61
0,32
0,23

-0,08

-0,86*

0,13
0,43

-2,02*

0,52

weergegeven opvattingen zijn die van de

– 1,19*

0,39

0,25
0,04
0,10
-0,12

0,20
0,18
0,15
0,30

auteurs en komen niet noodzakelijk overeen met het beleid van het CBS.

boeren
supervisoren handarbeiders

-1,07*
-1,90*
-0,41*

geschoolde handarbeiders

0,09*

ongeschoolde handarbeiders
landarbeiders

-0,21
-1,04*

(Wald Chi2; df; p-waarde)

(57,89; 9; 0,00)

-1,56*
-0,76
-0,60
-0,57

0,38
0,12
0,00

0,20
0,49

(22,69; 9; 0,01)

Beide auteurs zijn werkzaam bij het
Centraal Bureau voor de Statistiek, divisie
KSL, sector Persoonsenquetes kwartaire

sector (KPE), Heerlen. De in dit artikel

(35,26; 9; 0,00)

* statistisch significant bij een a van 0,05 (tweezijdige toetsing)
De gehanteerde referentiegroep betreft:
1. telkens die groep die gekenmerkt wordt door een lage belasting voor het desbetreffen-

de item van de werkbelasting,
2. personen in de leeftijd van 35-44 jaar,

3. mannen,
4. personen met hbo of universiteit,
5. lagere leidinggevenden of geschoolde hoofdarbeiders.

ESB 19-4-1995

9. Zie voor de berekening O.S. Miettinen,
Proportion of disease caused or prevented by a given exposure, trait or interven-

tion, American Journal of Epidemiology,
1974, biz. 325-32.

385

Auteurs