Ga direct naar de content

Wereldhandel op stoom

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: december 1 1999

Wereldhandel op stoom
Aute ur(s ):
Raa, M.H. ten (auteur)
Verb onden aan de KUB.
Ve rs che ne n in:
ESB, 84e jaargang, nr. 4234, pagina 911, 10 december 1999 (datum)
Rubrie k :
Prikkel
Tre fw oord(e n):

Seattle, de aan een fraaie zeearm van de Stille Oceaan gelegen stad, beroemd om zijn software- en espressohuizen, stond afgelopen
week in rep en roer. De door westerse landen gedomineerde vrijhandelsorganisatie WTO wil zijn carnaval van het kapitalisme
organiseren, maar vredelievende demonstranten uit de vak-, milieu- en Derde-Wereld beweging staken hier een stokje voor met
menselijke kettingen, graffiti en stenen. “Wat op straat gebeurt is het bewijs dat we gelijk hebben”, aldus de woordvoerder van de
Europese Commissie, kennelijk een progressieve dissonant in het westerse kamp. De Europese Unie probeert goedkope
landbouwimporten tegen te houden.
Dit verschijnsel is van alle tijden en continenten. Toen de Amerikaanse treinen omschakelden van stoom op diesel was er nog geen
milieu- of Derde-Wereld beweging, maar wel al een vakbeweging. Deze stond pal voor de kolenstokers en wist te bedingen dat ze mee
mochten blijven rijden op de dieseltrein, met behoud van loon. De Europese Commissie heeft een nog beter resultaat uit Seattle weten te
slepen, namelijk het recht van de kolenstoker op een stoomtrein te mogen blijven werken.
Het behoud van loon is eigenlijk al geregeld. Jaarlijks steunt de Europese Unie zijn boeren met 300 miljard gulden. Als subsidieverslaafde
universitaire medewerker kijk ik met enige jaloezie naar dit bedrag. Duizend gulden per Europeaan, inclusief kinderen en ouden van
dagen. En dat voor twee procent van de samenleving: de boeren. Het bedrag is zo groot dat het de helft van de Europese begroting
opslurpt. Zouden de prille Oost-Europese democratieën met hun landbouw-intensieve economieën toetreden, dan zou het budget
helemaal gierend uit de klauwen lopen. Daarom worden deze landen vooralsnog aan het lijntje gehouden, op het gevaar af dat ze in
hetzelfde gat vallen waar Rusland zich reeds in bevindt. We spreken wel van de spanning tussen verbreding en verdieping van de
Europese Unie.
De argumentatie voor landbouwbescherming tegen vrijhandel heeft drie niveaus. Op het hoogste, het wereldniveau, gaat het om de
kwaliteit van het bestaan. We willen schone, natuurlijke producten die ethisch verantwoord zijn gemaakt. Dus Amerikanen waren ten
tijde van de NAFTA-onderhandelingen tegen vrije invoer uit de vieze fabrieken van Mexico en Europeanen zijn thans tegen de invoer uit
Amerika en andere landen van hormonaal versterkte of genetisch gemanipuleerde agrarische producten. Samen zijn we tegen de vrije
invoer van met kinderarbeid gemaakte producten uit India. Ik erken dat vrijhandel geen middel is tegen al deze kwalen, maar daarmee is
vrijhandel nog niet fout. Hitler poetste zijn tanden, maar dat is voor mij geen reden het te laten. Stel dat het verzet tegen Mexicaanse
metaalproducten geslaagd was of de boycot van Indiase textielproducten slaagt, dan was de productie in die landen verschoven naar
andere sectoren, maar is daarmee was ze niet schoon of vrij van kinderarbeid geworden. De Europese Unie weert de invoer van bananen
uit Midden-Amerika omdat ze krom zijn, maar daar worden die bananen helaas niet recht van.
Op het middenniveau, dat van de handelsblokken, gaat het om de bescherming van de eigen levensstandaard. De argumentatie laat zich
het beste karakteriseren met een leuze: ‘Koopt Europese waar, dan helpen wij elkaar’. Inderdaad zouden we enorme aanpassingskosten
hebben als de landbouwmarkt geliberaliseerd zou worden en veel Europese boeren zouden failliet gaan. Deze kosten dienen evenwel
gewogen te worden tegen de jaarlijkse 300 miljard subsidies en de meerkosten van Europese waar die we eigenlijk voor niets betalen.
Goedkoop is duurkoop. Uiteindelijk loont aanpassen.
Zelfs landbouweconomen zijn zich hiervan bewust en verdedigen het beleid dan ook op het laatste niveau, dat van de solidariteit met
hen die wind en weder dienende ons in staat hebben gesteld de industrie op te bouwen en ondertussen het platteland in al zijn
schoonheid hebben weten te behouden: de boerenfamilies. Massafaillissementen zouden inderdaad een drama zijn voor het
plattelandsleven. De verdediging van het Europese landbouwbeleid in Seattle, met steun van de straat, betekent dat onze boeren
vooralsnog beschermd blijven. Een waarschuwing is evenwel op zijn plaats. Vroeg of laat zullen de Europese consumenten nieuwe,
goedkopere producten weten te vinden. Hoe langer we de Europese boeren blijven steunen, hoe groter de ontgoocheling, vooral
financieel, en hoe meer hun lot dat van de Amerikaanse kolenstokers zal gelijken. Als de Europese Unie aankondigt haar landbouwbeleid
te zullen saneren en aldus de opvolger van Seattle tot een succes weet te maken, worden de boeren gedwongen verder om te schakelen
tot natuurbeheerders of elders emplooi te vinden, mogelijk in het buitenland, en kunnen ze daar later de vruchten van plukken. Dat lijkt
me een gezonder scenario dan meerijden op de dieseltrein.

Copyright © 1999 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteurs