Veranderingen in de arbeidsinkomensquote (AIQ) – het aandeel van de factor arbeid in het nationaal inkomen – worden wel eens gezien als een graadmeter voor de waardering van werk. Maar hoe geschikt is de AIQ daar eigenlijk voor?
De afgelopen jaren heeft de arbeidsinkomensquote (AIQ) zich neerwaarts ontwikkeld (De Vos en Koopmans, 2024). Tegelijkertijd was er een opleving van de politieke aandacht voor de waardering van werk, of populairder gezegd, de hardwerkende Nederlander (Van de Koppel et al., 2025). Methodologische keuzes maken de AIQ echter ongeschikt om iets te zeggen over het niveau van de waardering van werk, betogen we in dit artikel. We presenteren een variant die beter recht doet aan de cijfers over waardering van arbeid en kapitaal.
De AIQ ontleed
Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) berekent de AIQ door de totale beloning van arbeid te delen door de totale beloning van arbeid en kapitaal (Kok, 2023). De beloning van arbeid bestaat niet alleen uit lonen van werknemers, maar ook uit inkomens van zelfstandigen zonder werknemers in dienst. Deze zelfstandigen hoeven immers geen werk in te kopen en zijn dus hun eigen werknemer (Van den Bergen et al., 2017).
Voor de beloning van kapitaal wordt gekeken naar het exploitatieoverschot, oftewel de toegevoegde waarde na aftrek van lonen. Bij de berekening van de AIQ is het gebruikelijk om het netto-exploitatieoverschot te gebruiken, waarbij ook afschrijvingen van de toegevoegde waarde worden afgetrokken.
Al in de jaren zeventig merkte Salverda (1977) op dat het gebruik van het netto-exploitatieoverschot bij de berekening van de AIQ leidt tot “een fundamentele ongelijkheid”, waarbij de reproductie van kapitaal wordt gegarandeerd door de afschrijvingen buiten de berekening te houden, terwijl niet de reproductie van arbeid wordt voorzien. In de huidige vorm geeft de AIQ dus de verhouding weer tussen arbeid en winst, niet tussen arbeid en kapitaal. Aangezien winst niet de enige vergoeding is die kapitaalverschaffers ontvangen, wordt op deze manier de relatieve waardering van arbeid overschat.
WerkWaarderingsWaarde
Voor een betere afspiegeling van de werkwaarderingscijfers zou in de berekening van de AIQ het netto-exploitatieoverschot moeten worden vervangen door het bruto-exploitatieoverschot, waarbij afschrijvingen wel worden meegenomen. De waarde die hiermee wordt verkregen, noemen wij de WerkWaarderingsWaarde (WWW) (Kuin en Linssen, 2025).
Met behulp van de nationale rekeningen van het CBS berekenen we de WWW voor de periode 1995–2022. In deze periode is de WWW 12,0 procent (8,3 procentpunt) gedaald: van 68,8 procent in 1995 naar 60,5 procent in 2022 (figuur 1).

Ondanks dat de AIQ hetzelfde patroon laat zien als de WWW, ligt deze over de periode 1995–2022 gemiddeld 11 procentpunt hoger. Bij een eerlijke doorrekening van de waardering van werk blijkt dat er per verdiende euro voor de werkgever dus elf cent minder naar de werknemer gaat dan de AIQ suggereert.
De daling van de WWW lijkt niet het gevolg van een hogere inzet van kapitaalgoederen. Volgens de nationale rekeningen lag het aandeel van afschrijvingen ten opzichte van de totale beloning van arbeid en kapitaal in 2023 op 13,2 procent, dus zelfs lager dan de 15,4 procent in 1995.
Ook arbeid kan investeren
Wie iets wil doen voor de hardwerkende Nederlander, moet de trend van een dalende WWW keren. Zoals Salverda in de jaren zeventig al stelde, hoeft dat niet ten koste te gaan van de investeringen: ook besparingen van werkende huishoudens kunnen productief in de economie worden ingezet. Wie de waardering van werken wil verhogen, maar ook investeringen op peil wil houden, kan hier collectieve afspraken over maken. Een mogelijkheid is om de beloning voor arbeid te gebruiken voor investeringen, in ruil voor een aandeel in de onderneming.

Literatuur
Bergen, D. van den, A. Bruil, B. Butler et al. (2017) Herziening methode arbeidsinkomensquote. CPB/DNB/CBS Paper, juni.
Kok, D. (2023) Methodologische achtergronden van de arbeidsinkomensquote. CBS Publicatie, 24 juni.
Koppel, M. van de, A. van der Schelde en P. Kanne (2025) De hardwerkende Nederlander. Rapport Ipsos I&O, 2025/31.
Kuin, R. en B. Linssen (2025) Klassenstrijd 2025. SP Rapport, 1 mei.
Salverda, W. (1977) Haalt de arbeidsinkomens quote de 100 procent? (en wat dan nog …). Tijdschrift voor Politieke Ekonomie, 1(4), 66–94. Te vinden op www.tpedigitaal.nl.
Vos, T. de, en J.-J. Koopmans (2024) Niet lonen maar winsten verklaren relatief hoge inflatie in Nederland. ESB, 110(4842), 60–62.