Ga direct naar de content

VS kwetsbaar voor gecoördineerde vergelding in handelsoorlog

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: oktober 29 2025

De verhoogde importheffingen die door president Trump zijn afgekondigd, hebben voor veel onzekerheid gezorgd en dreigen te leiden tot een wereldwijde handelsoorlog. Wat zal de impact van een handelsoorlog zijn op de Nederlandse economie, de Amerikaanse economie en andere economieën?

In het kort

  • Nederland is kwetsbaar voor Amerikaanse heffingverhogingen en kan hierdoor 0,1 tot 0,5 procent van het bbp verliezen.
  • Gecoördineerde vergelding door de grootste handelspartners van de VS verlaagt het Amerikaanse bbp met 0,8 procent.
  • Tenzij ze gericht één handelspartner treffen, zijn de Verenigde Staten zelf de grootste verliezer van een handelsoorlog.

Sinds april 2025 wordt de wereldhandel gekenmerkt door aanzienlijke onzekerheid omtrent het handelsbeleid van de Verenigde Staten. Op 2 april kondigde president Trump tijdens de Liberation Day een reeks nieuwe tarieven aan, bedoeld om de Amerikaanse handelstekorten aan te pakken en binnenlandse productie te beschermen. De door president Trump verhoogde invoerheffingen en de uitspraken van de Amerikaanse regering hierover veranderen sindsdien vaak met de dag. Ondanks de recente akkoorden met de Europese Unie (EC, 2025) en China (White House, 2025) blijft de mate van onzekerheid over heffingen groot.

Tegen deze achtergrond is het van belang meer zicht te krijgen op de potentiële economische effecten van verschillende handelsoorlogsscenario’s. Met behulp van een geavanceerd internationaal handelsmodel (gebaseerd op het ‘zwaartekrachtmodel’ ofwel gravity model) hebben wij de ontwikkelingen van het bruto binnenlands product (bbp) en de handelsbalans in verschillende scenario’s geanalyseerd en vergeleken met de handelssituatie van vóór april 2025. Ook bespreken wij aanknopingspunten voor strategische besluitvorming over internationale handelsrelaties en exportmarkten.

Methode

De analyse is gebaseerd op het geavanceerde handelsmodel van SEO: een moderne variant van het ‘zwaartekrachtmodel.’ Het zwaartekrachtmodel is bij uitstek geschikt om de impact van wijzigingen in handelsbeleid, zoals heffingsaanpassingen, te kwantificeren. In essentie verklaart het model bilaterale handelsstromen uit drie groepen determinanten: (1) landspecifieke kenmerken, zoals economische omvang en productiviteit, (2) tijdsonafhankelijke kenmerken van landenparen, zoals geografische afstand of het bestaan van koloniale banden, en (3) tijdsafhankelijke kenmerken van landenparen, samengevat onder de noemer ‘handelskosten’. Deze laatste factor omvat alle fricties die grensoverschrijdende handel beïnvloeden. De invloed van deze determinanten is empirisch goed meetbaar en nauwkeurig te modelleren. Met name de parameter voor handelskosten – de handelselasticiteit van substitutie – is herhaaldelijk en robuust geschat in de wetenschappelijke literatuur over internationale handel (Fontagné et al., 2022; Head en Mayer, 2024).

Voor onze simulaties integreren wij de structuur van het zwaartekrachtmodel en de empirische bevindingen in een algemeen-evenwichtsimplementatie van het Armington-CES-model (CES = constante elasticiteit van substitutie). Daarbij maken wij gebruik van structurele parameters uit de zwaartekrachtliteratuur, zoals de bovengenoemde substitutie-elasticiteit van handelskosten, ingebed in een iteratief model dat de effecten van beleidsschokken doorrekent op handel, welvaart, lonen en prijzen, totdat binnenlandse en internationale markten in evenwicht zijn. Gezien de aard van de huidige beleidsschokken gebruiken wij heffingswijzigingen als input voor variaties in handelskosten. Onze aanpak sluit direct aan bij het raamwerk en de code van Baier et al. (2019), ontwikkeld voor hun analyse van de effecten van EU-toetreding.

Andere recente studies, zoals die van DNB (2025) en CPB (2025), hanteren alternatieve modelbenaderingen om de effecten voor Nederland te berekenen. Het DELFI-NiGEM-model van DNB maakt bijvoorbeeld veronderstellingen over monetair beleid en financiële markten om bredere conjunctuurschokken te analyseren, terwijl het CPB sector- en waardeketenmodellen gebruikt.

Zoals elk model heeft het onze zowel sterke als zwakke punten. De meerwaarde van ons model ligt in de transparante, land-specifieke doorrekening van bilaterale heffingsschokken op bbp en handel op lange termijn. Ook maakt het de herverdelingseffecten van handel zichtbaar, waarbij veranderingen in handelsheffingen de enige bron van variatie vormen. In tegenstelling tot dynamische macro- of sectormodellen berust onze methode op robuuste empirische schattingen van handelselasticiteiten en niet op endogene aannames, zoals monetaire beleidsreacties of herverdeling van kapitaal over sectoren, die vaak lastig te valideren zijn. Deze eenvoud is een kracht bij benchmarking en beleidsduiding. De belangrijkste beperking van ons model is het statische, enkelvoudige sectordesign, dat geen rekening houdt met intertemporele dynamiek, sectorspecifieke kwetsbaarheden (zoals in het CPB model) of macro-financiële terugkoppelingen (zoals in het DNB model). Bij zeer grote schokken kunnen structurele veranderingen optreden, zoals een permanent wantrouwen in de VS als handelspartner, die in ons model vooralsnog buiten beschouwing blijven. Ook dit is een reden voor mogelijke onderschatting van de effecten.

Ten slotte is het belangrijk om te beseffen dat de geschatte welvaartseffecten een proxy zijn voor de bbp-effecten op lange termijn.

Handelsoorlogsscenario’s

Vanwege de grote onzekerheid over de toekomstige configuratie van de wereldwijde handelsbetrekkingen rekenen we de economische effecten van vier ‘handelsoorlogsscenario’s’ door. Elk van deze scenario’s veronderstelt verschillende niveaus van heffingsescalatie en samenwerking. De precieze veronderstellingen achter deze scenario’s staan samengevat in tabel 1.

Het eerste scenario – Bevrijdingsdagheffingen (2 april) –voorspelt de effecten van de heffingen die op 2 april 2025 (Liberation Day in de VS) werden aangekondigd. In dit scenario hebben bijna alle Amerikaanse handelspartners te maken met een basisheffing van tien procent en zijn er voor elk land “wederkerige heffingen” van kracht – extra heffingen die Trump instelt als tegenreactie op wat hij beschouwt als oneerlijke handelspraktijken of invoerbeperkingen vanuit die landen. Daarnaast rekenen we de effecten door van een symmetrisch vergeldingsscenario, waarbij de getroffen landen gelijke heffingen toepassen op invoer uit de VS.

In het tweede scenario – Basisheffingen (9 april) – modelleren we het scenario van 9 april 2025, toen de wederzijdse heffingen waren stopgezet om bilaterale handelsbesprekingen mogelijk te maken. Dit komt neer op een basisheffing van tien procent – bovenop de effectieve bestaande heffingen (2,1 procent voor de EU) – voor alle handelspartners, behalve China, waarvoor een heffing van dertig procent van kracht werd (bovenop bestaande heffingen van 3 procent). We modelleren hier opnieuw een eenzijdige oplegging en een symmetrisch vergeldingsscenario. Het scenario van eenzijdige oplegging komt het dichtst in de buurt van de huidige situatie sinds eind juli 2025, toen de EU instemde met een heffing van vijftien procent zonder tegenmaatregelen, terwijl China werd geconfronteerd met een heffing van dertig procent en is daarom bijzonder relevant.

In het derde scenario – Gedeeltelijke handelsovereenkomst –modelleren we het sluiten van succesvolle handelsovereenkomsten tussen de VS en diens handelspartners, met uitzondering van een van de grote handelsblokken: China of de EU. We bepalen een succesvolle handelsovereenkomst met behulp van de heffingen van vóór 2 april 2025. In het eerste sub-scenario voert de VS een extra heffing in van 145 procent op China (Bevrijdingsdagheffing), terwijl het geen extra heffingen instelt voor alle andere handelspartners. In een tweede sub-scenario, dat het EU-blok uitsluit, hanteert de VS een totale heffing van vijftig procent voor de EU (de hoogste dreiging die de EU tot nu toe heeft ontvangen).

Het vierde scenario – Blok-afsnijding –veronderstelt een volledige stopzetting van de handelsstromen tussen de VS en een van zijn twee belangrijkste handelspartners: China of de EU. De handelsrelaties met alle overige landen blijven daarbij ongewijzigd ten opzichte van de situatie vóór 2 april 2025. In het ene sub-scenario simuleren wij een volledige ontkoppeling tussen de VS en China, in het tweede tussen de VS en de EU. Deze ontkoppeling wordt in het model geïmplementeerd door de invoering van een extreem hoge heffing, waardoor het merendeel van de bilaterale handel tussen de betreffende blokken effectief wordt geëlimineerd. Niettemin blijven er in het model minimale handelsstromen bestaan. Dit is een direct gevolg van de onderliggende Armington-structuur met een constante elasticiteit van substitutie (CES). Binnen dit raamwerk worden goederen uit verschillende landen opgevat als onvolmaakte substituten. Hierdoor blijft, zelfs bij een vrijwel volledige ontkoppeling, een beperkte mate van handel bestaan in gevallen waarin geen volwaardige substituten beschikbaar zijn.

Resultaten

De gesimuleerde algemeen-evenwichtsuitkomsten van ons model laten voor alle landen in bijna alle scenario’s welvaartsverliezen zien (figuur 1). Dit is wellicht niet verrassend, omdat invoerheffingen de efficiëntie van markten en de voordelen van handelsspecialisatie ondermijnen. In een goed functionerende wereldeconomie specialiseren landen zich in de productie van goederen waarin zij een comparatief voordeel hebben, terwijl handel toegang biedt tot andere goederen tegen lagere kosten. Heffingen verhogen echter kunstmatig de effectieve prijs van geïmporteerde goederen, waardoor deze minder concurrerend worden ten opzichte van alternatieven die doorgaans minder efficiënt zijn, zowel binnenslands als buitenslands. Dit dwingt producenten zich te richten op activiteiten waarin ze relatief minder productief zijn, wat leidt tot een daling van de algehele efficiëntie, hogere prijzen en lagere handelsvolumes. Naarmate de handelsvolumes verder afnemen en prijzen zich aanpassen, dalen ook de reële lonen en de koopkracht. Het resulterende negatieve inkomenseffect weegt doorgaans zwaarder dan de kortetermijnvoordelen die een protectionistisch beleid kan opleveren, zoals tijdelijk hogere afzet en werkgelegenheid in de beschermde sectoren of een beperkte verbetering van de handelsbalans.

Wat mogelijk verrassender is, is dat de Verenigde Staten zelf de grootste verliezer zijn van een wereldwijde handelsoorlog (figuur 1). In het algemeen geldt dat, hoe groter en wederkeriger de toename van handelsbarrières, hoe sterker de verstoring van efficiënte handelspatronen en hoe omvangrijker het welvaartsverlies. De zwaarste verliezen doen zich voor in het scenario Bevrijdingsdagheffingen (2 april) – Vergelding, waarin alle aangekondigde heffingen volledig worden ingevoerd en met gelijke maatregelen worden beantwoord. In dit geval daalt het bbp op de lange termijn met 0,2 procent in de EU, met 0,3 procent in Nederland en zelfs tot 0,8 procent in de VS. Daarentegen zijn de negatieve effecten beperkter in mildere scenario’s, zoals Basisheffingen (9 april) – Eenzijdig, waarin wederzijdse heffingen zijn opgeschort om bilaterale onderhandelingen zonder vergeldingsmaatregelen mogelijk te maken. In dit scenario bedragen de welvaartsverliezen 0,1 procent voor de EU (en ook Nederland) en 0,2 procent voor de VS. Dit laatste scenario sluit het meest aan bij de huidige situatie.

Een andere interessante bevinding van ons model is dat gecoördineerde vergelding door alle handelspartners van de VS meer economische druk op dit land zet dan op de vergeldende landen zelf. In beide scenario’s van een handelsoorlog nemen de welvaartsverliezen in de VS met circa 0,5 procentpunt toe bij vergelding, tegenover slechts 0,1 procentpunt voor Nederland of de EU. Dit komt doordat Amerikaanse exporteurs de toegang tot meerdere markten tegelijk verliezen, terwijl vergeldende landen een deel van hun handel kunnen verleggen naar alternatieve partners, waardoor de verliezen worden gedempt. Hoewel alle partijen erop achteruitgaan, duidt deze dynamiek erop dat gecoördineerde vergelding een relatief effectieve tegenmaatregel kan zijn tegen eenzijdige heffingen, en dat verdieping van handelsrelaties met niet-Amerikaanse partners een belangrijk kanaal is om de effecten van toegenomen Amerikaans handelsprotectionisme te verzachten.

De enige uitzondering op het algemene patroon van universele welvaartsverliezen doet zich voor in het scenario waarin de VS één groot handelsblok (China of EU) gericht treft, terwijl het andere grote handelsblok gespaard wordt. In dergelijke gevallen kan het niet-getroffen blok bescheiden welvaartswinsten boeken door handelsverlegging: het vangt een deel van de vraag op die verschuift door verstoorde Amerikaanse handelsstromen met de uitgesloten partner. Voor de uitgesloten partij is het afgesneden worden het meest ongunstige scenario. Zo ziet China, wanneer de VS de handel met de EU afsnijdt maar de handel met China openhoudt, een kleine welvaartswinst van 0,01 procent, terwijl de EU en Nederland respectievelijk 0,3 procent en 0,5 procent verliezen. De VS lijdt dan een vergelijkbaar welvaartsverlies van 0,3 procent. Omgekeerd, wanneer de VS China uitsluit maar de handelsbanden met de EU intact laat, wint de EU 0,01 procent (Nederland iets meer, namelijk 0,02 procent), terwijl China 0,3 procent verliest en de VS 0,2 procent. Deze resultaten illustreren hoe een gerichte uitsluitingsstrategie politiek effectief kan zijn: de VS brengt het uitgesloten land meer economische schade toe dan het zelf ondervindt, wat zijn onderhandelingspositie in bilaterale handelsconflicten kan versterken.

Impact op Nederland

Nederland blijkt – in alle scenario’s – sterker blootgesteld dan het gemiddelde EU-land aan verschuivingen in Amerikaanse heffingen. In scenario’s met bescheiden EU-winsten zijn de relatieve baten voor Nederland groter; wanneer de EU verliest, valt het verlies voor Nederland dieper uit.Deze verhoogde gevoeligheid weerspiegelt de sterke afhankelijkheid van Nederland van handel met de VS (CBS, 2025), zowel via directe export als via indirecte blootstelling in geïntegreerde waardeketens. Als kleine, zeer open economie is Nederland in hoge mate afhankelijk van toegang tot grote externe markten (zoals de VS) en daarmee bijzonder kwetsbaar voor handelsverstoringen.

De Nederlandse economie kan, afhankelijk van het handelsscenario, 0,1 tot 0,5 procent van het bbp verliezen. Het grootste bbp-verlies treedt op wanneer de EU wordt uitgesloten van handelsafspraken met de VS. Onze schattingen komen in grote lijnen overeen met andere recente schattingen, al vinden andere modellen doorgaans wat grotere effecten op bbp en handel. Voor de Bevrijdingsdag-scenario’s ramen wij het bbp-verlies voor Nederland op 0,2 à 0,3 procent per jaar. DNB (2025) schatte dit in op 0,3 à 0,5 procent, terwijl het CPB (2025) nog hogere bbp-verliezen van 0,4 à 0,5 procent voorzag. Dit betekent ofwel dat zij de effecten van heffingsverhogingen op de Nederlandse economie overschatten, ofwel dat wij deze effecten onderschatten. In het laatste geval kunnen onze schattingen gezien worden als een ondergrens van de daadwerkelijke effecten.

De loon-prijsdynamiek per scenario helpt de voor Nederland voorspelde welvaartsveranderingen te duiden (tabel 2). In de eerste twee handelsoorlogsscenario’s, zonder vergelding, stijgen de nominale lonen in Nederland volgens ons model: met 1,51 procent onder Bevrijdingsdag – Eenzijdig en met 0,93 procent onder Basisheffingen – Eenzijdig (tabel 2). Deze stijging weerspiegelt een verbetering van het Nederlandse concurrentievermogen, omdat fors hogere heffingen op Chinese goederen de vraag verschuiven naar Nederlandse export, wat de productie en lonen ondersteunt. De consumentenprijzen lopen echter sneller op: met 1,71 respectievelijk 1,05 procent. Dit is ten eerste het gevolg van hogere kosten van geïmporteerde Amerikaanse goederen, inclusief inputs in de Nederlandse productie, en ten tweede van verminderde concurrentie van Chinese exporteurs, waardoor Nederlandse bedrijven prijzen kunnen verhogen om stijgende lonen te dekken en marges te beschermen. Per saldo groeit het prijspeil sneller dan de lonen, zodat de reële lonen en koopkracht dalen.

Wanneer landen vergelding toepassen, domineren sterke inkomenseffecten de verschuivende loon-prijsdynamiek. In zowel het scenario Bevrijdingsdag – Vergelding als Basisheffingen – Vergelding dalen de nominale lonen in Nederland (met 0,59 respectievelijk 0,15 procent), terwijl de consumentenprijzen stabiliseren of licht dalen (met 0,32 respectievelijk 0,03 procent). Deze verschuiving weerspiegelt het feit dat vergelding leidt tot een brede inkrimping van de wereldhandel en het binnenlandse inkomen, wat de vraag tempert en op langere termijn neerwaartse druk op prijzen zet. Met beperkte exportmogelijkheden en onder druk staande marges verlagen Nederlandse bedrijven eerder de arbeidskosten dan dat ze prijsstijgingen doorberekenen. Gevolg: de reële lonen dalen in beide gevallen (met 0,27 en 0,19 procent), wat de totale welvaartsverliezen versterkt. Deze scenario’s illustreren dat vergelding weliswaar strategisch kan werken, maar de economische kosten voor alle partijen doet toenemen.

Een bijkomende bevinding is dat spanningen tussen de VS en China geen directe bedreiging vormen voor Nederland of de rest van de EU. Wanneer de VS China van een handelsakkoord uitsluit maar de handel met de EU openhoudt, boekt Nederland een bescheiden welvaartswinst van 0,02 procent. Dit resultaat komt overeen met de verwachtingen: dure Chinese export zorgt ervoor dat Amerikaanse bedrijven elders importeren. EU-exporteurs springen in dat gat, hetzij via rechtstreekse uitvoer naar de VS, hetzij via levering van intermediaire goederen aan bedrijven die naar de VS exporteren.

Conclusie

Ons model laat zien dat de Verenigde Staten het meeste te verliezen hebben bij hun eigen handelsoorlog, vooral wanneer hun acties leiden tot gecoördineerde vergelding door handelspartners. Ook andere landen, waaronder de lidstaten van de EU, ondervinden negatieve effecten, maar Nederland springt eruit als bijzonder kwetsbaar. De intensieve handelsrelaties met de VS maken dat de welvaartsverliezen relatief groter zijn.

De keuze van beleidsstrategie bepaalt in hoge mate de uitkomsten. Gecoördineerde vergelding – waarbij landen symmetrische heffingen instellen tegen de VS – blijkt een effectieve tegenmaatregel: de VS lijdt daarbij hogere welvaartsverliezen dan de vergeldende landen. Dit weerspiegelt het feit dat de VS in veel sectoren moeilijker andere landen kan vervangen dan andersom. Voor EU-landen als Nederland benadrukt dit het strategische belang van het onderhouden en verdiepen van handelsbetrekkingen met niet-Amerikaanse partners. De VS kan echter, wanneer het zich op één land of blok richt, de aanpassingslast verschuiven en zijn tegenpartij meer economische schade toebrengen dan dat het zelf oploopt – een tactiek die de Amerikaanse onderhandelingspositie in bilaterale handelsgeschillen kan versterken. Recente ontwikkelingen suggereren dat deze dynamiek al gaande is, waarbij de VS steeds vaker gerichte heffingen inzet om bredere geopolitieke concessies af te dwingen. Een opvallend voorbeeld is de verhoging van de importtarieven voor India tot 50 procent als reactie op de aanhoudende import van Russische olie door dat land.

Voor betere besluitvorming in het onzekere handelslandschap lanceert SEO binnenkort een interactief dashboard om handelsoorlogscenario’s te simuleren.

Getty Images

Literatuur

Baier, S.L., Y.V. Yotov en T. Zylkin (2019) On the widely differing effects of free trade agreements: Lessons from twenty years of trade integration. Journal of International Economics, 116, 206–226.

CBS (2025) Internationaliseringsmonitor 2025, eerste editie: Verenigde Staten. CBS, 30 april.

CPB (2025) Central Economic Plan 2025. CPB Projections, februari.

DNB (2025) Financial stability report – Spring 2025. DNB, 20 mei.

EC (2025) Joint Statement on a United States-European Union framework on an agreement on reciprocal, fair and balanced trade. Bericht op ec.europa.eu, 21 augustus.

Fontagné, L., H. Guimbard en G. Orefice (2022) Tariff-based product-level trade elasticities. Journal of International Economics, 137, 103593.

Head, K. en T. Mayer (2014) Gravity equations: Workhorse, toolkit, and cookbook. In: G. Gopinath, E. Helpman en K.S. Rogoff (red.), Handbook of International Economics , vol. 4. Amsterdam: Elsevier, p. 131–195.

White House (2025) Joint Statement on U.S.-China Economic and Trade Meeting in Stockholm. Bericht op whitehouse.gov, 11 augustus.

UN-ESCAP (2025) Trade Intelligence and Negotiation Advisor (TINA): Tariff Simulator. United Nations Economic and Social Commission for Asia and the Pacific. Te vinden op unece.org.

Auteurs

Plaats een reactie