Op woensdag 13 november 2024 vond voor de derde maal het Impactforum Economie & Bedrijfskunde plaats, deze keer in Utrecht. Tijdens het forum ontmoeten medewerkers van de Nederlandse faculteiten voor economie en bedrijfskunde hun stakeholders voor een kritische reflectie op de maatschappelijke invloed van het wetenschappelijke vakgebied. Samen vormen die faculteiten een belangrijk onderdeel van de academische gemeenschap in Nederland: vijftien procent van alle WO-studenten is daaraan verbonden en elk jaar leveren de opleidingen ongeveer 10.000 masterstudenten af. Tijdens het forum staat de vraag centraal: hoe maken deze mensen (studenten, docenten en alumni) een verschil in de maatschappij?
Voorbij de homo economicus
Govert Buijs zette in de ochtend de discussie over de invloed van het vakgebied op scherp. Hij is hoogleraar politieke filosofie aan de VU en samen met Jan-Peter Balkenende auteur van een recent pleidooi voor een alternatieve benadering van kapitalisme. “Richt het vakgebied zich wel op de juiste dingen?” vroeg hij zich af en hij somde de belangrijkste tekortkomingen op. Bijvoorbeeld dat de homo economicus nog te veel centraal staat in het wetenschappelijke werk. Diens wereldbeeld zou Spinozaprijs-winnaar Lans Bovenberg later op de dag typeren als “ieder voor zich en God voor allen”.
Die benadering is volgens Buijs en vele anderen niet meer van deze tijd. De uitdagingen waar we ons in de wereld voor gesteld zien vereisen dat we uitgaan van een homo cooperans: een samenwerkende mens. Studenten zouden veel meer vanuit dat perspectief moeten worden opgeleid. De wetenschappers zelf zouden wat dat betreft volgens Buijs ook nog wel een lesje kunnen gebruiken. Hun belangstelling om samen met andere disciplines complexe uitdagingen te lijf te gaan lijkt namelijk nog te gering.
Wat later op de dag legde Peter Verhoef, voorzitter van het overleg van decanen Economie & Bedrijfskunde (DEB) en decaan in Groningen, uit welke stappen de gezamenlijke faculteiten hebben gezet om juist dat beeld te ontkrachten. Ten eerste heeft het vakgebied in de afgelopen periode het vizier nadrukkelijker gericht op het realiseren van positieve maatschappelijke impact, in samenspraak met de praktijk. Een belangrijk resultaat daarvan was de gezamenlijke visie “De uitdagingen van transitie”.

En het forum zelf is ook een exponent van die beweging.
Bovendien zijn de faculteiten in de afgelopen twee jaar onderling sterker gericht op vijf grote maatschappelijke uitdagingen: een duurzame wereld, een eerlijke wereld, effectieve instituties, een gezonde wereld en toekomstbestendige digitalisering. Ze zijn bezig om afspraken te maken over specialisatie op die thema’s, ten behoeve van de differentiatie van het onderzoek, de macro-doelmatigheid van de opleidingen en meer maatschappelijke impact. Niet voor niets werden ook de Remagine Awards aan diezelfde thema’s gekoppeld (kader 1). Ook streven ze naar meer samenwerking in de promotieopleidingen, om zo de landelijk aanwezige kennis beter te benutten bij het opleiden van academisch talent.
Kader 1: Reimagine awards
Een innovatie tijdens het forum van dit jaar was, dat voor de eerste maal de Remagine Thesis Award werd uitgereikt, voor de beste scripties geschreven bij E&B faculteiten over vijf maatschappelijk relevante thema’s. Deze prijs is een gezamenlijk initiatief van de faculteiten en de Goldschmeding Foundation. In de vijf categorieën van de scriptieprijs presenteerden in totaal 14 finalisten hun masterthesis op aansprekende wijze. Steeds toonden ze overtuigend aan hoe de theorie en het instrumentarium uit hun vakgebied kunnen worden gebruikt om de wereld onder meer eerlijker, duurzamer en gezonder te maken. (Klik op de link voor meer informatie over dit nieuwe initiatief). De award-ceremonie vormde een zeer inspirerende start van het evenement.
Focus op maatschappelijke transities
De sterkere focus op het bijdragen aan maatschappelijke transities sluit aan op landelijke aanbevelingen, zoals het pleidooi dat vervat ligt in een recent rapport van de AWTI (2024), over integrale innovatie. Het rapport beveelt aan de sociale wetenschappen nadrukkelijk te betrekken bij innovatie. Economen en bedrijfskundigen worden zelf nauwelijks opgeleid om iets te maken, maar ze kunnen anderen wel helpen dat beter te organiseren. Dat gebeurt nu nog te weinig.
Na Verhoef schetsten Willem Jonker en Esther Kersten hoe het vakgebied buiten de eigen comfortzone van de zakelijke dienstverlening ook belangrijke bijdragen zou kunnen leveren aan transities in industriële sectoren. Jonker is voorzitter van AI Ned en oud vice-president Research van Philips. Kersten is oprichter van Impact X en lid van het Topteam van Topsector High Tech Systemen en Materialen. Zij behandelden respectievelijk de mogelijkheden bij de inzet van AI en de productie van high-techsystemen, zoals CT-scanners. In de high tech wordt volgens Kersten bij de fabricage van een metalen onderdeel bijvoorbeeld regelmatig driekwart van het uitgangsmateriaal verspaand tot onbruikbare metaalkrullen. Dat is niet goed voor de duurzaamheid van de sector, maar het is per bedrijf niet rendabel om te investeren in verbeteringen. Economen zouden methoden kunnen ontwikkelen om gezamenlijke investeringen op het niveau van de keten te kunnen beoordelen en niet alleen per bedrijf. Dan zijn er wel duurzame transities mogelijk.
Economische bril voegt wat toe
Maar ook binnen de eigen comfortzone kunnen economen bijdragen aan de maatschappelijke uitdagingen. Zo besprak Bart van Ark, hoogleraar aan de Manchester Business School, in het plenaire vervolg de zeer beperkte groei in de arbeidsproductiviteit, waar ons land en Europa al enige jaren last van heeft. Een commissie onder leiding van Mario Draghi heeft recent voor de Europese Commissie een tamelijk alarmerend adviesrapport geschreven over de toekomst van het Europese concurrentievermogen. Dat rapport legde te veel nadruk op ‘backing winners’ als een remedie, stelde Van Ark. De groeisectoren, zoals R&D voor defensie, zullen daardoor gestimuleerd worden. Maar wat gebeurt er als je daar niet in zit? Van Ark verwees naar de situatie in Engeland, waar hij nu werkt. Daar zijn grote sociaal-economische verschillen tussen het Zuiden en vooral London enerzijds en het Noorden anderzijds. Hij legde uit dat ook als een bepaalde interventie gemiddeld genomen niet het hoogste nationale resultaat biedt, die toch de voorkeur kan hebben als veel mensen profiteren en sociale verschillen er niet door worden vergroot. In ieder geval zijn er keuzes mogelijk. Over die keuzes moet je het hebben en in dat gesprek is de inbreng van het vakgebied onmisbaar.
Verbeteringen mogelijk
In de rest van de dag werd ingegaan op drie manieren waarop de faculteiten zichzelf kunnen verbeteren.
Inclusiever en diverser
Het thema van de eerste sessie, Inclusivity, Diversity, Equality and Access (I.D.E.A.), was waarschijnlijk het meest schrijnend. Het wetenschappelijke personeelsbestand in dit vakgebied is namelijk bij lange na niet divers genoeg, zeker niet in de hogere salarisschalen. Economie en Bedrijfskunde kent bijvoorbeeld het laagste percentage vrouwelijke hoogleraren, zelfs lager dan in het technische domein. Verder liggen binnen dezelfde functies de salarissen voor vrouwen niet zelden significant lager dan van hun mannelijke collega’s. En wie niet vloeiend Nederlands spreekt voelt zich regelmatig niet serieus genomen tijdens vergaderingen of in de koffiecorner. In het huidige politieke klimaat, met de sterke nadruk op het gebruik van de Nederlandse taal op universiteiten, verbetert dat gevoel natuurlijk niet.
De sessie maakte duidelijk dat I.D.E.A de laatste tijd gelukkig meer aandacht krijgt binnen de faculteiten. Naderhand zouden diverse mensen bovendien aangeven dat er meer gedaan wordt dan tijdens de sessie besproken kon worden. Desalniettemin was iedereen het erover eens dat de inspanningen op dit gebied landelijk moeten worden geïntensiveerd en vooral meer systemisch moeten worden benaderd. Losse initiatieven scoren te weinig effect.
Onderwijs
In een andere parallelsessie, over het onderwijs, legden de aanwezige docenten van verschillende faculteiten uit dat wat zij doen helemaal niet zoveel te maken heeft met de homo economicus en zijn bekrompen gedachtengoed. Lans Bovenberg, die deze sessie inleidt, benadrukte dat dat ook aansluit bij het centrale idee in de economie. In de eerste zin van de “Wealth of Nations” van Adam Smith wordt al uitgelegd dat welvaartsgroei voortkomt uit “division of labour”. Het belang van specialisatie en de daaruit voortvloeiende noodzaak tot samenwerking en ruilen is de belangrijkste boodschap van de economische wetenschap, zei hij.
Bovenberg roept de faculteiten op om meer moeite te doen om moderne inzichten uit het wetenschappelijk onderzoek te laten indalen in het curriculum van de middelbare school. Op de middelbare school wordt volgens hem slechts een karikatuur onderwezen van waar economie voor staat en het effect daarvan is niet gering. Een ruime meerderheid van middelbare scholieren heeft (bedrijfs)economie in het vakkenpakket. Een deel daarvan gaat vervolgens economie of bedrijfskunde studeren, maar het grootste deel niet: de modernere inzichten moeten ook hen bereiken.
Is het onderwijs aan de faculteiten zelf dan al helemaal goed geregeld? “Nee!”, stelde journalist Jeroen Smit, die zelf veertig jaar geleden bedrijfskunde studeerde en vindt dat sindsdien het academische curriculum onvoldoende is aangepast aan nieuwe inzichten. Hij bepleitte met name een veel grotere aandacht voor geluk in plaats van welvaart, waar het vakgebied zich van oudsher sterk op richt. Twee jaar geleden vroeg Smit aan Peter Verhoef in een t.v.-documentaire hoelang het zou duren voor curricula wat dat betreft zouden zijn aangepast. “Vijf jaar” zei Verhoef toen. Er zijn dus nog drie jaar over om het doel te halen, houdt Smit zijn gehoor voor. Sam de Muijnck, directeur van Our New Economy, constateerde op basis van regelmatige evaluaties van curricula dat faculteiten ondertussen inderdaad in beweging komen, maar niet overal even snel.
Olaf Sleijpen adviseerde de faculteiten in zijn plenaire toespraak bovendien om in hun curricula meer aandacht te besteden aan het samenspel tussen de Nederlandse instituties bij het maken van economisch beleid. Het zou helpen als de faculteiten zowel economen als bedrijfskundigen meer begrip meegeven over het grotere geheel waarin individuele organisaties opereren.

En ook kan het onderwijs bijdragen aan nieuw leiderschap. In de drukst bezochte parallelsessie werd besproken hoe leiderschap moet veranderen in tijden van transities en vanuit de wens om welvaart te genereren. Presentaties van Janka Stoker, hoogleraar aan de RUG, en Jaap Winter, onder andere hoogleraar internationaal ondernemingsrecht aan de UvA en voorzitter van de Raad van Toezicht van de EUR, kaderen de discussie in. Eerder ging leiderschap vooral over het nemen van achtereenvolgende beslissingen en het systematisch doorvoeren van de interne gevolgen daarvan. Nu ligt de nadruk meer op het maken van keuzes en afwegingen die samen de identiteit van de organisatie consolideren. Leiders geven nu meer aandacht aan vragen als “Wie willen we zijn?” en “Wat willen we als organisatie doen en wat niet?”. Er is meer oog voor externe factoren en de rol van de organisatie in het grotere maatschappelijke geheel. Daarbij ligt wel het gevaar op de loer om te ontsporen in een theoretische discussie die te ver af komt te staan van gewoon je werk doen. Maar aan de andere kant is de klassieke, eenzijdige benadering, die sterk de nadruk legt op de financieel-economische aspecten en de korte termijn, ook niet meer houdbaar. Wat het juiste evenwicht is, is niet statisch en wordt vanuit verschillende richtingen bepaald. Bijvoorbeeld door nieuwe regelgeving, invloed vanuit de civil society maar zeker ook door het onderwijs, mede in economie en bedrijfskunde.
Meer maatschappelijke inbreng en samenwerking
Onder leiding van Frank Zwetsloot discussieerde daarna een panel over hoe de inbreng van het vakgebied in het maatschappelijke debat verbeterd zou kunnen worden. Peter Verhoef gaf eerder aan heel bezorgd te zijn over de toekomst van de sector, gezien de grote bezuiniging van het huidige kabinet en de de-internationaliseringsmaatregelen. Die zullen leiden tot minder internationale opleidingen, studenten en personeel. De economiefaculteiten zullen dus samen blijven werken om die inbreng, onder andere wat betreft de maatschappelijke transities, over het voetlicht te blijven krijgen.
Casper van den Berg, voorzitter van universiteitskoepel UNL, juicht de moeite die de decanen nemen om op verschillende manieren de eigen gelederen te versterken van harte toe, stelt hij aan het begin van het debat. Daarbij nuanceerde hij ook de huidige nadruk op inter- en transdisciplinaire samenwerking in het landelijke debat. Gegeven de complexiteit van de huidige maatschappelijke uitdagingen is zo’n benadering cruciaal, maar het lukt alleen als je gespecialiseerde kennis bij elkaar kunt brengen die voortkomt uit sterke disciplines.

Tegelijkertijd is betere samenwerking met andere partijen wel degelijk nodig. Bastiaan Starink, partner bij PwC, kroonlid van de SER en bijzonder hoogleraar aan Tilburg University, gaf aan hoe meer gezamenlijke investeringen in mensen en kapitaal de samenwerking tussen adviesbureaus en de faculteiten nog zou kunnen versterken, bijvoorbeeld door meer uitwisselingen van medewerkers te organiseren. Werner Schouten, directeur van Impact Economy, beaamde dat.
Jonneke Bolhaar, hoofd bij het CPB en hoogleraar aan de EUR, schetste welke voordelen intensievere samenwerking kan hebben. De kennis van en interesse in wat bedrijven kunnen leveren is op de universiteiten nog onvoldoende. En lijken faculteiten nog te aarzelen om met andere organisaties gezamenlijke verantwoordelijkheid te nemen voor maatschappelijke verandering.
In sommige landen, zoals de V.S. en Japan, ligt dat anders en zijn de banden tussen universiteiten en met name het bedrijfsleven vaak sterker. Stefan Stremersch, hoogleraar marketing aan de EUR, pleitte daarom voor een veel explicietere toewijding van faculteiten aan het vertalen van nieuwe inzichten naar effectief gedrag binnen andere organisaties: “Er zijn in Nederland geen echte business schools”. Welke instelling in Nederland biedt bijvoorbeeld een curriculum aan dat daadwerkelijk voorbereidt voor een leidinggevende functie in de praktijk en niet primair voor een wetenschappelijke loopbaan? Meer focus op de vertaling van inzichten plaatst ook de rol van het wetenschappelijk onderzoek in een ander, meer toeleverend maar niet noodzakelijk minder fundamenteel, perspectief.
Tot slot
Peter Verhoef concludeert aan het einde van het Impactforum dat het evenement geen definitief antwoord had gegeven op de vraag hoe een vakgebied als Economie & Bedrijfskunde op de beste manier naar buiten zou moeten treden. Het heeft wel laten zien dat er op verschillende terreinen en op verschillende manieren behoefte aan is dat het vakgebied de ingezette lijn voortzet. Zo kan de sector van Economie & Bedrijfskunde met ruimte voor verschillende perspectieven onze economie en samenleving op een unieke manier bedienen.

Literatuur
AWTI. Vanzelfsprekende verbinding; Veranker sociaal- en geesteswetenschappelijk onderzoek in innovatie. Maart 2024.
Balkenende, Jan Peter, en Buijs, Govert. Capitalism Reconnected. Amsterdam University Press. Amsterdam. 2024.
Decanen Economie en Bedrijfskunde. De uitdagingen van transitie; economie en bedrijfskunde, wetenschap voor duurzame welvaart. September 2023.
European Commission. The Future of European Competitiveness – A Competitiveness Strategy for Europe. September 2024.
Auteurs
Categorieën