Om de grote uitdagingen in Nederland op klimaat, wonen, zorg en internationale afhankelijkheid aan te gaan moet de overheid aan de bak. Marktinvesteringen alleen zijn niet genoeg. Hoe doe je dat op een verstandige manier?
In het kort
- Een nationale investeringsbank kan het investeringslandschap centraliseren en de Nederlandse financiële slagkracht vergroten.
- Integratie van de Nederlandse kenniseconomie en marktervaring in deze bank versterkt het investeringslandschap verder.
- Hierdoor kan de overheid sturen op de lange termijn en nieuwe economische motoren stimuleren.
Onze economie staat voor grote uitdagingen. Vergrijzing, internationale afhankelijkheid, de verdeling van schaarse ruimte, en klimaatverandering zijn problemen die alleen nog maar dringender zullen worden. Als ze onbeantwoord blijven, laten deze vraagstukken onze staatsschuld onhoudbaar oplopen. Door de kosten van klimaatschade en een groeiende verzorgingsstaat lijkt het behouden van de status quo geen optie (IMF, 2025; CPB, 2024).
Het beantwoorden van deze uitdagingen vraagt om forse investeringen die de kosten van klimaatverandering en de groeiende verzorgingsstaat drukken, en investeringen voor nieuwe inkomstenbronnen (Van Bree en De Jonge, 2022; Van der Wijst et al., 2023). Overheid zou hier aan bij kunnen dragen, helaas gebeurt dat nu niet. De totale overheidsinvesteringen stagneren namelijk al jaren (CPB, 2023) en dwalen steeds verder af van de norm voor innovatie-investeringen van minstens één procent van het bruto nationaal product dat ooit in het verdrag van Lissabon is afgesproken (Van Kempen et al., 2025). De huidige begroting koerst af op slechts 0,66 procent aan onderzoek en ontwikkeling in 2029, het laagste percentage in tijden (Rathenau Instituut, 2023).
Tegelijkertijd gaan er miljarden naar fossiele sectoren en vervuilende basisindustrie. In 2024 telde het budget van fossiele regelingen een verbijsterende 28,5 miljard euro (MinFin, 2025). Het kunstmatig in leven houden van deze sectoren betekent niet alleen meer klimaatschade op de lange termijn, maar ook minder ruimte voor nieuwe, duurzame verdienmodellen. Zo staat het volgende ASML in de startblokken, maar wordt het tegengewerkt door onder andere netcongestie en het stikstofslot (VNO-NCW, 2024). Daarmee brengen we ons toekomstig verdienvermogen in gevaar. Dit artikel betoogt daarom dat een omslag maken noodzakelijk is, en om een vernieuwing van het investeringslandschap vraagt. In dat landschap staat een nationale investeringsbank (NIB) met een langetermijnperspectief centraal.
Het gebrekkige huidige investeringslandschap
Het Nederlandse investeringslandschap is op meerdere manieren verouderd en verdoofd. De broodnodige investeringen in ons toekomstig verdienvermogen ontbreken bij zowel de overheid als de markt (Van Kempen et al., 2025).
Als oplossing voor het gebrek aan overheidsinvesteringen wordt vaak een beroep gedaan op privaat en institutioneel kapitaal, maar die lopen tegen overheidsfalen aan. Een van de grootste obstakels is bijvoorbeeld fragmentatie, waarbij vele regelingen en investeringsfondsen elk hun eigen mandaat hebben en dus niet over de nodige financiële slagkracht beschikken om grotere projecten te financieren. Private investeerders vinden zo moeilijker hun weg naar renderende investeringen in innovatieve bedrijven, omdat het huidige investeringsaanbod niet genoeg schaal biedt om de risico’s voldoende te spreiden (Dialogic, 2021). Een soortgelijk probleem bestaat bij de deelname van institutioneel kapitaal, zoals pensioenfondsen (Pensioenfederatie, 2025). Pensioenfondsen wordt afzonderlijk van elkaar en per departement gevraagd om op relatief kleine schaal mee te investeren in projecten, maar deze aanpak blijkt vaak te inefficiënt voor deelname. Kleinschalige projecten gaan namelijk gepaard met hoge uitvoeringskosten en vormen daarom barrières voor pensioenfondsen die willen mee-investeren (RLI, 2022).
Daarnaast biedt het Nederlandse investeringslandschap onvoldoende raamwerk om gebruik te maken van kennis en kapitaal uit Europese fondsen en Nederlandse markten om die investeringen in de toekomst op gang te brengen. Zo lopen we Europese gelden vanuit de Europese Investeringsbank (EIB) mis, omdat we geen volwaardige investeringsinstelling hebben die hier aanspraak op kan maken (RTL Z, 2025). Ook worden fiscale stimuleringsregelingen voor innovatieve start-ups nog altijd onvoldoende benut (PWC, 2022). Naamsbekendheid en administratieve lasten zijn hierbij de grootste obstakels, zo blijkt ook uit het recente rapport van Dialogic (2025). Bedrijven weten regelingen vaak niet te vinden of missen de middelen om door de complexe regels en rapportageverplichtingen te navigeren. Dit werkt vertragend voor een belangrijke groep in ons ecosysteem die de voorhoede op weg naar een nieuwe economie zouden moeten zijn.
Duidelijke rol voor de overheid
Herinrichting van het investeringslandschap is noodzakelijk en daarbij is sturing vanuit de overheid vereist. Vaak is de markt niet bereid tot risicovolle investeringen in een duurzame toekomst. Dat is geen simpel marktfalen, maar transitiefalen. Wanneer nodige transitieprojecten te duur of te risicovol blijken voor een reguliere markt, kan een publieke instelling hier de leiding nemen om deze toch op gang te brengen. Publieke actoren worden namelijk niet erop afgerekend wanneer een investering misloopt en dat resulteert in een hoger geaccepteerd investeringsrisico; doorgaans hoger dan de markt. Dat betekent dat publieke middelen de taak hebben om marktfalen te verhelpen, maar ook de verantwoordelijkheid dragen om markten te creëren die niet op eigen kracht op gang komen. Overheidsinvesteringen hebben op die manier de capaciteit om sturing te geven aan een economie, door bepaalde sectoren en sleuteltechnologieën op te bouwen (Oliver Wyman, 2016).
Een goed voorbeeld daarvan is de opkomst van Silicon Valley in Californië, waar een beleidsmix van afnamegaranties en directe investeringen vanuit de overheid ervoor gezorgd heeft dat het gebied een wereldwijde innovatie-leider is geworden (Laplane en Mazzucato, 2020). Zonder publieke middelen om het opstartrisico van Silicon Valley te dekken, had de mondiale economie er heel anders uitgezien.
Belangrijker dan de omvang van de investeringen in Californië was de keuze om schaarse middelen niet in gevestigde industrieën te steken, maar te investeren in nieuwe economische motoren. Het vereist langetermijninzicht en politieke durf om bewezen renderende sectoren een lagere prioriteit te geven, om vervolgens een gok te wagen op innovaties die een economie mogelijk ook over vijftig jaar nog relevant houden. Het kan politiek minder aantrekkelijk zijn, maar die visie, gepaard met het vermogen van publieke investeringen om markten voor transitie te creëren, is essentieel voor het concurrentievermogen van een land.
Ook is een wendbaar investeringslandschap belangrijk voor economische weerbaarheid. Weerbaarheid is namelijk niet het gevolg van hoe groot een economie is, maar hoe snel het kapitaal de nodige transities kan volgen.
Investeringsbank als fundament
In het nieuwe investeringslandschap moet een nationale investeringsbank centraal staan, zoals ook beaamd wordt in een recente oproep van onder andere Jeroen Kremers (Nationale Investeringsbank, 2025). Door de vele fondsen en regelingen in ons landschap te bundelen, en die met staatsgaranties de kapitaalmarkt op te sturen, ontstaat er een zelfstandige en professionele investeringsinstelling. Een dergelijk instituut moet op afstand van de politiek opereren om met een helder mandaat de uitdagingen van onze tijd aan te pakken.
Een investeringsbank kan op verschillende manieren een duurzame transitie naar een nieuwe economie realiseren. Ten eerste is het meest voor de hand liggende voordeel van een gecentraliseerd instituut dat de financiële slagkracht van onze investeringsmiddelen flink verhoogd wordt. Al het kapitaal onder één dak zorgt voor een groter bereik, een grotere schaal voor investeringen, en voorkomt overlap tussen fondsen en regelingen. Ook zal het bundelen van kapitaal uit de regelingen vanuit het durfkapitaalinstrumentarium, de Financieringsmaatschappij voor Ontwikkelingslanden (FMO), de Nederlandse Waterschapsbank (NWB Bank), en de Bank Nederlandse Gemeenten (BNG Bank) niet alleen 120 miljoen euro aan administratieve en bestuurlijke kosten besparen, maar ook leiden tot twee miljard euro aan vrijgekomen kapitaal door de consolidatie van reserveverplichtingen van deze partijen (Oliver Wyman, 2016). Dat is geld dat momenteel door institutionele fragmentatie onbenut blijft en dus niet kan worden ingezet om innovatie te stimuleren.
Ten tweede kan een NIB ervoor zorgen dat privaat en institutioneel kapitaal aangehaakt kan worden bij de nodige maatschappelijke investeringen. Momenteel investeren zij niet graag mee, omdat een gecentraliseerde aanpakt ontbreekt – een coördinatiefalen. Door kleinschalige projecten te bundelen en vanuit één instantie aan te bieden, passen de investeringsmogelijkheden beter bij de behoeften van bijvoorbeeld pensioenfondsen. Daarbij komt ook kijken dat die bundeling van projecten en fondsen een risicospreidende werking heeft, wat kapitaaldeelname van private en institutionele investeerders stimuleert.
Terwijl een investeringsbank op nationaal niveau kapitaal kan mobiliseren, zal een volwaardige NIB ook als aanspreekpunt kunnen dienen voor de Europese Investeringsbank. Dat is het derde voordeel, want momenteel hebben we geen plek aan tafel om een beroep te doen op gelden afkomstig vanuit de EIB, simpelweg omdat wij geen nationale investeringsbank hebben – zoals elk ander land in Europa dat wel heeft. Met een officiële investeringsinstelling kunnen we dus meer gebruikmaken van Europese fondsen en sluiten we als land beter aan op de investeringsstrategie van Europa.
Ten vierde kan een nationale investeringsbank een centrale rol spelen in het start-up-ecosysteem. Hoewel het gebrek aan financieringsmogelijkheden wordt betwist (Van Dijk, 2025), is ook naamsbekendheid een cruciale factor voor het succes dan wel het falen van een stimulerende regeling (PWC, 2022). Start-ups weten vaak niet wat er allemaal ligt en missen ook een centraal loket voor dergelijke vragen. Frankrijk heeft dit probleem opgelost door zijn investeringsbank BpiFrance aan te bieden als one-stop shop voor ondernemers. Niet alleen kleine scale- en start-ups, maar ook grote gevestigde Franse bedrijven, hebben op die manier een vast contactpunt om eventuele obstakels aan het licht te brengen (Thiemann en Volberding, 2021). Dit is geen butlerservice voor de industrie, maar een manier om middels korte lijnen in gesprek te blijven met het bedrijfsleven over knelpunten of investeringsbehoeften.
Betrek kennis en kunde
Een beroep doen op een grote zak geld alleen zal niet genoeg zijn om de transitie naar een nieuwe economie te realiseren, ongeacht waar dat geld vandaan komt. We moeten er ook voor zorgen dat kennis en kunde uit de praktijk op meerdere manieren geïntegreerd worden in ons investeringslandschap.
Een van de voornaamste gebieden waar Nederland hierin tekortschiet, is valorisatie. Nederland heeft een sterke kenniseconomie en behoort tot de wereldtop als het gaat om wetenschappelijk onderzoek (Elsevier, 2024). Als het echter aankomt op het toepassen of commercialiseren van die kennis, laat Nederland kansen onbenut (Van der Starre et al., 2023). Dat is jammer, want veel van de ideeën en ontwikkelingen die nodig zijn voor de transitie naar een innovatieve economie blijven op die manier hangen in wetenschappelijke instituten en kunnen niet te gelde worden gemaakt. Meer publiek-private samenwerkingen met kennisinstellingen en betere financieringsmogelijkheden voor knowledge transfer offices (KTO’s) zijn voorbeelden hoe ons investeringslandschap kan inspelen op het mobiliseren van kennis en talent.
Daarnaast kan de participatie van private ondernemers, oprichters en investeerders met kennis en praktijkervaring veel bijdragen aan de economische ontwikkeling van ons land, omdat hun deelname opstartkosten reduceert en middels korte lijnen advies op maat kan leveren aan beginnende bedrijven. Voornamelijk in de hoogwaardige maakindustrie zijn zij een belangrijke succesfactor, wat op dit moment onderbenut wordt (Tweede Kamer, 2024). Die onderbenutting is goed zichtbaar bij de Seed Business Angel-regeling. Deze werd in 2017 in het leven geroepen om praktijkervaring te mobiliseren voor het start-upecosysteem, maar wordt nog steeds niet optimaal gebruikt. Een analyse van PWC (2022) schat het misgelopen bedrag aan investeringen van business angels in 2022 op 62 miljoen euro.
Een verklaring voor die onderbenutting van deze regeling is dat deze eist dat de administratieve lasten verhaald kunnen worden op een entiteit, waarbij het oprichten van een fonds vaak de meest logische oplossing lijkt. Deze verplichting werkt echter ontmoedigend voor angel-investeerders, omdat ze niet de tijd of de investeringsschaal hebben om een renderend fonds op te richten en te onderhouden (Tweede Kamer, 2024). Daarnaast hebben particuliere investeerders te maken met rapportageverplichtingen (Europees Parlement et al., 2014). De rapportage in kwestie gaat voornamelijk over naleving van klimaatbeleid, maar uit onderzoek blijkt dat start-ups en het midden- en kleinbedrijf disproportioneel meer last hebben van deze verplichting dan de grote vervuilende industrie (PBL, 2021). Hier is dus ook meer ruimte voor versoepeling, omdat een significant deel van deze bedrijven juist toewerkt naar een groene transitie, en dus een beter klimaat, maar daarin belemmerd wordt.
Tot slot
Een nieuwe economie is geen toekomstmuziek, maar keiharde noodzaak. De wereld verandert razendsnel en problemen als vergrijzing en klimaatverandering wachten niet. Hoe efficiënt wij ons kapitaal – publiek, privaat en institutioneel – kunnen aansturen om die problemen op te lossen, zal bepalend blijken voor het toekomstig verdienvermogen van Nederland en Europa.
Daarvoor moeten we ons investeringslandschap opnieuw inrichten. Centraal in dat landschap moet een nationale investeringsbank staan. Daarnaast moet kennis en kunde van private en institutionele partijen beter opgepikt worden. Die worden momenteel onderbenut. Tot slot is het cruciaal dat de overheid duidelijke signalen af gaat geven over waar onze economie naartoe moet. Halve maatregelen en subsidies voor de oude economie zijn hierbij dooddoeners, omdat daarmee een rigide status quo in stand wordt gehouden. Een nieuwe economie vraagt om de politieke durf om iets nieuws te doen.

Literatuur
Bree, T. van, en J. de Jonge (2022) Verdienvermogen voor lange termijn welvaart én welzijn. TNO Rapport, mei.
CPB (2023) Kerngegevenstabel cMEV 2024 (augustus 2023). CPB Statistiek.
CPB (2024) Kiezen voor later: Vier visies voor 2050: Een langetermijnverkenning voor de Nederlandse economie. CPB Langetermijnverkenning, 10 oktober.
Dialogic (2021) Het Nederlandse investeringsklimaat.Dialogic Rapport.
Dialogic (2025) Onderzoek stimulering risicodragend kapitaal voor het mkb en startups. Dialogic Rapport, 12 maart.
Van Dijk, J. H. (2025). Extra financiering voor start- en scale-ups is niet nodig in Nederland. ESB, 9 oktober. Te vinden op esb.nu.
Europees Parlement, Europese Raad en Europese Autoriteit voor effecten en markten (2014) Implementing and Delegated Acts on Directive 2011/61/EU of the European Parliament and of the Council of 8 June 2011 on Alternative Investment Fund Managers and amending Directives 2003/41/EC and 2009/65/EC and Regulations (EC) No 1060/2009 and (EU) No 1095/2010 Text with EEA relevance.
Elsevier (2024) The Netherlands as a science nation: Current status. Elsevier Publicatie. Te vinden op assets.ctfassets.net.
IMF (2025) Kingdom of the Netherlands – The Netherlands: Staff concluding statement of the 2025 Article IV mission. IMF Mission Concluding Statement, 20 mei.
Kempen, J. van, M. de Heide, F. Speijer en W. Bolhuis (2024) Nederland spendeert te weinig aan R&D en loopt steeds verder achter op buurlanden. TNO Paper, januari.
Laplane, A. en M. Mazzucato (2020) Socializing the risks and rewards of public investments: Economic, policy, and legal issues. Research Policy, 49, 100008.
MinFin (2025) Miljoenennota 2025. Te vinden op www.rijksfinancien.nl.
Nationale Investeringsbank (2025) Oproep tot snelle oprichting van een nationale investerings- en innovatiebank. Nationale Investeringsbank Publicatie.
Oliver Wyman (2016) A Viability Assessment Policy Brief. Nederlandse financieringsinstelling voor economische ontwikkeling (NFEO)
PBL (2021) Klimaatverandering in de prijzen? Analyse van de beprijzing van broeikasgasemissies in Nederland in 2018. PBL Publicatie, 3846.
Pensioenfederatie (2025) Input verkiezingen Tweede Kamer 2025. Pensioenfederatie Persbericht.
PWC (2022) Het onbenut potentieel in de financiering van startups. PWC Rapport, januari. Te vinden op zoek.officielebekendmakingen.nl.
Rathenau Instituut (2023) TWIN 2023–2029: Totale investeringen in wetenschap en innovatie. Rathenau Instituut Rapportage.
RLI (2022) Financiering in transitie: Naar een actieve rol van de financiële sector in een duurzame economie. Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur Rapport, december.
RTL Z (2025) Prominenten willen Nederlandse investeringsbank voor defensie en tech: ‘Ideale vehikel’. RTL, 14 april.
Schellekens, B. en R. Fernandez (2024) Maak ruimte voor de toekomst en bouw energie-intensieve basisindustrie af. ESB, 109(4837S), 74–79.
Starre, B. van der, J. Stellmacher, T. Hendricksen (2023) Valorisatie: leren van praktijken wereldwijd. Birch Rapport, 29 november. Te vinden op www.rijksoverheid.nl.
Thiemann, M. en P. Volberding (2021) The rise of Bpifrance: The rebirth of a dirigiste state? In: D. Mertens, M. Thiemann en P. Volberding (red.), The reinvention of development banking in the European Union: Industrial policy in the single market and the emergence of a field. Oxford: Oxford University Press, p. 172–198.
Tweede Kamer (2024) Beleidsreactie op evaluatie van het durfkapitaalinstrumentarium.Kamerbrief Ministerie van Economische Zaken, DGBI-O / 89210702.
VNO-NCW (2024) Een overvol stroomnet? Bij deze bedrijven lossen ze dat zo op. Te vinden op www.vno-ncw.nl.
Wijst, K.-I. van der, F. Bosello, S. Dasgupta et al. (2023) New damage curves and multimodel analysis suggest lower optimal temperature. Nature Climate Change, 13(5), 434–441.
Auteurs
Categorieën