Ga direct naar de content

Reactie op: Soepel ontslag creëert onzekerheid

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: maart 23 2006

reactie

Reactie op: Soepel ontslag
creëert onzekerheid

RUDI NIEUWENHOVEN
EN
TON SCHOENMAECKERS
Directeur Sociale Zaken en
secretaris Sociale Zaken bij
de Vereniging VNO-NCW

Het artikel van Ronald Dekker en Robbert Vergeer in
ESB van 23 februari mag niet onweersproken blijven.
Zonder de in dat artikel aangehaalde onderzoeksgegevens van commentaar te voorzien, willen ondergetekenden graag vaststellen dat het artikel volstrekt aan
de kern van de huidige discussie over het ontslagrecht
voorbij gaat. En hier en daar bovendien tendentieuze
trekjes vertoont. Wat dit laatste betreft: De schrijvers
doen het door het gehele artikel heen voorkomen alsof
de discussie die werkgevers- en werknemersorganisaties voeren, strekt tot het scheppen van een voortdurende dreiging van ontslag en het zonder pardon
onmiddellijk op straat kunnen zetten van mensen ‘als
het even minder gaat’. Ook blinkt het artikel uit in
weinig precieze omschrijvingen als: “landen met een
soepeler ontslagrecht†en “bedrijven met een meer
geflexibiliseerd personeelsbestandâ€. Voorts miskent
het artikel dat de huidige ontslagprocedure uiteindelijk
betrekkelijk weinig relevante zekerheid biedt, maar
wel leidt tot hoge kosten. Het gaat er werkgeversorganisaties nu juist om, de schijnzekerheid van het
huidige systeem in te wisselen voor werkzekerheid.
Overigens vereist dat niet alleen maar een verandering
van het ontslagrecht, maar ook een verandering van
de wijze waarop werknemers kijken naar hun eigen
arbeidsmarktpositie. Tenslotte miskennen Vergeer en
Dekker in het artikel dat het ontslagrecht, zeker als het
gaat om de effecten op het gedrag van werkgevers en
werknemers, zeer nauw samenhangt met het totaal van
arrangementen, zoals het niveau van sociale zekerheid,
de specifieke arbeidsmarktomstandigheden en de
flankerende arrangementen die de private partijen nog
treffen naast het ontslag, zoals herplaatsingsinspanningen en aanvullende inkomensondersteuning. Waar
gaat het ons om? We hebben een ontslagrecht dat met
verschillende procedures (duaal systeem) tot verschillende uitkomsten leidt en dat is in ieder geval al een,
uit oogpunt van een herkenbare en goede rechtsorde,
ongewenste situatie. De procedure voor een ontslagvergunning van het CWI leidt soms niet tot een ontslagvergunning, terwijl een procedure via de kantonrechter
in hetzelfde geval wel tot einde van het dienstverband
zou hebben geleid. Rogier Duk schetst dat in zijn
artikel in Sociaal Maandblad Arbeid van februari heel
helder. Over onzekerheid gesproken! Voorts hebben
werkgeversorganisaties een versoepeling van het ontslagrecht steeds ingevuld als: het moet sneller kunnen
en goedkoper. Dat betekent niet dat een werknemer
minder rechten heeft in het kader van de contractrelatie. Er zal te allen tijde een deugdelijke grond moeten
zijn voor ontslag, maar dat moet op een snellere en
meer adequate wijze worden getoetst dan nu het geval

is. Voorts veroorzaakt de hoogte van ontslagvergoedingen een hoge kostenpost, die in geen verhouding staat
tot het niveau van sociale zekerheid dat we al hebben
en tot de noodzaak om zo snel mogelijk weer aan het
werk te gaan. Tenslotte, de voorstellen tot wijziging van
het ontslagrecht dienen volgens ons te worden ingebed
in een voorstel tot het scheppen van mogelijkheden
voor scholing en van-werk-naar-werk inspanningen.
Want ook dat hoort tot een redelijke opstelling als van
de werknemers een wijziging van de mentale instelling
wordt gevraagd. Het is een volstrekte miskenning van
de realiteit om te doen alsof de werkgever die echt een
werknemer moet ontslaan, daarvan zou worden weerhouden door de kosten zo hoog mogelijk en de procedure zo langdurig mogelijk te doen zijn. Die ontslagen
zullen gewoon plaatsvinden al zal de prijs dan hoog
zijn. Maar intussen zal de houding van de werkgever
ten opzichte van het aannemen van mensen dan ook
geheel worden bepaald door die lange procedure en
de hoge kosten. En alle economische geleerdheid die
wordt aangehaald in het artikel van Vergeer en Dekker
haalt die alledaagse werkelijkheid niet onderuit. Als we
echt een offensieve economische en participatieagenda
willen formuleren (en dat willen we uiteraard), dan
begint dat met het veranderen van het paradigma bij
werknemers omtrent wat zekerheid biedt en wat niet.
Onzekerheid is geen wenselijk basissentiment in de
economie, daarvan zijn ook wij overtuigd. Maar het is
wel de vraag of je je zekerheden aan de juiste dingen
ontleent. De WRR heeft in zijn zeer recente rapport
Investeren in Werkzekerheid ook helder uiteengezet dat
zekerheid wellicht het beste geschapen wordt door te
investeren in werkzekerheid. De WRR betoogt, overigens ook gestaafd door veel economische onderzoeken
en internationale vergelijkingen, dat gestreefd zou
moeten worden naar werkzekerheid, en dat dit streven
om een flexibele arbeidsmarkt vraagt. En anders dan
Dekker en Vergeer stelt de WRR daarbij expliciet in de
aanbiedingsbrief bij het rapport, dat een flexibele arbeidsmarkt ook de productiviteit bevordert en daarmee
een belangrijke voorwaarde is voor de vergroting van
de participatie. Op basis van het Nederlandse ontslagsysteem worden zekerheden beslist niet aan de goede
dingen ontleend. Dus ons adagium blijft in dat verband: schep geen baanzekerheid maar werkzekerheid.

LITERATUUR
Duk, R. (2007) Het einde van de discussie over het ontslagrecht? Sociaal Maandblad Arbeid. jaargang 2007(2).
Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (2007)
Investeren in werkzekerheid. Den Haag: WRR.

ESB

23 maart 2007

187

Auteurs