Ga direct naar de content

Linkse partijen jagen belasting op vermogen ondoordacht op

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: oktober 17 2025

Hoeveel belasten politieke partijen inkomen uit vermogen? Dat is de vraag die na de doorrekening van het Centraal Planbureau (CPB, 2025) blijft hangen. Met name de linkse politieke partijen (D66, GL-PvdA, CU, Volt, SP) willen de belastingen op winst en inkomen uit vermogen flink verhogen. Daarnaast willen ze ook vermogensbelastingen invoeren (tabel 1). Hoeveel wordt dan de totale belastingdruk op kapitaalinkomen door deze maatregelen? Het CPB had dat kunnen rapporteren, maar dat heeft ze helaas niet gedaan.

Informatie over het totaaleffect van de voorgestelde vermogensbelastingen is cruciaal om een idee te krijgen hoeveel de belastingplannen de economie kunnen verstoren door de bereidheid om te sparen, te investeren, risico te aanvaarden en te ondernemen aan te tasten.

Als partijen de belastingdruk al te sterk verhogen moet je bovendien serieus rekening houden met belastingvlucht: vermogenden die hun activiteiten of hun vermogen verplaatsen naar het buitenland. Als dat gebeurt, hebben de (linkse) partijen niet veel aan hun plannen: die leveren dan niet meer belastinginkomsten op om publieke voorzieningen te betalen of inkomen te herverdelen. Over de inschatting van de budgettaire opbrengst die het CPB inboekt kan daarom een discussie worden gevoerd; die is mogelijk aan de optimistische kant.

In dit stuk bereken ik het maximale tarief dat de meest winstgevende bedrijven en de zeer vermogenden volgens de partijplannen zouden gaan betalen als ze overal in de hoogste schijf zitten, of het nu gaat om de winstbelasting, inkomstenbelasting of vermogensbelasting.

Aanpak

De tarieven zijn ontleend aan de gegevens in de doorrekening van het CPB. Als partijen geen wijziging voorstellen voor het tarief in de vpb (25,8%), box 1 (49,5%), box 2 (31%), box 3 (36%) en de mkb-winstvrijstelling (12,7%) wordt aangenomen dat het tarief op het huidige, maximale niveau blijft (percentages zijn gegeven tussen haakjes). Schattingen zijn gemaakt voor tarieven in box 3 bij CDA en SGP op basis van de fiscale sleuteltabel van het Ministerie van Financiën, omdat deze partijen een ‘taakstellende’ belastingverhoging of verlaging hebben opgenomen in de doorrekening. 

Gegevens ontbraken in de CPB-doorrekening voor de PVV en SP. Gegevens worden daar ontleend aan de verkiezingsprogramma’s (PVV, 2025; SP, 2025a,b) en de analyse van Wim Suyker bij ESB (Suyker, 2025a,b).

De PVV doet geen voorstellen in zijn verkiezingsprogramma die afwijken van de huidige tarieven. Daar verandert dan ook niets.

De SP bepleit tarieven voor de vermogensbelasting die oplopen tot 5% (SP 2025a,b). Daarnaast wordt aangenomen dat de SP de tarieven in de inkomstenbelasting wil opvoeren naar 65%. Dit is het tarief dat ze in de CPB-doorrekening bij de verkiezingen in 2021 hebben genoemd (CPB, 2021). Daarbij wordt eveneens aangenomen dat dit tarief gaat gelden in box 2 en box 3 omdat de SP volgens het verkiezingsprogramma alle vermogensinkomsten onder het progressieve tarief van box 1 wil belasten (SP, 2025a). Voorts heeft de SP ook in de CPB-doorrekening van 2021 aangekondigd van de mkb-winstvrijstelling af te willen, hetgeen hier wordt aangenomen (CPB, 2021). De berekening houdt geen rekening met het SP-voorstel om vermogenden te onteigenen. Feitelijk komen de totale SP-tarieven – meestal boven de 100 procent – daar ook al op neer.

De effectieve tarieven zijn berekend op basis van een zogenaamde ‘King-Fullerton methodologie’. Die methode berekent de totale effectieve belastingdruk op een inkomensstijging uit vermogen in box 1 (ib-ondernemer), box 2 (dga-ondernemer) of box 3 (belegger).

In box 1 beschouw ik een ib-ondernemer die een winst op zijn ondernemingsvermogen boekt, in box 2 een directeur-grootaandeelhouder (dga)-ondernemer die winst op zijn aanmerkelijk belang boekt en in box 3 een belegger die winst op zijn aandelen boekt. In alle gevallen wordt een rendement op het ondernemingsvermogen vóór belastingen gehanteerd van 4,8 of 12%. Dit is een range die gemiddelde langjarige beleggingsrendementen op aandelen omvat.

Vervolgens wordt berekend hoeveel er wordt afgedragen aan de winstbelasting (alleen voor box 2 en box 3). Voor ib-ondernemers in box 1 wordt rekening gehouden met de mkb-winstvrijstelling. Daarna betaalt de aandeelhouder inkomstenbelasting in alle boxen. Voor box 3 wordt uitgegaan van een belasting over het werkelijke rendement conform het huidige kabinetsvoorstel. Vervolgens kan een partij ook nog een vermogensbelasting invoeren. In de berekeningen wordt die geheven over het beginvermogen van ieder jaar (dus niet over de vermogensinkomsten op dat vermogen; de vermogensbelasting leidt daarom tot een veel hogere effectieve belastingdruk op het kapitaalinkomen als het rendement op vermogen lager is).

Uiteindelijk resulteert een totale hoeveelheid belasting die wordt uitgedrukt in procenten van het aandelenrendement voor alle belastingheffing. Dit is de effectieve maximale marginale belastingdruk.

Deze sommen zijn niet van toepassing op rente uit spaargeld of staats- en bedrijfsobligaties. Daar zullen de effectieve tarieven lager zijn omdat rente aftrekbaar is en dus niet wordt geraakt door de winstbelasting. Ook wordt geen rekening gehouden met verschillende maatregelen die de effectieve belastingdruk verlagen (zoals investeringsaftrekken) of fiscaal begunstigde beleggingsvormen (zoals groen beleggen). In deze berekeningen wordt ook geen rekening gehouden met de erfenisbelasting.

Een kwalificatie is dat deze sommen de effectieve belastingdruk beschouwen vanuit de Nederlandse aandeelhouder/bedrijfseigenaar en hoe hoog de totale effectieve belastingdruk is op zijn vermogensinkomsten. Echter, de Nederlandse economie is open. Nederlandse ondernemingen kunnen hun kapitaal internationaal aantrekken. Uit onderstaande berekeningen van belastingmaatregelen kunnen geen sterke conclusies worden getrokken ten aanzien van de hoogte van de kapitaalkosten van Nederlandse ondernemingen. In een open economie met vrij kapitaalverkeer worden die kapitaalkosten voornamelijk op internationale kapitaalmarkten bepaald.

Tenslotte, uit de cijfers die hierna worden gepresenteerd kunnen geen conclusies worden getrokken voor de mate waarin grote bedrijven zich gaan verplaatsen. Alleen cijfers worden gegeven voor de cumulatieve belastingdruk voor Nederlandse vermogenden. De mate van bedrijfsverplaatsingen wordt vooral bepaald door het vpb-tarief. Dat tarief gaat inderdaad wat omhoog bij de linkse partijen en zal daarom meer bedrijfsverplaatsingen uitlokken. Maar dit zal niet leiden tot een massale uittocht van bedrijven. Daarvoor zijn de vpb-tariefstijgingen niet groot genoeg voor alle partijen, behalve voor de SP.

Verandering belastingdruk vermogen

De figuren geven de effectieve totale marginale tarieven op kapitaalinkomen uit aandelen in box 1, 2 en 3 voor de verschillende politieke partijen. De figuren zijn afgesneden bij 100% maar de effectieve maximale tarieven worden wel genoemd in de figuur.

Box 1

Het is duidelijk dat de linkse partijen forse stijgingen van de belastingdruk op ondernemingsvermogen in box 1 doorvoeren. De belastingdruk wordt ten eerste verhoogd als partijen de mkb-vrijstelling willen verlagen of schrappen (CDA, JA21, GL-PvdA, Volt, SP). De tweede reden is dat sommige partijen ondernemingsvermogen in box 1 ook willen belasten onder een vermogensbelasting (CU, GL-PvdA, Volt, SP). Bij een relatief laag rendement op vermogen van bijvoorbeeld vier procent, kan het effectieve tarief op het inkomen uit vermogen bij Volt en de SP boven de 100 procent uitkomen.

Box 2

De linkse partijen voeren ook stijgingen van de belastingdruk op vermogen door in box 2, maar die zijn minder groot dan in box 1 en box 3. De winsten op aandelen van dga’s worden allereerst geraakt door de vpb, vervolgens door het tarief in box 2 en tenslotte eventueel door een vermogensbelasting. Sommige partijen verlagen het toptarief in de vpb (CDA, JA21, CU), andere partijen verhogen dat (D66, GL-PvdA, Volt, SP). Een paar partijen verlaagt het tarief in box 2 iets (CDA, CU). Een aantal partijen verhoogt het tarief in box 2 (JA21, Volt, SP). Tenslotte voert een aantal partijen een vermogensbelasting in over vermogen in box 2 (CU, GL-PvdA, Volt, SP). Opgemerkt dient te worden dat D66 een ‘voorheffing’ invoert in box 2 van 1%. Die wordt hier niet als vermogensbelasting gerekend, omdat die later verrekend kan worden met de belastingen. Wederom geldt dat bij een relatief laag rendement op vermogen van bijvoorbeeld vier procent, het effectieve tarief bij Volt en de SP boven de 100 procent kan uitkomen.

Box 3

Het is duidelijk dat de linkse partijen ook forse stijgingen van de belastingdruk op vermogen doorvoeren in box 3. Winsten op aandelenbeleggingen in box 3 worden allereerst geraakt door de vpb, vervolgens door het tarief in box 3 en tenslotte eventueel door een vermogensbelasting. Sommige partijen verlagen het toptarief in de vpb (CDA, JA21, CU), andere partijen verhogen dat (D66, GL-PvdA, Volt, SP). Een paar partijen verlaagt het tarief in box 3 (JA21, CU). Een aantal partijen verhoogt het tarief in box 3 (CDA, D66, GL-PvdA, SP). Tenslotte voert een aantal partijen een vermogensbelasting in over vermogen in box 3 (D66, CU, GL-PvdA, Volt, SP). Bij een relatief laag rendement op vermogen van bijvoorbeeld vier procent, kan het effectieve tarief bij D66 en wederom bij Volt en SP boven de 100 procent uitkomen.

Conclusie

De linkse politieke partijen stellen forse verhogingen voor van de belastingen op winst, inkomen uit vermogen en vermogen zelf. De cijfers in deze blog zijn een ruwe inschatting van de maximale effectieve marginale belastingdruk die kan optreden. De werkelijkheid is veelal complexer dan deze cijfers. Maar duidelijk is dat die belastingdruk zeer fors kan oplopen omdat de belastingen op winst, inkomen uit vermogen en vermogen cumuleren.

De forse stijgingen van de cumulatieve, effectieve marginale belastingdruk op kapitaalinkomen hebben economische consequenties voor beslissingen om te sparen, te beleggen, te ondernemen en te investeren. Die welvaartsverliezen zijn niet expliciet gekwantificeerd in de CPB-doorrekeningen. Het is daarom goed mogelijk dat de door het CPB geraamde opbrengsten van de plannen te optimistisch zijn: effectieve marginale tarieven van ruim boven de tachtig procent zullen hoe dan ook leiden tot vermindering van economische activiteiten en meer verplaatsingen van activiteiten of vermogenden naar het buitenland.

Met deze maatregelen worden de politieke doelen van de linkse partijen – meer herverdeling, meer publieke voorzieningen – niet tegen de laagste maatschappelijke kosten bereikt. De welvaartsverliezen kunnen zo groot worden dat ze netto niet in een gelijkere verdeling van inkomen of hogere belastingopbrengsten resulteren – dat geldt zeker voor de SP, maar mogelijk ook voor D66, Volt, GroenLinks-PvdA. Dan heeft Nederland wel meer economische schade, maar niet een progressiever belastingstelsel of meer opbrengsten voor de overheid.

De belastingheffing over vermogensinkomsten en -winsten is in Nederland een puinhoop (Jacobs, 2025). Rechtse politieke partijen veranderen daar helemaal niets aan en linkse partijen maken die groter. De opbrengsten uit belastingen op vermogensinkomsten en -winsten zouden aanzienlijk worden verhoogd door een meer consistente en uniforme fiscale behandeling van kapitaalinkomen uit sparen, beleggen, onderneming, onroerend goed en pensioen, zonder dat dit leidt tot de hoge effectieve tarieven die we nu zien in de verkiezingsvoorstellen (Jacobs, 2010; 2015; 2019).

18-10-2025: Ter verduidelijking is de alinea “Tenslotte, uit … de SP” toegevoegd.

Literatuur

CPB (2021) Keuzes in Kaart 2022-2025, Den Haag: CPB.

CPB (2025) Keuzes in Kaart 2027-2030, Den Haag: CPB.

Jacobs, B. (2010) Een economische analyse van een optimaal belastingstelsel voor Nederland. Essay Studiecommissie Belastingstelsel, Den Haag: Ministerie van Financiën.

Jacobs, B. (2015) De prijs van gelijkheid, derde, geheel herziene druk, Amsterdam: Bert Bakker-Prometheus.

Jacobs, B. (2019) Fundamentele hervorming van belastingen op kapitaalinkomen, in: S. Cnossen en B. Jacobs (eds.) Ontwerp voor een Beter Belastingstelsel. ESB: Amsterdam, pp. 65-74

Jacobs, B. (2025) Volgend kabinet moet de belasting op vermogensinkomsten, vermogen en erfenissen pragmatisch hervormen. Blog op esb.nu.

Ministerie van Financiën (2025) Fiscale Sleuteltabel 2026, Den Haag: Ministerie van Financiën.

PVV (2025) Dit is Uw Land, PVV.

SP (2025a) Supersociaal: Het Verkiezingsprogramma van de SP, SP

SP (2025b) Superbetaalbaar: De Financiële Plannen van de SP, SP.

Suyker, W. (2025a) Doorrekening verkiezingsprogramma SP, blog ESB, 9 oktober 2025.

Suyker, W. (2025b) Doorrekening verkiezingsprogramma PVV, blog ESB, 10 september.

De berekeningen en figuren staan in deze Excel-sheet.

Auteur

  • Bas Jacobs

    Hoogleraar aan de Vrije Universiteit Amsterdam

Categorieën

Plaats een reactie