Ga direct naar de content

Keuzen van kiezers

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: september 30 1987

Bezuinigingen

Keuzen van kiezers
Het kabinet-Lubbers heeft op prinsjesdag weer een Miljoenennota gepresenteerd. Daarmee is het jaarlijkse
startschot gegeven voor de discussie
over de beleidsvoornemens. De omvang van de maatregelen heeft al aanleiding gegeven tot kritische geluiden.
In plaats van de eerder verwachte f. 3
mrd. is het voornemen nu om f. 7 mrd.
op de overheidsuitgaven te bezuinigen. Tegenover een verlaging van de
belastingen staan forse bezuinigingen
op onderwijs, gezinszorg en volksgezondheid.
Op een aantal plaatsen in de troonrede onderstreept de regering dat de
mogelijkheden van de overheid om be(angrijke sociale en economische problemen tot een oplossing te brengen
beperkt zijn. Gespreide verantwoordelijkheid lijkt een steeds belangrijker beleidsbeginsel te worden: ,,Het opkomen voor het zwakke en waardevolle
zal door overheid en samenleving
moeten gebeuren”. Indien het beginsel van gespreide verantwoordelijkheid serieus wordt genomen, zal de regering voor haar beleid een zo breed
mogelijk draagvlak zoeken, niet alleen
in het parlement, maar ook in de samenleving. Enig inzicht in de opvattingen van kiezers in dezen lijkt dan niet
ongewenst. Dit inzicht kan worden verkregen uit de resultaten van door ons
verricht onderzoek. Dit onderzoek is
gestart kort na de verkiezingen voor de
Provinciale Staten op 18 maart 1987
en gebaseerd op een landelijke steekproef van 864 kiesgerechtigde burgers 1).

doet voor de zwakkeren in onze samenleving, en 64% dat de verschillen
tussen actieven en niet-actieven
steeds groter worden. Van de respondenten vindt 49% dat de ministers te
weinig beseffen wat de gevolgen zijn
van hun wetsvoorstellen voor de samenleving, en 54% dat te veel van onze belastinggelden door de regering
verkeerd wordt besteed 2).
Aan de respondenten is ook de
vraag gesteld: ,,Stel dat er stemplicht
zou zijn en er morgen verkiezingen
voor de Tweede Kamer zouden worden gehouden, op welke partij zou u
dan stemmen?”
Wanneer we de percentages per regel vergelijken, dan zien we dat de oordelen over het kabinetsbeleid samenhangen met de partijkeuze. Dat is niet
zo verwonderlijk. Opmerkelijker is dat
ook zo’n 40% van de CDA/VVDstemmers vindt dat de huidige regering niet de sterkste schouders belast
en dat te veel belastinggelden verkeerd worden besteed; en dat ruim
eenderde van de CDA-stemmers vindt
dat de huidige regering te weinig doet
voor de zwakkeren in de samenleving.
Wellicht heeft dit niet verwaarloosbare
deel van de achterban andere opvattingen over ‘solidariteit’, ‘gespreide
verantwoordelijkheid’ en de rol van
een terugtredende overheid dan de
partijtop. Voorts is opmerkelijk dat een
meerderheid van CDA/VVD-stemmers
van oordeel is dat het verschil tussen
actieven en niet-actieven steeds groter
wordt. Slechts een kleine minderheid
is het niet met deze uitspraak eens.

Het beleid van het kabinet-Lubbers
staat onmiskenbaar in het teken van
bezuinigingen op de overheisvoorzieningen. Laten we veronderstellen dat
bezuinigingen orivermijdelijk zijn. Enkele voor de hand liggende vragen zijn
dan op welke posten moet worden bezuinigd, in welke mate hierop moet
worden bezuinigd en in hoeverre bezuinigingsoperaties van de regering
aansluiten bij de opvattingen van de
(eigen) kiezers.
In tabel 2 is de mening van de kiezers weergegeven over bezuinigingen
op gezondheidszorg, onderwijs en politie/justitie. Aan deze drie posten samen wordt bijna de helft van het overheidsbudget besteed.
De respondenten is in feite gevraagd
aan te geven op welke uitgavenposten
zij zouden bezuinigen als de overheid
10% minder zou mogen uitgeven. Ter
informatie kregen de respondenten
een overzicht met de huidige verdeling
van de overheidsuitgaven over gezondheidszorg, onderwijs en politie/
justitie (respectievelijk 23, 20 en 4%)
3).
De overeenkomst van de meningen
van de onderscheiden kiezers is frappant. Steeds een grote meerderheid
van de kiezers wil op deze drie posten
helemaal niets of minimaal (1%-punt)
1) Hierbij zij vermeld dat sedert ons eerste
verslag in ESB van 29 juli 1987 de antwoorden
van twintig nagekomen interviews in onze analyse zijn verwerkt. Een eerste controle voor de
steekproef als geheel heeft geen wijzigingen
te zien gegeven in de vermelde percentages.
2) De percentages weet niet/geen antwoord
zijn uit tabel 1 op eenvoudige wijze af te leiden,
indien men er rekening mee houdt dat de som
van de percentages in de kolom ‘Kiezer ’87’
(en in de overige kolommen) steeds 100 dient
te zijn. Met een enkele uitzondering zijn de
percentages weet niet/geen antwoord steeds
5 of minder.

Sociaal-economisch beleid
In label 1 zijn de reacties weergegeven van de respondenten op vijf uitspraken, te weten:
– de regering zal zoveel mogelijk de
zwaarste lasten leggen op de sterkste schouders;
– de regering doet te weinig voor de
zwakkeren in de samenleving;
– de levensomstandigheden van actieven en niet-actieven gaan steeds
grotere verschillen vertonen;
– de ministers beseffen te weinig wat
de echte gevolgen zijn van hun
wetsvoorstellen voor de samenleving;
– te veel van onze belastinggelden
wordt door de regering verkeerd
besteed.
Uit de tabel blijkt dat 55% van de totale steekproef van kiesgerechtigde
ondervraagden (zie kolom: Kiezer ’87)
het er niet mee eens is dat de regering
de sterkste schouders belast. In feite
vindt 52% dat de regering te weinig
922

Tabel 1. Sociaal-economische oordelen naar partijkeuze, in procenten
PvdA

D’66

CDA

WD

Kiezer’87

12
11
73

24
15
61

31
22
42

30
28
40

22
17
55

Regering doet te weinig voor zwaKkeren
– (helemaal) eens
– neutraal
– (helemaal) oneens

81
7

64
20
13

36
24
36

15
32
52

52
18
26

Verschil actieven/niet-actieven groter
– (helemaal) eens
– neutraal
– (helemaal) oneens

78
7

10

61
21
12

57
18
14

55
23
19

64
14
14

Ministers beseffen gevolgen te weinig
– (helemaal) eens
– neutraal
– (helemaal) oneens

63
17
12

56
21
23

38
20
37

35
21
40

49
18
25

Te veel belastinggelden verkeerd besteed
– (helemaal) eens
– neutraal
– (helemaal) oneens

69
19
3

57
30
10

40
26
22

44
42
13

54
25
11

Regering befast sterkste schouders
– (helemaal) eens
– neutraal
– (helemaal) oneens

9

label 2. Oordelen over bezuinigingen naar partijkeuze, in procenten
PvdA

D’66

CDA

VVD

Kiezer’87

81
8

67
14

68
12

63
10

74
9

– niets bezuinigen
– minimaal bezuinigen

79
11

79
19

67
16

68
15

74
13

Politie/justitie:
– niets bezuinigen
– minimaal bezuinigen

80
14

79
12

86
10

92
4

83
12

Gezondheidszorg:
– niets bezuinigen

– minimaal bezuinigen
Onderwijs:

bezuinigen. Nog frappanter is misschien dat een nadere analyse uitwijst
dat van deze 775 kiezers er 564 (73%)
zijn die tegelijkertijd niets of slechts minimaal willen bezuinigen op elk van deze drie posten. Bijna de helft van deze
respondenten zou bovendien niets bezuinigd willen zien op de sociale uitkeringen. Defensie is minder populair.
Slechts een kwart van deze respondenten wil er niets of minimaal op bezuinigen, terwijl eenderde meer dan de
helft van het budget ervoor zou wegbezuinigen. Bijna tweederde van deze
groep van 564 respondenten wil niets
of minimaal bezuinigen op de post
sport, recreatie en kunsten en 60%
zou niets of minimaal bezuinigd willen
zien op de post woningbouw, huur- en
koopsubsidies. Tweederde is het ook
(helemaal) eens met de uitspraak dat
de koopkracht van de lagere inkomens
dient te worden verhoogd.
Bezuinigingen moeten volgens deze
groep worden gevonden bij defensie
en bij ‘andere uitgaven’ (ontwikkelingshulp, openbaar bestuur e.d.). Op
deze posten wil men gemiddeld 3,4 en
3,1%-punt bezuinigen. Te zamen is
dat twee derde van het totale te bezuinigen bedrag. In aanmerking genomen
dat de ‘andere uitgaven’ 2,5 keer zo
groot zijn als de uitgaven voor defensie, is het duidelijk dat defensie het in
de ogen van de kiezers relatief het
zwaarste moet ontgelden.
Bovenstaande korte beschrijving
zou de indruk kunnen wekken dat het
hier om een zeer homogene categorie
van kiezers gaat. Dat is echter niet het

geval. Om maar iets te noemen: 41%
van deze categorie zei op een van de
regeringspartijen te zullen stemmen
en 38% zou op een van de twee grootste oppositiepartijen stemmen. Voorts
blijkt deze categorie, globaal gesproken, in drie gelijke delen uiteen te vallen wat betreft het vertrouwen in het
tweede kabinet-Lubbers (respectievelijk veel, neutraal en weinig). Vermoedelijk is de volgende karakterisering
van de betreffende (omvangrijke) categorie nog het meest van toepassing:
verschil in politieke orientatie kan samengaan met een gemeenschappelijke wens: de overheid als schild voor de
zwakkeren.

J.W. Letterie
P.A.G.M. Suijkerbuijk
De auteurs zijn verbonden aan de vakgroep

politicologie van de Katholieke Universiteit
Nijmegen.

3) Aan de overige vijf uitgavencategorieen defensie, woningbouw/huur- en koopsubsidies,
wegen/dijken/openbaar vervoer, sport/recreatie/kunsten en andere uitgaven (ontwikkelingshulp, openbaar bestuur en dergelijke)
werd respectievelijk 9, 9, 5, 5 en 25% uitgegeven.
4) Om technische redenen hebben we in label
2 de ‘weet niet/geen antwoord’-categorie buiten de analyse gelalen (5% voor de steekproef
als geheel) en bovendien een categorie van
kiezers die meer wilde bezuinigen op een bepaalde post (met name: defensie) dan eraan
wordt uitgegeven (wederom 5% voor de steekproef als geheel). Dus a wordt 775.

Auteurs