Het kabinet wil met de Toets Anderstalig Onderwijs (TAO) aan de hand van de arbeidsmarktperspectieven bepalen of opleidingen Engelstalig mogen zijn. Economie en Bedrijfskunde scoren daarop matig. Maar klopt het beeld uit de TAO wel?
In het kort
- Studenten Economie en Bedrijfskunde hebben gunstigere arbeidsmarktuitkomsten dan veel andere studenten.
- Ook in de kraptesectoren spelen economen en bedrijfskundigen een belangrijke rol.
- De TAO moet uitgebreid worden met aanvullende indicatoren van de huidige arbeidsmarktpositie na de opleiding.
Dit artikel is gebaseerd op Heyma et al. (2025)
Het huidige kabinet heeft zich ten doel gesteld het aantal internationale studenten in Nederland te beperken en voldoende studies in het Nederlands beschikbaar te houden. Daartoe heeft het een voorstel ingediend voor de Wet internationalisering in balans (WIB). Onderdeel van deze wet is de Toets Anderstalig Onderwijs (TAO), die bepaalt dat in ieder geval alle nieuwe opleidingen toestemming moeten vragen om anderstalig te mogen worden gegeven (Tweede Kamer, 2025). Die toestemming wordt alleen verleend als voldaan is aan enkele criteria.
Een van de criteria waaraan nieuwe anderstalige opleidingen kunnen voldoen, is dat er sprake is van grote arbeidsmarktkrapte in de beroepen waarvoor de studie opleidt. Voor de beoordeling hiervan wordt er onder andere een beroep gedaan op de Indicator Toekomstige Arbeidsmarktperspectieven (ITA) van het Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA) (Bakens et al., 2023). De ITA is grofweg gedefinieerd als de verhouding tussen de ontwikkeling van nieuw aanbod van arbeid (instroom uit het onderwijs en werklozen) en de ontwikkeling van een nieuwe vraag naar arbeid (vervangingsvraag en uitbreidingsvraag). Een waarde van de ITA groter dan 1 betekent dat het aanbod van arbeid naar verwachting sneller groeit dan de vraag, met verslechterende arbeidsmarktuitkomsten voor gediplomeerden tot gevolg. De ITA is daarmee een waardevolle indicator om verwachte veranderingen in het arbeidsmarktperspectief ten opzichte van de huidige situatie in kaart te brengen.
De ITA heeft echter enkele beperkingen waardoor hij op zichzelf mogelijk minder goed aansluit bij de daadwerkelijke vraag naar afgestudeerden. Ten eerste zegt de ITA alleen iets over de verwachte ontwikkeling van arbeidsmarktperspectieven, en niets over het niveau daarvan. Ten tweede legt de indicator een sterk verband tussen opleidingen en (krapte)beroepen, terwijl veel opleidingen zich niet uitsluitend richten op een specifiek beroep, maar op een breed scala aan functies. Ten derde gooit de ITA bacheloropleidingen in het hoger beroepsonderwijs en het universitair onderwijs op één hoop, terwijl dit onderscheid van belang is voor het arbeidsmarktperspectief van specifieke opleidingen.
Voor de bacheloropleidingen Economie en Recht typeert de ITA arbeidsmarktperspectieven als matig (Bakens et al., 2023), wat suggereert dat de perspectieven van afgestudeerde economen beperkt zijn.
In dit artikel onderzoeken we de huidige en toekomstige arbeidsmarktpositie van afgestudeerden van bacheloropleidingen in de Economie en de Bedrijfskunde, en toetsen of deze overeenkomen met de ITA. Onze analyse is hiermee een aanvulling op Roesch et al. (2025) die laten zien dat ongeveer twintig procent van de internationale economiestudenten actief wordt op de Nederlandse arbeidsmarkt en dat ze daarmee een grote bijdrage leveren aan de arbeidsmarktvraag in de Randstad.
Data en analyse
Om de arbeidsmarktpositie van economen en bedrijfskundigen te bepalen, maken we gebruik van verschillende microdatasets van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). We combineren hierbij data over onderwijsgegevens (gevolgde vooropleidingen, studierichting en afstudeerdatum), inkomensgegevens (lonen en contractvorm) en persoonsgegevens (nationaliteit en leeftijd) om gediplomeerden in het universitair onderwijs te kunnen identificeren.
We analyseren alle ruim 250.000 afgestudeerden die in de periode van september 2015 tot en met augustus 2022 een bachelordiploma in het universitair onderwijs hebben behaald. Binnen deze totale groep gediplomeerden wordt onderscheid gemaakt tussen internationale en Nederlandse studenten. Hierbij zijn internationale studenten degenen die niet de Nederlandse nationaliteit hebben en geen voortgezet onderwijs hebben gevolgd en afgerond in Nederland; de voertaal van de gevolgde bacheloropleiding is voor deze classificatie verder niet van belang. Voor het laatste cohort bachelor-gediplomeerden was 23 procent internationale student.
We maken een onderscheid tussen gediplomeerden van bacheloropleidingen Economie en Bedrijfskunde enerzijds en gediplomeerden van andere studierichtingen anderzijds. Onder de bacheloropleidingen Economie en Bedrijfskunde worden ook bacheloropleidingen zoals Econometrie, Business Analytics, Actuariële Wetenschappen en Fiscale Economie verstaan. Voor het laatste cohort bachelor-gediplomeerden in onze data volgde zestien procent een opleiding die wordt geclassificeerd als Economie en Bedrijfskunde.
Voor alle bachelor-gediplomeerden bepalen we op basis van adresgegevens en onderwijsinschrijvingen of ze in de twee jaren na hun laatst behaalde diploma doorstuderen, Nederland verlaten of de Nederlandse arbeidsmarkt betreden. Voor afgestudeerden die de arbeidsmarkt betreden, wordt de arbeidsmarktpositie één jaar na het laatst behaalde diploma in kaart gebracht. Dat kan een bachelordiploma zijn, of een masterdiploma dat daarna is behaald.
Om de arbeidsmarktpositie van afgestudeerden te bepalen, kijken we naar de baankans en, conditioneel op het hebben van een baan in loondienst, naar het salaris en de kans op een vast contract. Voor alle bachelor-gediplomeerden die de arbeidsmarkt betreden, wordt verder de duur tot een substantiële baan bepaald. Een baan wordt hierbij door ons als substantieel beschouwd als de deeltijdfactor ten minste 0,6 is en het uurloon ten minste 1,5 maal het minimumuurloon is.
Goede arbeidsuitkomsten
Op vrijwel alle indicatoren voor de arbeidsmarktpositie van bachelor-gediplomeerden scoren economen en bedrijfskundigen hoger dan afgestudeerden van andere opleidingen, en dat geldt nog sterker voor internationale afgestudeerden (tabel 1). Terwijl voor Nederlandse gediplomeerden de kans op een baan in loondienst vergelijkbaar is voor enerzijds economen en bedrijfskundigen en anderzijds gediplomeerden van overige studierichtingen, hebben internationale economen en bedrijfskundigen een voorsprong op andere internationale afgestudeerden, vooral na afronding van een master. Voor zowel Nederlandse als internationale afgestudeerden geldt dat economen en bedrijfskundigen een jaar na afstuderen in loondienst gemiddeld een hoger brutoloon verdienen dan afgestudeerden van andere opleidingen. Dit geldt zowel meteen na de bachelor als na een eventuele masterdiploma die daarop volgt. Tegelijkertijd ligt de zoekduur tot een substantiële baan aanzienlijk lager voor bachelor-gediplomeerden Economie en Bedrijfskunde dan voor andere studierichtingen. De kans op een vast contract een jaar na het behalen van het laatste diploma ligt juist weer substantieel hoger voor economen en bedrijfskundigen.

Kraptesectoren
Om het belang van afgestudeerden Economie en Bedrijfskunde te bepalen, is het ook belangrijk om te kijken naar hun rol bij kraptesectoren. Kraptesectoren definiëren wij als de sectoren waarvoor de vacaturegraad (aantal vacatures per duizend banen) in 2023 groter was dan 50; ongeveer dertig procent van de sectoren voldoet aan deze definitie. Er is daarbij gekeken naar de vacaturegraad van sectoren op tweecijferig niveau van de Standaard Bedrijfsindeling (SBI). Voorbeelden van kraptesectoren zijn deelsectoren van de energiesector, bouwnijverheid, horeca, ICT en zakelijke dienstverlening.
De relatief gunstige arbeidsmarktpositie van (internationale) economen en bedrijfskundigen geldt ook binnen de kraptesectoren (tabel 2). Zo liggen het brutoloon en de kans op een vast contract in deze sectoren een jaar na het behalen van het laatste diploma gemiddeld hoger voor economen en bedrijfskundigen, terwijl de mediane zoekduur tot een substantiële baan juist korter is voor economen en bedrijfskundigen.

Hoewel universitaire bacheloropleidingen Economie en Bedrijfskunde niet opleiden voor specifieke (krapte)beroepen, blijken deze afgestudeerden wel relatief vaak te werken in sectoren met structurele krapte (tabel 2). Het aandeel bachelor-gediplomeerden Economie en Bedrijfskunde dat een jaar na het laatst behaalde diploma werkzaam is in kraptesectoren ligt hoger dan het aandeel bachelor-gediplomeerden van de meeste andere opleidingen (berekend als het aandeel van de gediplomeerden in loondienst dat binnen een kraptesector werkt). Dit geldt alleen niet voor internationale economen en bedrijfskundigen die direct na afronding van de bachelor de arbeidsmarkt betreden; zij werken juist minder vaak binnen kraptesectoren dan internationale afgestudeerden van andere studierichtingen. Roesch et al. (2025) merken op dat internationale economiestudenten vaker in kraptesectoren werken dan hun Nederlandse evenknieën.
Hoog-bekostigde opleidingen
Ook in vergelijking met hoog-bekostigde opleidingen (tabel 3) hebben gedipomeerden Economie en Bedrijfskunde een gunstig arbeidsmarktperspectief. Hoog-bekostigde opleidingen zijn opleidingen waarvoor instellingen een hogere vergoeding per student ontvangen, in principe omdat deze opleidingen duurder zijn om aan te bieden. Veel bèta- en technische opleidingen zijn hoog-bekostigd. In vergelijking met gediplomeerden van hoog-bekostigde opleidingen verdienen gediplomeerden Economie en Bedrijfskunde gemiddeld hogere lonen, hebben ze vaker een vast contract en zijn ze na afronding van een master vaker werkzaam in kraptesectoren (het verschil is zeven procentpunt voor internationale gediplomeerden en veertien procentpunt voor Nederlandse gediplomeerden). Alleen internationale bachelor-gediplomeerden Economie en Bedrijfskunde hebben lagere baankansen dan internationale gediplomeerden van hoog-bekostigde bacheloropleidingen.

Toekomstige ontwikkeling
De huidige vraag naar bachelor-gediplomeerden Economie en Bedrijfskunde op de arbeidsmarkt is dus op z’n minst bovengemiddeld. Deze conclusie lijkt in strijd te zijn met de prognose van de ITA dat de huidige vraag naar bachelor-gediplomeerden Economie en Bedrijfskunde, mét of zonder afronding van een master, iets zal afnemen ten opzichte van het aanbod.
De ITA kan als indicator van arbeidskrapte echter alleen gebruikt worden in combinatie met een indicatie van de huidige arbeidsmarktkrapte. Als de ITA voor afgestudeerden van een bepaalde opleidingsrichting gelijk is aan 1, maar de huidige vraag naar deze afgestudeerden is groter dan het aanbod, dan is de arbeidsmarkt voor deze afgestudeerden ook in de nabije toekomst krap. Een ITA van 1 heeft een andere betekenis voor afgestudeerden voor opleidingsrichtingen waarvoor geldt dat het huidige aanbod de vraag overstijgt. Voor deze opleidingsrichtingen betekent een ITA van 1 dat deze afgestudeerden naar verwachting ook in de nabije toekomst te maken krijgen met een ruime arbeidsmarkt.
Afgestudeerden Economie en Bedrijfskunde combineren een gunstige uitgangspositie met geleidelijk licht verminderende arbeidsmarktperspectieven. In de komende jaren zal er daarmee naar verwachting sprake blijven van een krappe arbeidsmarkt met gunstige baankansen, zeker ten opzichte van andere opleidingen. En dus zullen deze opleidingen waarschijnlijk ook in de nabije toekomst (relatief) sterk bijdragen aan het verminderen van de arbeidsmarktkrapte.
Een soortgelijke conclusie kan worden getrokken als wordt gekeken naar de relatieve ontwikkeling van de arbeidsmarktuitkomsten van bachelor-gediplomeerden Economie en Bedrijfskunde ten opzichte van andere bachelor-gediplomeerden over de periode 2016–2021 (Heyma et al., 2025). Die relatieve arbeidsmarktpositie is in de loop van de jaren sterker geworden, met name wanneer er wordt gekeken naar internationale studenten. Zo ontwikkelen zich de kans op een baan in loondienst, de mediane zoekduur voor een substantiële baan en de toch al relatief hoog liggende kans op een vast contract gunstiger – net zoals het reële brutoloon. Wanneer deze ontwikkelingen worden geëxtrapoleerd, dan is de verwachting dat de vraag naar bachelor-gediplomeerden Economie en Bedrijfskunde zich de komende jaren minstens zo sterk ontwikkelt als die van bachelor-gediplomeerden van andere opleidingen.
Tot slot
Als het arbeidsmarktperspectief van afgestudeerden alleen wordt bekeken aan de hand van de ITA in de TAO, dan wordt de rol van deze afgestudeerden Economie en Bedrijfskunde bij het oplossen van arbeidskrapte onderschat. Voor een goed beeld van de arbeidsmarktpositie moet de TAO daarom naast de ITA aangevuld worden met extra indicatoren die de actuele arbeidsmarktkrapte meten. Alleen dan kan de inzetbaarheid van breed opgeleide studenten correct worden beoordeeld.
Specifiek voor economie-opleidingen bleek al eerder dat de maatschappelijke kosten van minder internationale studenten Economie en Bedrijfskunde groter zijn dan de maatschappelijke baten (Koopmans et al., 2024). Het verdwijnen van Engelstalige bacheloropleidingen Economie en Bedrijfskunde en beëindiging van de werving van buitenlandse studenten zal de maatschappij tussen de 19 en 86 miljoen euro per jaar kosten. Dit verlies wordt vooral veroorzaakt door lagere belastingopbrengsten van internationale alumni, terwijl de besparingen op de overheidsuitgaven voor het opleiden van internationale studenten relatief beperkt zijn. Ook met dat resultaat in gedachte kan worden gesteld dat de situatie van krapte op de Nederlandse arbeidsmarkt en de positie van economen en bedrijfskundigen daarbij vraagt om het behouden van de mogelijkheid om internationale studenten aan te trekken met Engelstalig onderwijs.

Literatuur
Bakens, J., L. Cobben, H. Abbink et al. (2023) De arbeidsmarkt naar opleiding en beroep tot 2028. ROA Rapport, 003.
Heyma, A., R. Ruit en H. Bussink (2025) De schaarste aan (internationale) bachelors economie en bedrijfskunde. SEO-rapport 2025-92.
Koopmans, C., S. Pel, H. Prins en T. Vervliet (2024) Minder internationale studenten economie en bedrijfskunde; Effecten, kosten en baten. SEO-rapport 2024-31.
Roesch, M., B. Karreman en B. Loog (2025) Wet internationalisering in balans beperkt aanbod van economen in Randstad. ESB, te verschijnen.
Tweede Kamer (2025) Uitvoering moties met betrekking tot het wetsvoorstel Wet internationalisering in balans (WIB) en vervolgproces. Kamerstuk 36555, nr. 12.
Auteurs
Categorieën