Ga direct naar de content

Jrg. 10, editie 493

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juni 10 1925

10 JUNI 1985

AUTEURSRECHT VOORBEHOU-DEN.

Economi*sch Statiesti*sc

he

Beri
echte* n

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER

ORGAAN VOOR DE MEDEDEELINGEN VAN DE CENTRALE COMMISSIE VOOR DE RIJN VAART

UITGAVE VAN HEt INSTITUUT VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN

IOE
JAARGANG

WOENSDAG 10dUNI 1925

No. 493

INHOUD.
BIz.
liET HERLEEFDE ONTWERP NELISSEN
1 door
Prof. Mr. W
.
H. Drucker

…………………………….
486
liet Rapport van de Commissie van Vuuren II door
Prof.

Mr. A. van

Gun ……………………….
488
Werkverruiming door
Air. H. J. Morren. …………..
490
BUITENLANDSOHE MEDEWERKING:
De biljetteninwisseling en de nieuwe bankbiljetten
in Oostenrijk door
Dr. R. Kerschagi …………
491
AANTEEKENINCEN:
Indexcijfers van groothandeisprijzen …………..
492
De regeling van de Superpreferentie van den fiscus
boven hypotheek, pand en oogstverband in Neder-
landsch-Indie

II

(Slot) ……………………
493
De werking van het verhoogde invoerrecht op thee.
496
OVERZICHT VAN TIJDSCHRIFTEN
……..-
…………
496
STATISTIEKEN ENOVERZIOBTEN…….
….

…. 497-504
Geldkoersen.

Bankstaten.

Goederenhandel. Wisselkoersen.

Effectenbeurzen.

Verkeerswezen.

iNSTITUUT VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN
Wel. Algemeen Secretaris: Mr. Q. J. Terpstra.

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
COMMISSIE VAN ADVIES.
J.
Van Ijasselt; Jhr. Mr. L. H. van Lennep;
Prof.
Dr. E.
Horesco; Mr. Dr. L. F. H. Regout; Dr. E. van Welderen
Baron Rengers; Mr. Q. J. Terpstra; Prof. Mr. F. de Vries.
Gedelegeerde Zeden: Prof. Mr. D. van Blom;
Prof. Mr. H. R. Ribbius.
Redacteur-Secretaris: D. J. Wansink.

Secretariaat: Pieter de Hoochweg 122, Rotterdam.
Telefoon Nr. 3000. Postrekesving 8408.

Abonnementsprijs voor het weekblad franco p. p. in
Nederland f 20,—. Buitenland en Koloniën f 25,— per
jaar. Losse nummers 50 cents. Leden en donateurs van het
instituut ontvangen het weekblad gratis.

De verdere publicaties van het Instituut uitgaande ont-
vangen de abonné’s, leden en donateurs kosteloos, voor zoo-
ver daaromtrent niet anders wordt beslist.

Advertenties f 0,50 per regel. Plaatsing bij abonnement
volgens tarief. Administratie van abonnementen en adver-
tenties: Nijgh
ef
van Ditmar’s Uitgevers-Maatschappij, Rot-
terdam, Amsterdam, ‘s- Gravenhage.

8 JUNI 1925.

Sinds het vorig bericht is op de geidmarkt het geld

iets ruimer geworden. Privaatdisconto noteerde ten

slotte 3 pOt. Cail was aanvankelijk iets gevraagd, om-

dat van de zijde van een der Indische banken uitge-

zette gelden waren opgevraagd; ook hierin kwam later

meer aanbod tegen een rente van 234 234 pOt.

Prolongatie noteerde ten slotte 3 pOt.

* *
*

Op den weekstaat van De Nederlandscihe Bank ver-
toont de post binnenl’a’n.dsche wissels een stijging van

een kleine
f
2 millioen, terwijl de post beleeningen

met een kleine
f
9 millioen blijkt te
zijn
teruggeloo-

pen. De voorschotten aan het Rijk vertoonen een ver-

mindering van i-ui.m
f
7 millioen; liet bedrag der

rechtstreeks bij de Bank geplaatste schatkistprome-

sea is echter van
f
2 millioen tot
f
5 millioen geste-

gen.

De daling van den post muntmateriaal goud valt

ruim
f
423 millioen op ruim
f
411 millioen stemt

overeen met het in de bladen vermeld bericht, .dat

een bedrag van £ 1 millioen aan goud uit Nederland

rihar Engeland is verzonden. In hetzelfde verband zou
men klaarblijkelijk grooten•d.eels de toename van den

post diverse rekeningen onder het actief van ruim

f41 millioen tot ruim
f
54,5 millioen hebben te

verstaan. De post papier op het buitenland is bijna

f134 milioen lager dan op den vorigen weekstaat

stond aan gegeven. De biljettencirculatie bedraagt

ruim
f
12,5 millioen minder da.n Qp de publicatie

dor vorige weekbalans.

:Het beschikbaar metaalsaido vertoont eveneens een

d.ling en wel van bijna
f9
millioen. Het •dekkilLgs-

I)rcentage bedraagt nagenoeg 53.

* *
*

Fransche frank bleef aanvankelijk zeer aange-

boden; Zaterdag liep de koers sterk terug en werd

v6or 11,75 afgedaan. Gisteren was er een scherpe reac-

tie en kwam het slot op 12,07 hiedend.

De overige wisselkoersen geven geen aanleiding tot

bijzondere opmerkingen.

LONDEN,
8
JUNI
1925.

De gel’druimte, welke verleden week verwacht werd

uit hoofde van de groote betaling van War Loan divi-

denden, kwam tot veler verwondering niet tot uit-

cirukking in ‘de markt.

Integendeel was geld de eerste dagen zeer gezocht

en werd het eerst later in de week gemakkelijker, zon-

dei ruim genoemd te kunnen worden.

Disconto was onveranderd 4%_/
16
voor prima 3-

maan.ds bankaccepten, ondertoon vast, daar de New

York wisselkoers wat zwakker was ‘en toch nog altijd

diht bij het gouduitvoerpunt staat. Bovendien ver-

minderde ‘de vraag naar wissels van buitenlandsche

zijde.

De wisselkoers op
Parijs was aan het einde der week

zeer flauw en liep tot 103 op; slot .heden 100,60.

New York 4,86, Amsterdam 12,0934.

0

486

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

10 Juni 1925

HET HERLEEFDE ONTWERP NELISSEN.

L

Het Ontwerp tot herziening van de wettelijke rege-

ling van de Naamlooze Vennootschap, begin 1910

onder Minister
Nelissen
bij de Staten-Generaal aan-

hangig gemaakt, is tot nieuw leven gewekt. In de

Tweede Kamer aanhangig gebleven sedert het tijd-

stip, waarop het werd ingediend, begon het in verge-

telheid te geraken. Het Ontwerp, in vele opzichten

becritiseerd, op vele punten ook veroordeeld, door den
tijd achterhaald, kon ternauwernood nog ernstig in

aanmerking komen als grondslag voor een nieuwe rege-

ling voor onze Naamlooze Vennootschap.

Het Ontwerp 1925, naar den vorm een Gewijzigd

Ohtwerp gevoegd hij het Verslag van de Commissie

van Voorbereiding ten aanzien van het Ontwerp Ne-

lissen, is dan ook méér dan een Gewijzigd Ontwerp
in den gewonen zin. Zeer veel is veranderd; wel is

het 0.0. ‘) op den voet gevolgd, maar op tal van pun-

ten is de oplossing gezocht in andere richting. Tel-
kénmale gevoelt men, dat andere gedachten bij cle

ramenstelling de leiding hebben gegeven. Voor de be-

werking van het nieuwe Ontwerp heeft de Minister

steun gezocht buiten zijn Departenïent. Het Verslag

vermeldt de medewerking van de Commissie voor de

Burgerlijke Wetgeving en in het bijzonder van haar

lid,
Mr. L. E. Visser,
ons uit verschillende belang-

rijke studies op het gebied van de Naamlooze Ven-

nootschap bekend.
Zoo is dan na een voorbereiding van – wij kun-

nen zeggen – 45 jaren een ontwerp voor de Naam-

boze Vennootschap
rijp
voor openbare bokandeling

in de Tweede Kamer. . De Minister, die kort v66r

Paschen het G.O.
2)
indiende, heeft vermoedelijk de

gdachte gehad, op deze wijze nog gedurende ‘de loo-
pende legi’siatieve periode de laatste hand te kunnen

leggen aan’ de door hem tot stand gebrachte partieele

herzieningen van het Wetboek van Koophandel en
aanverwante regelingên. Dit is ten slotte niet moge-

lijk gebleken en dit mocht ook niet. Want waar hier

practisch een nieuw 0nterp voor ons ligt, mag de

wetgever het laatste woord niet spreken, eer de cri-tiek nog een laatste gelegenheid heeft gehad zich te

uiten. Er mag in dit opzicht niet volstaan worden

met een verwijzing naar de literatuur, welke ontstaan is naar aanleiding van het Ontwerp 1910.
Overigens is het te wenschen, .dat -de wet nu bin-

nen niet te langen
tijd
tot stand komt. Ons Naam-

lo’oze-Vennootschapswezen zal er niet veel ‘door ver-

beteren of veranderen. Maar het tot stand komen van
de wet zal een eind maken aan tde niet te verwezen-

lijken verwachtimgen, thans ongetwijfeld nog door ve-
len gekoesterd. Nadat de wetgever duidelijk gezegd

heeft, wat hij kan

en wil doen, zal de geldbelegger

weten., dat verdere bevordering van zijn belangen

alleen kan komen van hem zelf.
Alvorens het Ontwerp ‘meer in bijzonderheden te

bespreken maken wij twee algemeene opmerkingen.

– Stelsel van, het’ Ontwerp.

De regeling van de Naamlooze Vennootschap be-
oogt de bescherming van twee belangen: het belang
van den geldbeleggenden aandeelhouder, het belang
van hem, die als crediteur met de Naamlooze Ven-
.nootschap in aanraking komt. Deze bescherming van

individuen beteekent
tegelijk
bescherming van het

algemeen ibelang, dat geschaad wordt door, een onge-zond’ NaarnloozeVennootschapswezen en overdreven

speculatizucht. Het stelsel, thans meestâl gevolgd, is dat waaraan

-de naam wordt gegeven van’normatief of normalisee-

reud stelsel. Hieraan is voorafgegaan het conceseiestel-
sel, waarbij het als taak van de ovérheid wefd be-
schouwd door pi’eventief toezicht ervoor te waken, ‘dat

Oorspronkelijk Ontwerp (van 1910).

Gewijzigd Ontwerp.

‘alleen deugdelijke ondernemingen; waardoor het alge-

meen belang werd gebaat, in den vorm van een Naam-

boze Vennootschap zouden worden opgericht.
Het normatief stelsel streeft naar het stellen van

regels, in acht te nemen bij de oprichting en het

bestuur van.de Naamlooze Vennootschap, regels welke

moeten bevorderen, ‘dat alleen geonde onderneingen

worden opgericht en dat de aanvankelijke gezondheid

ook gedurende het bestaan ian de Vennootschap

blijft gehandhaafd. Hierbij gaat – het uitsluitend

om den financieelen toestand. Het Europeesche
recht ten aanzien van de Naamlooze Vennootschap

heeft zich in deze richting ontwikkeld, dat de regels

zich concentreeren op het kapitaal. De wetgever streeft

ernaar, dat
bij
de oprichting het kapitaal in werke-

lijkheid aanwezig is, onbelast ook met onevenredige

verplichtingen jegens oprichters en tracht te bevor-

deren, dat ‘dit kapitaal niet op willekeurige wijze
wordt verminderd gedurende het ‘bestaan van de

Naamlooze Vennootschap. De regels betreffende de

soliditeit van de onderneming zijn hiertoe beperkt.

Sprekend voorbeeld daarvan is, dat geen wetgever

ooit gepoogd heeft een redelijke verhouding vast te

stellen tusschen eigen en vreemd kapitaal of regels

gesteld heeft om de liqui’diteit van de onderneming

te verzekeren.

De wetgever, die het normatief stelsel toepast,

pleegt meer of minder zijn kracht te zoeken in het

afdwingen van publiciteit. Men wordt in zoover dan
niet direct gedwongen, de onderneming op bepaalde

wijze ‘op te zetten of te besturen, maar wat men doet

moet in het openbaar gebeuren (publicatie van con-

tracten omtrent zakeljken inbreng, balanspuiblicatie
etc.). Een en ander tdient tot voorlichting en waar-

sokuwing, maar de
bijgedachte
bestaat, dat oprichters
de ongepaste manipulaties, die zij in den zin hebben,
zullen achterwege laten, wanneer ze alleen voor de

oogen van het publiek u.itgevoerd kunnen worden.

Bij de beoordeeling en toepassing van dit stelsel
behoort in het oog te worden gokouden, dat goude-

koopmanschap met wettelijke normen niét ken wor-

den afgedwongen, zeker niet ihet normen, ‘die moeten

gelden voor ondernemingen ‘op elk gebied van ‘handel
en nijverheid. Wat past voor ‘de eene, is zonder belang.

voor de andere en voor een derde hiuderlij. Of ‘de
wetgever geeft bepalingen zonder beteekenis, 6f hij
geeft er clie hinderlijk zijn voor een ‘deel van het be-drijf, en met al zijn bescherming van aandeelhouders
en geldbeieggers benadeelt thij het ‘belang van de

reöele, gezonde onderneming.
Het GO.- •stelt zich terecht op dit standpunt, het
breekt met menigen regel van het 0.0., waarbij deze
beginselen waren uit het oog verloren en het zoekt

voornamelijk heil bij regels tot bevordering van de
publiciteit. De waarde darvan hangt af Van de vraag,
hoe ‘het publiek op de openbaarheid reageert. De finan-

cieele pers heeft
daarbij’
een taak.
De bescherming van den geldbelegger wordt, be-
halve in regels omtrent het ibeleid, gezocht in verster-

king van de wettelijke positie van den aandeelhouder
en van de algemeene. vergadering. De regels in dit

opzicht betreffen de aansprakelijkheid van bestuur-
ders en het geldend maken van ‘die aansprakelijkheid.
Zij strekken verder tot verzekering van het zeggen-

schap van ‘de algemeene vergadering.
Voorzoover deze regels een redelijke aansprakelijk-
heid van bestuurders dwingend vastleggen en de wet-

gever erop uit ite voorkomen,’ dat bestuurders zich
daaraan onttrekken, behoeft geen bezwaar te worden’

gemaakt.
Anders staat het met de regels, ‘die het zeggenschap

van de algemeene vergadering becogen te versterken.
Onder ‘den invloed van de geestesrichting van de lOde eeuw heeft het recht van de Naamlooze Vennootschap
zich ontwikkeld in de richting van het vereenigings-
recht. -Wantroüwen tegeh ‘hen, ‘die met gezag zijn be-

kleed, beïnvloedt de wenschen ten aanzien van ‘de rege-

1
10 Juni 1925

EcONOMISCH-STATISTICHË ÉERICHTEN

487

ling der verhouding van aandeelhouders tot bestuur-

‘ders. Zoons men het budgetrecht ziet van het parle-

merit, zoo ziet men het recht van de algemeene ver-

gaclering tot yaststelling van een balans.

De oinstan’dighecten van de laatste jaren waren er

naar om het recht nog èen flinke stoot in deze rich-

ting te geven. Het is een van de goede zijden van hef

G.O. – juist in een in dit opzicht sao gevaarlijken

tijd tot stand gekomen -, dat daaraan weerstand is

geboden. Deze erkenning moet voorafgaan aan de en-

tiek, die ten aanzien van verschillende onderdeelen

zal moeten volgen.

Bij de bespreking van de verschillende onderdee-

len zullen wij, waar dit te pas komt, de critiek niet

sparen. In ‘de Naamlooze Vennootschap is geen plaats

noch voor een parlement noch voor vereenigingspoli-
tiek. Maar wie critiseeren wil moet nog één ding in
het oog houden, dat is, dat de wetgever familie- of
kliokregeering niet mag in de hand werken. Naar onze

compagnieën van de 18de eeuw moeten we ook niet

terug. Deuren en vensters moeten open blijven; deze
overweging kan aannemelijk maken, wat op het eerste

gezicht bezwaarlijk lijkt.

Uniforme regeling.

Een van de meest populaire grieven tegen ons

Naa.mlooze-Veninootscha.psrec’ht is, dat het maar één

soort Naamlooze Vennootschap kent. Duitschianci
heeft naast
zijn
Aktieii.gesellschaft nog
z1j*P
G.m.b.H.,
Engeland heeft’ zijn pnivate companies. Bij ons meent
men eer noodtoestand op •het gebied van het Naam-
looze-Venn.00tschapsrecht op te merken. Zooals zoo
(likwijls wordt ook hier door velen verwacht, dat na-
‘olging van het buitenland heil kan geven.
Ik w’aag het te betwijfelen, of degenen, die deze denk-
beelden ventileeren, zich wel altijd rekeu.scha.p geven

van de strekking van hun voorstel. Vermoedelijk berust
het op het vage idee, dat er aanleiding’zou kannen zijn
verschil te maken tusschen ‘de Naamlooze Vennootschap,

‘die een zeer ‘groo’te onderneming drijft en, die welke met een nietig kapit,aaltje zaken doet van bescheiden
omvang. De aanbevolen differentiatie kan alleen op
(ie volgende wijze wonden gemotiveerd. Voor de

groote Naaml.00ze Vennootschap, waaraan het publiek
deelneemt (ook wel genoemd de publieke), wonscht
men straffer normaliseening. De wetenschap, ‘dat deze
straffe nornialiseening ook zal gelden voor de kleine
Naamlooze Vennootschap (ook wel private of be-
sloten of, dikwijls ten onrechte, familie-Naamlooze
Vennootschap genoemd), waar zij niet noodig worden
geoordeeld en wèi liinderlj’k zou zijn. zou den wetgever
van rlie.straffe:r•c normaliseering kunnen terugih ou-
‘den. Welnu, laat hij onderscheid maken tussehen de groote N.aarnlooze Vennootschappen, idie ‘dan hun
straffe norma]iseering kunnen
krijgen
en de kleine,
waaraan. meer v:rijlieid kan worden gelaten. Merk-
waard.i gerwijze werd de differentiatie ook aanbevolen
(loon hen, die van een straffen normaliseering van de
grootc Naamlooze Vennootschap niets willen weten.
TToe deren het denkbeeld willen motiveeren, is mij
steeds een open vraag gebleven:
Het 0. 1010, dat op dit punt geen verandering
bracht in h’et bestaande recht had daarom heel wat
(ritiek te verduren. Niettemin houdt de Regeening
in het 0. 0. voet hij stuk. Dit, zal wel opnieuw tot
verontwaardiging aanleiding geven, maar daaraan
bohoort ni’et tegemoet te worden gekomen.

Het 0-. 0. is wat aangaat strahei-d. van normen
gematigd. De normen, die gesteld worden,
‘zijn
ook
voor de ‘kleine Naamiooze Vennootschap niet mis-
plaatst. Het G. 0. gaat daarbij uit van de gedachte,
dat liet de hoofdeigensahap van de Naamlooze Ven-

nootschap – de beperkte aansprakelijkheid is -,
velke die normen, in geeft. Deze ‘hoofdeigenschap
geldt voor elke Naa.m.loeze Vennootschap. Ilc. wil hier-
aan toevoegen, .dat ook ‘door de kleine Naâmlooze
Vennootschappen – die in het minst niet als, publieke
ondoiioemingen op de kapitaalmarkt verschijnen –

en dan soms op de meest
gruwelijke
manier. den klei-
rica bezitter het gel’d wordt uit den zak geklopt.

Alleen als de Kamer nog straffer normaliseening
zou willen beproeven ‘dan thans wordt gegeven, zou

de vraag moeten, ter sprake komen, of niet gediffe-

.rentieerd moet worden, maar zoolang dit niet ge-

schiedt en wij willen het in ‘het minst) niet bepleiten,
kan de differentiatie blijven rusten.

Eenige ‘differentiatie geeft intusschen het G. 0.,

maar dit is meen een doekje voor het bloeden. In de

kleine Naamlooze Vennootschap (als toets is ‘genomen

het uitsluitend hebben van aan’cleelen op naam) zal

een besluit van aandeelhouders schriftelijk tot stand

kunnen komen en zal het enqueterecht van artt. 53

vig., dat wij nog geheel uit het ontwerp hopen te
zien verdwijnen, iniet gelden.

.De oprichting.

In verband met de oprichting vinden wij veel terug

uit de bestaande wet, waarvan vrj algemeen werd

verwacht, ‘dat ‘het bij een herziening uit ons recht zou
verdwijnen.

‘De gang van zaken is volgens het Ontwerp wat
gecompliceerd, maar .de regeling ‘i.s ‘helder en laat,
naar het schijnt, geen aanleiding tot twijfel.
Gloedni’euw lijkt ‘het voorschrift (‘art. 36f i.v.m.

art. 36e), dat de Naamlooze Vennootschap tot stand
komt ‘rnt de registratie harer akte
bij
de Kamer van
Koophandel. Inderdaad is dit slechts een formaliteit,
clie is voorgesch:reven om duidelijk het tijdstip vast te
leggen, waarop de Naamlooze Vennootschap ontstaat

‘(waarom is art. 36f niet positief geredigeerd?). Voor

de registratie blijven noodig de notanieele akte; blijft
ook noodig de toetsing dr akte ‘door de overheid aan
de wet, de openbare ‘orde en de ‘goede zeden; ook blijft
noodig dat ‘de oprichters een vijf’de van, het kapitaal
voor hun rekening hebben genomen.

Nieuw is hierbij alleen, dat .de Koninklijke goed-keuring van nu wordt vervangen door een goedkeu-
ring door den Minister van Just)itie.
De Naamlooze Vennootschap, waarvan de oprichting
op ‘deze wijze haar beslag heeft gekregen, mag niet be-
ginnen te werken, ee:r inschrijving in hot Handels-
register en publicatie in de Staatscourant heeft plaats
gehad en tenminste een tiende van het geplaat)stc
kapitaal is gestort, alles op st:raffe van, persoonlijke
aansprakelijkheid van cle bestuurders ter zake van de
aangegane verplichtingen. De regeling beantwoordt
vrijwel aan hetgeen nu gevonden wordt in de artt. 3.
30 en 51 Kb.

De goedkeuring, clie het 0. 0. ‘dacht te’docri ver-
vallen, wordt dus in iets gewijzigden vorm opnieuw
voorgesteld. Te den loop der tijcleh was ‘het vrijwel
een communis opinio geworden, dat ‘de Kon. goed-
keuring bezwaar gaf en weinig nut. ,,Geenerlei waar-
borg is erin gelegen” kan men. in
Molercgraaff’s
Leidraad
lezen, bi. 222. Bezwaar ervan is, .dat Naam-boze Vennootschappen van bedenkelijk allooi van ‘de
,,K.oninkljke goedkeuring” met ‘ophef gewag maken

en. zoo de goegemeente zan.d ‘in de oogen strooien.
Toen echter het oude stelsel op het punt stond zijn congé te krijgen, kwam eenige kentening in de pu-
blieke opinie. In verschillende geschriften, en niet
van d.e eersten de besten, werd bepleit het stelsel
niet af te ‘schaffen zonder iets ‘dergelijks in de plaats
-te geven. Men sloeg speciaal voor, .dat zou worden
gevorderd indiening van ‘cie akte bij een bureau, dat
de alcte zou kannen toetsen aan de wet en waar de akte verder zou liggen ter inzage voor het publiek.
Voor een speciaal bureau, waar .de akten van Naam-
boze Vennootschappen en andere stukken waarvan. de w’ct publicatie voorschrijft, ter visie liggen, is nu geen
plaats meer. Dit hoort) thuis bij het sedert ingestelde
Handelsregister, waarvan het G. 0. ook geregeld
gebruik maakt.

Overigens komt ht Ontwerp aan ‘de uitgesproken

wensc’hen tegemoet door d’e Ministerieele goedkeu-
ring voor te
‘schrijven.
Het bezwaar van ‘de tegenwoor-

488

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

10
Juni
1925

dige regeling vervalt daarmede en het voordeel blijft
behouden,
daM
niet ‘licht Naaml.00ze Vennootschappen
zullen voorkomen met
,
onwettige bepalingen in haar

statuten. Aldus cle Minister. Maar hoe smakelijk hij

ook zijn voorstel opd’ient, hij overtuigt mij niet van

de begeerlij’kheid.

Ging het
bij
de contrôle alleen
om
de vraag, of mis-

schien een nonchalant notaris •en bepaling van de

wet heeft over liet hoofd gezien of onjuist geïnterpre-

teerd, wij, zouden ‘het voorstel gaarne aah.vaardeu.’i
Maar
de ervaring heeft
voldoende geleerd, dat
het
meermalen ‘aat om precaire vragen van wetsuitleg-

ging. Deze of gone regeling,
die men
gaarne
in
do
akte zou zien, is zij met ‘de wet te
rijmen
of niet?
Alen
denke

onder de geldende wet
aan de vraa
g
g.

omtrent de toelaatbaarheid van ‘de bindende voor-1

dracht voor directeursbenoemi’ngon. Vooral ook
bij
‘de

wijziging van statuten doen zich moeilijke vragen voor.

De nieuwe wet zal stellig tot nog meer twijfelpunten
aanleiding geven
dan de’ enkele sobere voorschriften
san het nu geldende wetboek. De Departementale;

jurisprudentie zal aan alle •duhia een oplossing moe-
ten geven.

Do ‘goedkeuring zal
evenals
th.an geweigerd kun-
~

i)ert worden

hehalve wegen’s strijd met ‘de wet

j.
ook wegens strijd met ‘de goede zeden.
In
,9uyling’s,’
ïnlezding tot het Burgerlij1 Recht
(21.
nr.
52) komt

de neiging tot uiting, karteis en trusts dan te
nier-

Icen als strijdig met de goede zeden. Een leerling vati
Suylii’bçj,
zeteien:d op ‘de ‘plaats van. den ambtenaar

belast
.
met de behandeling
van
vennootschapsakten,’

zou, gewapend met art. 36e
den
strijd tegen
deze
.in-

stitute’n
kunnen
aanbinden.
f

De beslissing over de reohtsgeldiheid van de be-

pal ingen eener geregistreerde
akte
van oprich-tring.
bi ijft ‘in laatste instantie bij •de rechterlijke macht,
zet het Verslag: inderdaad, tegen de akte die bij ‘het

i)èpartement genade heeft kevonden, kan een belang-

hebhede altijd n.og opkomen bij. den rechter. Maar,

wie
van den Miniattir eenmaal het ‘bericht gekregen

lieef t, dat zijn akte .niet’ kan worden aanvaard, heeft
verder niets to vertellen (alleen ‘de politieke weg,

blijft nog open!).

De administratieve contrôle
‘komt
mij niet voor van

zoo heel veel belang te zijn, maar
‘wil
uien haar hand-

haven, dan behoort van de weigering
van
•de goed-.

keuring beroep op den rechter te worden opengesteld.
De procedure ter zake
van
cle inschrijving
van
han-

deismerken
kan als voorheeld idionen.

Het stelsel van liet G. 0. wordt ons nog aanbevolen

(Verslag, bl. 10) ‘door het ‘beroep op de mogelijkheid,
dat het oprichting van onreöele ondernemingen kan
voorkomen; ook deze zouden strijdig zij’n met de goede,
zeden en op bi. 30 wordt nog erop gewezen, ‘hoe de
Ministerieele goedkeuring (alleen in kra’sse gevallen
-natuurlijk!) ook
kan
dienen tot
bestrijding
van het

euvel gelegen in de overwaar-deening van zakelij-ken

inbreng.

Het stelsel wordt -daardoor niet aannemeiijker. In-‘
tegendeel het begint nu ‘bedenkelijk te lijken op het
reeds bij het tot stand komen
van
het Webbok van

1838 verworpen concessiestelsel. Aan het ‘stempel
van

den Minister
van
Justitie
zal na
‘deze toelichtin,g meer

waarde gehec’lit wonden dan
aan
de Koninklijke goed-
keuring van nu, o’ok al wordt het stelsel van het on-
derzoelc
niet
gewijzigd.
Het
wordt een waarborg voor

realiteit! Maar ‘kan, de Minister clie geven? Het De-
partement onderzoekt op papieren-. Voor zoover ik
de Departementa.le methodes ken, worden nadere in-
lichtingen verkregen door heb inwinnen van. ,,a’mbts-
berichten” bij het parket. Moeten ‘de vertegen-woor’di-.
gers van het Openbaar Ministerie
nu
oordeelen over
do waarde
van
den zakelijken inbreng?
De voorschriften omtrent plaatsing en storting van
‘bepaalde fracties van het kapitaal zullen velen ook
‘niet hebben terugverwacht. In het Ontwerp 1910 von’d
men ze niet. Niet alleen als oude ‘bekenden, maar ook

als middelen, waardoor -de oprichting van en het deel:

nemen in Naamlooze Vennootschappen eenigszins
wordt
geremd, begroeten
wij

deze voorschriften met
genoegen. Wij komen erop terug ‘bij de bespreking
van liet kapitaal.
DRUCKER.

(iSlot volgt).


HET
RAPPORT VAN DE COMMLS’,SIE

VAN VUUREN.

II
(Vervolg)

‘Vij
zagen ‘cle vorige maal het voorstel der Commis
sie omtrent de normaliseening en vermindering van

het bedrag, dat het Leeningfon’ds telken jare aan be-

-lastingmiddelen zal behoeven. Ongetwijfeld biedt een

normaliseering, als de Commissie voorstelt, uit ‘le-

grooting-technisch oogpunt voorcleeleu aan.
Intussehen mogen
‘toch
de

wen,sc’holijkheid van ccii
regelmatig verloop der ‘benoodigde lbedragen en cle
wenscheljhhei,d
van
‘belnitiing-ve.nlagi.ng het
antwoord
op ‘de vraag, hoe de -aflossingen in de verschillende
jaren op de helastingschuldigen zullen drukken, niet

geheel, ja zelfs niet in de eerste plaats, beheerschen.
Hoofdzaak moet
zijn,
waarvoor de schulden
zijn
ban-
gegaan. In normale vredesjaren ging Nederland sinds

1907 slechts leeningen aan voor rechtstreeks produc tieve doeleinden en daarbij is,

tenzij men ‘den ge-
heel anderen weg (‘dien van ,,afschrijven”) inslaat,

dien mijn wetsontwerp op de hervorming der Staats-
begrooting aangaf

wenschelijk,

dat de duur der
leeningen ‘geregeld wordt naar den duur der zaken

waarvoor geleend ‘wordt. De ‘gemeenten houden zich

onder toezicht van Gedeputeerde ‘Staten aan dit be-
ginsel en al is zulks voor de Staat bezwaarlijker, hij

behoort er toch ook naar te streven.

Bij de cnisisleeningen en
hij
andere leeningen, voor
zoover strekkende tot dekking van tekorten op den

gewonen
dienst, -m.a.w.
bij
leeningen waar geen nieuw

Staatsvermogen tegenover staat, ligt de zaak anders;

daarbij- moetên ‘de ‘aflossingen zoo geregeld worden,
dat men verwachten mag, dat -de ingezeteiien als regel

de daarvoor noodige ‘belastingen uit ‘hun inkomen be-
talen kunnen, z-oodaM de plaats gevon-den hebben-rio

intering van nationaal vermogen weder wordt goed

gemaakt; ‘doch binnen die grens -moet dan ook de

aflos,sing ‘zoo spoed-:ig
mogelijk
plaats vinden.
Het wil mij voorkomen, dat de Commissie-Van
Vuuren haar taak ten aanzien van de lasten der na-
tionale schuld aldus had moeten opvatten, dat zij 65k

had nagegaan, in hoeverre de aflossingen in verband
met ‘de oorzaken ‘der schulden in het juiste tempo
plaats
vinden.
De Commissie zou -dan vanzelf ook reke-
ning gehouden ‘hdbben met -de orns’tandihei’d, dat het
Leen’inigsfo’nd,s
niet
een -gr-ootere schul,d is -belast -dan
redelijk is, geile-t op liet idoel, waarvoor ‘het is- ingesteld1.
Immers wijzen de crisisuitgaven en -ontvangsten
(mcl. de als zoodanig aangewezen opbrengsten
van
leeningen)’ een gunstig saldo van ruim
f
50 millioen
aan en ‘dit bedrag
stijgt
tot ongevee:r
f
100 millioen,
als men datgene,
-wat
de Staat van de crisisuitgaven
eerlang nog zal terugontvangen in den vorm van res-

titutie van interneeringskosten van Belgische mili-

tairen, gelijk steeds ‘de bedoeling is geweest, aan den
erisisdienst te goed schrijft.
Van -de leening 1919/20 ad.
f
430 mill-ioen is een,
naar
‘het
mij vooikomt, te groot deel beschouwd als
strekkende tot dekking van tekorten van den ôrisis-
dienst. In ‘de plaats van
f
230 mi-l-lioen voor dia
tekorten en
f
200 milli-oen -voor tekorten op’ •den
biiit-en’gewonen (kap itaals-) dien-st’, had men slecht-s

f
130 millioen, voor het eerste doel en
f
300 nijl-
iioe

n: voor het t-woede doel moeten
aanwijzen.
Fei-
telijk toch werd de opbrengst der leening op die
wijze
gebruikt. Men kan dit alsnog rectificeeren -dooi ‘het
aandeel ian

het Leeningsfonds in de leening van
1919/20 op 1 Januari 1925 van
f
138,5 millioen op

f
38,5 millioen te verminderen en het aandeel van

10 Juni
1925

ÈCONOMISCHSTATISTISCHE BERICHTEN

489

Hoofdstuk VII A der Staatsbegrooting in die leening

van
f
148,5
milEoen op
f
248,5 miilioen te verhoo-

gen. Zulks zoude een jaarlijkschc ontlasting van het

Leeriingsfonds met bijna
f
15 miilioon per jaar en

een meerdere belasting van Hoofdstuk VII A met ge-

lijk bedrag medebrengen. Hierbij zij echter aange-

foekencl, dat van aflossing, begrepen in de aunuïteit,

die ter zake
0
1) Hoofdstuk VII A voorkomt sedert

1920 ongeveer 64 püt. als buitengewone uitgave pleegt

te wwclen beschouwd, omdat een leening voor kapi-

taalsuitgaven van den Staat niet in 15 jaar behoeft
te worden afgelost, doch daarvoor een 40-jarige an-

nuïteit toelaatbaar is. Het is vreemd, dat de Oom-
missie-Van Vuuren van dit stukje financieele poli-

t,iek in het geheel geen melding maakt en mitadien

nok niet mededeelt, of haars inziens clie politiek moet
blijven gehandhaafd, wanneer haar normalisatieplan

is doorgevoerd.
Trachten wij thans cleschuld, die sedert 1914 voor
tekorten op gewone en: buitengewone uitgaven – di.

dus voor niet-crisis-uitgaven is aangegaan – eenigs-

vms te detailleeren.
De uitgaven, die niet als crisisuitgaven zijn be-

schoccwd, hebben van 1914 tot en met 1923 ruim

f 1010
millioen meer bedragen dan de tot dekking

daarvan strekkende staatsmiddelen. Dit tekort op den

normalen dienst is voor
f
885 millioen uit de op-

brengst der lecning van 1919/20 (deze voor f300
millioeri genomen, zie boven), der leeningen van 1922

ad
f
300 millioen en der leen.ingen van 1923 ad
f
285

mi liioen gedekt, terwijl cle resteerende
f
125 millioen

tijdelijk door het voordeelig saldo van het Lcenings-

fonds zijn geleverd.

Om te heoordeelen, in welk tempo die
f 1000
mii-

lioen aan schuld uit gewone $taatsmiddel.en moeten worden afgelost, is na te gaan hoe het bedrag van de

uitgaven, die tot die schulid leidden, is samengesteld
Indien ik bij de hierna te noemen posten de ontvaing-

sten, verband houdende met de verschillende uitgaven-
groep, aftrek, clan vind ik voor de samenstelling van
het bedoelde milliard, (lat meer is uitgegeven dan

ontvangen, ‘dc volgende ruwe specificatie:

Voorschotten oan deStnatsmijnen . . . . f 60 millioen
Kapitaalverstrekking aati Saatsbeitrijven ,, 91

1.
Voorschotten Woningvet ……………600
voorschotten
‘Ulrvi
ii de terug-
betaling voldoende zeker is …………..4S

a odeelen in ondernemingen …………20
Diverse werken, spoorwegen, woning-
bouwpremiën, voorziening in den won ing-
itooS,
dubieuze voorschotten eny. …… ..1:36
Tekort op den gewonen dienst ……….45

f 1000 millioen

Men gevoelt, dat do bedragen, geleend voor de dek-
ki tig dzer verschillende categorieën van uitgaven, niet

alle even snel behoeven te worden afgelost. Schulden
aangegaan om aan de Staatsbedrijven en de Staats-
mijnen Icapitaal te verstrekken, behoeven feitelijk in
het geheel niet te worden afgelost. Immers het ver-
mogen dier bedrijven verjongt zichzelf voortdurend

door afschrijving ten laste van de exploitatie en daar-
mede gepaard gaande aanschaffing van nieuwe kapi-
taaigoederen; het blijft dus intact, zoodat ook de

schuld daarvoor aangegaan op dezelfde hoogte mag
blijven ; te meer, omdat, in geval ‘clie hedri.jven kapita-
len, die in ‘t bedrijf -overbodig werden, in de schat-

kist terugstorten, zulks als een buitengewone ont-

vangst wordt beschouwd. Leeningen gesloten om Woningwet- en andere voor-
schotten te geven, die regelmatig afgelost worden,

kunnen in het algemeen ook op gelijke hoogte blijven,
zoolang de afbetalingen op die voorschotten, in het Staatsfinancicwezen als buitengewone ontvangsten
worden -beschouwd, die weer ‘dienen om nieuwe voor-
schotten te verstrekken. Met betrekking tot de Wo-
ningwet-voorschotten in de laatste jaren verstrekt,
moet echter een gewichtig voorbehoud gemaakt wor-

den. Want al zijn de debiteuren (de gemeenten) wel

goed voor het bedrag -dier voorschotten, het kon toch

te eeniger tijd weleens billjk en noodzakelijk worden

geacht om die voorschotten voor woningbouw, in den

cluursten tijd, en vaak op aandrang van den Staat

uitgevoerd, te reduceeren in verband met de -waarde-

daling -der daarmede gebouwde woningen. Het zou

m.i. voorzichtig zijn met een reductie van wel 40 pOt.

op die voorschotten rekening te houden; waardoor

de
f
600.000.000 dier voorschotten hierboven vermeld
tot
f
360.000.000 aan soli-de voorschotten gereduceerd

worden, terwijl f 240.000.000 daarvan is te voegen bij
de uitgaven A fonds perdu voor het woningwezen, die

overigens onder post 6 hierboven zijn begrepen. Met

het bovenstaande rekening houdende, kom ik tot de
slotsom, dat het milliard -Staatsuitgaven (niet crisis-

uitgaven) is te splitsen in 3 groepen. De
eerste
groep

omvat de posten 1, 2 en 4 hierboven vermeld, bene-

vens
f
360.000.000 van post 3, te zamon
f 550.000.000;

de hiervoor aangegane schuld kan. zeer langzaam wor-
den afgelost.
De tweede categorie omvat .de posten 5 en 6

benevens
f
240.000.000 van – post 3, te zamen

f
396.000.000; de hiervoor aangegane schuld -behoort

uiterlijk in 40 A 45 jaar te worden afgelost. De -derde

categorie omvat den post 7 a-d. 45 millioen, het tekort
op den gewonen dienst; de hiervoor aangegane schuld

behoort zoo -spoedig mogelijk te verdwijnen.
Gesteld men nam nu aan, -dat van de eerste cate-

gorie (die van
f
559.000.000) elk jaar
1/
moet

worden afgelost, van de tweede categorie zooveel, als

er aan aflossing Ibegrepen is in een 40-jarige anuuï-
teit bij een rentevoet van 6 pOt., d.i. 1,3 pOt. en van de -derde categorie, zooveel als er aan aflossing be-

grepen is iii een lO-jarige anriuïtei

t bij een rentevoct

van 5 pOt., 1d.i. 8 pOt.

Er zouden voor aflossing in het jaar 1925 uit ge-

wone middelen beschikbaar -moeten zijn
f
2.800.000 +

f
5.200.000
+ f
3.600.000, te zamen
f
11.600.000. Dit

bedrag is
f 1.000.000
minder dan
inderdaad
in 1925

op Hoofdstuk VII A voor aflossing uitgetrokken
is
1)

en bijna
f 11.000.000
minder -dan -op Hoofdstuk VII A

voor aflossing zou voorkomen, wanneer het Leening-
fonds, zooals m.i. juist zou zijn, met
f 100.000.000

van de leerdng 1919/20 ontlast en Hoofdstuk VII A
met gelijk belast werd. Doch, i,k wees er reeds op, van
de aflossing dezer leening, voorzoover die ten laste
komt van Hoofdstuk VII A, wordt reeds nu jaarlijks

een bedrag van
f
7.620.000- als buitengewone uitga-

ven -beschouwd, d.w.z.
zij
is geen werkelijke amorti-

satie van schuld doch slechts een schu]-dvernieuwing.

Alen zonde nu om het bedrag aan schul-damortisatie,

dat
werkelijk
op de begrooting 1drukt (na do versohui-
ing tussohen Leeningsfonds en Staatsbegrodting) in

ov-ereenstn-m-ing te -brengen met de arnortisatie, zoo-

als die theoretish vordedighaar ‘bleek, idit bedrag van
schuidveno-ieuwing kunnen verlioogen tot f11 m-illioen

(voor 1925 en voor volgende jaren naar verhouding).
11e-t -gevolg van de ontlasting van het Lecningfon-ds

zonde dan zijn. dat RooMstuk VII A met
f 5
mi’lliocn

mér aan rente zou word-en belast en met
f 9.800.000

môSr aan aflossing, waar-van echter weer
f
11.762 mii-

lioen, of
f
3.380 meer dan thans, als buitengewone uit-
gaven zouden worden -beschouwd.
Het budget van den gewonen dienst zonde dus per

saldo een zwaardere belasting krijgen van
f
5 millioen

aan rente en
f
6,42 millioen aan aflossing of

totaal
f 11.
.420.000 terwijl ‘het Leeningsfonds met

f
14.980.000 zonde worden -ontlast, -d. i. per saldo een
winst van ruim 3,5 millioen, -dat is 114 minder dan
het bedrag waarmede de Oommissie Van Vuuren de
beide budgetten te zamen in 1925 en eerst volgende

jaren zou-de willen ontlasten met behulp van. -de be-
schikbare
f
213.000.000.
De -bovenstaande becijferingen maken allerminst

1)
Afgezien van de vôeroorlogsehe schuld (214, 3 en
314 pCt. Schuld).

490

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

10 Juni 1925

aanspraak op volledigheid of groote nauwkeurigheid:

Zij geven slechts aan, door welke overwegingen en be

cijferingen de Commissie Van Vuuren zich naar mijne

meening’ had moeten laten leiden bij de vaststelling
van het bedrag, dat ‘in 1925 en volgende jaren
moet
worden gea’mdrtiseerd uit de gewone staatsmid’de-
len en uit .de middelen van het Leeningsfonids. Wat

zij thans deed, was niets dan het opvullen van de

‘en regelmatigheden in het verloop, zonder dat ‘zij zich

rekenschap gaf van het meest wenschelijke verloop

zelve van de uitgaven voor rente en aflossing in ver-

band met den aard der schulden. Voor het opstellen

van een normalisatieplan met behulp van een groot

beschikbaar bedrag, gelijk als bijlage VI aan het rap-

port is toegevoegd, behoeft men geen commissie van

zeven zëer vroede mannen.

Intusschen aciht .ik wat de Commissie voorstelt om-

trent het opgebruiken van het beschikbaar bedrag
van
f 213
millioen op zichzelf ook verre van onschul-
dig. Van die
213
millioen worden er thans’ 153, het
saldo van het Leenin’gsfonds renteloos aan den dienst;

die in het normale budget tot uiting komt, geleend.

Opgebru’iken daarvan zal dus het 1gewone budget lang-

zamerhand met omstreeks 1 niil’lioen aan rente belas-
ten. Doch ‘dit is niet het hoofdbezwaar en hier kom

ik terug op hetgeen ik ‘in ‘het eerste artikel zeide om-

trent ‘de incompleetheid van het rapport in zake de

peusioensverpl’ichtinen van den Staat.

Er is een zekere tegenspraak in, dat’ een Commissie,

ingesteld om over de zaak te rapporteeren, te kennen

geeft geen gegevens te kunnen produceeren en dat

tegelijkerti$d de Minister, dien’ ‘zij adviseeren moet,

wèl zoodanige gegevens, zij het ‘dan terloops in een

debat, publiceert. Echter de Commissie had zich toch

wel kunnen overtuigen van h’et feit, ‘dat de toekom-
stige pensioenverplichtingen . van den Staat bij lange

niet op de wijze zijn gedekt, waarop de Commissie

zulks in zake de Invalid’iteitsrenten als zeer wensche-

lijk beschouwt. In 1911 werd het kapitaal, noodig om
de
destijds
bestaande burgerlijke pensioenverplichtin-

gen te dekken, berei’ds op
f
68 millioen geraamd; het

is dus, gelet op de’ toeneming der ambtenaren, ‘de ver-

hooging ‘der tractementen en de gunstigere pensioen-
bepalingen, allerminst onwaarschijnlijk, dat dit be-

drag thans meer dan verdubbeld is en ‘dat als’ men ook

‘de militaire pensioensverplichtingen van den Staat
ge’dekt wilde zien, in totaal meer dan
f
200 millioen
– het bedrag ‘door ‘den Minister genoemd – daar-

voor nondig zonde zijn. Dit bdiag zal clan nog gerui-
men tijd toenemen, ‘doordat de p’ensioeusverplicihtin gen ter zake van a,mibt’enaren, die reeds v66r 1 3u1’i 1922 in
.

dienst waren, nog op de oude wijze worden gefinan-
cierd
(d.w.z.
dat de loopen’de pensioenen uit de be-
grooting worden betaald en de,
‘bijdragen
in de toe-
komstige pensioenen als gewone middelen in de schat-

kist vloeien), terwijl daarenboven het bestaande tekort
rente op rente toeneemt, dus elke 18 jaar verdubbelt.
Is het nu met ‘d’ie wetenschap, zoo vraag ik mij af,

geoorloofd om een ‘bedrag van ruim
f
200 millioen,
waarover men toevallig elders in het Financiewezen
beschikt, eenvoudig op te gebruiken om ‘de behoeften

van het Leeningsfon’ds en van Hoofdstuk VII A .te
normaliseeren en tevens niet onbelan,grijlc te vermin-
deren,
zoodat belastingverlaging mogelijk wor’dtl
Ik durf die vraag niet lbevestigead te beantwoorden

en, nu Minister Colijn. eenmaal schrikwekkende cijfers
omtrent het tekort in zake de pensioenen heeft ge-
ope’nbaard, zal ook hij zulks naar ‘het ‘mij voorkomt,
bezwaarlijk kunnen ‘doen.

Voor norm’aliseeren der behoeften van het Lee-
ningsfon’ds en van de bedragen op Hoofdstuk VII A
allé,én, zou ‘de Commissie, in plaats van
f
213 millioen,
slec’hts
f
108 millioen noodig hebben gehad. Er zou-
den dan’f 105 millioen ‘beschikbaar zijn gebleven. Ten
“minste dit bedrag, aangevuld met hetgeen er meer
uit het saldo der N.U.M. zal komen dan de Commis-
sie voorloopig in beslag nam, t.’w. naar mijn schatting

ruim
f
38 millioen, ‘dus in totaal
f
143 millioen, ware
n’aar mijne meening aan het Pensioenfonds toe te

kennen, zoodat ook deze wonde plek in onze staats-
financiën voor driekwart zonde zijn gedekt. Daar-

naast zal ‘dan een goede detailleering van de oorzaken

van het bijna 1000 millioen aan nieuwe schuld voor

uitgaven, die tot dusverre niet tot de crisisuitgaven

gerekend werden, er misschien toe kunnen leiden dat’
we in ‘de komende jaren, wat minder zwaar belast

worden met amortisatie van staatsschuld. De Com-

missie,. ‘die zich met ‘betrekking tot de pensioenslasten

diligent heeft ver;k].aa,rd, maar inmiddels’ voorstelt dat,

wat waarschijnlijk tot dekking daarvan noodig zal

zijn, op te soupeeren voor normaliseering en vermin-

dering der lasten van rente en aflossing van crisis-

en andere leeningen, ware naar mijne meening voor

het geheele vraagstuk diligent te verklaren en uit te

noodigen ‘dit deel van haar werk eenigszins breeder

en ‘dieper op te vatten. Mocht een zeer nauwkeurige
vaststelling van den toestand in zake de pensioenen

te veel tijd vorderen, dan stelle zij zich tevreden met

een globale schatting die toch wel zal zijn te maken.

In een derde artikel zullen wij nog een enkel woord

wijden aan ‘hetgeep de Commissie voorstelt in. zake
de beleggingen.
VAN GIJN.
(Slot volgt).

WERK ITERRUIM1NO.

In liet nummer van 22 April 1,925 van dit tijd-

schrift schreef de beer Va’ti IJ’sselsteijn een artikel

over ,,Werkverschaffin g of wer.kverruiming”, dat tal
van ‘he.hartigenswaardige wenken bevat. Zonder het nu
in elk opzicht met ‘den schrijver oneens te
zijn,
zou ik
tôch over cle volgende passages in zijn artikel eenige
opmerkingen willen maken.

Hij zegt nl.: ,,V66r alles moet de Staat ‘door
werk-
verruiming
aan ‘de werkloosheid tegemoetkomen. In

dit opzicht is ‘de Regeering sterk in gebreke geble-
ven.”

Ik ‘geloof, .dat de ‘schrijver zich hier wat te sterk heeft uitgedrukt en dat
‘hij
niet aldus zou hebben ge-
schre’,ren wanheer hi had kennis genomen van de
verslagen van den Rijksdienst ‘der werkloosheidsver-zekering en arbeidsbemiddeling betreffende ‘de werk-

verruiming en regul ari satie van werkgelegenheid
over ‘de tijdvakken 1 April 1919 t
o
t en met 31 Maart
1921 en 1 April 1921 tot en met 31 Maart 1924 (uit-
gaven no. ’21 en 38 van genoemden Dienst).

Het moge dan juist zijn, dat in ‘de ‘periode 1881-
1883
f
20.000.000 per jaar voor publieke werken werd
uitgegeven tegen pl.’m.
f 4.000.000
in ‘de laatste jaren,
‘dit bedrag ovverd echter volstrekt niet alleen besteed
voor ,w’erkverschaffingen”, doch een groot deel ‘daar-

van kwam ten goede aan ,,werkve’rruiming”. Voor die
lezers, clie niet niocihteu weten, wat ‘het principieele
verschil tussehen beide is, zij medegedeeld, ‘dat men

in ‘den regel onder ,,werkverschaffln’ verstaat, het
doen uitvoeren van werk, ‘dat niet, direct of later.
noodzakelijk is, niet of weinig prd’uctief is en een min of moer gezocht karakter draagt, onder werk-
verruiming daarentegen het ‘doen uitvoeren van weric,
‘dat als normaal kan worden beschouwd, productief is,
doch ‘dat men, indien er geen werkloosheid ware, nog
niet onmiddellijk zou ‘hebben uitgevoerd, terwijl niet
als hooMdoel steeds vooropstaat ‘de meest economische
wijze van uitvoering.
En nu ‘blijkt uit genoemde verslagen, dat er op het

ge’bied der werkverruiming, ondanks de weinige daar
voor ‘beschikbare middelen, todh nog heel wat tot
stand is ‘gebracht, waarop ‘de autoriteiten, die de uit-
voering hebben tot stand gebracht, ‘met trots mogen
neerzien.
Het Staatsboschbedrijf heeft, ‘door middel ‘van
werklooze arbeiders, belangrijk meer werk verricht
dan anders het geval zou zijn geweest. In Drenthe zijn tal van kanalen verbeterd of aan-
gelegd, werken van zoodan’igen omvang, dat er bijv.

10 Juni 1925

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

491

in sommige weken pim. 4000 arbec1ers plaatsing

vonden.

In Groningen werden kweidergronden ingedijkt, waardoor de Julianapolder en de Carel Coenraad-

polder ontstonrden, oppervlakten van resp. 220 en

650 R.A.

[ii Friesland werd begonnen met cle verbetering

van de afwatering van het riviertje de Linde en met

(le droogmaking en ontginning van den Haskerveen-

polder.

Er zijn nog vele andere, hoogst belangrijke, werken.
van soortgelijken aard te noemen, doch ik meen er

mede te kunnen volstaan met voor bijzonderheden te

verwijzen naar de hierboven genoemde verslagen.
e
]i
sr
zijn aan al deze werken niet die millioenen

ten koste gelegd, die men eertij4s voor dit doel be-
schikbaar stelde, doch alles bij elkaar maakt het he-
djag der bestede kosten geen slecht figuur.

Op den ingeslagen weg is men voortgegaan, en thans

worden met name de volgende werken uitgevoerd of

voorbereid (de werkverschaffin gen blijven natuurlijk

buiten beschouwing).

Aan de indijkirig van den Ca.rel Coenraadpolder

wordt nog stee4s gewerkt; vermoedelijk zal dit werk

in den nazomer van dit jaar afgeloopen zijn.

In Drentihe zal, behoudens cle thatis aaligevangen

ontginning van het pim. 200 H.A. groote Eenerveld,
op groote schaal heide worden ontgonnen, een corn-
plex van 600
a
100 H.A. Voorts woidt een kanaal
aangelegd van Bomen naar Scihoonoord, waarvan de

kosten op pim.
f
1.800.000 worden geraamd.

La Friesland zuilen de Boornbergunier Petten
drooggelegd en ontgonnen worden, waardoor een op-

pervlakte van 350 H.A. voor cultuur beschikbaar zal
komen.
In Overijsel wordt gewerkt aan cle verbetering van

de afwatering vaiti, het riviertjede Regge, een voor
:1e betreffende streek hoogst belangrijk werk.
Voorts zijn plannen om een gedeelte van den Bies-
bosch in te dijken in een vergevorderd stadium van
voorbereiding. 1-liet zullen een.ige honderden arbei-
ders, hoofdzakelijk uit Dorcl:reeht, gedurende gerui-
men tijd werk kunnen vinden en zal cene oppervlakte

van pIm. 000 H.A. grond voor cultuur beschikbaar
komen.

i)e heer Van iJsselsteija bepleit in het bijzonder,
dat de Regeering zooveel mogelijk vervening zal be-
vorderen. Dit vraagstuk is meermalen nauwgezet
overwogen, doch de ilegeering heeft steeds gemeend
zich op dit terrein niet te moeten begeven. Ter ge-
legenheid van de interpellatie-Weitkamp in de Tweede
Kamer
01)
24 Fehruri 1925 zeide ni. de Minister
van Binnenlandsche Zaken en Landbouw: ,,De ge-

aclito afgevaardigde toch wuscht f:inancieelen steuii van de Overheid voor een bepaalde industrie, en wel
voor het vervenersbedrijf, rn.a.w. de geachte afgevaar-
di.gde wenscht een deel van de productiekosten door
den Staat te doen betalen. En nu vraag ik den geach-

ten afgevaardigde of er niet reeds in het algemeen
bezwaar tegen is steun te verleenen aan de een of
andere industrie. Zal een industrie blijven bestaan,
dan behoort dc eco:nornische htogeljldieid van het be-
staan daarvan te worden onderzocht en dan meen ik,-
dat als regel mag worden gesteld, dat, ind:ien.sleclits kunstimatige mi.ddele.n tot het in het leven houicleo
van een industrie kunnen leiden, men zeer voorzich-
tig moet zijn omdien weg uit te gaan.”

]3ovendien zijn de kosten aan vervening verbonde.0
onevenredig hoog in vergelijking met de waarde der aldus verkregen gron.den. De Minister zeide, dat als
er steun verleend werd van
f
0,50 per kubieken Meter
fabrieksturf daarmede zeker
f
2000 per H.A. zou zijn
gemoeid en deze uitgave zou gedaan worden om één
11.A. dalgrond te verkrijgen van een waarde van

f
500, terwijl het veen met den ondergrond een waarde
van pl.m.
f 1000
vertegenwoordigt; een kapitaaisvei–
bes voor de gemeenschap dus van
f
2500 per H.A.

Op deze gronden, in verband ook met de belangen
der mijnindustrie, is het middel om door premies van
Regeeringswege vervening te bevorderen, nimmer

aangegrepen. Wel is echter een Rijksproefstation voor

turf opgericht om te bevorderen, dat verveningen
zoo economisch mogelijk kunnen geschieden.

Een van de wenschen van, den heer Van Ijsselsteijn
schijnt spoedig in vervulling te zullen gaan. Er zijn
ni. bij de Tweede Kamer wetsontwerpen ingediend
welke beoogen het tempo van uitvoering van de wer-
ken tot afsluiting en droogma’king van de Zuiderzee.

belangrijk te versnellen. Tot verruiming van de werk-
gelegenheid zal ook dit werk belangrijk bijdragen.
Juni 1925.

Mr. II. J.
MORRISN.

BUITENLANDSCHE MEDEWERKING.

])E BILJETTENINWISSELING EN DE NIEUWE

BANKBILJETTEN IN OOSTENRIJK.

Dr. R. Kerschagl te Weenen schrijft ons:
Het Oostenrjksehe ,,Schillinggesetz” regelt de in-

wisseling •der kronen- tegen schillingbiljetten op de
volgende wijze:

De Oostenrijksche Naticinale Bank heeft ook na

1 Januari 1925 nog het rechti, totdat de afzonderlijke
soorten ider in schillingen luidende biljetten gereed zijn, op zijn langst echter tot 31 December 1926, in

kronen luiden de bankbiljetten overeenkomstig hate
slatuten uit te geven.

Deze biljetten moetlen tot hun intrekking krachtens

artikel 82 der statuten worden geaccepteerd, waazbij

10.000 kronen nominale waarde gelijk aan 1 schilling
wordt gerekend.

De wet heeft derhalve geen eindtermijn voor de in-
wisseling der kronenbiljetten vastgesteld. Zij heeft

slechts de Nationale Bank verplicht, na 31 December
1026 niet opnieuw in kronen luidende biljetten uit te
geven.

Ten aanzien van de iinwisseling gelden de bepalin-

gen van artikel 94 van de statuten der Oostenrjksehe
Nationale Bank:

,,Bij het inti-ekkea van afzonderlijke of van alle soorten
bankbiljetten en voorts bij het afloopen van het de Bank
verleende privilege, stelt tle Regeering in overeenstem-nling met den Generalrat de termijnen vast, waarbinnen
de opgeroepen bankbiljetten moeteu worden omgewisseld.
Drie jaar na afloop van den openbaar afgekondigdeu
laatsten termijn voor de intrekking van een afzonderlijke
of van alle soorten van bankbiljetten is de Bank niet
meer verplicht, de opgeroepen bankbiljetten uit te beta-
len of in te wisselen.’

Bij de intrekking gaat het derhalve in hoofdzaak
om drie termijnen: In ‘de eerste plaatis ‘die van de

afkondiging der oproeping tot het tijdstip, waarop de
biljetten hun eigenschap van wettig betaalmiddel ver-

liezen en niet meer door particulieren behoeven te
worden aangenomen. Deze is niet door de wet gelimi-
teerd, doch ‘bedraagti gewoonlijk vier maanden. Hier-
op volgt de z.g. intrekkingstermjjn, welke door even-
genoemd artikel der ‘statuten op minstens drie jaren,
wordt vastgesteld. Gedurende ‘dezen termijn zijn de

biljettei geen wettig betaalmiddel meer, doch moeten
zij door de Bank nog tegen nieuwe ‘biljetten worden
ingeruild. Hieraan sluit nog een derde termijn aan.
Ook na het afloopen van do verplichting, opigeroepon
biljetten in te ruilen, kan de Generalrat, der Na-

tionale Bank nl. daarin naderhand nog ‘bewilligen.
Van deze mogelijkheid heeft de G’eneraira

t vroeger
regelmatig gebruik gemaakt. Er bestaat derhalve voor de bezitters van bankbiljetten geen enkele aanleiding,
zich op eenigeriei wijze te verontrusten.

Van belang schijnt nog het volgende: In de eerste plaats de vraag, welke biljetten worden ingeruild en
welke zich op het oogeniblik in circniatie bevinden. De
Oostenrijksche Nationale Bank heeft indertijd over-eenkomstig artikel 52 harer statuten ‘de totale circu-
matje van het Oostenrjksche bedrijf der Oostenrijkseli-
Hongaarsche Bank overgenomen. Deze circulatje is

492

ECONOMISCH-STATISTISCHE
BERICHTEN

10 Juni 1925

uit drie groots ‘groepen van biljet!tensoorteri samefl
gesteld. De eerste omvat die biljetten der voormalig

Oostenrijksch-Hongaarsche Bank, die met den stempel
,,Deutsohösterreich” werden afgestempeld. liet gaat

hier vrij,wel geheel om biljetten, welke
h.nrt
eigenschap

van wettig betaalmiddel reeds verloren hebbeA en diè

zich
bf
in het intrekkingsstadium bevinden,
èf
we
lL

ker laatste intrekkingstermijn reeds is verstr•eken
hier komt derhalve nog slechts iriwisseling bij wijze
l

van gnnst in aanmerking. Het gaat hier om ‘de vol;-

geride biljetten:
1)

Sluitingstermijn
Bedrag

Datum

Dag van uitgifte

voor de opge-‘
der bankbiljetten

roepe,n bankbilj.

F1.

10 1 Mei

1880

3 Jan. 1881 31 Aug. 1909

100 .1 ,,

1880 31 Oct. 1881 31 Oct.

1910

1000 1

1880

1 Sept. 1882 31 Dec. 1910
Kr.

t 1 Dec.

1916 21 Dec. 1916 31 Jan. 1927 2 5 Aug.

1914 21 Aug. 1914 Werden niet oii-
geroepen, zijnde
niet afgestempeid
10 31 Maart1900

2 Sept. ]901 28 Febr. 1913
20 31 ,,•

1900 20 ,,

1900 30 Juni 1916
25 27 Oct. 1918 30 Oct. 1918 30 April 192
1
5

50

2 Jan. -1902 26 Mei 1902 31 Juli1925

100

2 ,,

1902 20 Oct. 1902 31 Aug. 1918
200 27 Oct. 1918 30
,,

1918 30 April 1925

1000

2 Jan. 1902

2 Jan. 1903 31 Aug. 1927

10000

2 Nov. 1918 19 Dec. 1918 30 Sept. 1926

2

1 Maart1917

9 Juli 1917 31 Jan. 19217

10

2 Jan. 1904 25 Febr. 1905 Werden niet
Op-
geroepen, zijnd.
niet afgestempeld

20

2

1907 22 Juni 1908 31 Dec. 1921
,,.

50

2

1914 18 Dec. 1916 31 Jan. 1927

100

2 ,,

1910 22 Aug. 1910 31 Mei 1921

10

2 ,,

1915 24 Juli 1916 31 Jan. 19217

20/1

2

1913 29 Sept. 1913 31
,,

1927

20/2

2

. 1913 28 Oct.

1918 31
,,

1927

100

2
»

1912 23 Dec. 1912 30 Sept. 192

De tweede groep omvat de biljetten der Oosten-
.rijlc’h-Hongaarsche Bank, NVelke met ,,Deutschöste-

.reich” zijn afgestempeld, doch die
ook
nog doo.r enkelb

andere kenteekenen blijken slechts in Duitsch-Oo.-

tenrijk in circulatie te aijn geweestL Deze biljetten zijn
alle reeds opgeroepen, doch hun laatste intrekking-

termijn is nog niet verstreken. Het gaat hier om de

rol gende biljetten:

Oostenrujksch-Hongaarsche Bank.

. ‘
t

Sluitingstermijn
Non.

Datum

Dag van uitgifte

voor de opge-

waarde

der Bankbiljetten

roepen bankbilj.
1ronendekking.

100

2 Jan. 1922 31 juli 1920 31 Jan. 1927

1000

2 ,,

1902

8 Mei

1920 31
,,

1927
2
)’

10000

2 Nov. 1918 17
,,

1920 31 Maart1928

1000

2 Jan. 1902 18 Oct. 1921 31 Jan. 1927

1000

2 ,,

1902

7 Dec. 1921 31
,,

1927

10000

2 Nov. 1918 31 Oct. 1921 31 Maart1928
3
)

10000

2 ,,

1918 29 Aug. 1922 31
,,

1928

De dejide groep bestaat uit de door het Ooslienrijl-
she bedrijf der Oostenrijksch-Hongaarsche Bank uit-
gegeven en als zoodanig in den tekst gekenmerkte

biljetten, welke derhalve niet den opdruk ,,Deutsch-
österreieh” dragen. Van deze biljetten zijn slechts die
van 100 en 1000 kronen op het •oogeniblik opgeroe-

pen. Het gaat hier om .de volgende biljetten:

Oosienrijksch-Hongaarsche Bank

Oostenrijksch bedrijf.
(Zonder stempel).
Sluitingstermijn

Now.

Datum

Dag van uitgifte

voor de opge-
waarde

der Bankbiljetten

roepen bankbiij.
Kronendekking.

1

2 Jan. 1922 24 Juli 1922

2

2 ,,

1922 24 ,,

1922

10

2 ,,

1922 26
,,

1922

1)
Zie ook Ierso1iag1 :,,:Das Oesterreichische Schilling-
gesetz’! Verlag Spaeth uncl Linile; Wien und Berlin, 1925.
2).
A
aa weerskanten cle tot dusverre gbrui’kte Duitsche
zijde der biljetten en afstempeling ,,Deutschösterreicli”.
3)
Aan dén voorkant de tot dusverre gebruikte Duitsche
zijde der biljetten en nistempeling ,,Deutschösterreieh’.
Aan de achterzijde nieuwe versiering.

20 2 Jan. 1922 12 Aug. 1922

100

2

1922

5 Juli 1922 31 Aug. 1928

J000

2

. 1922 17
,,

1922 31

1928

5000

2

1922 26 Jan. 1922

50000

2 .

1922 28
,,

1922
100000 2

1922 12 Aug. 1922
500000 20 Sept. 1922 26 Sept. 1922

De vierde groep wordt slechts door 66n soort ge-

vormd, nl. ide biljetten van 10.000 kronen, welke de

Oostei.rijksche Nationale Bank heeft uitgegeven en

die als zoodanig ‘het eenige soort .van slechts in kro-

nen luidende biljetten dezer Bach zijn. Het gaat hier

om het biljet van 10.000 kronen, gdateerd
2
Januari

1924,
dat op S April
1924
werd uitgegeven.

Den overgang van deze biljettensoort tot de volgen-

de, vormen evengenoemde biljetten, echter met den

rooden opdruk: .,,Ein Schilling”, een voorlooper dus
der Sohillingbiljetten. Deze werden 1 Mei
1925 uit-

gegeven, werden door den opdruk als tw’eede uitgifte

gekenmerkt en onderscheiden zich ook nog hierdoor

van de oorspronkelijke biljetten van 10.000 kronen,

dat haar serie- en riuzumeraanduiding rood is gedrukt

tegen cloukerblauw bij de eerste uitgifte.
Van de zuivere schillin.gtbiljettei’i zijn tot einde Mei

1925
idrie soorten uitgegeven. Zij vormen de vijfde

groep van de Oostenrijksehe biljettencirculatie.

Oostenrijksclse Nationale Bank.

(Schillingbiljetuten).
Noni.

Datum

Dag van uitgifte
waarde

der Bankbiljetten
S. 100

2 Jan. 1925 26 Maart 1925
,

10

2

1925 27 April 1925
1000 2

1925 11 Mei 1925

Deze iiljetten luiden uitsluitend in Schillingen.

Dr. R. KicRsciuACi.

AANTEEKENINGEN.

rs der groot/u,andelsprij-
Jndexcijfe.

z e n. –
Het eindresultaat der wijzigingen in de

groothandeisprijzen in Mei was een vermindering van

92
punten in het totaal indexcijfer, zoodat dit laatste

thans
4458
bedraagt tegen
4550 ‘op
het einde van April

en
4855
einde December
11.
Deze daling is, zooals de

gebruikelijke aan ,,The Economist” ontleende tabel

aangeeft, toe te schrijven aan een daling van 100 pun-
ten in de weefstoffengioep. Er had ook een daling

plaat’s in cle tweede ‘groep der voedingsmiddelen, maar

deze werd meer dan
te
niet gedaan door stijgingen

in de overige groepen:

Data


Granen
en
o ccve

Andere
voe-
dIng.,.
en
ge.
nolm.

Weef-
sloffen
Delf-
stoffen

Dlve,.
ven:
ollgn.
hout.
rubber.
Totaal

Alge.
meen
Index.
cijfer

Basis. (gemidd.
1901-5) …
500
300
500 400 500
2200
100,0
EindeJuli1914
579
352
616*

4644
553
2565
116,6
Nov.1918
1289
7824
1848
903
1389*

6212
282,6
Dec.1922
861 706
11844
705
8074 4264
193,8
Dec.1923
853
8154
1382*

774
755
4580
208,2
Mei 1924
912
7304 13574
753 774
4527
205
3
8
Juni

,,
914
7364
1347
764
7694
4531
205,9
Juli
9514
732
14234
777
773
4657
211,7
Aug.

,,
941
7444 13854
781
774 4626
210,3
Sept.

,,
1003
7774
13954
762*

7904
4729 214
3
9
Oct. 10274
7864
14424 782*
808
4847
220,3
Nov.
1009
8014
1424
797
8014
4833
219,7
Dec.
992
7894
1452
8154
806
4855
220,7
Jan.1925
1020
763
1404
7824 7984
4768
216,7
Febr.
1001
769
14364
780
7854
4772
216,9
Mrt.
959
746
1434
7604 7804
4680
212,7
Apr.
944
7244
1362
743
7764 4550
206,8
Mei
956
706
12614
745
7894
4458
202,6

De schommelingen
in
de eerste groep waren voor

het meerendeel in opivaartsche richting doch werden
in aanzienlijke mate gecompenseerd door een sterke
seizoendaling in aardappelen. Rundvleesch was hoo-
ger (lan een maand geleden, doch schapen- en var-

kensvleesch
daatden
een weinig. In de tweede groep

10
Juni
1925

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

493

bleven thee en tabak onveranderd, terwijl de andere
notceringen een weinig terugliepen. In de weefstof-

Ten was de stejike vermindering •oof-dzakeiijlc een ge-
volg van
scherpe
•daii.ngen in Engelsche wol en in

vlas. Amerikaansche katoen was onveranderd en

Egyptische steeg eertigszins na een sterke daling in

April, maar katoenen garens en doekprijzeu waren

lager en ook voor hennep en jute werden dali.ngen

genoteerd. Australische wol daalde eveneens, doch

deze daling was veel geringer dan bij Engelsche wol.

In -cle deifstoffengroep waren de prijzen van ruw-

ijzer en stalen rails weder iets lager, maar deze ver-

ari-clerungen werden gecompenseerd door een stijging

in tin. De cliverseugroep kenmerkte zich door een

verdere stijging van den rubberprijs.
Onderstaande tabel geeft de wijzigingen in cle in-
dexcijfers van de verschillende artikelen aan, waarbij

de gemiddelde
prijs
gedurende 1.901.—’05 gelijk 50
is
gesteld.

[i
•.
0

1
O:z’
0
Wo:’
0

I”
+

Tarwe(btl.)
116
6

+14
Katoen(Am.)
118

Koper
50
5

(ng.)
996
+
6
,,
(Egypt.)
2155
1275
+
6
Delfstoff.
74
5

7

2
Meel
Gerst
102
181
5

+
4

1
Garen
Laken
126

46

6
Hout
Haver
1 335
+
76
Wol (Eng.)
113 —46
(Baltisch)
100

16
Aardapp.
106
•25
6

,,

(Austr.)
125
9
Hout
(Amerik.)
80
Rijst

Rundvl.
.111
6

1
935
+
25
+
95
Zijde
Vlas
94
116
—24
Leder
615
+
1
Schapenvl.
1
91

1
5

1-lennep
616

56
Petroleum
100
Varkensvi.
181

36
ute
165
—l1
Oliën
79
+
26

Gran. en W.
Weefstoffen
115
1005
Oliezaden
Talk
91
5

75
+
1
+
25
956
+12
T
Thee
T
Ruw-Ijzer
Indigo
90
Koffie
141
6


3
Stalen rails
73

2
Soda
85
5

Rietsuiker
107

6
5

hz. staven
89
6


Rubber
27
+
76
Bietsuiker
1136

56
lolen (st.)
129

Diversen
:j:jy
Boter
83

4
,,
(huisbr.)
955
4.458

92
Tabak
116
6


Lood
136
+
1
Totaal

And. voed.
Tin
101
+
56

en genofm.
706
—186

De veranderingen
doen de
stiioinir
boven
het voor-

ooriogsoiveau van
71,4
püt. tot ‘73,8 pOt. afnemen,
zooa]s de
hieronder volgende
tabel aantoont.

Data
Granen
en
v!eesch

A nde,e
voe

dings-
en
ge-
notm.

Weef-
sto
ff
en

De!!-
toffen

Dr-

hout.
rubbe,,
enz.

Totaal

Juli

1914
100 100 100
100
100 100
December

1918
226
222
293
186
241
236
December

1922
149
200
193 152 146
166,2
December 1923
148
231
225
167 136
178,6
157
208
220
162
140 176,5
158
210
219
164
139
176,6
Mei

1924……
Juni

,……
Juli

….
164
208
231
167 140
181,6
Augustus

,……
162
211 225
168 140
180,4
September

,……
173
221
228
164
143
184,4
177
224
234
169 146
189,0
November
,…..
174
228
231 172
145
188,4
October

,……

171
224
235
175
148
189,3
Januari

1925
176
217
228
168
144
185,9
173
219
233
168 142
186,0

December

,…….

Maart
,.

….
166
212
232
164
141
182,5
Februari

,……

163
206
221
160

140
177,4
April

,……
Mei

,……
165
201
205
160
143
173,8

Vergeleken bij het begin van het loopende jaar heeft
een aanzienlijke daling
in
de tweede groep, de weef-
stoffen en
-delfstoffen
plaats
gehad, terwijl
de eerste
groep en die
der
diversen per saldo
slechts
een
kleine
vermindering vertoonen.
Hieronder laten

wij nog volgen een overzicht der
indexcijfers in eenige der voornaamste landen.
Tat

het cijfer voor Nederland betreft, merkt het
Ccii….aal Bureau voor de Statistiek op,
dat de daling
van het
algemeen indexeijfer in April 1925 in ver-
gelijking met Maart 1925 wederom voornamelijk voor
rekening komt van een groot aantal voedingsmiddelen
en evenals
in
Maart t.v. grootendeels door de daling
van seizoenai-tikelen (melk, boter, kaas) wordt be-
heerscht.

Tegenover een prijsdaling van 20 artikelen met in
totaal 252 punten (w.o. 14 artikelen betreffende voe-

-c

>

_

0
1~

0)

60

0.)’

0)

N

0

-.
N
Z

1913
100 100
6

100 100
6
)
100
6
)
100 100 100
Novemb. 1918
206
358 438
679


367
392
214
oogs e
U
2
591

325
366
297
322

Decemb.
1922
ei)
(Apr.)
(Apr.)
(jan.)
(Juni)
(Juli)
(Mrt)

Decemb.
1923
156
151
362
453
530
577

140
175 183
163
160
155
154 183
211
April

1924
143
450 579
146
180
161
154
207
Mei
141
458
571
138 178 160 153
205
Juni
145
465 566
130 173 158
151
200
Juli

,
141
481
567
131
171
157
151
195
Augustus
15,j
477
572
132
170
160
151
200
September,,
149
486
580.
138
169
163
158
207
October

,
152
497
602
138 169
167
161
213
November,,
15
503
621
141
170
167
161
214
Decemb.

,,
15
507
640
145
171
168
160
214
Januari

1925

1
6
0

514
657
145
171
169
160
214
Februari

,,
1
61
515
660
144
170
169
158
210
Maart
16
513
659
142 166
168 155
April

512 658
142
162

151
1)
Bureau os
Labour.
2)
Frankfurter
Zeitung.
Sedert
Januari
1924
ge-
baseerd op
100
artikelen
in
plaats
van op
98.
Sedert 1922
gebaseerd
op
48 artikelen
in plaats
van
op 53.
Sedert October
1923:
Juli
1914=100. Midden
1914.

-dingsmiddelen met in totaal 183 punten), staat een
prijsstijging van
9 artikelen met in totaal 51 punten.
Met 10
en
meer punten daalden de artikelen kaas
(44), melk (40), boter
(21),
vlas (22),
paardehuiden
(19), zemelen (is), kalfsvleesch (13) en lijnolie (ii).

Daarentegen stegen met 10 en mee:r punten de ai-ti-
kelen: hans (19) en macaroni (10).

De regeling van de .superpreferent-ie van
den fiscus boven hypotheek, pand en oogst-
verband in Nederland.sch-Indië,
II (Slot).
lIet vervolg van de door den On-dernemersraad aan
(leo Minister van Ko]oniën aangeboden nota luidt als
volgt:

Niet
weinig
vergroot zouden de gevaren voor het hypothe-
cair crediet er worden, indien de regeling der aanspraeijkheid
voor de winstbelasting der vennootschappen, weilce in de ont-
werp-ordoirnantie, die onlangs publiek verd, is opgenomen,
zonder aanmerkelijke wijziging op
dit
punt mocht worden
vastgesteld. Volgens de artikelen 12 en 42.van dat ontwerp
zijn bestuurders, ten ware zij kunnen aantoonen, ,,dat
zij
in de
onmogelijkheid zijn geweest in hunne hoedanigheid voor de
betaling te zorgen”, hoofdelijk voor de belasting, door de
vennootschap verschuldigd, aansprakelijk. Deze aansprake-
lijkheid blijft bestaan ,,00k voor zoover zij zijn af- of uitge-
treden, rekening hebben gedaan of décharge hebben bekomen.”
En daarbij blijft het niet. Ook de vertegenwoordigers binnen
N. -1. zullen volgens het ontwerp dezelfde hoofdelijke mede-
aansprakelijkheid voor de belasting der yennootschap, welke
zij representeeren, hebben te dragen. Hoe exorbitant ver deze verantwoordelijkheid wel zou gaan, indien

wat nauwelij cs
is aan te nemen

het ontwerp op dit punt onveranderd werd
vastgesteld, blijkt uit de haast ongelooflijke bepaling van
art. 42:
,,Ieder, die hier te lande in dienst is van

of werkzaam is
ten behoeve van vennootschappen, vereenigingen, maat-
schappijen, stichtingen of lichamen, als bedoeld bij artikel 1, of, bij ontbinding of vereffening, van de met
de vereffening belaste
personen, kan, na in de gelegenheid te zijn gesteld om van zijn
bezwaren te doen blijken, door den hoofdinspecteur van Finan-
ciën worden aangewezen
als
hun vertegenwoordiger ……
,,Door die aanwijzing worden tevens de bepalingen dezer
ordonnantie omtrent de aansprakelijkheid op hen
toepasselijk.”
O.a. in een nota van Mr. Rubenkoning, Secretaris van
B.E.N.I.S.O. wordt twijfel geopperd aan de rechtsgeldigheid
van een dergelijke hoofdeijke aansprakelijkheid. O.i. terecht.
Zoowel naar het Nederlandsohe als naar het Indische burgerlijk
recht wordt hoofdeijke aansprakelijkheid nimmer ondersteld
en moet zij uitdrukkelijk zijn bedongen of op een wetsbepaling
rusten. De gelijkheid, ook in dit opzicht, tussehen beide wet-boeken is trouwens een
direct
gevolg van den concordantie-
eisch van art. 75 van het Regeerings-Reglement. De argumen-
ten,
die
Mr. Rubenkoning voor zijn stelling aanvoert, behoeven
wij
niet te herhalen. Wij voegen zijn nota hierbij. Een tweetal
argumenten echter, dat
juist
in verband met art. 75 niet van
kracht ontbloot is, willen wij ter nadere verdediging van zijn
stelling nog aan zijn betoog toevoegen. Dat namelijk in art.
1282 md. B.W. het woord ,,wetsbepaling” niet ondoordacht is
overgenomen
uit art.
1318 Ned. B.W. en de
beteekenis moet
hebben, dat het md. B.W. evenmin
als
het Nederlandsche
toelaat, dat bepalingen aangaande solidariteit worden opge-
nomen in verordeningen van lageren rang, wordt bevestigd
door het feit dat; waar het
md.
B.W. wel een afwijkend stelsel

494

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

10 Juni 1925

van dat van het Ned. B.W. wilde volgen, zulks uitdrukkelijk
tot uiting is gebracht. Immers in art.
1183
van het Ned. B.W. wordt bepaald, dat
de voorrang van den fiscus wordt geregeld ,,door de bijzondere
wetten
daartoe betrekkelijk, terwijl
in
art.
1137
van het md.
B.W. een geijkluidende bepaling voorkomt, waarin echter
het woord ,,wetten” vervangen is door ,,wettelijke verorde-
ningen”.
In de tweede plaats nog dit. Dat in Nederland geen hoofde-
hjkheid kan worden bepaald anders dan bij een wet en niet bij
eenige verordening van lageren rang, wordt door niemand
betwist; maar dan volgt ook uit al-t.
75
dat dit in Indië niet
anders kan zijn.
Dit wat betreft de hoofdelijkheid in de in het ontwerp voor-
komende aansprakelijkheid van bestuurders en anderen voor
belastingschuld der vennootschap. Die aansprakelijkheid
zelve echter gaat, zooals llir. R. eveneens terecht betoogt, lijn-
recht in tegen de gelijkluidende bepaling van het Indische en
het Nederlandsche W. v. K. op dit punt. Daaromtrent schijnt. ons elke twijfel uitgesloten. De bepaling vali art. 42 van het
ontwerp-winstbelasting, die zelfs iederen geëmployeerde van
een vennootschap enz. aansprakelijk kan maken voor haar
belastingschuld, gaat zoo vierkant in tegen de eerste be-
ginselen van onze ook in Indië, wat de hoofdzaken betreft,
geldende bepalingen op dit punt, dat het haast ondenkbaar is, dat zij kan worden gehandhaafd.

Men kan hier misschien tegen opmerken, dat dit alles slechts formeele bedenkingen zijn. Dit moet worden toegegeven, maar
de voorgestelde vergaande uitbreiding der aansprakelijkheid vooi belastingschu.ld eener vennootschap heeft ook ernstige
materieele bezwaren. Zij zou, indien zij werd ingevoerd, de
gestie der vennootschappen zeer belemmeren. Immers con-
scientieuse bestuurders en vertegenwoordigers zouden de hun opgelegde aansprakelijkheid, die in bedragen gaan kan, welke
hun particulier vermogen ver overtreffen en hen zelfs aan het
gevaar zou blootstellen failliet te worden verklaard voor een
schuidÇ die niet de hunne is, niet willen en niet mogen dragen.
Zij zouden dus van de vennootschap, die zij besturen of ver-
tegenwoordigen, ‘een afdoende waarborg in den vorm van een
bankgarantie of een zakelijke zekerheid moeten eischen.
Men kan dit bezwaar niet ontzenuwen door te beweren, dat
de vennootschap genoeg personen zal kunnen vinden, die het
niet zoo nauw nemen zullen. Wij meenen ook wel, dat dit
mogelijk zijn zal. Maar het kan toch niet in het belang van
handel en nijverheid en in het algemeen in het belang der volks-
welvaart zijn, als de vennootschappen er door den fiscus toe
zouden worden gebracht hun zaak door minder conscientieuse
personen te doen besturen of vertegenwoordigen.

Hier geldt wel zeer sterk wat wij zooeven opmerkten, dat
een belastingwetgever zich heeft af te vragen of hij in het belang
van de goede invordering der heffingen niet zoo diep in het
maatschappelijk leven mgrijpende bepalingen stelt, dat hij
indirect meer kwaad doet dan het goede, dat hij tracht te be-
vorderen door er voor te waken, dat de schatkist zal ontvangen
wat haar toekomt. Zich die vraag hier te stellen is haar beant-
woorden tevens. Men zal, indien de voorgestelde regeling om-
trent de aansprakelijkheid voor de winst-belasting kracht van
wet mocht verkrijgen, juist de solide vennootschappen zoo
zeer in hun bedrijf belemmeren, dat de daardoor berokkende
schade veel grooter zijn zal dan het belang dat de fiscus hebben
kan bij de invoering van zulk een inbreuk op dë algemeene
regelen van het handeisrecht.
Het schijnt, dat men bij het ontwerpen van de bewuste ar-tikelen meer speciaal gedacht heeft aan praktijken van niet-
Europeesche inzonderheid Chineesche en Japansche vennoot-
schappen. De andere zullen, zoo wordt wel beweerd, van de
nieuwe regeling der aansprakelijkheid voor de winstbelasting
weinig of geen last hebben. Het is al aanstonds de vraag of
zulk een meten met twee maten in de toepassing van bepa-
lingen eener belastingordonnantie wel toelaatbaar is. Maar in
ieder geval zal geen enkel bestuurder of vertegenwoordiger
eener in Indië gevestigde of er werkende vennootschap er zeker
van zijn, dat hij bij verandering van inzicht bij de belasting-
autoriteiten niet zal worden besprongen met vexatoire maat-
regelen, clie formeel op hem evengoed van toepassing zijn als op anderen.

Dit wat betreft het bedenkelijke van de voorgestelde regeling
der aansprakelijkheid voor belastingschuld eener vennoot-
schap, op zichzelf genomen. Veel ernstiger nog wordt de zaak,
wanneer men haar in verband brengt met het onderwerp, dat
ons hier speciaal bezig houdt; de superprefeentie van den
fiscus in verband met het hypothecair crediet. De bestuurder
of vertegenwoordiger van een of meer vennootschappen zal
practisch alleen dan een hypotheek op zijn huis of grondstuk
kunnen krijgen, wanneer eerst is. onderzocht of niet alleen
hijinlf met den belastingheffer en règle is, ‘maar tevens of

de vennootschappen, die hij beheert of vertegenwoordigt
aan den fiscus niets meer schuldig zijn. In een aantal gevallen
zal hij de noodige verklaring van fiscale onbezwaarciheid niet
kunnen krijgen.
Art.
39
van het ontwerp-vennootschapsbelasting sluit zich
namelijk formeel bij de regeling der superpreferentie in deor-
donnantie van Januari
1923
aan, maar gaat in werkelijkheid
veel verder door het voorrecht van de schatkist uit te breiden tot de goederen van ,,degenen, die volgens artikel
12
voor cle
belasting aansprakelijk zijn.”
Hier heeft een uitbreiding van den voorrang van den fiscus voor belastingschuld plaats, die niet alleeti niet in het B.W. is
voorzien, maar die lijnrecht tegen den geest ervan ingaat.
Daar werd wel in beginsel de preferentie van de schatkist voor
onbetaalde belastingen erkend en aan afzonderlijke ,,wette-
lijke verordeningen” overgelaten dit naer uit te werken, maar
daarbij is stellig geen oogenb]ik er aan gedacht, dat men die
bepaling zoodanig zou uitleggen, dat het mogelijk’werd een
preferentie voor het Rijk, of in Indië voor ‘s Lands kas, in te
voeren op de goederen van een ander dan den belasting.
schuldige.
Men moet wel aannemen, dat men zich in Indië op de moge-
lijkheid van belastingontduiking heeft blind gestaard en geen oog heeft gehad voor de groote nadeelen, welke het invoeren
van nieuwe preferenties en dat nog wel op de goederen van
personen die door een ordonnantie eenzijdig tot hoofdelijk
medeaansprakeijke borgen worden verklaard, onvermijdelijk
met zich brengen moet.
Het gaat hier waarlijk niet alleen om het hypothecair
crediet, ook al is dit onderwerp op, zichzelf uit het oogpunt
van het algemeen belang ernstig en gewichtig genoeg. Mocht
hetgeen in het ontwerp-vennootschapsbelasting op dit punt
wordt voorgesteld, kracht van wet krijgen, dan moet zelfs de
leverancier van huishoudelijke artikelen en benoodigdheden,
wanneer hij met ambtenaren van vennootschappen te doen
heeft, er voorzichtig mede zijn, deze geen eenigszins noemens-
waardig crediet te geven. En zelfs dan zal hij nog niet gedekt
zijn. Indien hij erediet gegeven heeft aan iemand die geheel
buiten het bedrijfsleven staat, wordt – in het stelsel van het,
ontwerp – zijn vordering onzeker van het oogenblik, dat zijn
debiteur zich aan een vennootschap verbindt.
De bezwaren tegen de thans in Indië geldende regeling van de
superpreferentie van den fiscus zijn, vooral in verband met de
wijziging welke onlangs in de Faillissements Verordening werd
gebracht, – waarover zoo aanstonds – niet beperkt tot het
hypothecair crediet, maar gelden niet minder ten aanzien
van het pandrecht.
Het beleenen van producten en voorraden komt in Indië
naar ves-houding nog heel wat meer voor dan in het moeder-
land. Dit vormt daar een belangrijk onderdeel van de werk-
zaamheid van verschillende banken. Het behoeft geen betoog,
dat als de pancihouder gevaar loopt bij faillissement van zijn
debiteur achter het net van den fiscus te visschen en bij het
gebruik maken van zijn recht van verkoop krachtens art.
1155 B.W. de opbrengst bij de Weeskamer te moeten storten,
de banken heel wat lastiger zullen worden en zullen
moeten
worden in het beleenen van producten en voofraden. Dit zal
niet nalaten het bedrijfsleven in de Koloniën ernstig te be-
lemmeren.
Eindelijk nog een woord over de wijziging in de Faillisse-
mentsverordening, gebracht bij K.B. van
17
Mei
1924
(Ind.
Stbl.
329).
De rechten der hypothecaire schuldeischers bij faillissement
van den debiteur worden in die verordening geregeld in de
artikelen
56, 57
en
58,
en dat wel geheel in aansluiting aan
hetgeen de Nederlandsche Faillissementswet bepaalt. De hypo-
theekhouder,- die het beding van onherroepelijke volmacht
heeft gemaakt, kan bij faillissement van zijn schuldenaar, zijn
recht van verkoop uitoefenen ,,alsof er geen faillissement
ware”. Hij is echter verplicht zijn recht uit te oefenen binnen twee maanden nadat de insolventie is begonnen, voorts moet hij de opbrengst aan de Weeskamer verantwoorden, met uit-
keering van hetgeen die opbrengst het aan hem verschuldigde met rente en kosten te boven gaat.
Tot goed verstand van de zaak moet men in het oog houden,
dat het beding van onherroepelijke volmacht, dat wil zeggen:
de bedongen bevoegdheid om bij wanbetaling do9r of bij
faillissement van den debiteur het verbonden goed in het open-
baar te verkoopen en zich uit de opbrengst te verhalen, zulk
een integreerend deel van het recht van den eersten hypotheek.
houder uitmaakt, dat men geen akte zal vinden waarin de
hypotheekhouder zich dat recht niet heeft voorbehouden.
Algemeen wordt sedert jaren ingezien, dat de z.g. onher-
roepelijke volmacht van den eersten hypotheekhouder een
geheel ander rechtskarakter heeft dan de volmacht, welke in
het DerdeBoek van het B.W.wordt geregeld. Bij de z.g.
onherroepelijke volmacht heeft men te maken met een zelf-

10 Juni 1925

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

495

standig recht van den hypotheekhouder om bij wanbetaling
van zijn debiteur alsmede in de daarmede in de hypotheek-acte
gelijkgestelde gevallen het verbonden goed tot het beloop van
zijn vordering, met rente en kosten, te eigen bate in het open-
baar te verkoopen met inachtneming van de in het B.W. en
het W. v. B. Rv. voorgeschreven formaliteiten.
Maakt de hypotheekhouder van zijn recht gebruik, dan han-
delt hij niet namens, niet als gevolmachtigde van den debiteur-
eigenaar van het verbonden goed, maar krachtens zijn eigen
wettelijk erkend recht om c.q. dit goed te verkoopen en den
eigendom ervan in de openbare registers op den verkrijger te
doen overschrijven.
Het eenige verschil tusschen den (eersten) hypotheek- en
den pandhouder te dezen aanzien is, dat de pandhouder het
recht van verkoop bij wanbetaling krachtens de wet heeft,
tenzij het tegendeel is bedongen en de (eerste) hypotheek-
houder indien het is bedongen. Ten aanzien van den pandhou-
der is er van een volmacht, die hem door den pandgever zou
zijn verstrekt, geen sprake; ten aanzien van een hypotheek-houder is het niet anders, maar zou men op een dwaalspoor
kunnen worden gebracht door den minder gelukkigen naam,
dien de wet aan zijn recht geeft.
Hieruit volgt, dat de opbrengst van een verbonden goed,
ingeval de eigenaar in staat van faillissement verkeert, tot aan het beloop zijner vordering met rente en kosten aan den pand-
of hypotheekhouder toekomt en dus geen deel uitmaakt van
den faillieten boedel. Volkomen terecht werd hierop de aan-dacht gevestigd door den heer s’Jacob bij de behandeling der zaak in den Votksraad.
Naast de waarde van het onderpand is het recht van exe-
cutie zonder rechterlijke tusschenkomst en met het gevolg, dat de hypotheekhouder zijn vordering met rente en kosten van de opbrengst uit eigen recht kan afhouden, voor dezen
van de grootste beteekenis. Het groote verschil in economische
waarde van een eerste en een latere hypotheek ligt niet uit-
sluitend in den rang. Wanneer het goed voldoende overwaarde
heeft, kan het ook voor de tweede of verdere hypotheek nog
genoegzaam zekerheid geven. Maar de tweede en latere hypo-
theekhouders hebben het eenvoudige executierecht, dat in de
onherroepelijke volmacht ligt opgesloten, niet; dit is alleen voor-
behouden aan den eerste. Wie daaraan of aan zijn gevolgen
tornt, brengt fundamenteele wijziging in de rechten van den
eersten hypotheekhouder, ontneemt daaraan én zijner essen-
tialia.
Wij meenden dit te moeten doen voorafgaan, om duidelijk
te doen uitkomen, welk een inbreuk op het hypotheekrecht
door de wijziging in de Faillissements Verordening van
17
Mei
1924
werd gemaakt. Art. T van het K.B. van dien datum
luidt aldus:
,,Aan het slot van het eerste lid van artikel
58
van de ,,Fail-lissementsverordening” wordt toegevoegd:
,,Indien in den boedel schulden zijn, niet de algemeene
failhissementskosten betreffende, die voorrang hebben boven hypotheek of pand, is de hypothecaire schuldeischer of pand-
houder, die van zijn rechten gebruik heeft gemaakt, verplicht
op vordering van de Weeskamer of van den bevoorrechten
schuldeischer de opbrengst in haar geheel uit te keeren.”
De gedachtengang van den ontwerper van deze diep in-
grijpende wijziging van het hypotheekrecht in Indië is gemak-
kelijk genoeg te begrijpen. Mr. Cowan, die als Regeerings-
vertegenwoordiger het twijfelachtige voorrecht had dit ultra-
fiscale product te moeten verdedigen – een product dat, in
verband met den fundamenteelen inbreuk dien het op het
pand- en hypotheekrecht maakt, niet uit zijn departement
afkomstig kan zijn -, gaf dien gedachtengang
in
de ver-
gadering van den Volksraad van
5
November
1924
in de
volgende woorden weer:
,,Het B.W. zeil zegt, als van ouds, dat er superpreferente
schulden, boven hypotheek gaande, kunnen zijn en dat de
belastingsehulden daartoe kunnen behooren.
,,En als wij van deze praemise uit redeneeren, dan zien wij,
dat tot voor kort die superpreferente schulden nu wel be-
stonden, maar de superpreferente schuldeischer er niets aan
had; want als het op onderling verdeelen aankwam, speciaal
in een faillissement, dan executeerde de hypotheekhouder,
ofschoon hij eigenlijk pas achter hem voorrang had, volgens de
failissementsverordening toch buiten de Weeskamer om,
en de superpreferent zag geen geld. Er was dus een wettelijke
leemte, er ontbrak een regeling, die deze superpreferenties
voor daadwerkelijke uitwerking vatbaar maakte.
,,Die regeling is nu gekomen, maar M. de V. het lijkt ons
nu de zaken eenigszins onikeeren, als thans de hypotheek-
schuldeischers zich komen beklagen; dat klagen stond veeleer
voorheen aan de superpreferente schuldeischers, zoolang die
geen middel hadden om hun hooger vorderingsrecht, dat de
wet hun toch gaf, geldend te maken tegenover den hypotheek-
houder.”

Logisch schijnbaar volkomen juist. Maar in dit betoog, dat
zooals wij reeds opmerkten, de Directeur van Justitie zeker
niet voor zijn pleizier ten beste gaf, ontbreekt elke verwijzing
naar de gelegenheid die de fiscus reeds véér de ordonnantie
van
24
Januari
1923
had om zich vôdr den verkoop, krachtens
art.
1178,
betaling ‘zijner vaststaande vorderingen te ver-
zekeren, alsmede elk rekening houden met de eischen van het
economisch leven.
Wat het eerste punt betreft, brengen wij in herinnering, dat
in Indië geen openbare verkooping van onroerend goed kan
plaats vinden zonder dat de fiscus daarvan op de hoogte is,
omdat een openbare verkoop alleen kan geschieden ten over-
staan van een openbaar ambtenaar, ‘zijnde de vendumeester.
De fiscus, mitsdiligent, is dus altijd in staat zijn hooger
vorderingsrecht geldend te maken.
Daarvoor had noch heeft de fiscus de verplichting tot stor-
ting van den koopprijs bij de Weeskamer in geval van verkoop
door een pand- of hypotheekhouder in faillissement van den
debiteur noodig, een verplichting welke – gelijk hierboven
werd uiteengezet – in strijd is met de grondslagen van het
pand- en hyotheekrecht, zooals deze in het B.W. ‘zijn geregeld.
De wijziging welke in
1923
in de faillissemontsverordening
werd gebracht, tast het recht van den hypotheekhouder der-
mate aan, dat het in waarde sterk is verminderd. Wij behoeven
dit niet in den breede uiteen te zetten, omdat het uitnemend is uiteengezet in den brief van
4
September
1924
van de Kamer
van Koophandel en Nijverheid te Batavia aan dan Directeur
van Justitie, van welk schrijven een copie hierbij is gevoegd.
Deze geheelc nieuwigheid is bovendièn in lijnrechten strijd
met den concordantie-eisch van art.
75
van het Regeerings-Reglement. Daar toch wordt uitdrukkelijk bepaald, dat de al-
gemeene verordeningen op het gebied van burgerlijk en handels-
recht voor de Europeanen gelijk zullen zijn aan de in Neder-
land geldende wetten en dat er alleen van mag worden ,,af-
geweken zoowel wegens de bijzondere toestanden in Neder-
landsch-Indië, als enz.”
Nu zal men toch moeilijk kunnen volhouden, dat het een
bijzondere toestand in Indië is, dat de schatkist de belastingen,
die haar verschuldigd zijn, moet trachten betaald te krijgen.
Dat is in het moederland niet anders. Ook daar komt belasting
ontduiking maar al te veelvuldig voor, z66 veelvuldig, dat de
Minister van Financiën zich gedrongen zag, door de indiening
van een ontwerp van wet ter bevordering van de richtige in-
vordering der belastingen, althans enkele ontduikingsmiddelen
te stuiten.
Voor zoover er ten opzichte van deze aangelegenheid in
Nederlandsch-Indië echter bijzondere toestanden zijn, pleiten
die juist tegen deze wijziging, omdat – zooals de heer s’Jacob
zoo duidelijk in den Volksraad deed uitkomen – pand en
hypotheek in Indië een grootere economische en maatschap-
pelijke beteekenis hebben dan in Europa.

Alles bijeengenomen, moet men wel tot de conclusie komen,
dat hetgeen men in den laatsten tijd in Indië op het gebied der
superpreferentie van den fiscus deed, lijnrecht ingaat tegen de bedoeling die er bij voorzat of er althans bij voorzitten moest.
Uitgangspunt toch was, dat in Indië zoowel als hier te lande
voorrang van de schatkist boven de hypotheek, (welke voor-
rang zoolang de directe belastingen niet hooger liepen dan
véôr den oorlog het geval was, practisch
niet
hinderlijk was),
nu enkele dier belastingen tot zooveel hooger bedragen moesten
worden opgevoerd, voor het economisch leven wel degelijk
hinderlijk
werd
en uit dien hoofde moest worden beperkt.
En het in Indië bereikte resultaat was juist omgekeerd. Men
heeft door angstvallig alleen de belangen van den fiscus te
laten wegen aan het hypothecair crediet nieuwe en groote
hinderpalen in den weg gelegd en bovendien een nieuwe pape-
rasserie ingevoerd, die zoowel het Land als particulieren op
heel wat moeite en kosten zal te staan komen, die bij het na-
volgen van hetgeen hier te lande geschiedde, vermeden zouden zijn geworden en die, naar het zich laat aanzien, het belang van
den fiscus bij het in stand houden der onlangs ingevoerde
nieuwe bepalingen betreffende zijn superpreferentie, zullen
overtreffen.
Wij vertrouwen, dat men dit zal inzien en aan de te kwader
ure ingevoerde ingewikkelde regeling een einde zal maken.

Resumeerende, achten wij het noodig met klem aan te
dringen op:
10.
wijziging van de aanhangige ontwerp-ordon-
nantie op de vennootschapsbelasting in dier voege, dat daaruit
kome te vervallen de uitbreiding van de aansprakelijkheid
voor belas’ingschuld eener vennootschap, als zijnde in strijd
met het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Koophandel,
en met den concordantie-eisch van artikel
75
van het Regee-
ringsreglement;
2°.
intrekking van de in
1923
in de Faillissementsverorde-
ning aangebrachte aanvulling van art.
58
als zijnde in strijd
met de door het B.W. beoogde bescherming van de rechten
van den pand- en eersten hypotheekhouder;

496

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

10 Juni 1925

30
algeheele herziening van de Indische regeling van den
voorrang van den fiscus hoven pand en hypotheek in den geest
van de Nederlandsche regeling, waarbij die voorrang onver
kort gehandhaafd wordt daar waar zulks zonder schade aan hoogere belangen mogelijk is, doch geheel ter zijde gesteld wordt daar waar het groote economische belang der bevor-
dering van liet credietwezen zulks eischt.

De wer1ang van het verhoogde invoer
r ee h t op thee. –
Aan het jaairverslag der Vers
eeniging van Thee-Importeurs over 1924 is het voi-

gende ontleend:

Over den invloed van het verdrievoudigde invoerrecht
op het verbruik in Nederland kan nog niets worden mede-
gedeeld, omdat de yoor het verbruik benoodigde hoeveelheden
voor een groot gedeelte betrokken werden uit de groote voor-
raden thee, die véér het inwerkingtreden van het verhoogde
invoerrecht ,,in consumptie werden gedeclareerd”. Wel was
die invloed goed merkbaar op de binnenlandsche markt, door-
dat de vraag van binneniandsche zijde onmiddellijk vrijwel
geheel ophield na het inwerkingtreden der wet, niet het gevolg,
dat de prijzen – die zich véérdien steeds boven het peil van
Londen hadden bewogen – sterk terugliepen.
Deze terugloop zou zich in nog veel sterker mate afgeteekend
hebben, indien niet juist in Juni de krachtige, van Londen
uitgaande rijzing der theeprjzen had ingezet, welke rijzing
vrijwel onafgebroken stand hield tot het einde van het jaar.
Door dien zeer vasten, stand van de theemarkt ontstond er
op de veilingen groote vraag van buitenlandsche zijde, waar-
door onze markt zich weer deed kennen als beduidende export-
markt.
Het jaar 1924 gaf, evenals het yorige jaar 16 veilingen te
zien, afwisselend in omvang tussehen ruim 11.000 kisten in
December en bijna 26.000 kisten in Maart. In totaal werden in
veiling aangeboden (de halve kisten herleid tot heele): 1

1924 tegenover 1923
Java Thee ………………211.360 kii. .

150.368 kn
Sumatra Thee …………60.433 ,,

58.844

271.793 kn.

209.212 kn

en bovendien China Thee …. 9.390/2 kn.

22.760/2 ku!

Het aanbod van Java-thee in veiling steeg ten opzichte
van verleden jaar met 61.000 ku. of met 40 %, terwijl Sumatra-
thee op een stijging van 1.600 kn. of van ruim 24- % kan wij-
zen. Het totale aanbod van Ned. -Indische thee nam tegenover 1923 toe met ruim 62.500 kn. of ca. 30%.
Het aanbod in veiling van China-thee verminderde in 1924
niet 41 % van de aangeboden hoeveelheid in 1923, doch bleef nog ongeveer 44 maal zoo groot als in 1922.

Wanneer ook hier dezelfde berekening wordt gemaakt
van het vorige jaar om vast te stellen welk percentage van den
totalen thee-uitvoer van Ned. -Indië de Amsterdamsche ei-
lingen heeft bereikt – in vergelijking met dat van 1923
krijgt men de volgende cijfers:

1924

1923
Uitvoer vati Ned.-Inclië 55.853.000 KO.

48465.000 KG.
Aanbod in veiling:

11.234.000KG.

9.882.000KG.
Aanbod in veiling in %
van den uitvoer:

20 %

20 %

Uit deze opstelling zou blijken, dat waar het percentage
geheel gelijk is gebleven aan dat van verleden jaar, liet zooveel
grootere aanbod in de veilingen gelijken tred heeft gehouden
met den vermeerderden uitvoer. Bij deze becijfering dient
andermaal de reserve te worden gemaakt, dat zij slechts be-naderend is, doordat tusschen uitvoer uit Indië en aanbod in
veiling te Amsterdam een tijdvak van ongeveer twee maanden
is gelegen.
1
1
Het onveranderde percentage is echter opmerkelijk, omdat
de invloed van het voornitverkoopen van geheele of gedeelte.
ljke oogsten van 1924 zich niet daarin afspiegelt.

De invloed van de toen verwacht wordende verhooging der
invoerrechten is goed merkbaar in de grootte van het aanbod
in veiling. In de veilingen v66r 12 Mei – datum van inwerking.
treden van het verhoogde invoerrecht – bedroeg het geinid.
delde aanbod ruim 19.000 kisten per veiling, een hoeveelheid,
die na 12 Mei slechts berikt of overtroffen wordt door de
veilingen in Juli en Augustus, na een rustpoos vaq resp. 4 en
6 weken. De overige veilingen omvatten slechts hoeveel-
heden tusschen 13.500 en 15.500 kisten, de laatste veiling van
het jaar slechts ruim 11.000 kisten, waarbij aangeteekeud
wordt, dat de aangevoerde partijen thee zoo spoedig mogelijk
in veiling gebracht werden. .

Waar in het vorige verslag nieldiig werd gemaakt van het
vooruitverkoopen van geheele of gedeeltelijke oogsten van het

volgende jaar, kan hier médegedeeld worden, dat die vooruit-
verkoopen van den oogst in 1924 een ongekende vlucht hebben
genomen. Bepaaldain deze zich vroeger tot hoogstens één
enkel jaar vooruit, thans hebben zij zich uitgebreid tot dikwijls
drie jaren vooruit, waarbij nog te constateeren valt, dat een
groot deel dier verkoopen geschiedde direct aan groote buiten-
landsche en ook enkele birmenlandsche theepakkersfirma’s.
Hoezeer het vooruitverkoopen van oogsten of gedeeltelijke
oogsten is toegenomen, moge blijken uit de hieronder volgende
hoeveelheden, welke vanuit Ned. -Indië werden medegedeeld. Vooruitverkocht van oogst 1925

54 milhioen halve KG.
1926

27
1927

26,5
Werd hiervoren medegedeeld, dat in de hoeveelheid van de
aanvoeren ter markt in het afgeloopen jaar de invlocd van de
vooruitverkoopen niet te bemerken was, wel is het opvallend,
dat sommige groote theekoopers zich minder op de markt doen
gelden. Dit is ongetwijfeld een groot nadeel voor de veilingen in
het algemeen en het is wel kenschetsend, dat de Britsçh.
lndische theeplanters op aanraden van het Bestuur hunner
vereeniging en op aandrang van de kleinere koopers in veiling,
nagenoeg niet zijn overgegaan tot het doen van vooruitver-
koopen.
Ten aanzien van de verhoogde invoerrechten in Holland is
het wel van belang om eens na te gaan, hoe die rechten’ zich
thans verhouden tot die van andere theedrinkende landen van
de wereld en daarbij tegelijkertijd in acht te nemen het ver-
bruik van thee per hoofd der bevolking en per jaar in die ver-
schillende landen. De gegevens van de Vereeniging voor de
Thee-cultuur in Ned.-Indië stellen ons in staat het volgende lijstje op te maken:
Invoerreeht., omgewerkt in
Landen

Ned. Crt. per h. Kg. thee.
Duitschland ………66 ets. Oostenrijk ………..624
Ziveden ………….49
Nederland ………..

374-
Canada ………….27
Zuid-Afrika……….22
Noorwegen ……….21

(1 kr. =42 ets.)
Engeland…………18 5. 22 ets.
Ierland …………18
5.
22

(wordt afgeschaft).
Denemarken ………164 ets.

(1 kr. = 47 ets.)
Frankrijk
.
……….134

(1 fr. = 13
Zwitserland……….12

(1 fr. = 48
België …………..6

(1 fr. = 13

Nederland neemt dus de 4e
plaat.s
in wat betreft de absolute
hoogte van de invoerrechten op thee.
De drie staten, welke een hooger invoerrecht heffen, Duitsch-
land, Oostenrijk en Zweden, zijn echter nauwelijks te noemen
onder de theeverbruikende landen van de wereld, aangezien
hun verbruik nog schommelt tussehen 0,1 en 0,2 h. KO. per
hoofd der bevolking en per jaar. Onder de theeverbruikende
landen van de wereld volgt Nederland echter in hoeveeLheid
onmiddellijk op Engeland en zijne domimons (Engeland 8,3,
Australi66,1,Canada4,3,Neder1and 3,6 halve KG.).
Wat het invoerrecht op thee betreft, neemt het daaronder de
eerste
plaats
in, hetgeen te meer opvalt, waar ongeveer 80 % van
de verbruikte thee afkomstig is van zijn eigen koloniën.

OVERZICHT VAN TIJDSCHRIFTEN.

t) e E eo n o
in
i s t. – ‘s-Gravenhage, April
1925.

Prof. B. F. Overmaat,
Rome en rente. Met na-
schrift door
Prof. Mr. D. van B1O7h; Mr. G. L. Suer-
mondt,
De faillissementen in
1923; Dr. M. Vajda,
Economische Donau Confederati.e.

The ,Tournal of Political Economy,
– Chicago, April
1925.

H. L. ,tutz,
Dividends in income taxatioti;
W.
W.
Hewett,
The concept of income;
L. K. Frank,
Indus-
tri.ai integration;
A.
H. Ha.nseri.,
Prices and agricul-
tu.re;
0.
L. Benner,
Farm depression and credit,
1920—’21. 1.1; it. Goldenweiser,
Banking reform in
Ru ssia.

Plitical Science Quarterly. – New
York, Maart
1925.

R. L. Schuyler,
The con stitution al claims of the
British West Indies;
W.
G. H. Cook
Electoral reform
and organized Ohristianity in England. II;
S. A.
,Rice,
The bhaior of legislative groups;
E. M. Earle,
The
new constitu.tion of Turkey;
Th. R. Poweli,
Umpiring
the Federal System,
1922-1924.

10 Juni 1925

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

497

De Socialistische Gids. – Amsterdam,

April
1925,

bevat o.a.:
J. W. Albarda,
iljalmar Branting
t; W. H. Viie-

gen,
Elert
t; F. M. Wibaut, Het belastingbeleid-

Oolijn;
S.
de
Wolf,

f,
Besehouwingen over de waarde-

leer,
I.

J o u r n al de la
S
o c i. été de
S
t a t .i s t i q u e

d e
P
a r i s. – Parijs, April
1925.

Leclé,
Et;ude statistique de la première dentitioi’i

(i
885-1910); E. Michel,
Les évaluations de la for-
tune privée en France clepuis
1850
et la va]eur ac-

tuelle de is propriété ilnmobilière.

F i n a ii z-A r c
Ii i
v. – Stuttgart, Berlijn, Jrg.

42,
Band
1.
Dr. Joh. G. Krans,
Die Staatshaushaltsko.ntrolle in

Bayern seit clem Ausgang des
18.
Jahrhunderts;
Dr.

L. Waldecker,
Steuerredht oder Fiskalismus?
Dr. P.

Na’urnann,
Die Entwicklung des anhaltischen Steuer-

wesens seit
1918; G.
Schanz,
Die Reparationsleistun-

gen Deutschlands iuf Grurid des Londoner Protokolis
vom 16. August
1924.

3ournal of ti’he Institute of Bankers.

– Londen, Maart
1925

bevat o.a.:

R. Gallaher,
Share certificates as cover for bank

advances;
M.
S.
Herries,
Overseas commercial credits.

The Geographical Journal. – Londen,

April
1925.

C. G.
Bruce
and
W. B.
Northey,
Nepal;
J. E. E.

Craster,
Photomechanicai processes of map produc-

tion;
G. Lenox-Conyngha?n
and F. A. Potts,
The

great Barrier Reef;
J.
Parkinson,
The north-western

extension of the Jirbaland plain and the drainage of
the Upper Nile; The geographical work of the Oana-

dian Arctic expedition;
C. D. Forde,
Irrigation in

South Africa;
A. M.
Davies,
Recent advances in the

theory of isostasy.

Tijdschrift voor Econ omische Geo-

g r a p
li
i e. – ‘
s-G
ravenhage,
15
April
1925.

Dr.
R.
Broersma,
De uitvoerhandel van Makassar;

J. W. J.
Wella’n.,
Een tournée in het Palembangsche

v66r honderd jaren;
Dr.
C.
te
Linturn,
Ouba en uijn

beteekenis voor Nederland;
Prof.
A. Saba.schnikoff,

Het Russische dorp;
J. A.
van Baren,
Bodemuitput-

tung als economische.factor.

D e
1
n d i
se
h e G i d s. – Amsterdam, 1 Fe-

bruari
1925.
S. Kalf,

f,
Indische herinneringen aan de Leidsche

akademie;
J. Th. Horstink,
Enkele bladzijden uit de

geschiedenis der Geometrie;
L. J.
van Dijk,
De regee-

nu gscommissi es in Nederlandsch-Indië;
G.
Nijpels,

lIet Amenikaansch-Nedenlandsch grensgeschil;
Mr.

J. J. van
Bolhuis,
Indië en de Ned. Volksvertegen-

woordiging.

K o 1
o n i a 1 e
S
t u d i ë n. – ‘s-Gravenhage,
Oc-

tober
1924.
H. Mallinckrodt,
De adatgemeenschappen in Zuid-

Borneo;
Mr.
G. ii. C.
Hart,
Over de wertschelijkheid

van unificatie bij de wettelijke regeling der arbeids-

verhouding in Nederlandsch-Indië.
1 d e m. – ‘s-Gravenhage, December
1924.

J. R.
van
Beek,
Eene historische beschouwing over

het ijlcweren;
A.
J. van der
Heyclen,
Het waterschaps-
wesen in de voormalige Zuid-Balische rijkjes Badoeng

en Meugwi;
Dr.
C. L.
van Doorn,
De produetieëlemen-

ten in het boerenfamiliebedrijf;
D. H.
Meyer,
De

pseudo inheemsche rechtspraak;
Mr,
A. J. G.
Maclai-

ne Pont, Het fiasco van den burgerlijken stand voor

Ohineezen;
K. Th,. Beets,
Kasteverlaging en kastever-

menging op Bali.

STATISTIEKEN EN OVERZICHTEN.

N.B. ** beteekent: Cijfers nog niet ontvangen.

GELDKOERSEN.

BANKDISCONTO’S. (Disc. Wissels. 4
15Jan.’25
Zwits. Nat. Bk. 4
16Juli
1
23
tBe1.Binn.Eff.
4415 Jan.’25 N.Bk.v.Denem. 7
17 Jan. ’24

(Vrsch.inR.C.
5415 Jan.’25
ZweedscheRbk 54
8
Nov.’23 Javasche Bank
.
4420 Oct. ’24
Bank v.Noorw. 6 8
Mei
1
25
Bankvan Engeland 5
5Mrt.’25
Bk. v. Tsjecho-
Duitsche Rijksbk. 9
26Feb.
’25
slowakijë. ..
725 Mrt. ’25
Bank v. Frankrijk 7
11Dec.’24
N. Bk.v. O’rijk. 11
25Apr. ’25
BelgischeNat.Bnk. 5422
Jan.’23
N. Bk.v. Hong. 1028
Mei ’25
Fed. Res. Bank N.Y. 3426
Feb.’25
Bank v. Italië. 6 9
Mrt. ’25
Bank van Spanje…. 5
2SMrt. ’23
Z.-Afr.Res.bnk 54

OPEN MARKT.

1925 1924 1923 1914

1-6
25-30
18-23
2-7
4-9
20-24
6Juni
Juni

1

Mei
1

Mei
Juni
Juni
Juli

Amsterdam
Partic.disc.
3
1
I8
3-14

3
3
18

31
12

/8

3513_3/4
311s-3I16
Prolong.
32)
2314-3

231
4
-31/
4

2
1
/,-3

211-31j4

31/3314

2
1
14314
Londcn
Daggeld ..
33/
34114

35

31
12
-41
12

1112
211
2

1
_
11
12
1
3
14-2.
Partic. disc.
431_71
4
18

116

4ts-116

14_3/4

3j1

2
21/4-3/4

Berlijn
Daggeld ..
8-10
8-10

711
2
11

61-9



Partic.disc.
30.55d…
8
8

8

8



56-90 d..
.
731
4

731
4
_7/
5

7718

7
/8


2
1
1
1
/
Waren-
wechsel.
818)

8718

8
7
/-9

8
3
/4


New Yorkl)
Cali money
41/
2
_431
4

331
4
_431
4

331
4
_411
4

3
1
1.4
1
j4

211231J4

41j_511
13142112
Partic. disc.
33
.8

1

2318

2318

3114-/8



ii Cali money-koers
v.SJuni en daaraan voorafgaande weken t/m.
Vrijd.
2) Noteering
van 5 Juni.

WISSELKOERSEN.
KOERSEN IN NEDERLAND.

Da a
Vork)
New

ILonden
)
Berl(In
)
Parijs
S)
Brussel
)
Batavia’)

2 Juni 1925
2.49
12.104
59.264
12.314
12.04
1001/
8

3

1925 12.10
59.264
12.35
12.024
100′
4

,,

1925
2.4815/IS

12.093
59.26
12.23
11.93
100′
5

1925
2.4813/1

12.094
59.234
12.13 11.85
1001/
8

6

»

1925





/8
8

1925 2.487/
12.094
59.25
11.98 11.78
100′
Laagsted.w.’)
2.48%
12.09
59.23
11.72
11.53
100
Hoogste d.w’)
2.491
19.104
59.29 12.44
12.20
1001/
8

1Juni1925




– –
25 Mei

1925 2.48%
12.094
59.223 12.734
12.43 100
Muntpariteit
2.48% 12.10
59.26
48.-
1
48.-
1100
5)
Noteering te Amsterdam.

) Noteering te Rotterdam.
1)
Particuliere opgave.

Data
se7a1Td
Weenen
Praag
Bo:ka-
Milaan
Madrid

2 Juni 1925
48.22% 35.07
7.39
1.16
9.87
36.224

3

,,

1925
48.25
35.073.4
7.39
1.16
10.09
36.25

4

,,

1925
48.25
35.07%
7.40
1.16
9.95 36.25

5

1925
48.22%
35.06
738
1.17
9.90
36.274

6,,

11125-




8

1925
48.26
35.07% 7.38
1.16
992
36274
Laagsted.w.’)
48.17%
35.-
7.36
1.12
9.83 36.15
Hoogsted.w’)
48.30 35.15
7.42 1.224
10.15
36.323
1Juni1925

_.


– –
25 Iei

1925
48.1334
35.10
7.36
1.17
10.03
36.223

Muntpariteit
48.-
1
35.-
50.41
48.-
48.-
48.-
5)
Noteering te Amsterdam.
*5)
Noteering te Rotterdam.
1) Particuliere opgave.

Data
Stock-
kalm
5
)
Kopen-)l
hagen
Oslo)
l-
sing-
I
He

ors

I

f
l
)__

Buenos.
Aires’)
Man-
treal’)

2 Juni 1925
66.623 46.70
41.75 6.28
100%
2.48%

3

,,

1925
66.65
46.75
41.85
6.29
100’/ 2.487,

4

,,

1925
66.65 46.80
41.80
6.29
2.48%

5

,,

1925
66.66 46.80
41.85 6.28
100%
2.487/

6

,,

1925
– –


100%
2.48%

8

1925
66.65
46.80 41.90
6.27
100%
2.48%

Laagsted.w.’)
66.50
46.60
41.65 6.26
993%

2.48%

Hoogste d.w’)
66.75
46.85
41.90
6.32
101%
2.49%

1Juni1925


.-,



25 Mei

1925
66.60
46.80
41.924
6.26
1011/
4

2.48/

Muntpariteit
66.67 66.67
66.67
4
105
2.485%

*) Noteering te Amsterdam. *5) Noteering te Rotterdam.
2)
Particuliere opgave.

498

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

10 Juni 1925

KOERSEN TE NEW YORK. (Cable).

Data
Londen
($per&)
Parijs
($p.lOOfr.)
Berlijn
($pdOOMk)
Amsterdam
1
($p. 100 gid.)

2 Juni

1925
4,8611

4,98

23,80
40,17
3

1925
4,86 4,97
23,80
40,17
4

1925
4,86 4,92
23,80
40,17
5

,,

1925
4,86 4,68
23,80
40,18
6

1925
4,866/
66

4,76
23,80 40,14
8

,,

1925
4,861/
16

4,89
23,80
40,18

26 Mei

19251
4,865/
16

5,05
23,80
40,18
untpariteit..
1

4,8667
19,30 23,81%
408/
19

KOERSEN TE LONDEN.

Plaatsen en
Landen
Noteerings-
eenheden 23Mei
1925
30Mei
1925
1

116
Juni
’25
ILaagstelHoogstel

1
6 Juni
1925

Alexandrië
.
Piast. P.
£
9715/
33

97151
97
2
/8
979i
9719/

Bangkok
..
.
Sh. p. tical
1/101/
111011
6

1/101/
6

1/1011
8

1/1011
8

B. Aires’) …
d. p.
$
4519/32
45 45
Calcutt

._
a

..
Sh. p. rup.
1/6
116
1/531/
33

1/61,
16
1
/
Constantin.
.
Piast.p. X
887,
1
4
887%
880
905
900
Hongkong ..
Sh. p.
$
2136/
8

2/3
7
1
33

213
2/3%
2/37/
10

Lissabon
1)
d. per Mii.
2
7
/
16

2
7
/
2
18
/
32

27/
27/16

Mexico
. .

d. per
$
26
.26
25
27
26
Montevideo
1)

d. per
$
48
48%
471/
3

4814
48
Montreal

$
per £.
4.857/
1

4.86
4.85+

4.86%
4.854
R.d.Janeiro
1)

d. per Mii.
55/33

5%
57/
33

53/
9

5f
19

Shanghai ..
8h. p. tael
3/034
3/071
8

3/0%
312I/
3/17/
16

Singapore
.-.
.
id. p.
$
2/4
5
1
33

2/4
5
1
33

2/48/
33

2/4
7
/
33

2/4
5
1
Valparaisos).
pesop.X,
41.60
42.30
4220
42.60 142.40
Yokohama ..
Sh. p. yen
1/88/
4

1189/
10

118%
1181/
2

1118
1
1
3
,
*
Koersen der voorafgaande dagen.
1)
Telegrafisch transfert.
1)
90 dg.

ZILVERPRIJS
GOUDPRIJS
8)

Londenl)
N.York2)
Londen
1 JunI 1925..


681
1 Juni 1925..

2

1925..

315/ 688/
t

2

1925…
84/11%
3

1925..

3111,
687/
9

3

1925..
84/11%
4

1925…

31%
68%
4

1925…
84111%
5

,,

1925..

318/
9

686/
9

5

,;

1925…
84/11%
6

,,

1925..

315/
8

68%
6

,,

1925..
-‘

7 Juni 1924..

31/

67
7 Juni 1924…
9519

20Juli

1914..

2415/
541/
9

20 Juli

1914…
84/10
1) in pence p. oz.stand.
2)
Foreign silver in $c. p. oz.fine.
3)
in sh. p. oz.fine

STAND VAN ‘s RIJKS KAS.

Saldo bij Nederl. Bank..
f


/’


Saldo bij betaalmeesters..
5.579.867,88
,,

5.303.059,10
Saldo b. d. Bank
v.
Ned.

Gemeenten

1.561.937,06
Voorschotop uit. Apr.1925
aan de gemeenten
op
voor haar doorBijk te
heffen gem. ink.bel. en
opcentenopRijksink.bel.
,,
68.566.909,05
,,
68.566.909,05
Voorsch. aan de koloniën
,,

19.396.908,40.
,,

10.527.027,27
Voorsch a. h. buitenland
,,211.622.367,24 ,,212.472.660,39
Daggeldieeningen

tegen
onderp.
v.
scbatk.papier
,,


4.500.000,-

Voorsch. door deNed.Bank
f

14.549.994,12

f

8.077.649,73
Schatkistbilj. in omloop’)
,,137.417.000,-
,,1
34.904.000,-
Schatkistprom. in omloop
122.410.000,- ,,125.060.000,-
Waarv. direct bij Ned. Bk.
,,

2.000.000,-
,,

5.000.000,-
Zilverbons(met inbegripv.
de bedragen bij de betaal-
,
19.275.657,-
18.917.828,50 Door den Postch.- en Giro-
meesters in kas)……….

dienst in
‘s
Rijks Schat-
kist gestort
…………,,
40.172.817,11
40.049.602,39
1)
Waarvan
f
37.056.000 verval
en
op of
na
1 April
1927.

NEDERLANDSCH-INDISCHE VLOTTENDE SCHULD.
De Minister van Koloniën maakt bekend:
30Mei1925

1
6Juni1925

Voorschot uit
‘s
Rijks
kas aan N.J.
..

…..
f
11.639.000,-

f


md. Schatk.prom. in omi.
,,
81.600.000,-
,,
91.600.000,

Voorsch.Jav.Bk.aanN.-I.
5.781.000,- 8.519.000,-
Muntbiljetten in omloop.
,,
34.590.000,-
34.286.000,-
Ten voordeele
v.
N.-I. ge- boekt beleggingsgeld
v.
h. N.J. muntfonds…….
,

5.276.000,


5.276.000,-

Totaal
._…….
f138.886.000,
f139.68I.000,_ Tegoed bij ‘sRijks
kas..
,,

I
,,

337.000.-

NEDERLANDSCHE BANK.
Verkorte Balans op 9 Juni 1925.

Activa.
Binneni. Wis-( Hfdbk.
f
40.155.825,62
sels, Prom., Bij bnk.

20.248.223,-
enz.ln alsc.u,Ag.scn.,

f
92.902.361,30
Papiero.h. Buitenl. in disconto

……..

Idem eigen portef.
.
f
167.006.760,-
Af :Verkochtmaar voor
debk.nognietaÎgel.
,,


167.006.760,-
Beleeningen
mci.
vrsch. Hfdbk.
f

76.154.423,55

in rek.-crt
Bijbnk.

9.858.108,88

op
onderp.
Ag.sch.

71.299.347,98

f

157.311.880,41

Op
Effecten.

….
f
156.299.330,41
OpGoederenen Spec.
,,

1.012.550,_

,,
157.311.880,41
Voorschotten a.
h.
Rijk…
… .. … ……..,,
7.024.061,46
Munt en Muntmateriaal
Munt, Goud……….
f

56.284.085,-
Muntmat., Goud

,,
411.112.227,19

f
467.396.312,19
Munt, Zilver, enz.

21.559.862,-
Muntinat. Zilver

Effecten
488.956.174 19

BeleggingRes.fonds.
f

5.603.191,67

id. van
1/
1
v. II.
kapit.
,

3.952.108,63
9.555.300,30
Gebouwen en Meub. der Bank………..
5.212.500,-
Diverse rekeningen
54.645.180,55

f
982.614.218,21
Passiva.
Kapitaal

……
f
20.000.000,-
Reservefonds

..

…….. ,,
5.655.237,53
Bijzondere reserve
…………

,,
8.235.000,-
Bankbiljetten in omloop_
………..
887.169.065,-
Bankassignatiën in omloop…..

…..
1.596.301,66
Rek.-Cour.
J
Het Rijk
f


saldo’s:

,
Anderen,,

37.839.880,31

,,
37.839.880,31
Diverse rekeningen
22.118.733,71.

f
982.614.218,21

Beschikbaar metaalsaldo
. ……….._……

f
303.306.137,21
Op de basi8 van

metaaldekking-…
_.
117.985.987,82
Minder bedrag aan bankbiljetten in om-
loop
dan waartoe de Bank gerechtigd
is.. ,,
1.516.530.685,- Voornaamste posten in du.izenden
guldens.

Data

1
Goud Zilver Circulatle opeischb. Metaal- lklngs
schulden
i
saldo

perc.

9 Juni ’25 467.396 21.560

887.169 39.436 303.306 53
2 ,,
1
25 479.459 21.456

899.888 41.648 312.157 53
25 Mei ’25 479.470 21.423

875.275 45.151 316.455 54
18

’25 479.470 21.209

892.587 31.677 315.475 54
11

’25 479.471 20.849

916.415 25.651 311.555 53
4

’25 479.473 20.768

946.394 29.081 304.793 51

10 Juni ’24 531.408 9.581

974.193 40.610 337.532 53

25 Juli ’14 162.114 8.228

310.437

6.198 43.521
1
) 54

Totaal

Hiervan

Papier
Data

bedrag Schatkist- Belee-

Ophef

Diverse
disconto’s promessen ningen

bulten-

reke-
rechtstreeks

land

nin gen
2)

9 Juni 1925 92.902

5.000 157.312 167.007 54.645
2

,,

1925 91.119

2.000

166.020 168.421

41.15]
25 Mei 1925 88.548

160.430 169.092 45.088
18

1925 89.977

159.518 165.310 52.016
11

1925 98483

4.000 160.548 163167 56.626
.4 ,,

1925 103.404

6.000

179.541 152.449

70.200

10 Juni 19241 158.553

139.931 93.758 118.200
25 Juli 19141 67.947

14.300

61.686 20.188

509
1) Op de basis van
215
metaaldekking.
2)
Sluitpost activa.

SURINAAMSCHE BANK.
Voornaamste posten in duizenden guldens.

Data
Metaal
ci
la’.
Andere Dlscont.
D
J
nieenk,

9 Mei

1925-
1.024
1.536 805 1.030
264
2

,,

1925..
1.038 1.593 784 1.033
278
25 April

1925..
1.040
1.450
959
1.029
278
18

1925…
1.040
1.481
951
1.030
283
11

1925-
1.041
1.556 730
1.028
296

10
Mei

1924-
1.135 1.460
977
1.101
485

Juli

1914-
645
1.100
560
735 396
‘) Sluitpost der activa.

10 Juni 1925

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

499

JAVASCHE BANK.

Voornaamste posten in duizenden guldens. De samengetrok-
ken cijfers der laatste weken zijn telegrafisch ontvangen.

Andere
Beschlkb.
Data
Goud
Zilver Circulatie
opeischb.
metaal-
schulden
saldo

6Juni 1925
1800
289.000
47.500
117.200
30 Mei 1925
184.500
283.000
48.500
118.200
23

,,

1925
184.500
281.000
44.500
119.400

2 Mei 1925
133.534
50.364
279.068
49.801
118.974
25 Apr. 1925
133.505 50.567
276.499
49.453
119.714
18

1925
134.038 50.473
277.573 50.494
119.708
ii

,,

1925
133.845
50.555
279.040
51.573
118.913

2Juni1924
145.724 65.243 258.096
76.407
144.793
9Juni1923
153.128
61.277
264.950
80.597
145.943

25 Juli 1914
22.057
31.907 110.172
12.634 4.842
1

Wissels,
Dek-

a a
Dis-
buiten
Belee-
kings-
conto’s
N.-Ind. ningen
nin e,n
g
percen-
______________
betaalb. tage

6Juni1925
116:350

55
30 Mei 1925
111.950
*
56
23

,,

1925
109.980
**
57

2 Mei 1925
20.672
18.675
42.161 65.237
56
25Apr.1925
20.464
18.152
40.605
63.979
56
18

1925
20.798
20.413
42.884
59.656
56
11

1925
21.088
20.690
42.651
58.134
56

7Juni 1924
35.385 15.428 55.781
15.862
63
9Juni1923
35.765
26.863 66.446
19.852
62

25 Juli1914
7.259
1
6.395
47.934 2.228
44
‘)Sluitpost activa.

2)
Basis
2
16
metaaldeicking.

BANK VAN ENGELAND.
‘oornaamste
posten, onder bijvoeging der
Currency Notes,
in duizenden ponden sterling.

Data
Metaal
Lirculatic
Currency Notes
Bedrag

Baakbilj. Gov
. Sec.

3 Juni 1925
156.473
148.831
295.464
53.950
246.648
27 Mei

1925
156.690
148.183
291.507 53.950
242.583
20

1925
155.908
147.241
291.244
53.950
242.344
13

1925
153.617
147.606
292.639
53.950 243.699
6

1925
154.683
148.288
292.535
53.950
243.629
29 April 1925
155.742 148.387
289.848 53.950
240.973

4 Juni 1924
128.186 126.578
289.924
27.0002)
245.720

22 Juli

1914
40.164 29.317


Data
1

Gov.
1

Other
1
Public
1

Other
Reserve1
1

Dek-
Ilings-
1

Sec.

1

Sec.
Depos. Depos
1

3 Juni’25
42.997
73.110
11.604
114.110 27.392
219j’
27 Mei ’25
37.037 75.042
15.779
106.716
28.258
23
20

’25
35.352
72.027 15.748
102.232
28.417
24
13

’25
33.302 78.332
17.426 102.159 25.761
21l/
6

,,

’25
37.610

72.735
11.021
107.717
26.146
22
29Apr.’25
36.852
76.245
17.048
1105.481
27.105
221:

4Juni’24
65.082 69.933
10.788
127.803
21.358
15,41

22 Juli ’14
11.0051 33.633
13.735
42.185 129.297
52
8
/6
1)
Verhouding tusschen
Reserve
en
Deposits.
2)
Gouddekking.

BANK VAN FRANKRIJK.
Voornaamste posten in millioenen t rancs.

Waan’.
Te goed
Buit. gew.
Schat-
w’s-
Data
Goud
in het

Zilver
in het
voorsch.
kistbil-
se
S
buitenl. bulieni.
ajd. Staat jetten 1)

5Juni’25
5.547
1.864

315 577
25.200
5.023
5.177
28 Mei’25
5.547 1.864

314
578.
23.850
5.013 4.595
22

’25
5.547
1.864

317 578
24.100
5.010 4.272
14

,,

’25
5.546
1.864

317 578
23.950
5.009
4.704
7

,,

’25
5.546
1.864

317
578
23.850
4.980 4.870

5Juni’24
5.543 1.864

299 570
23.000
4.709
4.991

23 Juli’14
4.104

640
– – –
1.541

Waarvan
Uitge-
B 1


e ee
J_
Rekg. Courant
Data
op hef
stelde
ningen
Circulatie
Parti
culler.n1
Staat
buitenl.
Wissels

5 Juni’25
23
6
3.045
43.648
2.040

27
28 Mei’25
18
6
2.989
42.703
2.124
52
22

’25
20
6
3.063
42.750
1.923
6
14

’25
23
6
3.085
42.991
2.000
43
7

’25
25
6
3.176
43.409
1.912
12

5Juni’24
31 10
2.607 39.966 2.029
13

23Juli’14
8

769
5.912
943
401
1)
in disc, genomen wegens
voorsch. v. d. Staat a. buiteni. regeeringen.
DUITSCHE RIJKSBANK.
Voornaamste posten in millioenen Reichsmark.

Data
Goud
Daarvan
bij bui-
teni. circ.
banken
1)

Deviezen
als goud- dekking
geldende
Andere
wissels
en
cheques

Belee-
ningen

31 Mei

1925
1.015,7
56,5

,
338,6 1.648,4
27,9
23

,

1925
1015,3
65,5
338,4
1.351,3
16,6
15

1925
1.014,8 86,5
338,3 1.416,9
162
7

,,

1925
1.014,3 117,9
338,1
1.492,3
7,7
30April 1925
1.014,2
117,8 338,1
1.496,2
77,0
23

,,

1925
1.004,1
128,9
334,7
1.266,7
6,0

23 Juli

1914
1.358,9


750,9
50,2

Data

Effec- Diversel Circa. Rekg.- Diverse 1 aan
ten Activa
2
) latie

Crt.

Passiva IRenten
bank

31 Mei

1925

200,6

963,9 2.608,8

581,5

759,3

9,8 23

,,

1925

200,4

1.161,0 2.202,8

836,4

821,0

10,5
15

1925

200,3

1.149,0 2.269,5

787,4

845,0

14,0
7

1925

200,3

1.163,1 2.386,5

754,4

825,3

19,3
30April1925

200,1

1.123
9
0 2.451,8

705,8

831,4

24,7
23

,,

1925

199,9

1.411,7 2.022,1

974,5

975,6

35,8
23 Juli

1914

330
9
8
1

200,41 1.890,9

944-1

40,0


‘)
Onbelast
2)
Wo. Rentenbankscheine
31, 23, 15, 7
Mei,
30, 23
Apr., resp,
313; 538,2; 502; 466,9; 416; 544,7

miii.

BANQUE NATIONALE DE BELGIQUE.
Voornaamste posten in mifl joenen franca.

Data

-:j
,

..-
,
.

0,

4Juni’25

380

85

480

1.127

409

5.200

7.531

134
28 Mei ’25

379

85

480

1.223

320

5.200

7.489

221
20

,,

’25

378

85

480

1.231

276

5.200

7.483

190
14

,,

’25

378

85

480

1.280

293

5.200

7.530

213
7

,,

’25

378

85

480

1.268

345

5.200

7.566

204
30Apr.’25

378

85

480

1.374

350

5.200

7.665

224

5Juni
9
24

356

85

480

1.298

509

5.275

7.638

114

VEREENIGDE STATEN VAN NOORD-AMERIKA.
FEDERAL RESERVE BANKS.
Voornaamste posten in m.illioenen dollars.

Goudvoorraad
Wettig
Wissels

Data
betaal
middel,
Totaa

1
Dekking
In her-
d isc v d
d ï”
In
apen
bedrag
1

F. R.
Notes
Zilver
etc.

menter
markt
banks
gekocht

20Mei ’25
2.834,6
1.581,9
146
9
0
338,4
276,0
13

’25
2.853,5
1.629,0
140,7
338
9
7
283,0
6

’25 2.845,5
1.613,9
141,7
410,6
278,5
29 Apr.’25
2.851,1
1.598,5 142,0
400
2
0
266,8
22

’25 2.844,3
1.614,0
141,5
412,4
275,5
15

’25 2.844,5
1.608,4
141,0
395,3
274,1
21 Mei ‘241 3.138,2
2.149,6
101,8
414,6
55,7

Data
Belegd 1
in U. S.
1

F.R.
Notes

Totaal

Depo-
Gestort
Goud-
Dek-
Algem.
Dek-
Goi’.Sec.
in
latie

sitos
Kapitaal

kings-
p
1
)
kings-
perc.2)

20Mei’25

358,4

1.656,5

2.176,4

115,4

73,9

77,8
13

’25

380,0

1.676,2

2.200,0

115,3

73,6

77,2
6

’25

375,7

1.683,0

2.232,3

115,2

72,6

76,3
29Apr.’25

349,0

1.683,9

2.187,4

115,2

73,6

77,3 22

’25

353,1

1.687,7

2.217,8

114,7

72,8

76,5
15

’25

357,8

1.698,1

2.207,9

114,6

72,8

76,4

21 Mei ‘241 324,6

1.886,4

1.985,3

111,4

1

81,1

83,7
l)’Verhouding totalen goudvoorraad tegenover opeischbare schulden:
F. R. Notes en netto deposito.

2)
Verhouding totalen voorraad munt-
materiaal en wettig betaalmiddel tegenover idem.

PARTICULIERE BANKEN AANGESLOTEN BIJ HET
FED. RES. STELSEL. Voornaamste posten in millioenen dollars.

Data

1
Aantal
1
Dis-
1
Conto’s

1
Beleg- Reserve
bij de
Totaal
depo-
I

Waarvan
time
1
banken
1
n

1
be
e
leen.

1
gingen
F.
R.

bs
sito’s
deposits

13 Mei’25
736
‘13.167
5.448
1.616
18.135
5.134
6

,,

’25
736
13.185
5.483
1.646
18.084
5.098
29Apr.’25
736
13.232
5.484
1.608
18.087 5.063
22

’25
736
13.130 5.506
1.632
18.036
5.064
15

’25
736
13.128 5.482
1.599 18.021
5.052

14Mei ’24
751
12.055
4.852
1.449 15.982
4.304
Jan

het
eind
van ieder
kwartaal wordt
een
overzicht

1

gegeveu

valt
enkele niet wekelijks opgenomen baukstaten.

500

ECONOMISCH-STAT1STISCHE BERICHTEN

10 Juni 1925

EFFECTENBEURZEN.
Amsterdam, 8 Juni 1925.

Van alle internationale beurzen heeft gedurende de ach-
ter ous liggende berichtsperiode die van B e r lij n wel de
meeste aandacht getrokken. Deze week is een meer afdoen-
de vQrklaring van de reeds een aantal wieken bestaande
lasteloosheid gekomen, doordat de moeiijjkheden van het
Stiitnesconcern bekend zijn geworden. Het is nog niet zeker,
in welke mate cle leidende bankinstellingen cle groep te
hulp zullen moeten komen. Dat dit zal moeten geschieden,.
staat echter wel vast. Aan den 66nen kant zullen derhalve
de ])uitsche credietinstellingen gedurende lan.geren of kor

teren tijd eenigszins in hun bewegingsvrijheid beperkt zijn,
aan den anderen kant is het niet
onmogelijk,
dat groote
posten aancieelen aangeboden zullen worden.
Behalve deze omstandigheden, was het de ontwapenings-
nota der geallieerden, welke een zekere nervositeit heeft
veroorzaakt.
Te P a r ii s is de stemming op de bekende wijze beïn-vloed door de scherpe rijzing van de koersen der buiten-, landsche betaahniddelen. In Frankrijk zelf verl getracht,
t

deze rijzi’ng te verklaren door te avijzen op de legitieme
behoeften van den handel voor cle betaling van geïmporteerd.
graan en katoen. Het aanbod van Fransche francs is echter
zoowel vooi Fransche als voor buitenlandsehe rekening
voortgezet, vooral toen de jongste weekstaat van de Banque.
de France aantoonde, dat de Staat weer een nieuw en sterk
beroep op de circulatie-instelling’ had gedaan. Daarbij komt
het feit, dat binnenkort de regeering nog aan verdere ver-
plichtingen zal hebben te voldoen, zonder dat hiertegenover
cle direct beschikbare middelen aangewezen kunnen worden..
• Te L o ii cl e n is de beurs na de Pinkstervaca.ntie niet
veel levenctiger geworden, dan vôSr dien tijd reeds het ge-
val is geweest. Eenige uitbreiding van dn kooplusf, viel niet
op te merken. Integendeel kwam er eerder eenig aanbod,,
zoowel op de obligatiemarkt als voor verschillende soorten
van aandeelen. De oorzaak van deze realisaties was niet,
met juistheid aan te geven, doch, naar men veronderstelde,
kwam een gedeelte uit de Kaapkoloniie. Ook de onlusten,
in Shanghai hebben er toe bijgedragen een voorzichtige
houding in het leven te roepen. Hierop hebben enkele groe-
pen van aandeelen een uitzondering gevormd, zooals rub-.
beraandeelen, welke, in verband met de rijzing in den prijs
van het proiuct, tot hoogere prijzen gevraagd waren.
Te N e
w
Y o r k was de markt onregelmatig en onder
den invloed van winstnemïngen. Toch vielen er geen groote.
koersdalingen op te merken, doordat de geldmarkt ruim is
gebleven en de berichten uit sommige takken van industrie
zoodanig zijn, dat men over het algemeen niet pessimis.,
tisch gestemd is. Vooral gold dit de staalnijverheid, waar
men weliswaar slechts met een capaciteit van 70 pOt. kan
arbeiden, doch waar cle inkomsten niettemin bevredigend
worden geacht.
T e n o
11
z e n t is de markt over het algemeen opgewekt
gebleven. Dit was ook het geval voor cle
beleggingsaf dec-
ling,
met uitzondering clan van Chineesche obligaties, welke
ook aan onze markt aangeboden waren. De ruime geld-
markt heeft tot de vaste stemming bijgedragen. De nieuwe
,,Olyrnpiacle”-premie obligaties van cle gemeente Amsterdam
werden reeds van den eersten dag af met een aanzienlijk
agio verhandeld. 6 pOt. Ned. Werk. Schuld 1922: 105/,
105
5
f,
105; 434 pOt. Ned. Werk. Schuld 1917: 953%, 95
15
/16,
961/1e 7 pOt. Ned. Indië: lO
2
/s, lO2
15
/ie, 102
27
/
32
; 5 pCI.
Brazilië 1903 £100: 7234 %
,
73,
73;
8 pCt. Sao Paulo 1921:
99
7
/ta,
99%, 99%.
Van de aandeelenmarkten hebben vooral
indnstrieelc aan-
doelen
de aandacht getrokken door een sensationeele rijzing
van aandeelen Nederlandsche Kunstzijdefabrieken. Nadat
enkele weken geleden reeds een rijzing van 90 pCt. op 0n.
dag plaats had gevonden, werd het fonds gedurende de’
berichtsweek van 6n dag op den anderen nogmaals circa 100 pCt. hooger verhandeld. Dit was het geval, nadat de claim voor de nieuwe emissie was geddtacheerd. In aan-
sluiting hieraan waren ook de overige kunstzijde-aandeelen
alle opgewekt van toon, hoewel de rijzing hier binnen veel
e
p
ger grenzen is gebleven. Voorts stonden Jurgens aandee.
len in het centrum der belangstelling. Het feit, dat een
actie tot clividendbetaliug over cle laatste drie jaren aan-
hangig is gemaakt, heeft de speculatie een krachtige sti-
mulans verschaft. Aancieelen Philips waren eveneens hoo-
ger. De overige soorten uit deze rubriek varen bijna alle
vast van toon. Centrale Suiker Mij.: 116, 116%, 1154;
Constr. Werkplaats Dti Croo & Brauns: 15%, 183%, 16y
4
;,,
Feijenoord: 132%, 1303%; Hollandia Melkproclucten: 125
8
/
s
,
122%; Hol]. Kunstzijde lcd.: 181Y
4
, ISSY
2,
1893%;
Holl.
Mij. t. h.
in.
van werken in gew. Beton: 134%, 135%, 138;
Jurgens:
1086/,
106, 101; Ned. Mij. v. Mijnbonwkundige

werken:
703%
(ex
div.); Ned. Gist
en
Spiritus: 323%,
320, 327; Mackubee:
148%,
146%,
144y4;
Ned. Kunstzijde-
fabriek 486, 470% (ex div.), 465 (ex claim) , 443
3%,
Philips gloeilamipen: 407%, 426%, 448; Amst. Droogdok
Mij.: 159, 158Y
4
, 159.
De
rubbcrnmarhi
heeft eveneens een krachtig koersher-
stel te aanschouwen gegeven, hoewel tegen het slot der
berichtsperiode eenige aarzeling is ingetreden. Desniet-
tegenstaande was het peil over de ga nsche linie verhoogd
in vergelijking met de slotkoersen van cle vorige week.
Amsterdam Rubber: 229%, 233Y4, 233; Indische Rubber
Cy.: 268%,
269,
271%;
Java Caontchouc: 136, 138, 143%;
Necl. lcd. Rubber en Koffie: 231,
232%,
235; Oost Java
Rubber: 258%, 262%, 257%; Serbadjadi: 236
8
/
4
, 239%,
2423/
4
; Sumatra Rubber Cy.: 19S%, 206, 202.
Tabaksaairdeelerc
waren zeer stil en ruecrcndeeis aange-
boden. Hier is echter gaandeweg een zekere verbetering
ingetreden. De jongste jaarvergadering van de Senembah
Maatschappij heeft eenige opgewekte klanken doen hooren
omtrent den aanstaanden tabaksoogst, voornamelijk om-trent clie» van de maatschappij ,,De Oostkust”, waardoor
hier en daar eenige kooporders voor tabaksaandeelen zijn
verstrekt. Arendsburg: 404, 405, 407%; Besoeki Tabak:
278, 277; Deli Batavia: 325, 315%, 319; Deli Mij.: 393
5
/s,
388%, 393; Holland Sumatra Tabak Mij.: 156, 160, 165;
Senembah Mij.: 409, 414, 401%,
4
06y4; Soekowono: 286%,
290%, 301. –
Daarentegen is de
petroleuminarkt
gedurende het grootste
gedeelte van de berichtsweek iusteloos geweest. In aan-
deden Koninklijke Petroleum Matsehappij zijn de om-
zetten zeer klein gebleven, terwijl ook het koerspeil geemt
verandering van eenige beteekenis heeft ondergaan. Tegen-
over de vraag voor buitenlandsche rekening – o.a. van cle
zijde van Parijs op sommige dagen – kon steeds voldoen-
de aanbod van binnenlandsche houders worden gesteld.
Ook de beurs van New York heeft geen aansporing tot
hoogere prijzen gegeven. Consols bleven veronachtzaamd.
i)ordtsche Petroleum: 350, 354, 357; Oeconsol.ideerde Hol-
lan’dsche’ Petroleum Oy.: 152, 149%, 148; Koninklijke Pd

troleum Mij.: 379%, 381%, 386Y4.
De
suikerm,arlet
bleef eveneens op een niet veel veran-
derd niveau. De noteeringen voor Cubasuiker te New York
hebben zich binnen nauwe grenzen bewogen, zoodat uit
dezen hoofde geen aanleiding tot belangrijke koersverschil-
len kon worden gevonden. Ook Van de zijde der V.J.S.P.
kwamen geen nieuwe meldingen, terwijl de aankondiging
van het slotdividend en van een nieuwe emissie door de
H.V.A. baar volle uitwerking op het koerspeil der des-
betreffende aandeelen reeds had doen gevoelen. Cultuur
Mij. de Vorstenlanden: 1,71%, 16934,170; Handels Mij.
Amsterdam: 568%, 561%, 557; Javasche Cultuur Mij.:
374%, 337 (ex div.),
329%;
Krian:
1213/4,
120, 117; Ma-
ron Cultuur Mij.: 281,
279%;
271; Ned. md. Suiker Unie:
249%, 246%, 240; Poerworedjo: 132
13
/
16
, 13134, 129v/s;
Tjepper Cultuur Mij: 730, 755, 748; Watoetoelis Poppoh:
619, 620, 617.
Scheepvaartvaardeu waren lusteloos en eerder aan den
flauwen kant. De handel in deze af deeling is, zooals in den
laatsten tijd regel is, zeer klein gebleven en hoewel het
aanbod niet omvangrijk mag worden genoemd, is het vol-
doende om geringe koersreacties in het leven te roepen, wijl er bijna geen vraag bestaat. Holland Amerika Lijn:
71, 683%, 65; Java China Japan: 105, 104%, 102%; Kon.
Neci. Stoomboot Mij.
64%,
62Y4, 60; Ned. Scheepvaart Unie:
148%, 147, 146% ; Stoomv. Mij. Nederland: 153 (ex div.),
152, 151.

Mijnaandeelen
waren stil en zonder schommelingen van
opvallenden aard. Alg. Exploratie Mij. 84%, 85, 84%
Billiton. lste Rubriek: 525, 523; liedjang Leboug: 280%,
278%, 283; Siloengkang: 116%, 121%, 122.
Voor
bankaandeelen is
een kleine reactie ingetreden,
welke echter ter beurze als een natuurlijken achteruitgang
na cle Vrij sterke koersverbetering van den laatsten tijd
werd beschouwd. Amsterdamsche Bank: 146, 144, 147% Incasso Bank: 107%, 1.07%, 108; Koloniale Bank: 200%,
19S7/
8
, 194y4; Ned. Indische Handelsbank:
1527/in,
149
5
/s,
1.50; Ned. Handel Mij. C. van A.: 134%, 134%, 133%;
R’damsehe Bankverg.: 82, 81,
79%;
Twentsche Bank: 128.
Van de
Anverikaan.sohe af deeling
hebben alleen enkele
laag genoteerde aandeelen, als Common Mabash en –
voorbijgaand – Common Marine, de aandacht getrokken.
American Water Works: 324, 330; Auaconda Copper: 80%,
76%, 76y4; Studebaker: 1201, 1185, 1147 (ex div.), 1147;
United States Steel Corp.: 116,
115%,
116; Atchison To-
peca:
1207/,
120% ; Baltimore en Ohio: 80%, 77% (ex
div.), 77; Union Pacific Rw.:
140%,
140
9
/16,
141
3
/
4
; Wa-
bash Rw.: 28, 28l/, 2817/
33
.
De
geldma.rkt
bleef ruim; prolongatie gold 2% d 3 pOt.

10 Juni 1925

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

501

GOEDERENHANDEL.

GRANEN.

9 Juni1925

Aan de Noord-Ajnerikaansche tarwemarkten is de fluc-
titeerende prijsbnweging, die haar de vorige week kennierkte,
blijven voortbestaan. Omstreeks ilç Pinksterdagen was op
de vaste stemming, die te Chicago en Winnipeg veroorzaakt
was door ongunstige berichten over cle wintertarwe der
Vereenigde Staten, sa.mengaaude met •goeden Europeesehen
kooplust, een reactie gevolgd. De vraag in de invoerlanden
was namelijk bij het stijgen der prijzen afgenomen, men
geraakte meer doordrongen van de goede vooruitzichten van
den Canadeeschen oogst en de uitstekende stand der Euro-
poesuhe graanoogsten liet zich gelden. Deze oorzaken waren
voldoende om gedurende en dadelijk na de feestdagen zoo-wel te Chicago als te Winnipeg een aanzienlijke prijsdaling
teweeg te roepen, ook voor rogge, die aan de prijsstijging
der tarwe flink had meegedaan. Spoedig trad echter op-
nieuw een ommekeer in, teweeggebraeht door nieuwe exces-
sen in het weder der Vereenigde Staten. Ditmaal was het
vooral groote hitte, die aanleiding was tot aanzienlijke
prijsstijgingen voor tarwe en rogge te Chicago, die zich
inededeelcien aan de markt te Winnipeg. Wel ging de hitte
in sommige streken met sterken regenval gepaard, doch
de mate waarin daardoor de gevolgen der hooge tempera-
tuur werden getemperd, werd als onvoldoende beschouwd en dagelijks was er sprake van verdere belangrijke schade
aan de wintertarwe. Verschillende particuliere oogstra.miri-
gen, die in den loop der week werden gepubliceerd, bleven beneden het cijfer van 1 Mei van het Ministerie van Land.-
bouw te Washington, dat op dien datum den oogst der
wintertarwe schatte op 445 millioen bushels, terwijl in
1924 de opbrengst 590 millioen had bedragen. Het is nu
echter reeds geruimeu tijd voldoende bekend, dat in de
Vereenigde Staten een kleinere oogst van wintertarve te
verwachten is dan in 1924 en in Europa was men (lan ook
vrij algemeen van nieening, dat voor deze nieuwe prijs-
verhoogitig niet voldoende nieuwe oorzaken vielen aan te
wijzen, te minder omdat de zomertarwe zoowel in de Ver-
eenigcle Staten als in Canada nog geen reden tot klagen
geeft. De stand in de Verecnigde Staten wordt zelfs alge-
ineen met een boog cijfer aangegeven en waar bovendien
steeds gemeld is, dat de uitzaai grooter is dan in het vorige
seizoen, is het niet duidelijk, waarom de particuliere op-
brehgstramingcn, die deze week ook over cle zomertarwe
verschenen, alle aanzienlijk beneden de opbrengst van 1924
blijven, •die 282 millioen bushels bedroeg. Slechts een enkele
dier ramingen komt iets boven de 250 inillioen busliels en
ddn der deskundigen schat de opbrengst zelfs op slechts
220 niiilioen. Over het algemeen maken cle laatste berich-
ten omtrent iie graanoogsten der Vereenigde Staten sterk
den indruk van overclr.ïjving der schade, welke die oogsten
den laatsten tijd door slechte weersomstandigheden hebben
geleden. Ook moet de waarde, welke voor den internatio-
nalen graanhandel te hechten is aan een kleinen oogst van v.intertarwe in de Vcreenigde Staten, niet al te hoog wor-
den aangeslagen, vooral nu zoowel in Canada als in Europa
de vooruitzichten zeer goed zijn. ])aar zijn in 1924 de resul-
taten slecht geweest en wanneer slechts de nu gekoesterde
verwachtingen uitkomen kan een tekort aan Amerikaan-
selie wintertar.we gemakkelijk worden goedgemaakt, al zijn
cle Europeesche her ichten niet meer zoo onverdeeld uitste-
.kend als tevoren. Uit Rusland w’ordt echter regen gemeld
uit de streken, die juist den laatsten tijd nog het meest
onder droogte leden. Buiten Noord-Amerika maakte dan
ook de prijsverhooging van Chicago en Winnipeg niet veel
indruk. De Argentijnsehe termijnmarkten volgden de be.
weging niet en de prijzen konden zich daar slechts met
eenige moeite handhaven. De fluctuaties waren niet groot
en het slot op 8 Juni was te Bnenos Aires 5 Ii 15 contavos
lager dan een week te voren en te Rosario onveranderd.
In Noord-Amerika was niet slechts tarwe van den nieu-
non oogst vast
cii
hooger, doch ook voor oude tarwe werden
de prijzen sterk verhoogd. Tot betaling van die verhoogde
l)riizen liet men zich in Europa slechts bij hooge uitzon-
dering verleiden. in Engeland was dat voor Canadeesche
tarwe tot zekere ‘hoogte het geval, doch ioverigens werden Noord-Amerikaansche soorten zeer weinig gekocht en dart
nog tot prijzen, die zich ver beneden het prijspeil van het
uitvoerland bevonden. Ook overigens echter was zoowel in
Engelandals op het vasteland cle belangstelling voor tarwe
gering als gevolg van de sterke Noord-Amerikaansche prijs-
fluctuaties en later ook wegens de wat grootere wereld-
verschepingen, die door een grootere hoeveelheid uit Noord-
Amerika en ook door eenige toename der Argentijnsche
verschepingen grooter waren dan de vorige week. Dat de

naar Europeesche destinaties onderweg zijnde hoeveelheden
verder verminderden, maakte weinig indruk. In Frankrijk
cli België werd de kooplust nog beperkt door de verdere
daling van den frankenkoers, terwijl in Duitschiand de uit-
stekende vooruitzichten voor den nieuwen oogst de vraag
naar buitenlandsche tarwe binnen enge grenzen houden.
Over het algemeen kocht men in Europa slechts voor on-
miciclellijke behoefte en na de uitgebreide inkoopen van de
weken vSÔr Piuksteren was die niet groot. Dat er voor het
wantrouwen in de Noord-Amerikaansche prijsstijging goede
grond had bestaan bleek op 8 Juni, toen wegens de sterke
daling der temperatuur, die in de Veroenigde Staten den
vorigen dag ingetreden was, alsmede door de geringe Euro-
peesche belangstelling een flinke prijsdaling intrad. Toch
sloot Chicago voor Juli en September nog bijna 5 dollar-
cent per 60 lbs. hooger dan een week tevoren. Win nipeg
was voor Juli 5
6
/s en voor October
17/8
cent hooger.

Ook r o g g e verloor te Chicago een flink gedeelte harer
prijsverhooging en sloot voor Juli 1%, voor September 44 dollarcent per 56 lbs. hooger dan op 1 Juni. Evenals
voor wintertarwe wordt in de Vereenigde Staten ook voor
rogge de oogst vrij wat lager geraamd dan in het vorige
jaar. Volgens particuliere ramingen wordt een opbrengst
van 57 mill.ioen bushels verwacht, terwijl in 1924 63,5 mii-
lioen bushels zijn geoogst. Daarbij is de zichtbare voor-
road in de Vereenigdle Staten nu veel kleiner dan een jaar
geleden. In Europa vermocht dit alles de zaken in rogge
echter niet te verlevendigen. Zoowel in Duitschland al
in Nederland overtreffen cle groote Amerikaansche ver-
schepingen der laatste weken de behoefte en de vraag
is zeer teleurstellend. De prijzen bevinden zich hij voort-
during ver beneden liet Amerikaansche niveau en dt omzet
is zeer kleiji. Uit Amerika zijn echter na Mei slechts wei-
Ilig contracten te vervullen en misschien zal de daarvan te
verwachten afname der verschepingen cle prijsveritouding
verbeteren.
M aï s heeft deze week al spoedig haar vaste stemming
verloren tengevolge valt groote verschepingen van den
Donau en Argentinië. Van. Argentinië werd aanzienlijk
meer mais afgeladen dan de vorige week, doelt de veke-
lijksche hoeveelheden blijven nog beneden de helft van
clie van het vorige jaar. De aanvoeren in de Argentijusche
havens zijn echter zeer sterk toegenomen en de voorraad
is daar nu bijna zoo groot als in denzelfden tijd van 1924. Verdere toename der verschepingen is dus waarschijnlijk
De toename der maisafladingen vai:i den Donau is vooral
het gevolg van zeer groote aanvoeren iii de Donauhavens
uit Zuid-Slavië, dat dit seizoen een zoo groot uitvoer-
overschot beschikbaar heeft gehad, dat van 1 November
tot 1 April 2 inilhioen quarters maïs konden worden uit-
gevoerd tegen slechts 186.000 quarters in hetzelfde tijdvak
van het vorige oogstjaar. Nog steeds heviudt zich in West-
]’uropa weinig mais en ook de aanvoeren zijn nog niet
groot, zoodat voor beschikbare partijen aan verschillende
utiarkten nog hooge prijzen worden betaald. Met het oog
op de reeds in de tweede helft van Juni en vooral in Juli
te verwachten groote aanvoeren is echter de prijs voor
stoedige mals dalende en wel in sterkere mate dan latere
aflading, terwijl de vraag voor binnen enkele weken ver-
wachte mais overal slecht is. Zakeii blijven vooral beperkt
tot zeer spoedig aankomende partijen en zomer-aflacling.
Laatstgenoemde positie was eerst flauw wegens prijsdaling
in Argentinië, en zoowel Plata- als Zuid-Afrikaansche
maIs werden lager verhandeld. Later verbeterde echter de
Argentijnsehe markt, die ten slotte op 8 Juni in vergelij-
king met een veelç tevoren voor Juni onveranderd en voor
Juli iets lager sloot, en de laatste dagen •der week was
zomer-aflading prijshoudend, terwijl vroegere posities dage-
lijks wat lager te koop waren. In de Vereenigde Staten is
het weder ongunstig geweest voor den rnaïsoogst
en veel
moet opnieuw worden gezaaid. De markt te Chicago was
vast en hooger en daalde op den voor andere graansoorten zon flauwen Ssten Juni slechts weinig in prijs.

G. e r s t werd ook deze week weder bijna uitsluitend van
Noord-Amerika verhandeld, doch de zaken varen kleiner
cisu in de vorige weken. De vermindering in den omzet
was het gevolg van die groote vroegere iukoopen en om-
vangrijke verschepingen, vooral naar Nederland en Duitsch-
land. De Amerikaansche markt was vast met stijgenden
prijs welke beweging echter in Europa al even sohoorvoe-
tend werd gevolgd als voor de andere graansoorten en
op 8 Juni trad te Winnipeg een vrij sterke prijsverlaging
in. Uit Noord-Afrika zijn cle prijzen niet verlaagd, ofschoon
behalve uit Marokko de berichten over den oogst gunstig
blijven. Slechts naar Engeland komen nog vrij geregeld
zaken in Noord-Afrikaansche gerst tot stand. H a v e r
was in Noord-Amerika zeer vast en nog steeds blijft daar-

t
.

502

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

10 Juni 1925

Noteeringen.

Chicago
Buenos Aires

Data
Tarwe
Maïs
Haver
Tarwe Mats
Lljnzaad
full
Juli
full
Juni Juni
Juni

6juni’25 169
116k
15,15
9,40

21,65
29Mei’25 166

1)

1163.,
1)

48

.1)

15,30 9,55

21,50
6Juni’24 1043j
1

77i(
45Y
4
11,20
1

7,60

19,70
6Juni’23 110
823k
423/
8

11,75 2),
8,35 2)121,60 2)
6Juni’22 112
60
363
12,45
8)

7,45
8)
20,20
3)
20Juli’14

82
563i
363f
9,40
5,38

13,70
1) per Mei,
2)
per Juli,
8)
per Augustus.

AANVOEREN in
.


1
Rotterdam

Locoprijzen te RotterdamJAmterdam.

S

rten
00
8
juni
1925
2Juni
1925
9Juni
1924

Tarwe’ ……….. ……..
1

17,50

17,50 12,90
Rogge (No. 2’Western) _’

13,50
13,65
9,45
Mais (La Plata) …… ._.

268,-
275,- 188,-
Gerst (48 lb. malting)

.

2

253,-
259,-
205,-
Haver (381b. white clipp.)
1

12,40
4
)

12,60
6
)
9,90
4
)
Lijnkoeken (Noord-Amen-
kavan La Plata-zaad)
1

13,20 13,25 11,45
Lijnzaad (La Plata)

..
.
8

473,__
475,_
389,-
1)
per 100 KG.

2)
per 2000 KG.

8)
per 1960 KG.
‘No. 2 Hard/Red Winter Wheat.
4)
Canada No. 3.

ons van 1000 KG,

Amsterdam
II

Totaal
Artikelen
31 Mei16 Juni
1925
‘Sedert
1 Jan. 1925
Overeenk.
tijdvak 1924
31 Mei16 Juni
1925
Sedert
1 Jan. 1925
Overeenk.
tijdvak 1924
1924

Tarwe
38.140 441.762
422.477

9.498
14.427
451.260
436.904
Rogge
6.093
81.394 216.916


3.575
81.394
220.491
Boekweit
.
628.
13.854
11.113



13.854
11.113
Mais

.
..

.

.,. … .,.

._
.
1.700
269.750
307.040

34.351
48.884
304.101
355.924
Gerst.
6717
68.007.
‘139.133

3.158
22.872
71.165 162.005
Haver
14.446
77.755 87.896

150
‘242
77.905
88.138
Lijnzaad

.

482
76.712
118.810

19.740
42195
.

96.452
161.005
Lijukoek
.. … … ._ ..

..
2.334
98.627
86.801


700
98.627
87.501
Tarwemeel

,
…. ..

.._
2.057
41.502
109.778
280
7.974
10.909
49.476
120.687
Andere meelsoorten
. .
– .
3.149
3.498



3149
.3.498

voor goede vraag bestaan in Duitschiand en Nederland.
Weder is deze week zeer veel haver uit Noord-Amerika
verscheept, vooral naar Duitschiand, doch een te groot
aanbod van weclerverkoopers heeft dat nog niet tengevolge
en de aanvoeren worden goed opgenomen. De prijsverlaging,
iii Noord-Amerika op 8 Juni was dan ook voor haver
viii sl’chts weinig beteekenis. De hiveroogst der Vereenigde
Staten wordt volgens particuliere berekeningen geraamd
op 1340
is
1400 millioen busi3els tegen een opbrengst van
1540 millioen in 1924.

SUIKER.
De verschillende suikermarkten waren de afgeloopen
week
.
prijshoudend tot kalm gestemd.
In Amerika toonden raffinadeurs wegens de daar
heerschende hittegolf wat meerdere belangstelling voor
prômpte suikers. De noteeringen te New York bleven
overigens de geheele week vrijwel onveranderd hetgeen uit
ondervolgende cijfers blijkt:
Sp. C. Juli Sept. Dec. Jan.
Slot voorafgaande week …….4.37 2.67 2.81 2.85 2.85
Opening verslagweek ……… 4.40 2.71 2.84 2.89 2.89
Slot verslagweek …………4.43 2.74 2.86 2.91 2.90
De ontvangsten in de Ati. havens der V. S. bedroegen
deze week 55.000 tons, de versmeltingen 75.000 tons (tegen
64.000 tons in 1924) en de voorraden 218.000 tons.
Voor prompte Cubasuiker werd 2.5/8 c. & f. New York
betaald, voor Juni afscheep 2.66 d.c. en voor Juni/Juli 2.69d.c.,
terwijl de noteeringen cif Engeland varen sh. 12/9 voor
prompten en sh. 12/101,, voor Juli afscheep.
Volgens Willett & Gray bedroeg de productie van C u b a
tot 4 Juni 4.877.000 tons (tegen 3.954.000 tons op dat tijd
stip verleden jaar).


De algemeene verwachting in suikerkringen is, dat de
Cubaoogst ondanks de vroegere beëindiging der campagne
5.000.000 tot 5.100.000 tons zal bedragen, zelfs als de regens mochten aanhouden.
De laatste Cubastatistiek is als volgt:

1925

1924

1923
Tons

Tons

Tons
Weekontvangsten3oMei’25…. 1.14.612

64.609

45.991
Tot. sedert 1 Dec.’24-30 Mei’25 . 3.892.740 3.160.287 3.026.467
Aantal werkende fabrieken

, 40

18

11
Weekexport 30 Mei 1925 …….123.439 78.288 85.357
Totaal exp. 1 Jan.-30 Mei ’25 2.602.077 2.230.998 2.357.824
Totalevoorraadop30Mei’25 … 1.290.663 929.239 669.543
De oogst van Porto Rico wordt thans geraamd op
570.000 tons en die van San Domingo op 300.000 tons
(Willett & Grays laatste ramingen’ respectievelijk 464.000
tons en 240.000 tons).
Op ‘Java was de stemming bom. Na afdoeningen tot
10.- en 1 101/
8
voor spoedig leverbare witte suiker ‘en
811
8
voor No. 16 en honger namen verkoopers eefie meer
gereser’éerde ‘houding aan, die’ echter alleen dn gerecht.

vaardigd zal blijken te zijn, wanneer de thans in Europa
en Amerika heerschende warmte aanhoudt en tot stijgende
consumptie leidt.
De zichtbare voorraden zijn volgens Czarnikow:

1925

1924

1923

Tons

Tons

Tons
Duitschland 1 Mei ’25 ……453.000 642.000 723.000
-Tsjechoslowakije 1 Mei ’25

407.000 268.000 200.000
Frankrijk 1 Mei ’25 ……..292.000 110.000

114.000
Nederland 1 Apr. ’25 ……._

115.000

89.000 144.000
België 1 Apr. ’25 ……….166.000

62.000

59.000
Engeland 1 Mei ’25 ………311.000 417.000 306.000

Europa.. 1.744.000 1.588.000 1.546.000
V.S. Atlant. havens 3 Juni ’25 28.000 217.000 195.000
Cuba alle havens 30 Mei ’25.. 1.290.000 929.000 669.000

Totaal .. 3.252.000 2.734.000 2.410.000
Hier te lande was de markt de afgeloopen week zeer
kalm gestemd. Er was wat aanbod van Javasuiker uit de
tweede hand, doch prijzen bleven vrijwel onveranderd. Op
de termijnmarkt bewogen de prijzen voor Augustus zich
tusschen f 19j. en f 191
2
en voor de najaarsmaanden
tusschen f 191/
8
en f 19sf
6
, waartoe echter slechts geringe
afdoeningen tot stand kwamen. De omzet bedroeg deze week
ongeveer 2900 tons.
NOTEERINGEN.

Londen

Amster-

Whlte Java’s

Cuba’s NYork

Data

dam per Tates

f.ob. per

96° c.i.f.

Centri-
Aug.

ubes

1
No.1

Juni/Juli

Juni/Juli

j
uga
S

kristalsuiker

ISH. 611.
lSh.
$
ets.
basis
990
8Juni’25

f
199/
i

35/3
1513
12/9
4,46
2 Juni’25

191/,

35/3
.

15/_
12/714

4,40
8 Juni’24

2218,,,

4013
191_
17/3
4,77
8 Juni’23

35;

69/3 26/6 31/_
8,16
ruwsuiker
basis
88°
4 Juli ’14

f
11
18
/
82

181_
– –
3,26

‘)=f
14
H
basis 99°
1)
Het verschil tusschen
ruwsuiker.

88
0
en

kristalsuiker
99
0
is
aan te nemen
op
f
3,- per
100
KG.

KATOEN.
Voorraden.
(In duizendtallen
balen).

Overeenkomstig tijdstip
29Mei’25-
1924 1923

Asnerik. havens
. ._ _. ._.’ .-.
543
364
383
Binnenland
.
336 337
441
New York’
161 63
90
New Orleans
115
127
,
97
Liverpool
.
576
258 277

10 Juni 1925

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

503

Noteering voor Loco-Katoen. (Middling Uplands.)

5Juni
1925

1

29 Mei
1925

1

22 Mei
1925

4Juni
1

1924

1

4Juni
1923

New York voor
Middling
.
24,70 c
23,75 c 23,50 c
30,85 c
27,25 c

New Orleans
voor Middling
24,85 c 23,96 c 23,60 c
30,-c
27,50 c
Liverpoo1 voor
Middling
.


d
1 13,04 d
12,84 d
18,37 d’
15,77d*)

•) Voor fully middling ouden Standaard.

Ontvangsten in- en uitvoeren van Amerikaansche havens.
(In duizendtallen balen).

1 Aug.’24
1
Overeenkomst Ige periode
tot
29Mei’25
1923-’24

1922-’23

Ontvangsten Gulf-Havens.
3
6600
5618
,,

.Atlant.Havens
UitvoernaarGr.Brittannië
f
2474
1598
1239
,, ‘t Vasteland etc.
1
4275
3160
2595

19

Japan

….
856 578 604

KOFFIE.
Ook in de afgeloopen acht dagen zijn cle prijzen, voor-
namelijk op de termijnmarkten, weder belangrijk gestegen,
en ook ditmaal lag de oorzaak der rijzing hoofdzakelijk in Brazilië. De stemming aldaar was zeer vast en cle prijzen,
waartoe Rio en Santos Koffie op prompte verscheping wer-
den aangeboden, liepen bijna dagelijks op. Vooral Rio, waar-
van nog maar zeer weinig in de afscheephaven werd aan-
gevoerd, steeg met groote sprongen en is thans op eene
waarde gekomen, in verhouding belangrijk boven Santos, welke laatste soort sedert de vorige week slechts geleide-
lijk in prijs is opgeloopen. Ook de wisselkoers op Londen,
die in het midden van de vorige maand te Rio niet meer
dan eene fractie boven 5 d. stond genoteerd en die bij het
afsluiten van het vorig bericht op 551 stond, steeg op

5
1
172,
hetgeen in niet onbelangrijke mate bijdroeg tot de
in Brazilië heerschende willige stemming. Ook van de andere
productielanden kwamen willige berichten. Java bij. was
met Robusta op aflading zeer vast en in de verschillende
Centraal-Amerikaaische landen, waarvan er enkele eenige
weken geleden nog vrij aanzienlijke voorraden ter beschik-
king hadden, is de oogst thans over het algemeen zoo goed
als afgeloopen.
Op den dag, waarop dit bericht werd opgemaakt, kwam
de New Yorksche termijnmarkt iets lager af, hoofdzakelijk
naar aanleiding van iets verlaagde Rio-offerten, en in na-
volging hiervan liep ook te Rotterdam de termijnmarkt
% cents terug.
Op het oogenblik zijn cle kost- en vraohtaanbiedingen uit
Brazilië van goed beschreven Sitperior Santos op prompte
verscheping, ongeveer 108/- it 110/- per cwt. en van dito
Prime ongeveer 112/- . 1141-, terwijl die. van Rio type
New York 7 met beschrijving, prompte verscheping, zijn
98/- t 991-, en voor latere verscheping 88/6 t 9816, naar
gelang van den verachepingstermijn.
De prijzen van Robusta op aflading komen thans onge-veer uit op:
Palembang Robusta telquel, Juni verscheping 50S ct.
Juni/Juli

49
Aug.,Oct.

47(
W.I.B.

,,

,,

Juli/Aug.

,,

56
alles cif, uitgeleverd gewicht, netto contant.
De afzet van loco was in de laatste dagen wel iets beter.
Door de zeer belangrijke stijging van Rio op aflading was
er vooral veel vraag naar de goedkoope soorten, in de eerste plaats naar de ordinaire Santos-kwaliteiten, .waarin tot stij-
gende prijzen nog al wat werd omgezet. Ook in de betere
koffie’s kwamen hier en daar zaken van eenigen omvang
tot stand. Nu de markt voor disponibele koffie ook weder-
om iets beter is geworden en de afzet zich iets heeft her-
steld, is het weder mogelijk geworden de sedert 13 Mei
gestaakte vaststelling der l000-noteeringen te hervatten. Op
2 dezer werden de noteeringen van

Superior Santos opge-
maakt op 70 ct. en van Robusta op 61 ct., alles per KG.
De laatstbedoelde noteering werd op 8 dezer verhoogd op
62 ct.
De slot-noteeringen te New York van het aldaar geldende
gemengd contract (basis Rio No. 7) waren:

1
Sept.

1

Dec.

1
Mrt.

1

Mei

8 Jufli …….$ 16,80

$ 15,62

$ 14,60

$ 14,-
1

,.

……
.,, 16,13

15,14

,, 14,50

25 Mei

,, 10,25

,, 15,35

14,85

18

,, 14,15

,. 13,66

,, 13,18

De noteeriugen aan de termijnmarkt waren aan de och-
tendcall te:

Rotterdam (Santos-contract)

Amsterd. (Gemengd con-
basis Goc

11
tract) basis Santos Good

Sept. Dec. Mrt. Mei Sept. Dec.
I
Mrt. Mei

9 Juni 50}j
473/,
46

4/8

43
Y
4
423/
8

2 ,,

48

453/
4
4434 433,, 45
y
4
44

43

413/,
26 Mei 46X 444

– 44

421 4II/ –
19 ,,

44

421/
8
411/
8
1
– 1
42
1
/8
40

384

Uit de dezer dagen verschenen maandelijksche Statistiek
van de Firma. G. Duuring & Zoon te Rotterdam is geble-ken, dat de Afleveringen in Europa en in Noord-Amerika
in Mei 1925 slechts hebben bedragen 1.291.000 balen tegen
1.740.000 balen in Mei 1924. In de eerste vijf maanden van
dit jaar bedroegen zij 7.446.000 balen tegen 8.821.000 balen
verleden jaar. Dat, de kleine Afleveringen ten spijt, de
Zichtbare Wereldvoorraad toch nog tegenover de vorige
maand iets is afgenomen, is te danken aan de omstandig

heicl, dat de Aanvoeren uit het binnenland van Brazilië te
Rio, gelijk hierboven reeds vermeld, tot nu toe zeer gering
waren en die te Santos ten gevolge van eene staking der
dokwerkers in de tweede helft van Mei ook zeer laag zijn gebleven. Ook het feit, dat cle Aanvoeren in Europa en in
de Vereenigde Staten van Amerika, in Mei klein zijn ge-
weest (1.216.000 balen tegen 1.881.000 balen verleden jaar)
werkte de afname van den Zichtbaren Werelclvoorraad in
de hand. Deze voorraad bedroeg namelijk op 31 Mei
5.228.000 balen tegen 5.335.000 balen op 30 April. Op 31
Mei 1924 bedroeg hij 4.754.000 balen.
Rotterdam, 9 Juni 1925.

(Ilededeeling van de Vereeniging voor den Goederenhandé)
te Rotterdam.)

Noteeringen en voorraden in Brazilië.

Data
te Rio
te San
fos
1
1
Wisselkoers
te Rio
Londen
Voorraad
1

Prijs
Voorraad 1
Prijs
1
op
(In Balen)
1
No.
71)

(In Balen)
1
No. 4
1)1

8 Juni 1925
69.000
1
39.500 1.920.000
38.500
5173
132
1

;,

1925
97.000
1
37.800
2.033.000
1
38.000
15 Mei

1925
137.000
1
36.500
2.260.000
1
38.000
57
132
8 Juni 1924
301.000
24.500
1.367.000 28.200
611,
1)
In Reis.

Ontvangsten uit het binnenland van Brazilië in Balen.

te Rio

te Santos
Data
Afgeloopen

Sedert Afgeloopen

Sedert
week

1Juli

week


1Juli

6 Juni 1925….,..

28.000 3.042.000

91.000 8.903.000
6 Juni 1924……

65.000 3.422.000 210.000 9.644.000

Statistiek der firma G. Duuring
&
Zoon.

Zichtbare voorraad op 1 Juni in duizenden balen.

1925

1924

1923

1922
1921
Voorraad in Europa..

1.793

1.783
.
2.018

2.596
1.858
Stoomend ÇBrazilië ..

383

413

302

381
710
n. Europa

Oost-Indië.

16

19

9

14
7

2.192 2.215 2.329 2.991 2.575
Voorraad Ver. Staten 536 668 825 1.149 2.037
Stoomend
naar

,Brazilië ..

243

428

234

348

215
Ver.StatenJ

2.971

3.311

3.388 4.488 4.827

Voorraad in Rio ….

105

258

833 1.640

775

Santos.. 2.124 . 1.159

1.256 2.755 2.933

Bahia
..

28

243

10

19

40

Totaal …..*5228 4.754 5.487 8.902 8.575

Op 1 Mei ………..5.335

4.445

6.123

8.837

8.580

1924 1923 1922 1921

1920

Op 1 Juli ……….5.071

5.340

8.639

8.700

6.750

* Niet inbegrepen de binnenlandsche voorraden in Sao Paulo.

THEE.
De stemming op de theemarkt in de afgeloopen week
kwam tot uitdrukking op de veiling van 4 dezer. Amster-
dam kreeg daarbij geen leiding van Londen, dat in de afge-
loopen week vacantie hield. Toch was de afloop van de
veiling zcO als weinigen die verwacht zouden hebben. Wel
waren er aanwijzingen, dat de binnenlandsche handel tot
aanvulling zou moeten overgaan van zijn sterk geslonken voorraden, doch een ‘gemiddelde prijsstijging van
4 t
5

504

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

10 Juni 1925

ets. had zeker niemand.gedacht. Neemt men bij deze prijsstij-
ging in aanmerking, dat voor de inferieure en zeer orcli-
naire partijen vrijwel alle belangstelling ontbrak en dat
de veiling in den aanvang niet meer dan prijshoudend ver-
liep, dan is – het duidelijk, dat later de prijzen vaak tot
8 It 10 ets. boven het niveau der vorige veiling moesten
komen om tot een gemiddelde stijging van 4
It
5 ets, te
geraken. Het waren vooral de goede puntige gruissoorten
en de goede bladtheedn, die de volle aandacht trokken, waar-
bij ook flink werd opgetreden voor buitenlandsche reke-
ning. Hier en daar kwamen voor de zeer goede sorteeringen’
met veel geel, prjsverhoogingen voor van 12-16 ets. De
afloop van deze veiling heeft wederom bewezen, dat het in – het werkelijke voordeel van planters is, indien zij zich door
het hooge prijsniveau niet laten verleiden om grover te –
gaan plukken en alle mogelijke afval te proinoveeren tot
voor uitvoer naar de Europeesche markten bestemde thee.
De volgende veiling is bepaald op 25 Juni met een aan-
bod van ongeveer 11.000 kiste.
Amsterdam, 8 Juni.

COPRA.

De markt liep gedurende de afgeloopen week nog al wat
terug. Consumenten kochten tot de lagere prijzen flinke
qüantums stoomend en Juni
;
aflading. Indië was meer als
verkooper aan de markt.
Duitch1and toonde alleen tegen het slot iets meer, be-
langstelling.
De noteeringen zijn:
Nederl.-Indiscbe f.m.s. stoomend ……….5. 36%
veraf stoomend …. ,, 36
Juni aflading …..,, 35%
Juli

,,

……,-, 35i,
Aug.

..

. . » 358/
8

8 Juni 1925.

KAPOK.

t Opgave van de Makelaars Gebrs. van der Vies, Amsterdam.)

Kapokstatistiek op 31 Mei. 1925.

Voorr. Aanv. Verk.

Voorr.
1 Jan. tot

tot

op
Importeurs:

1925 31 Mei 31 Mei 31 Mei’
1

(in pakken).
H. G. Th. Crone………

3266

3266


Van Eeghen & Co ……..- 1089

1089


N.V. Raidel en Cultuur Mij.
v/h. Smidt
&
Amesz q.q.
Edgar

&

Co’s

Handel
Mij. Soerabaja ……..
141
3313 2871 583
Han. verg. vjh. Reiss
&
Co

1200 1200

Int.Haud. &Cred.Mij. IHEC

1608
936 672
Jacobson v. d. Berg
&
Co

5538
5538

Koning, Teves
&
Co…….

674 674

Landb. Mij. ,,Geboegan”

196
196

Maintz’Productenhandel.
84
4388
3928
544
Mirandolle, Voftte
&
Co
121
7921
7656
386
Tiedeman
&
van Kerchem

3258 3152
106
Weise &Co ……………
279
2177
688
1768
Ordér

………………
1378
4874
5657 595


2003
39502
36851
4654

STEÈNKOLEN.

• Gedurende de afgeloopen berichtsperiode is de markt Vrij-
wel in én doen gebleven. De vraag blijft belangrijk bij de
productie ten achter en dientengevolge zijn wij nog steeds
in ,,a buyers’ market”. Van eenige verstijving van prijzen,
in Holland althans, is nog geen

sprake geweest. Met be-
langstelling wordt uitgezien naar de ontwikkeling der din-
gen in het Vereenigcl Koninkrijk. Men .neigt algemeen tot
de meening, dat een loonsverlaging van de mijnwerkers
.verkregen zal worden zonder een staking.
De prijzen zijn:
Northumberland Ongezeefde ………
f
11,50
Durham Ongezeefde …………….
1
,12,25
Cardifi Ongezeefde ………………,, 15,35
Schotsche Gezeef de ……………..,, 10,50
Yorkshire Gewasschen Doubles ……,, 12,50
Vl
7
estfaalsc’he Vetförder …………. ..12,75
Vetstukken …………,, 15,-
Smeenootjes ………..,, 14,50
Gasvlamförder ……….,, 12,75
Gietcokes ,. ………… ,, 17,50
alles per ton van 1000 KG., franco station Rotterdam/Am-
sterdam.
Westfaalsche bunkerkolen f.o..b. Rotterdam/Amsterdam

f
10,90. Markt flauw.
Rotterdâin;9 Juni 1925.

VRACHTENMARKT.

De graanvrachteninarkt van Noord-Amerika bleef zônder
eenige definitieve vraag en er vallen slechts 2 afsluitingen te vermelden, namelijk van Montreal naar de Middellanci-
sche Zee, 36.000 qtrs. met cancelling 17 Juni tegen 16 66n,
16% twee en 17 cents 3 loshavens per 100 lbs. en een kleine
boot naar Scandinavië (2700 tons), cancelling 10 Juni
tegen 20% cents naar 3 havens Gothenburg/Stockholm ran-
ge, inclusief Denemarken. Van Montreal naar Antwerpen
werd ,,liner-space” geboekt per Juni tegen 6 cents voor
zwaar graan. Van de Northern ilange, alsook van de Gulf
vallen geen afsluitingen te vermelden.
De kolenvrachtenmarkt van Ameiika was tamelijk leven-
dig, doch de vrachtprijzen neigen tot dalen. In 66n of twee
gevallen werden dalingeu geconstateerd. Van Rio werd ge-
•daaa tegen $ 3,35 tot $ 3,50 voor prompte tonnage en van
cle Loiver Plate werd afgesloten tegen $ 3,85 met ‘de optie
van Rosario tegen $4 per Juli. Naar Europa werd eeni
aantal ladingen gesloten naar Porto Ferraio en/of Bagiloli
tegen $2,65 66n, $ 2,75 beide haveins voor spotprompte be-
lading en $ 2,80 66n en $ 2,85 twee havens per Juli,
Van San Domingo werd een boot afgesloten voor suiker naar L.J. K./Continent tegen 191- met de optie St. John of
Halifax ‘tegen 17 cents per 100 lbs. en Montreal tegen
19 cents per Juni. Van de Nort’h Pacific werd afgesloten
tegen de vracht van den vorigen keer, namelijk 34/-, doch’
er bestaat slechts weinig definitieve vraag. De vraag naar
ruimte voor Lumber is bepei

kt tot Australische havens en
vel tegen $ 14 per mille.
De markt van de River Plate was niet beter en de vracl1-
ten vertoonen niet de minste steiging. Er werden deze week
slechts een tiental afsluitingen gedaan, meerendeels tegen
1.5/- van ‘[Jpriver naar de volle range U. K./Continent met
cle optie Middellandsche Zee tegen 2/6 extra, terwijl van
Buenos-Aires een handige boot 1416 heeft geaccepteerd naar
een dergelijke range van loshavens.
Wat de salpeter-‘vrachteninarkt betreft hadden de be-
vrachters deze week een groote teleurstelling, doordat de
prijzen van dit artikel, waarvan men gehoopt had, dat ze
lager zouden zijn dan verleden jaar, op hetzelfde peil ble-
ven en zelfs voor Juli iets ‘hooger bleken te zijn. Als ge-
volg hiervan werden de in de markt zijnde orders tegen
23/6 naar het Continent, teruggetrokken.
De markten van het Oosten blijven stil en vanwaar af-
sluitingen plaats vonden, gaven de vrachteh een daling te
zien. Van West-Australië werd afgesloten tegen 30/- naar
Middellandsche Zee/U. K./Continent voor belading laat in
Juni en sindsdien werd nog een 7000 tonner afgesloten
tegen 27/6. Van Sydney werd een dergelijke lading afge-
sloten per laat Juni tegen $ 9,25 basis twee laacihavens
voor een lading Coprali per Juli. Van Zuid-Afrika werden verscheidene handige booten gedaan voor mais tegen on-
veranderde vrachten. 26/- werd betaald voor tonnage van
ongeveer 5000 tnns en 25/- voor een 6600 tonner b.sis
U. K./Continent.
De markt van den Donau blijft levendig en er bestaat
een goede vraag naar bijna iedere grootte op basis van 17/6
voor handige tonnage en 16/6 voor, grootere booten. De
Zwarte Zee is rustig en er vonden geen afsluitingen plaats.
Van de Middellandsche Zee was de markt ook zeer stil
en er is aanbod van tonnage voldoende om alle aanvragen
te dekken. De laatste afsluitingen zijn: IVlelilla/Rotterdam
5/6, Marbella/Duinkerken 5/9, San Juan/Rotterdam 6/9 en
Huel’va/Rotterdam 516. In fosfaat is de eeni’ge afsluiting
3200 tons Bona-Swansea tegen 7/-.
De’uïtgaande kolenvraehtenmarkt van Engeland was ta-nieljk stil en de afsluitingen zijn de volgende: Zuid-Wales
Bordeaux 41-, Huelva 7/9, Genua 9/3, Alexandrië
9f-
netto,
en van de Oostkust: Helsingfors 4/6, Hamburg 3/9, Nantes
416, Gibraltar
7/4%,
Genua 8/9, Pyraeu.s 1113.

RIJNVAART.

Week van 31 Mei t/m. 6 Juni 1925.

De aanvoeren vaxf.zeezijde, hoofdzakelijk erts, waren zeer
levendig. Bij zeer veel vraag bleef de beschikbare ruimte
voortdurend schaarsch.
De ertsvrachten bedroegen gemiddeld fi. 0,60 met lostijd.
,, 0,70

,,

.

11
De vracht voor ruwe producten naar Mannheim was ge-
middeld fi. 1,10 per last met verkorten lostijd.
Voor diverse ladingen werden eenige schepen in dag.
huur.gecharterd
It
2-2k ct. per ton.
Het sleeploon bedroeg gemiddeld 50/55 ets. tarief.
De vaterstand was langzaam vallend, zoodat naar den
Bovenrijn met beperkten diepgang moest worden af geladen.
In den toestand in de Ruhr kwam nog geen verbetering
en deze bleef stationnair.

Auteur