Ga direct naar de content

Jrg. 10, editie 492

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juni 3 1925

3 JUNI
1025

AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN.

Economisch-Statistische

Be

richten

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL; NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER

ORGAAN VOOR DE MEDEDEELINGEN VAN DE CENTRALE COMMISSIE VOOR DE RIJNVAART
UITGAVE VAN HET INSTITUUT VOÖR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN

1OE
JAARGANG

WOENSDAG 3 JUNI 1925

No. 492

INHOUD.

BIz.

hlededeelingvandeCentrale Conimissievoor deRijnvaart
466
HlT
RAL’I’ORT VAN
DE CoMMISSiE
VAN VIJUREN 1
door
Prof. Mr. A. ‘van Gijn ……………………….
467
De toestand van het ]i[aringvisscherijbedrijf door
P. E.
vanRenesse ………………………………
469
De Inkomstenbelasting in het bestuursbeleid van
Am-
sterdam door
Mr. A. F. L. Stapel ……….

……
470
BUITENLANDSOHE MEDEWERKING:
Het nieuwe Duitsche tarief door
Dr. W. Greiling ..
472

AANTEEKENINGEN:
De regeling van de Superpieferentie van den fiscus
boven hypotheek, pand en oogstverband in Neder-
landsch-Indië 1 …………………………
474
Het herstel van den gouden standaard in Neder-
landsch-Indië …………………………..
475
Het voedingsprobleein der volken en de verhooging
der agrarische productie ………………….
476
De omvang der graanspeculaties in de Vereen. Staten
477
MAANDOIJFERS:
Productie der Steenkolen-, Bruinkolen- en Zoutmij oen
478
STATISTIEKEN EN OVERZICHTEN…
.. .,. …………
478-484
Geldkoersen.

Bankstate n.

Goederen handel.
Wisselkoersen.

I
Effectenbeu rzen.

1 Verkeerswezen.

INSTITUUT VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN
Wd. .A.lgenseen Secretaris: Mr. Q. J. Terpstra.

ECONOMISC[I-STATISTISCJIIE BERICHTEN
COMMISSIE VAN ADVIES
J. van Ilasselt; Jhr. Mr. L. II. van Lennep; Prof. Dr. E.
iioresco; Mr. Dr. L. F. II. Regout; Dr. E. van Welderen
flaron Reisgers; Mr. Q. J. Ter pstra; Prof. Mr. F. de Vries.

Gedelegeerde leden: Prof. Mr. D. van Blom;
Prof. Mr. H. R. Ribbius.
Redacteur-Secretaris: D. J. Wansink.
Secretariaat: Pieter de Hoochweg 122, Rotterdam.
Telefoon Nr. 3000. Postreken’ing 8408.

Abonnementsprijs voor het weekblad franco
P. P.
in
Nederland f 20,—. Buitenland en Koloniën f25,— per
jaar. Losse mummers 50 cents. Leden en donateurs van het
Instituut ontvangen het weekblad gratis.

2
JUNI
1925

• Op de geicimarkt blijft de positie tamelijk en-

‘erancIerd, hoewel te maandwisseling begrijpelijk wel
eenigen invloed dcccl gelden. Particulier disconto
blijft bij kleine omzetten ca. 3% pOt., terwijl eaU-geld
eerder tot 2% en 3 pOt. gezocht is. Daar heden
31

millioen gulden schaticistpapier verviel, dat niet ver-
lengd werd, had de markt een wel wat gemakkelijker

aanzien.
* *
*

De weelcstaat van De Nederlandsche Bank geeft,

in verhand met de maandwisseling, van een kleine
vermeerdering van het ojereeren’d kapitaal der Cen-

trale Oredietinstelling blijk. De post binnenlandsche
wissels steeg, voornamelijk als gevolg van het feit, dat
in deafgeloopen week voo.r een bedrag van
f
2 mii-
lioen aan schatkistprornesse.o rechtstreeks bij cle Bank werd ondergebracht van
f
38,5 millioen tot

f
91,1 millioen. De heleeningen liepen van
f
160,4
millioen tot f166 millioen op.
Het tegoed van het Rijk van
f
13,8 millioen, dat

cle vorige weekstaat had aan te wijzen, heeft in de

afgeloopen week weder plaats gemaakt voor een de-

betsalcio ten bedrage van
f
14,8 mullioen. De metaal-

voorraad der Bank bleef vrijwel op dezelfde hoogte.

De post papier op het buitenland en ‘cle diverse reke-

ningen onder het actief ‘daalden resp. met f0,7 mii-

lioen en
f
3,0 millioen.

De bil jettencirculatie blijkt met f.24,6 mil Ii oen tc

zljn gestegen. De rekeningcourant-saidi. van anderen

noteeren
f
10,1, millioen hooger dan ‘verleden week.

liet beschikbaar metaalsaido daalde met f 4,2 mii-
lioen. liet dekkirtgspercentage bodraagt ruim 53.
* *
*

De Fransche franc vraagt op de wisselmarkt aller-

eerst onze aandacht. De berichten over de moeilijk-

heden, die cle F:ra.nscho Regeering heeft om aan de
noodige gelden te komen voor de binnenkort verval-
lende Boris da Crôdit National, met het vooruitzicht,
dat weldra weder voorzieningen voor grootere bedra-
gen zullen moeten wofden getffen, terwijl de oor-
log in Marokko oolc weder grootere financieele offers

vraagt, dat alles heeft niet nagelaten invloed uit te
‘oefenen op de vraag naar vreemde ‘valuta in Frank-
rijk. De koers van ‘den franc is hier tot 1.2,27% terug-

geloopen, waarna een klein herstel tot 12,32% volgde;
de tendens ‘blijft echter flauw. Algemeen neemt ‘men
aan, ‘dat het de Pransche Regeering niet zal gelukken
het Pond onder de 100 te stabiliseeren’ – als zij daar-

toe nog de noodige middelen bezit. De koers was ho-
dcci 98,35. Hoewel er thans niet zulk een ‘haisse-
positie als in Maart 1924 is, wordt toch door velen
met een ‘vorderen val ‘van den franc rekening gehoa-

‘den. Buenos Mrcs was vast (heden 101 na
Tussehen den huidigen koers en de goudpariteit be-

staat nog een verschil van bijna 4 pOt. In Zuid-Ame-rikahnsche ‘bankkringen wordt er rekening mede ge-
houden, dat binnenlcort de conversie-kas onhelem-
merd zal worden opengesteld, zoodat dan waarschijn-
lijk binnen niet te langen tijd ook de Argentijnsche
peso op goudpariteit zal zijn aangelan’d.
Ruim aanbod was er ook van Italiaansc.he Lires en
cle koers, die begin ‘dezer week 10,05 was, liep tot 9,84
terug. Ook voor ‘dit land doen geruchten aangaande
een ‘kapitaalsheffing de ronde, zoodat wij hier met
con ‘vlucht voor cle Lire te doen hebben.

• LONDEN, 30 MEI
1925.

Nadat geld in het begin van e week zeer scliaarsch
was geweest, zoodat het noodig bleek een flink bedrag
van de Bank van Engeland te leenen, was ‘het ‘verder
verloop kalm met een gemakkelijk slot niettegonstaan-

de het einde der maand en de vraag naar geld, welke
gewoonlijk met een vacantiedag gepaard gaan.
Disconto was met het oog op het
vrijkomende
divi-
deac geld in ‘de volgende week en de verdere aankoo-
pen van goud door de Bank flauw en sluit de week

op
4%—f
voor 3-naands prima ba.nkaccepten.
Wisselkoersen toonen behalve voor ‘de landen van
de Latijnsche Unie, weinig verandering.

New York
4,864,86h/,
Amsterdam 12,10%.

466

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

3 Juni 1925

L1IDEDEEL[NG ‘AN DE CENTRALE COMMISSIE

VOOR DE RItINVAART.

De Centrale Rijnvaartcommissie (zetelende te traatsburg,
Palais du Rhin) heeft, onder voorzitterschap van den heer
Jean Gout, buitengewoon gezant, hare eerste zitting in 1925
gehouden en wel van 15 tot 29 April j.1.
Behalve beslissingen van internen aard zijn de volgende
besluiten genomen:

Rijnverbetering tusschen Bazel en Straatsburg.

Na kermis genomen te hebben van het rapport van 14 Maart
1925 der sub-commissie, belast met het onderzoek van het door
Zwitserland, ter uitvoering van het besluit van 10 Mei 1922,
ingediende plan tot normaliseering van den Rijn tusschen
Bazel en Straatsburg en het ontwerp van het uit
7
panden be-
staande lateraal-kanaal, gelegen beneden het ,,Kembserpand”,
welk ontwerp door Frankrijk is ingediend ter uitvoering van
art. 358 van het verdrag van Versaffies,
Hecht de Centrale Commissie voor de Rij nvaart, in verband,
eenerzijds met art. 359 van het verdrag van Versailles, ander-
zijds met art. 358 van hetzelfde verdrag, hare goedkeuring aan
het normaliseeringsplan en
Stelt vast, dat het ontworpen lateraal-kanaal voldoet aan de
voorwaarden omschreven in bovengenoemd art. 358,
een en ander onder de hierna volgende reserves en voor-
waarden:
1. Normaliseerings-ontwerp.

1) De werken tot normaliseering van den Rijn tusschen
Istein en Straatsburg moeten, vak na vak en in een stroom-
opwaarts gaande richting, worden uitgevoerd, en mogen slechts
tegelijkertijd op twee vakken worden ondernomen: het eene
gelegen onmiddellijk boven het reeds genormaliseerde gedeelte
Sondernheim.Straatsburg, het andere, uitgaande van een punt
gelegen aan het benedenuiteinde van het aan verdieping
onderhevig zijnde riviervak, in de nabijheid van Hartlaeim;
vanaf dit laatste punt echter mogen de werken tegelijkertijd
in de richting van Istein (stroomopwaarts) en in de richting
van Straatsburg (stroomafwaarts) worden ondernomen. 2) De Commissie maakt hare goedkeuring afhankelijk van
het sluiten van een accoord tusschen Duitschiand en Zwitser-land, waarbij bepaald zal moeten worden, dat: de noodige maatregelen zullen worden genomen, opdat de scheepvaart gedurende de uitvoering der normaliseerings-
werken daarvan geen noemenswaardigen hinder ondervinde;
zij op eigen kosten de nadeelige gevolgen zullen herstellen,
welke voor het reeds genormaliseerde gedeelte van den water-
weg beneden Straatsburg zouden ontstaan door de uitvoering
en het aanwezig zijn der normaliseeringswerken boven Straats-
burg.
3)
Administratieve bepaling.
De Commissie neemt er nota
van, dat Frankrijk zijn technische en administratieve mede-
werking zal verleenen aan de uitvoering van de normalisee-
ringswerken, alsof Frankrijk zeil en voor zijn eigen rekening deze werken uitvoerde en dat de Oeverstaten zullen trachten
de wijze van hun technische en administratieve samenwerking vast te leggen door eene regeling, te treffen binnen 6 maanden na het indienen van voorstellen door één dier Staten; de finan-
cieele kwestie blijft echter geregeld volgens het accoord van
10 Mei 1922.
De getroffen regeling zal aan de Commissie worden medege-
deeld.
II. Kanaal-ontwerp.

Boven grondsche kabels en tele graaf- o/ telefoonlijnen.
De
kruisingen met bovengrondsche kabels en telegraaf- of tele-
foonlijnen moeten zoodanig geschieden, dat deze een hoogte
van ten minste 16 M. boven den hoogsten kanaalwaterstand
verkrijgen.
Ankergrond.
In het ontworpen kanaal moeten de schepen
op afdoende wijze kunnen ankeren; hiertoe moeten de noodige
maatregelen worden genomen. Met name op die plaatsen, waar
een betonlaag op den bodem noodig wordt geacht, zal de beton-
laag bedekt moeten worden met een zand- of grindllaag, dik
genoeg voor de ankers om te pakken. Indien gedurende de exploitatie de dikte van de door Frank-
rijk aangenomen zand- of grindlaag door de Centrale Commissie
als onvoldoende mocht worden erkend, verbindt Frankrijk
zich, de dikte van deze laag, zooveel als noodig zal worden
geoordeeld, te vergrooten.
.3) Verbinding van het eene pand met het volgende.
De werken
ter verbinding van een pand van het kanaal met het volgende
moeten zooveel mogelijk binnen één maand worden uitge-
voerd en bij voorkeur in een tijdvak met weinig verkeer. Be-
langhebbenden moeten tijdig tevoren gewaarschuwd worden.
4) Aantal en afmetingen der sluizen van elk pand.
De nuttige
lengte van de sluis van elk pand moet worden gebracht op
185 M. Een tweede sluis met dezelfde nuttige breedte van 25 M.

en een nuttige lengte van ten minste 100 M. moet aangebouwd
worden.
Een der sluizen moet tot 270 M. nuttige lengte worden
verlengd, als het aantal opgaande sleeptreinen, welke niet in één
keer geschut kunnen worden, meer dan 25 % bedraagt van
het totaal der opgaande sleeptreinen, zulks gerekend over
3 opeenvolgende jaren, waarin het totale opgaande goederen-
vervoer op het kanaal een jaarlijksch gemiddelde van 2.000.000
ton overschrijdt.
Indien vastgesteld wordt, dat de bestaande sluizen niet
in 16 uren het dagelijksch maximum-verkeer kunnen schutten,
waarbij uitgegaan moet worden van een het voorgaande jaar
waargenomen gemiddelden duur van een schutting van de
sluizengroep, moeten bovendien een of beide bestaande
sluizen verlengd worden en, indien blijkt, dat beide sluizen niet
toereikend zijn, moeten er sluizen bijgebouwd worden.
Hierbij is wel te verstaan, dat:
10.
de gemiddelde duur van een schutting van de sluizen-
groep het gemiddelde zal zijn van den gezamenlijken duur van
alle schuttingen, welke in normale omstandigheden plaats
hebben;
2°. het dagelijksch maximum-verkeer zal berekend worden
naar het gemiddelde aantal te schutten schepen in het tijdvak
van vijf dagen, gedurende hetwelk het verkeer het sterkst is
geweest.
Met het oog op de toepassing van de voorgaande bepalingen
dient in het oog te worden gehouden, dat het gemiddelde aantal
schepen onder 2°. blijkens de scheepvaartstatistieken der
laatste vier jaren, het gevolg moet zijn van een natuurlijke en
niet van een kunstmatige toeneming van het verkeer.
Ten slotte zullen de bestaande sluizen dieper gelegd
moeten worden als, ten gevolge van het dieper worden van het
bed van den Rijn, deze sluizen niet meer aan de behoeften
van de scheepvaart zouden beantwoorden.
5)
Toegangen tot de sluizen.
Een voorhaven, welker diepte
te allen tijde ten minste 3 M. moet zijn, moet onmiddellijk
bovenwaarts van de sluizen aangelegd worden. Deze voor-
haven moet een minimum-lengte van 1000 M. verkrijgen, waar-
van ten minste 500 M. in rechte lijn en het overige gedeelte in
een boog van ten minste 2000 M. straal, en een breedte van
75 M., een en ander gerekend ter diepte van 3 M. onder den
laagsten waterstand.
Onmiddellijk bij de sluizen moet de voorhaven een zoodanige
overbreedte verkrijgen dat, gerekend vanaf het verlengde van
den binnenkant van den sluismuur, welke zich het dichtst bij
den Rijn bevindt, de sleeptreinen beschikken over een mini-
mumbreedte van 30 M. over 185 M. lengte, een en ander
gerekend ter diepte van 3 M. onder den laagsten waterstand
in de voorhaven.
Benedenwaarts van de sluizen nioet een voorhaven van de-
zelfde minimum-breedte aangelegd worden; deze voorhaven
moet een minimumlengte van 500 M. verkrijgen, waarvan ten
minste 250 M. in rechte lijn en het overige gedeelte in een boog
met een straal van ten minste 2000 M.
De aansluitingen van de voorhavens aan de sluishoofden
moeten voldoende gestrekt zijn om aan de sleeptreinen het ge-
makkelijk binnenvaren van de sluizen mogelijk te maken.
) Vulling der sluizen.
De snelheid van het water in de bo-
venwaarts van de sluizen ontworpen voorhaven mag gedu-
rende de vulling der sluizen nooit grooter zijn dan 20 cM./sec.
Regelmatighek.l in den watera/voer.
De regelmatigheid in
den waterafvoer van den Rijn mag niet beïnvloed worden door
het bedrijf van de krachtwerken en van de sluizen.
Bediening der sluizen.
De bediening der sluizen moet
zoowel bij dag als bij nacht en zelfs op Zon- en Feestdagen ver-
zekerd zijn. Het verhalen der schepen bij het in, en uitvaren der
sluizen moet kosteloos geschieden, evenals de verlichting der
sluizen en de toegangen daarvan.
Zwaai plaatsen.
Ieder pand moet twee zwaaiplaatsen be-
vatten, de eene zooveel mogelijk in het midden van het pand,
de andere onmiddeffijk bovenwaarts van de voorhaven der
sluizen gelegen.
Een rechthoek van 400 M. lengte bij 200 M. breedte moet
kunnen worden beschreven in het kanaal ter plaatse van de
eerste, en een rechthoek van 600 M. lengte bij 200 M. breedte
ter plaatse van de tweede zwaaiplaats, waarbij de hiergenoemde kleinste afmetingen gerekend zijn ter diepte van 3 M. onder den
laagsten waterstand. De aansluitingen van de normale kanaalvakken aan de ver-
breede gedeelten moeten worden gevormd door voldoend
flauwe bogen.
Tijdelijke verbindingskanalen met den Rijn.
De minimum-
straal van de vaargeul iii de tijdelijke verbindingskanalen
moet 700 M. bedragen.
Om den toegang van den Rijn naar deze tijdelijke verbin-
dingskanalen te verzekeren, zullen eventueel baggerwerken moeten worden verricht zonder de scheepvaart te hinderen.

3
Juni 1925

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

467

• De drempels der sluizen, toegang gevende tot de tijdelijke verbindingskanalen, zuilen worden gelegd op 3 M. beneden
het peil, overeenkomende met een totalen waterafvoer van
den Rijn te Bazel van 540 M
3
.
11)
Administratieve bepaling.
Frankrijk neemt op zich, de
scheepvaart op het kanaal aan hetzelfde internationale regiem
te ondrwerpen als de scheepvaart op den Rijn, en ziet in het
bijzonder er van af te zijnen gunste eenigen tol of eenig recht
te heffen voor het gebruik van den waterweg en van de sluizen.
Bjgevolg zal Frankrijk den nieuwen waterweg in goed be-
vaarbaren staat houden.
Het is wel te verstaan, dat deze bepaling, zoowel als het
gehenle besluit, de rechten en verplichtingen, die kunnen voort-
vloeien uit de bepalingen van artikel 358 van het verdrag van
Versaffies, niet aantast.
12) Verantwoordelijkheid van Frankrijk.
De Centrale Com-
missie voor de Rijnvaart neemt er nota van, dat Frankrijk zich
verplicht om:
de nooclige maatregelen te nemen, opdat de scheepvaart
gedurende de uitvoering der kanaalwerken daarvan geen
noemenswaardigen hinder ondervinde, behoudens het hierbo-ven onder 3 genoemde geval;
op eigen kosten de nadeeige gevolgen te herstellen,
welke voor het reeds genormaliseerde gedeelte van den water-
weg beneden Straatsburg zouden ontstaan door de uitvoering en het aanwezig zijn der kanaalwerken.
13)
Douanebepaling.’)
Het is wel te verstaan, dat het
reglement inzake de douaneformaliteiten voor de scheepvaart
op het kanaal door Frankrijk aan de Commissie zal worden
voorgelegd.

De Duitsche afgevaardigden hebben aan de stemming be-
treffende dit besluit niet deelgenomen.

HET RAPPORT VAN DE COMMISSIE

VAN VUUREN.

T.

In den: aanvaig van Febr. 1924 is door de Ministers
van Financiën en van Arbeid een Commissie inge-
sfeicl om te onderzoeken: a. of en zoo ja op welke
wijze het mogelijk is om zonder ongeoorloofde ver-
schuivingvan lasten naar de toekomst en met behoud
zooveel mogelijk van het stelsel dci- betrokken wet-
ton, te komen tot een rationeele verdeeling over de
toekomstige jaren van de gezamenlijke lasten, welke

uit hoofde van. het financieren der Ouderdomswet,
Iii validiteitswet en Peusioeiiwet, alsmede van de
rente en aflossing der Ciisisleeningen, op de Staats-financiën drukken, en b. of en zoo ja en in hoeverre

het op dcii iclum.
,
môguiijk is een geschikt beleggings-
veld te vinden voor de door ide Rijles-Verzekerings-
bank, cle Rijks-Postspaarbank, den Postcheque- en

Girodienst en liet Alg. Burgerlijk Pensioenfonds te
vormen kapitalen en of de behoorlijke belegging dier
kapita.len door het stellen van een Centralen beleg-
gingsdierist, zou kunnen worden bevorderd.
Wannee.r men rekening houdt met de vele ingowilc-
kelde berekoiLi ogen, waarmede het iviskundige lid der
Commissie (clie uit 7 leden bestond) :ih heeft moe-ten bezighouden kan men getuigen, dat de
,
Commis-
sie geen gras over de zaak heeft laten groeien. Haar
rapport verscheen omstreeks den 18 April j.l. in
druk. Het rapport is verdeeld in 4 Hoofdstukken.
Vooreerst bespreekt de Commissie ,,Het financieele
stelsel der isociale verzekering”, voorts ,,De grootte
der lasten”, welke die verzekering en de dienst van
dc Crisislecrungen in de toekomstige .jaren op de
belastingplichtigen leggen. In een. derde Hoofdstuk
behandelt zij dan ,,De Normaiisatie dier lasten”,’ter-
wijl in een 4e Hoofdstuk ,,De belegging” van de kapi-
talen der bovengenoemde instellingen wordt be-
ban deld.
Ilét rapport bevat vele beia.ogwekkenicle gegevens
en bëscliouwin gen; en. met ‘erschilleude der advie-
zen der Commissie, in het bijzonder die betreicking
hebbende op de socialé verzelcering, kan ik mij zeer
goed vereenigen.
Ti,tusschen schijnt mij de Commissie in sommige

1)
Noot van het Secretariaat:
De Nederlandsche en de Zwit-
sersche delegatie hebben omtrent dit punt reserves gemaakt.

deden van haar rapport te zeer aan, ide uiterlijke geld-

bedragen te hebben vastgehouden, zonder de inner-

lijke beteekenis daarvan na te gaan, bijv. door een

onderzoek, wânraan de schulden, die ons land in de laatste jaren heeft aangegaan, ‘haar ontstaan te wij-

ten hebben. Inzake de beleggingen, die een geheel op

zichzelf staand onderwerp uitmaken, wil het mij voor-

komen, •dat tde denkbeelden van de minderheid der

Commissie de voorkeur verdienen.

Wat betreft het financieele stelsel der sociale ver-
• zekering komt de Commissie tot mijn groote voldoe-

ning tot de steeds door mij verdedigde slotsom, dat

in het bestaande systeem van de Invaliditeitswet en

van de Oudersidornswet geen verandering moet worden

aangebracht. Elk ander systeem zou naar de meenimg
van de meerderheid van de Commissie een ongeoo.r-
loofde verschuiving van lasten naai- de toukomst mee-

brengen. De Commissie omschrijft dit systeem als

volgt: ,,het stelsel van dekking van alle bedragen,

,,welke ter zake van, de verzekering van een bepaalde
,,personengroep betaalbaar zullen worden, door vaste

,,bijdragen, welke op ‘het hoofd van ieder dezer per-
,,sonen verschuldigd zijn, zoolang
zij
tot die bepaalde
,,groèp behooren” of kortweg: ,,het stelsel der dekking

,,van c]e aanspraken”.

Daar ilc herhaaldelijlc iinj geschriften – zij het dan
op minder bekwame
wijze
dan de Commissie – het
standpunt heb verdedigd, dat ‘de Commissie thans
‘met haar grootst mogelijke meerderheid inneemt, meen ik op de zaak zelve thans niet te moeten in-

gaan, ‘doch mij te moeten beperken tot de lco’rte con-
clusies, waarmede de Commissie haar betoog sluit:
Wijziging van het st6lsel zal ongewenschite ver-
‘schuiving van lasten naar de toekomst ten gevolge
hebben.

Bij de stelsels van de fd.ekkingder renten of der

betalingen zullen de verzekeriugslasten op den duur
z66 zwaar drukken, ‘dat ‘het instituut der verzeke-
ring daardoor in gevaar zou kunnen worden gebracht.

Het stelsel der delcking van de aanspraken be-vordert de kapitaalvorming door besparing.

Het huidige stelsel geeft zoo groot mogelijke
zekerheid, ‘dat het verzekeringsinstituut aan zijn, vei-
plichtingen in de toelcomist tea volle zal kunnen vol-
doen.

De Commissie heeft intusschc.n het bedrag ‘der
Rijksbijdrage, welke in ‘dit stelsel gedurende een. réeks
van jaren aan het Invaliditeitsfoncls is uit te keercn,
opnieuw overwogen en becijferd.

Gelijk men weet, was de
Staatsbijdrage
in gevolge de Invaliditeitswet, die ten ‘doel heeft ‘door 4en 75-
jarige storting het tot dekking der uiticeeringen be-
iioodigide kapitaal aan te vuJien, voorzoover zulks in
‘den overgangstijd niet voldoend uit de premiën kan

wonden, gereserveerd, in de wet bepaald op

f
19.700.000. Hierbij kwam dan een bedrag van
f 1.800.000,
te storten als tegemoetkoming in de ad-
ministratiekosten, te zamen
f
21 l millioen. Voor de
geneeskundige hulp, die het Invaliditeitsfonds heeft
te verieenen, werd aan het fonds geen Ri,jlcshijd,ragc
itoegelcenid, wijl men uitging van de veronderstelling,
dat de kosten dier geneeskundige behandeling op dc
rente-uitkeeringen zouden worden uitgespaard. Deze
veronderstelling laat de Commissie los, en zij acht
dus hiervoor een uitkeering noodig van
f
3.000.000.
Voor de administratiekosten acht de Commissie in
overeenstemming met de
werkelijk
gebleken uitgaven

f
4.000.000 noodig. Daarentegen leerden nieuwe be-
cijferingen, dat de bovengenoemde
f
19.700.000 voor
dekking der onvdldoende premiën van het overgangs-
tijdperk tot een (thans nog 69-jarige) annuï’teit van

f
17.323.000 kan worden gereduceerd. lui totaal ware
dus de staatsbijdrage op dien, voet op
f
24.323.000 per
jaar te bepalen. De Commissie adviseert hiertoe in-
tusschen niet. Zij maakt vooreerst opmerkzaam, dat
zoohang de rentevoet – en dus de opbrengst der kpi-
talen aan het fonds verstrekt – 5 pOt. is (tegenover

468

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

3 Juni 1925

den rentevoet van 4 pOt., ‘die ten grondslag ligt aan

de verzekeringsbecijferi’ngen) cle Staat zonder bezwaar

10 püt. van de
f
17.323.000 minder kan storten. De

Commissie is eenparig van meening, dat de Staat

zulks inderdaad ook doen moet. Want weliswaar is liet

denkbaar, idat de Staat idan ook, als •cip rente van be-

].eggin’gen later eens lager mocht zakken dan 4 pOt.

rnei’ dan
f
17.323.000 zal moeten storten, doch cle

Staat profiteert in .dat geval op ander gebied weer

van dozen lagen
z
rentevoet en zal daardoor die hooge.re
storti c diii
ngi onidi’ bezwaar knn:rwn ‘doen.

Do Commissie wijst er voorts op ‘dat ‘door ver-

schillende oorzaken, de premiën, die betaald worden,

een winst boven de veronderstelde opbrengst geven
van
f
2.000.000, een bedrag, dat de Staat zonder groot
bezwaar aan zich zou kunnen ‘trekken in compensatie
van. de zware lasten, die hij voor het overgangstijid-

perk op zich nam en van de
bijdragen
voor a,dmin is-

tratiekosten.
1
)
.
Eindelijk bespreekt de Commissie de

vraag, of de kosten van geneeskunidige behandeling

wei ten laste van den Staat moeten worden gdnomeo.

Do Commissie nu geeft geen bepaald advies om-

treat ‘deze beide punten, die zij’ van politiek-oppo.r-
tunistischen aard aeht. Zij beperkt zich er toe mede

te doelen, dat de jaarlijksehe bijdrage, als de Staat alles

naar zich toe rekent, op
f
17.623.000 en, als de Staat

zoo royaal
mogelijk
is op
f
24.323.000 – een en ander

nog gedurende 69 jaar te storten – zou zijn te be-

palen.

Het komt mij voor ten aanie:i •van de premie-
winst, dat de Staat wel, evenals tot dusver, naar zich

toe mag rekenen, doch dat hij ‘de uitgaven voor ge-,

ineeskundige behandeling ‘aan het fonds behoort te

restitueeren. Terecht wijst de Commissie op het be-
lang hiervan voor de ,Volkskrach’t. In.tusschen ware
te overwegen, of niet die kosten, nu ide grootst rio-.

gelijke zuinigheid geboden is, waren te verminderen
door inkrimping der kostbare sanatoriubehaindeling.

Gezien cle overwegingen der Commissie zou ik dus tot
,

cle conclusie komen, dat de jaarlijksche Staats’hijdrage
aan het Inval iditeitsfonds ware ‘te stellen op

f
17.323.000 voor ‘dekking van het tekor’ti in den over-

gan.gstijid; hiervan ware af te trekken 10 pCt. wegens

den hoogen rentevoet, ‘blijft
f
15.523.000, waaraan

zouden zijn toe te voegen voor a,dministratiekosten

,f
4.000.000, en voor geneeskundige behandeling
f 2.000.000
maakt, to zamen,
f
21.623.000, d.w.z. dat
vrijwel het ‘thans in de wet genoemde bedrag’ wordt

gehandhaafd.

Wat aangaat de vrijwillige ouderdomsverzekering,
heeft de Commissie becijferd, ‘dat, ôf de bestaande
bijdrage van
f
15.300.000 moet

wor’den voortgezet
gedurende 36 jaren, met toevoeging van een nieuwe
bijdrage aan het o,i,aderdomsfon.ds van
f
17.000.000

per jaar gedurende 40 jaar of wel, dat in eens

f
31.600.000 gedurende 40 jaren aan het ou’der.doms-
fonds’ moet worden toegekend. Geschiedt het laat-
ste, dan, worden ‘de eerste 36 jaren met
f
100.000 per,
jaar ontlast, en daarentegen over het 37ste tot 40ste
jaar met
f
17.000.000 peî- jaar belast; een verschuiving

‘dus naar de toekomst; doch niet van dien aard, om
daarover messen te trekken.

liet is zeer te betreuren, ‘dat de Commissie geen
voldoende gegevens kon verkrijgen om becijferingen te kunnen maken, ‘hoe de Staat inzake de pensioenen van ambtenaren en militairen mede op een basis zout
de kunnen komen, waarop niet te veel, lasten naar de
.toekomst wonden verschoven. Feitelijk is ‘hierdoor het

geheele rapport zeer incompleub geworden. Weliswaar
.betreurt de Commissie dit zelf ‘tea zeenste en ver-
klaart zich ter zake diligent, maar hiermede is de
kwaal iniet verholpen, want de stand ‘der pensioenen-
kwestie is van zeer groot belang bij ‘de ‘beslissing om-

trent hetgeen de Commissie noemt ‘de ,,nor.malisatie

1)
Wat hij volgens den aanvankelijken opzet der zaak ook
vrijwel deed door de annuïteit met ongeveer dit bedrag te
verlagen.

‘-

.I.

der lasten”, d.i. liet bevorderen van een moer regel-
matig verloop van ‘de lasten wegens rente en aflos-

sing van staatsschulid, die op onze Staatsfinanciën

drukken. Laat ons ecl.iter eerst inededoelën, wat de

Commissie in haar cle.ijcic Hoofdstuk te id.e7er zake
voorstelt.

De Commissie geeft bij liet verslag groote tabellen,

waaruit men ‘het verloop van de uitgavei van, rente

en aflossing van al onze leenic gen tot 1974
1)
kan

‘zien. Men ontwaart daaruit ‘terstond, ‘dat ‘de vooroor-

logsche schulden, d.w.z. de 21”, 3 en 34 pOt. schuld

in de eerste tientallen van jaren een ‘zeer geregeld

verloop hebben. De rente + aflossing van d& 3 en 314

pOt. schulden blijven in ‘die jaren steeds gelijk en, de

eischen, die de 234 pCt. schuld stelt, ‘nemen zeer
langzaam af.

Anders staat hef, met de crisisschul’den tusschei,i
1914

en 1920 aangegaan en met de schulden, clie

sedert den doriog tot ‘dekking van tekorten op ide ge-

wo’ne en ide buitengewone (kapitaal’s)diensten zijn
aangegaan. Wat de crisiaschulden betreft,, is het on-

regelmatig verloop liet gevolg van ‘het feit, dat men

altijd ‘weder hoopte, ‘dat het nu wei d,e laatste leening
zou zijn. Ten aanzien van ‘cle leeniiig en tot dekking
,van tekorten op gewone en buitengewone uitgaven

komt ‘het ‘doordat daarbij herhaaldelijk afgeweken is

van de goede gewoonte om reeds het jaar na het
sluiten der leening over te gaan töt ,een langzaam

toenemende aflossing. Bij 3 van ‘cle 5 ieeni’ngen sedert

1921 gesloten, vangt ‘de aflossing, – en ‘dan natuur-
lijk tot grootore bedragen – eerst 6-10 jaar na den
aanvang, aan.
Do Commissie nu laat bij ha.re verdere ‘beschouwin-
gen cie vooroorlogische schulden rusten.
Zij
motiveert
‘deze onderscheiding ook nog eenigs’zin.s door ‘de op-
merking, dat ‘de stijging van ‘de gewone Staatsschul-
‘den sedert 1914 veel sneller is gegaan dan te voren

en dat dus ‘cle jongste sc’huJden ‘tot dekking van tekor-

‘ten op clan gewonen en buitengewonen dienst ook

blijkbaar min of meer liet karakter van crisisschulden
drao”en.

De Commissie nu wensc’ht ‘deze sprongen in het ver-

loop van de crisiaschulden en de ina-ooriogsche gewone

schulden te neutrahiseeren, omdat zij anders tot on-regelmatige behoeften aan belastinggeld aanleiding
zouden geven.

1-loo ‘stelt ziek nu de Commissie voor die onregel-
matigheden te neut]’aliseeren? De rente- en aflos-
singsbed’ragen op zichzelf berusiten op de leeningwet-

ten en kunnen dus niet veranderd worden, maar wèl
kan, met ‘behulp van beschikbare gelden, ‘getracht wor-
den om de ‘dekking dier bedragen ‘dôor belastinggei-
den op de achtereenvolgende .begrootiin gen op gelijke
hoogte te ‘houden, of wel regelmatig te doen dalen.’
De Commissie meent, dat 6j, voor dat doel kar be-

schikken, ten eerste over het saldo van hot Leenings-
fonds, dat
f
1
1
53.000.000 bedraagt; ‘dit salido heeft zijn
ontstaan te danken aan ‘het feit, dat in de afgeloopen
jaren de belastingen ten behoeve van het Leenings-
fonds geheven, meer hebben opgebracht dan ‘de.uit-

gaven van dit fonds bedroegen, en het is zeker in be-
ginsel alleszins oirbaar in het eerstvolgende ‘decen-
nium daarmede de contriibuabelen eeniigszinjs te ont-
lasten. Een itweede bedrag, waarover de Commissie
voor haar doel meent te mogen beschikken, geven de
liqui’de middelen uit ‘het voordeelig saldo van de
N.U.M. ad
f
12.000.000; terwijl in ‘de derde plaats
voor het ‘doel in aanmerking worden gebracht, de
gelden, die in ‘de jaren 1926-1937 zullen voortkomen
uit ‘de terugbotaiingen van (militaire) interneerings-

kosten, ‘door België in de jaren 1926—’37 te volbren-gen, ten bedrage van
f
48 milhioen; te za.men vormen
die beschikbare posten een bedrag van
f
213.000.000.

1)
Men vergist zich als men uit de tabellen opmaakt, dat
in dat jaar al onze .tegenwoordige Staatsschuld zal zijn
afgelost. Er zal dan daarvan nog
f 470
millioen over zijn
aan
234
en 3 pCt. schulden.

l!.

3
Juni 1925

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

469

Dit bedrag wil de Commissie benutten om het Lee-
ningsfonds en de Staatsbegrooting te doteeren, voor-

al in de jaren, waarin zij bijzonder veel voor rente

en aflossing behoeven, maar toch ook in andere jaren.
In het volgend staatje wordt haar plan met betrek-

king tot het
Leeningsfonds
duidelijk gemaakt:

OS
W
t
c
1
b5bI
1


Io•EuI
bi

i>o

Obe’

1

-•n
1
,
i
bi0
,),,n
1
Jaren.
3
.E
,i
1
WU

1
In
i-2
f•I
1
E

(In millioenen Gulde:

5
73,6
6
72,6
9
69,6
25
68,6
25
68,6
26
67,6
17
65,
8
65,-
3
64,8
3
64,1
4
63,-
6
61,-
8
59,-
9
58,-
2
57,5

175
1944-’57

46,5

46,5
1958

39,-

39,-
1959

8,6

1

8,6

1)
De term ,,aanwezig” is in zooverre minder juist, dat
de gelden niet in geld of geidswaardig papier aanwezig
zijn doch in den vorm, dat er minder vlottende schuld is
uitgegeven dan anders het geval zoude zijn.

Uit deze tabel blijkt, •dat volgens de voorstellei

van de Commissie in de komende 8 jaren bedragen
van 11.4 tot bijna 20 millioen per jaar
minder
ten

behoeve van het Leeningsfondis zullen behoeven te
woDden ge]loVen, dam thans geheven worden; in het
jaar 1933 zal nog slechts
f
65.000.000 zijn te heffen,

een bedrag, dat verder regelmatig zal afloopen tot

f
51.500.000 in 1943, dat voorts gedurende 14 jaren,

f
46.500.000 zal beloopen om in het jaar 1959 geheel
te kunnen worden gemist.
Wat betreft de normalisatie der rente en aflossing
‘an schulden ten laste der Staatsbegrooting (met uit-
zondering van 234, 3 en 3 pOt. schulden), hiervoor
wil de Commissie slechts gedurende 5 jaren, nl. 1930

-1934 uit het saldo van liet Leeningsfonds putten,
ten einde de sprongen naar boven, die zich in de
jaren 1930 en 1933 voordoen, omdat dan de aflos-
singen van 3 leeni’ngen beginnen, weg te werken. In

totaal is daarvoor
f
38.000.000 noodig, waarvan

f
13 millioen in elk der jaren 1933 en 1934.
In een tweede artikel stel ik mij voor mijn oor-
deel over dit plan te doen kennen.
VAN GIJN.

DE TOES’TAND VA.N J-[ET HA1i11A
1
OVL88CHE-

E’IJBEDEIJF.

In het nummer van 5 November 1924 van dit Iblad
zette ik uiteen, dat een uitbreiding van den Britschen
haringexport naar Rusland voor onze haiingvisscherij

van bijna even groot belang is, als cle toeneming van de vraag naar haring van betere soort in Duitschiand.
De feiten hebben dit sindsdien ten volle bevestigd.
Aan de beduidende aankoopen van Britscihe haring
door Sovjet-Rusland, welke verleden jaar voor het
eerst plaats vonden, was het te ‘danken, ‘dat toen, niet-

togenstaande in het volle seizoen de haringprodiietie
vooral in Engeland sterk towiam, de haringprijzeh
aanmerkelijk stegen en dat o.ns haringvisscherijbeclrijf
heel vat betere uitkomsten gaf, dan in vorige jaren.

De
prijsstijging
was intusschen ook voor een niet
gering deel ‘het gevolg van ruime aanlcoopen ‘door han-
delaars, die meenden, dat zij zou aanhouden en die

daarom tij’dig hun toekomstige behoefte wilden delc-
‘ken, of door de verwachte verdere stijging een zoet

winstje dachten te maken. De Britsehe exporteurs

werkten dit in ‘de hand ‘door – getrouw aan ‘hun tra-

ditie – erg royaal te zijn. met crediet. Toen nu Sdvjet-
Rusland ophield met koopen, volgde in ‘het begin vaci

dit jaar al spoedig een déhacle. Do afnemers van

Britsche haring in Duitschlan’d, in het bijzonder in

de Oostzee-havens waren nog in het bezit van

groote, ten dccle nog onbetaalde voorraden van ‘dit,.

product – naar men schatte tot een totaal van onge-

veer 250.000 tonnen – en omstreeks 200.000 tonnen

lagen nog bij onze overzeesche buren in opslag.

Het behoeft geen verwondering te baren, dat er

onder die omstandigheden tegen de hooge prijzen,
welke ‘in het vorige jaar waren gornaakt, nagenoeg
geen zaken meer gedaan konden worden en dat men

goedkooper ging ‘aanbieden, teneinde te kunnen vet-

koopen. Het gevolg was, dat de prijzen snel begonnen

te dalen.
Voor de Britsche exporteurs was ‘dit een ernstig

feit. Do prijsdaling ‘bracht hun Duitscen afnemers,

die nog groote ‘hoeveelheden duur gekochte haring in
voorraad hadden, groo’te verliezen toe en lbemoeilijkto

den handel dezer lieden. In ‘zooverre do haring op

crediet ‘geleverd en nog niet betaald was, lcwamen de
Britsehe vorderingen daardoor in gevaar. In ieder ge-
val was er ‘bij een dalende, overvoerde markt weinig
kans, om de voorraden te ruimen, welke nog onver-
kocht in Engeland lagen en beteekende iedere prijs-
‘daling een ‘onmiddellijk verlies voor ‘de exporteurs,

clie nôg on verkochte. haring in opslag hadden.

De Britsche exporteurs staken daarom in het laatst
van Februari ‘de ‘hoofden bijeen en besloten, maatre-
gelen te nemen, om verdere prijsdaling te voorkomen.
Deze maatregelen bestonden in de vorming van cent
combinatie, welke zich zou helastn met ‘den verkoop
der nog voorradi’ge haring uit de vorige teelt tegen

prijzen, die niet beneden 40 shilling per ton voor
maties, 47 shilling per ton voor matfulls en 50 shil-ling per ton voor fuils en voor dezelfde soorten on-
der handelsmerk beneden respectievelijk 44, 48 en 56

shilling per ton zouden dalen, en
in
het besluit, om

niet véér 23 Juni weer te gaan zouten, ‘tenzij de be-

staande voorraden dan geruimd zouden zijn.
De importeurs te Königsberg, Stettin en Danzig,
vier belangen in dit opzicht dezelfde waren, als die
van hun Britsche leveranciers, verbonden zich, deze
pogingen te steunen, door alleen van de Combinatie

en tegen niet lagere ‘dan de vastgestelde minimum-

prijzen to koope’n.
De ‘bedoeling was natuurlijk, dat zoowel de Duitsche
importeurs als ‘de Britsche exporteurs ‘gelegenheid

zouden vinden, véér 23 Juni hun voorraden tegen vol-
doende prijzen van de hand te zetten. Er is echter
maar één middel, out een overvoerde markt te ontlas-

ten, ni.
prijsverlaging;
houdt men de prijzen kunst-
matig hoog, dan blijft de afzet langzaam. Zooals ver-
wacht kon worden, is dan ook het gevolg van den
maatregel geweest, ‘dat omstreeks half Mei de voor-

raden nog weinig geslonken waren. Men had toen nog
eenige hoop, dat Sovjet-Rusland een flink deel –
gesproken werd van aanvankelijk 20.000 ton –
daarvan zou afnemen; althans ‘daarover waren tus-

schen de Combinatie en de Sovjet-authoriteiten onder-
handelingen gaande, maar Rusland vraagt een ere-
diet van een jaar en dit is zelfs een Engelschman

te bar.
Niettegenstaande de visscherij op Sehotsche winter-
haring dit jaar vrijwel mislukt is, moet ‘het ‘gevaar

daarom geenszins denkbeeldig worden geacht, dat op
23 Juni as. nog een groote voorraad haring van het
vorige seizoen aanwe’zlg is. Begint Groot-Brittannië
dan weer met alle macht te produceeren, wordt het
opnemjngsvermogen van Duitschiand niet grooter en
blijf t de icoopkracht der Russen even beperkt als ver-
leden jaar, dan is het vooruitzicht op prijzen, waarbij

1926-’27

78,6 1928

78,6 1929

78,6
1930

93,6
1931

93,6
1932

93,6
1933

82,2

1934-’35

73,-
1936

67,8
1937

67,1
1938

67,-

1939-’40

67,-
1941

67,-
1942

67,-
1943

59,5

85
85
85
85
85 85 85

11,4
12,4
15,4
16,4
16,4
17,4
19,8

470

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

3 Juni 1925

het bedrijf met wint kan w6rden uitgeoefend, ook

voor onze reeders niet rg gunstig.

Er is echter én liehtpunt: de Britsche exporteurs

hebben nog steeds groote moeite, om van hun Duit-

sche afnemers betaling te krijgen voor de haring,

welke zij ‘deen op crediet geleverd hebben, omdat
naar ‘deren beweren, ‘hun klanten eveneens in gebreke

blijven. De exporteurs, met wie dit hetgeva1 is, heb-

ben er natuurlijk belang ‘bij, dat de markt door de
‘productie van het komende seizoen niet nog meer

over’voerd ‘wordt. Immers daardoor zou de kans, ‘dat

hun schuideiiaars hun verplichtingen zullen nakomen,

nog ongunstiger worden. Bovendien ‘beginnen ver-

schillende ‘zouters-exporteurs door het uidblijven ‘dier

betalingen gebrek aan
bedrijfskapitaal
te krijgen, en

kan ‘dit hun beletten, in ‘denzelfden’ omvang te zou’teu,

als zij anders gedaan ‘zouden hdbben.

Terwijl nu bij ons te lande ‘de haring’ in gezouten

staat aangevoerd pleegt te worden en de exporteur

vaak zelf reeder is, zijn in Groot-Brittannië het be-

drijf van visscher (en réeder) en dat van zouter ge

scheiden, aangezien het zouten daar aan ‘den wal ge-

schiedt, en heeft de zouter er in ‘den regel ‘bij de vis-

scherij geen rechtstreeksch belang.
Laat het den Britschen visschers onverschillig,

welke moeilijkheden de zouters ondervinden bij den

afzet van het gezôuten product, zoolang
zij
daarvan
in ‘den afzet en de opbrengst van hun vangsten niet

de nadeeli’ge gevolgen ondervinden, de zouters ‘koo-

pen geen ‘haring, zoolang zij daarin geen voordeel zien.

De Schotsche visschers hebben heftig geprotesteerd
tegen het besluit ‘der zouters, om v66r 23 J’uni geen

haring te koopen. Van hun standpunt hadden ‘zij inder-‘

daad alle reden tot klagen; als de zouters niet koopen,
vardwijnt een hunner voornaamste afzet’mogeljkhedea,

hun vangst kan dan alleen voor gebruik in verschen

staat of voor het ‘bereiden van ,,kippered herring”

worden aangewend; een winstgevende vissc’herj is

dan alleen op veel beperkter schaal mogelijk en vele

visschers worden werkloos. De zouters zullen ‘de eer-

sten zijn, om de moeilijkheden ‘der visschers te erkep-

nen, maar dit zal hun er niet toe bewegen, te koopen,

wanneer dit in ‘hun nadeel is en althans niet, wanneei
hun daartoe de middelen onlbreken.

De kans bestaat dus, da’t in het ‘komende seizoen,,
de neiging der Britsche zouters, om haring te koopen,
niet groot zal zijn en daardoor cle productie van Brit’
sche pekelharing kleiner dan in het vorige jaar.

P. E. VAN RENESSE.

– DE INKOMSTENBELASTING IN HET

RESTUURSBETJEID VAN AMSTERDAM

Op 7 Mei j.l. heeft ‘de Gemeenteraad van Amster-
dam besloten, dat de tarieven van de plaatselijke
inkomstenbelasting (tarief A voor het stedelijke, B

voor het landelijke gedeelte der gemeente), voor het

helastin.gjaar 1925/26 zullen worden toegepast na ver-
menigvuldiging met’ ‘den factor 0,6.
In Amsterdam is tot in 1919 de inkomsteribelas-
ting geheven naar een voor allen gelijk percentage
van het zuiver inkomen; van 1903 tot 1914, 5% pOt.,

van 1914 tot 1919, 5% pOt’. Dat tarief kende geen aftrek voor noodzakelijk levensonderhoud en geen
progressie. De heffing ving aan bij inkomens van

f
600 (later
f
650), en behoudens eerlige in het tarief
verwerkte ‘degressie voor de lagere .inkomensgroepen

werd onder alle omstandigheden over het volle, inko-
men hetzelfde percentage geheven. Zoo was een’
011-
gehuwde hij een inkomen van
f
2500, reeds onverkort
5% pOt. van
f
2500 verschuldigd, zooals bij
f 100.000
inkomen 5% pOt. van
f
100.000verschuldigd was.

In ‘het samenstel van gemeentebelastingen heb’ben
enkele heffingen de functie, om ‘dat ‘deel van de uit-
gaven, dat ongedekt blijft nadat over ‘de opbrengst
van de gerneënte-eigendommen en bedrijven, van de

retri’buties, de ‘bijdrage-belastingen en ‘de zakelijke

opbrengstbelastingen is beschikt, over ‘de ‘ingezetenen

om te slaan op ‘den voet van elks vermogen om in de

uitgaven van de gemeefischap bij te dragen. Van ‘deze
groep ,,’draagkrachtbelastingen” is in het bestaande

stelsel de plaatselijke inkomstenbelasting verreweg de
belangrijkste.

Belastingheffing naar ‘draagkracht beoogt het bij-

een te brengen bedrag aldus over de, leden der ge-

meenschap te ver.deelen, dat het aandeel ‘den een rela-

tief niet zwaarder of lichter valt dan den ander.

Met deze norm w’as het,t’arief, dat tot in 1919 in

Amsterdam i toegepast, in strj’d.. In strijd volgens
reeds voor lang aanvaarde theovie, en volgens alge-

meen geldende opvattingen. Strikt genomen was het

ook in strijd met de algemeene regels, die in 1900

inzake de plaatselijke inkomstenbelasting in art. 243

van de Gemeentewet waren opgenomen, en die al-

thans die zwakke progressie eisc:hten, welke verkre-gen wordt door alle inkomens met een belastingvrije

som te verminderen. Het Amsterdamsche tarief heeft al dien tijd slechts kunnen bestaan on’der de beschut-

ting van een aan dat artikel – op verzoek – toe-

gevoegde slotalinea. Men k’an dan ook zeggen, dat het

in 1919 de hoogste tijd was, dat het tarief door een
ander vervangen werd.

Er waren intusschen nog andere omstandigheden,

die in 1919 tot het invoerén van een nieuw tarief
hebben geleid.

De geschiedenis van het financieel beleid van Am-

sterdam gedurende de oorlogsjaren is nog niet ge-

schreven. ‘) In het- algemeen kan men zeggen, dat
in de eerste oorlogsjaren het financieel beleid be-

heerscht is ‘door de verön’derstelling, dat ‘de oorlog zou
zijn van korten duur en dat na den vrede de als nor-
maal. gevoelde toestanden en verhoudingen van 1914

spoedig zouden wederkeeren. De door, de tjdsomstan-
digheden noodzakelijk geworden
bijzondere
uitgaven
werden niet gedekt door het opvoeren van de gewone
inkomsten, maar in hoofdzaak door te beschikken over

de reserveu van de gemeentebedrijven. Men teerde
dus in op zijn kapitaal, ‘daarbij aannemende dat wei-
clra door nieuwe reservevorin’ing hèt kap.itaalsverlies

zou worden ingehaald en voorts rekening houdende
met het door het
Rijk
als ,,bijdrage in d,e oorlogs-
schade” in uitzicht gestelde aandeel in de opbrengst
van de oorlogswinstbelasting. En wanneer de boven-

bedoelde veronderstelling in beide haar ondercleelen juist ware gebleken, zou het daarop gebouwde beleid

wellicht tot een gelukkige regeling van ‘de financieele

gevolgen van den ooriogstoestand hebben kunnen
voeren.

In de latere jaren van den oorlog, toen omtrent
cle juistheid ‘der veronderstelling gegronde t’wijfell

rees, is men nochtans, – onder voortdurend uitzien
naar wat van ,de zij’de van het Rijk was toegezegd
ii
.’rake uitkeering uit de opbrengst van de oo.rlogs-
winstbelastin.g, hétere regeling van de financieele verhouding tusschen het Rijk en de gemeenten, en
verruiming van het gemeentelijk belastinggebied, –

op den eenmaal ingeslagen we voortgega’an; en niog
voor het belastingjaar 1918/19 is de inkomstenbelas-
ting naar geen ander tarief geheven dan ‘voor 1914/15.

De begroing voor 1919 vormt het keerpunt. en
van 1919 af is, onder handhaving van rechtmatige
aanspraken op grond van toezeggingen ‘van de Regee-
ring, het financieel beleid in andere banen gevoerd.

Het on’der ‘de oogen zien van de feiten en het aan-
‘:
v
aa
r
d
en
van de, in vergelijking met 1914 sterk ge-
wijzigde toestanden en verhoudingen, bracht intus-
schen met zich, dat een ‘belangrijk hooger bedrag uit
gewone inkomsten moest worden verkregen. Het

) Zoomin als clie van het Rijk. Anders clan in Duitsch-
land, waar het belang van zoodanig overziht voor een
financieele oriënteering werd ingezien. Reeds in
1919 ‘is door het Reichsschatzamt uitgegeven het ,,Denkschrift über
clie Finanzea des Deutsehen Reiches w.hren.d des Krieges”.

3
Juni
1925

ECONOMISCH-STATISTISÖHE BERICHTEN

471

invoeren vaii een nieuwe heffing (opcenten dividend-

en tantièmebelasting), het verhoogen van de belas-

ti ng op i’ermakelijkhoden, en het aan de hoogere kost
prijzen aanpassen van het straatgeld en van de retri-
hutjes, dit alles was niet toereikend. Daar de opcen-

en
01)
de personeele belasting reeds tot zulk een aan-

tal waren opgevoerd, dat verdere verhooging voorals-

nog uitgesloten moest worden geacht, kwam het slui-

ten van de begrooting geheel voor rekening van de

inkomstenbelasting. Zoo moest deze belasting in 1919

en in 1920 worden verhoogd in een tempo, waarbij
zelfs de geleidelijkheid niet kon worden in acht ge-

nomen. Van
5,15
pOt. werd het tarief voor 1919/20:

1,28
tot 11,1 pOt., en voor 1920/21: 6 tot 18 pOt.

Voor een gemeente, waar de inkomstenbelasting
lange jaren zonder groote overgangen en naar ma-
tige percentages geheven was, beteekende de tarief s-

verhooging van 1919, en vooral die van 1920 een

plotseling en heftig
ingrijpen
in wat men was gaan

beschouwen als een bestaande orde van zaken. Voegt
men daarbij, dat het Rijk van 1916 tot 1919 den belas-

tingdruk op inkomen en vermogen bij ‘herhaling

had verzwaard, en dat Amsterdam, dat heel den oor-

log geen helastingverhooging had gekend, thans ach-

teraan kwam met een verhooging die voor beiaalde

inkomensgroepen in 2 jaar tijd een verdr.ievoudiging
van belasting beteekende, dan is het verklaarbaar dat
dat ‘de wijze waarop het nieuwe beleid inzette, eeni
gen indruk heeft gemaakt.

Er zijn sindsdien 5 jaar verloopen. En wanneer men

thans op deze periode tërugziet,, kan men het slechts

prijzen, .dat het roer is omgegooid v66r het econo-

misch getij verloopen was.

Het is ‘bekend dat het bedrijfsjaar 1919, dat aan
de belastingheffing over 1920/21 ten grondslag lag,
voor handel, industrie en scheepvaart buitengewone winsten, goeddeels ‘door conjunctuur bepaald, heeft

afgeworpen, en ook, dat met een inkomen, ‘dat tijdelijk

de gewone grenzen belangrijk overschrijdt, een ver-
hoogde belasting betrekkelijk licht wordt gedragen.

Het belastiugjaar 1920/21 heeft, blijkens een dezer
dagen den Gemeenteraad aangeboden voordracht tot

het oninbaar’verklaren van de over dat jaar niet in
te vorderen bedragen, na aftrek van een paar millioen
voor restituties, netto opgebracht rond
f
54.000.000.
ZI)e rekening over 1920 sloot dan ook met een batig
saldo, dat echter niet, als te doen gebruikelijk, ge-

boekt werd als eerste post van inkomsten op de be-

grooting 1922, maar de eerste storting vormde in een
Reservefonds voor bijzondere doeleinden.

liet zou onjuist zijn te zeggen, dat de opbrengst
van de over de gunstige jaren naar hoog tarief ge-
heven inkomstenbelasting en het in verband hiermede

gevormde reservefonds een ‘volledige verklaring op-
everen voor de verlaging van inkomstenbelasting, die
sindsdien in Amsterdam regelmatig heeft plaats ge-
von den, en die het maximum percentage terugbracht
van 18-16,2–13,5-12,:L5-12,15 op 10,8. Maar wel

meenen wij, dat in cle financieele politiek, waarmede
dit werd bereikt, het vormen en het hanteeren van
liet reservefonds een factor is van groote beteekenis. Ons begrootingssysteem kent slechts éénjarige pe-
rioden. Hiertegen behoeft geen bezwaar te bestaan, mits ‘dit jaarsysteem er niet van weerhoudt het be-
leid op breedere basis te voeren. Dit is noodzakelijker
geworden, al naarmate het terrein van de gemeen-

schapsvoorzieningen zich heeft uitgebreid en de ge-
meetoschap daardoor in haar uitgaven en’in haar mid-
delen tot dekking, in sterkere mate de uitwerking

ondergaat van de groote economische verschijnselen
die, al dan niet gepaard met staatkundige gebeurte-
nissen, hun invloed over lange per’ioden kunnen doen
gevoelen.

Zoo is van het Amsterdamsche Reservefonds de
beteekenis vooral gelegen in de reguleerende werking,
•die het over een tijdvak van in welvaart zoo ongelijke

jaren, ten bate van eeii toereikende en gelijkmatige

voorziening in gemeenschapsbelangen, in handen van

het bestuursorgaan kan uitoefenen.

In tijden van dalende welvaart kan het mede een

gemeenschapsbelang zijn, de belastingen, die recht-
streeks van het inkomen worden geheven, ‘indien ze

hoog zijn, te verlichten. Of daartoe kan worden over-
gegaan zal intussohen voor elk bepaald geval worden
beslist door de wijze, waarop de verlichting kan wor-

den verkregen.

De ervaring heeft welhaast geledrd, hier en elders,

dat wanneer het beleid van een publiekrechtelijk

lichaam alreeds aan goede eischen voldeed, de uitga-

ven niet willekeurig kunnen worden teruggebracht.

De feiten, die daartoe zouden ‘dwingen, ‘zijn nog niet
aanwealg.

Begrooting van Uitgaven.

1924 of 14/25
1
1925 of
1
25/26
ITeruggang

Engelan,d . . £
802.000.000

£
801.060.000

0,12
0
10
Nederland . .
f
620.718.000

f
605.260.000

2,49
0
/o
Amsterdam .

,,
100.081.000

,, 96.587.000

3,49
0
/0

Men kan zelfs niet verwachten, dat ,het althans
eenigermate terugbrengen van de uitgaven van een

levende en zich gesta’clig uitbreidende gemeenschap,

onder de bestaande omstandigheden regelmatig zal kunnen worden herhaald. Verlichting van de recht-
streeks van het inkomen geheven belastingen is niet
uitsluitend langs dezen weg te bereiken.

Daar bij dalende welvaart een natuurlijk accres van

middelen uitblijft, kan verlichting van belastingdruk
voorts slechts op twee wijzen worden verkregen. In

de eerste plaats ‘door vermeerdering van de inkomsten ‘die aan de ‘belastingen voorafgaan, ‘dat zijn de inkom-
sten uit eigendommen en
bedrijven
der gemeente en
de uitkeeringen of bijdragen van andere publiekrech-
teljke lichamen, in hoofdzaak van het Rijk. In dc

tweede plaats door een andere verdeeling van den be-
lastingdruk.

Op beide punten had het Rijk toezeggingen gedaan.
De verruiming van het gemeentelijk belastinggebied,

die de functie van de inkomstenbelasting zou verlich-
ten, kreeg haar beslag bij de wet van 30 December
1920, en

hoewel de verruiming niet aap de verwach-

tingen beantwoord’de, ‘bracht ze als dadelijk realiseer-
bare waarden voor Amsterdam, een verdubbeling van
de forensenbelasting, verdubbeling van ‘de opcenten

gron’d’belasting, en de zakelijke belasting op het

bedrijf.
De toezegging van een betere regeling voor de
financieele verhouding tusschen Rijk en Gemeenten is
niet in vervulling gegaan. Daar de Regeering wist,
niet aanston’ds gereed te zullen zijn niet een voorstel

tot de door haar noodzakelijk geoordeelde nieuwe
regeling, werd over 1921 en 1922, als provisoire maat-
regel, op de uitkeering ingevolge de wet van 1891
een toeslag verleend. En hoewel de nieuwe regeling,
zelfs een voorstel daartoe, nog ‘steeds op zich laat

wachten, is de provisoire maatregel over 1923 e:n vol-
gende jaren niet geprolongeerd. De rijksuitkeering

is weer teruggevallen op het nominale ‘bedrag per
hoofd van bevolking, zoonis dat in 1897 was vast-
gesteld.

Blijft inkomsten

vermeerdering uit eigendommen en bedrijven ‘der gemeente. Door •de financieele politiek
tijdens de oorlogsjaren was de kapit’aalkracht van ‘Je
bedrijven sterk aangetast, en het kan dan ook geon
verwondering wekken, dat in de eerstvolgende jaren
de winstuitkeeringen terugliepen en het aandeel dat
zij vormden in het totaal bedrag aan inkomsten der

gemeente, kleiner werd. Inmiddels hebben de bedrij-ven zich, onder bedachtnaam beheer, hersteld en ter-
wijl de tarieven voor en na werden verlaagd, bewegen
de winstuitkeeringen zich de laatste jaren in sterk
stijgende lijn.

Zoo hebben, in het bestuursbeleid, verschillende

472

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

3 Juni 1925

factoren van onderscheiden aard te zamen gevoerl
tot een voortschrijdende verlaging van inkomsteube-
lasting, die gewenscht was. Dat hiervan niet behoefde

te worden teruggekomen nu het economisch herstel
taimt, maar cle verlaging kon worden voortgezet, kan

worden aangemerkt als sanctie van het beleid zooal’s

het sedert het einde van den oorlog is gevoerd.

Amsterdam.

A. STAPEL.

BUITENLANDSCHE MEDEWERKING.

HET NIEUWE DUITSCHE TARIEF.

Dr. W. Greiling te I:lamburg schrijft ons:

Het tot dusverre in Duitschland geldende tarief van

invoerrechten is afkomstig uit het jaar 1002. Zijn

systematiek komt overeen met den toenmaligen stand

der technische ontwikkeling en de toentertijd voor-
komende goedren. Intusschen is een geheele reeks

nieuwe ‘goederen ontstaan en hebben zich speciale

soorten ontwikkeld, zoodat hetzelfde tariefnummer de
meest uiteenloopende dingen omvat. Zoo omvat b.v.

het tariefnummer ,,hol glas” zoowel de waardevolle

kristalsoorten als het eenvoudige persglas. De oor-

logstijd en de waardedaling van ‘het geld ontnamen
den invoerrechten hun beteekenis, zoodat eerst met

de staibiliseering en ‘het aauknoopen van onderhande-
lingen over han’delsverdragen de behoefte aan moder-
niseering van het tarief ontwaakte. Nu is echter de
opstelling van een nieuw tarief met een volkomen
nieuwe indeeling en nienwe goederennummers, naar

‘de ervaring leert, een zaak, welke jarenlange voorbe-

rei’den’de werkzaamheden eischt. Hiertoe had men ech-

ter geen ‘tijd. Met de harudelsverdragen kon men niet

nog jarenlang wachten. Herleving van den handel

met Frankrijk, Italië, Polen, enz. en wederzijclsche
verlaging der bestaande hooge barrières van invoer-rechten is zoowel voor Dui’tschland als voor geheel

Europa een dringende zaak. Men besloot derhalve de

noodzakelijke wijzigingen in het tarief reeds nu door
middel van een partieele wijziging aan te brengen.

Het ontwerp bevat juist dezelfde nummers als het

tarief van 1902; slechts is de hoogte der heffingen
gewijzigd en zijn verschillende nummers aldus aan-
gevuld, dat een deel der goederen, in het ‘bijzonder

speciale soorten, uit het desbetreffend nummer zijn

gelicht en afzonderlijke heffingen daarvoor zijn ‘vast-
gesteld. De laatste overblijfselen van de contrôle op
den bui’tenlandschen handel en van de invoerverhoden

zijn vervallen.
De noodzakelijke moderniseering van het tarief

wordt nu door de regeering benut om de agrarische

rechten weder in te voeren, welke
bij
‘het begin

van den oorlog zijn ingetrokken. Dit is v66r alles

een vraag van binnenlandsche Duitsche politiek, aan-
gezien hierdoor de omvang van den Duitschen graan-

invoer wel nauwelijks wordt ‘beïnvloed, doch ‘des te

meer de prijzen, welke ‘de Dui’tsche verbruikers moe-

ten betalen.
De volgende rechten ‘zullen worden ingevoerd:
rogge M. 7 per ds. (100 KG.), tarwe M. 734 per dz.,

gerst M.
1,
haver M. 7. Tot 1 Augustus 1926 zullen

echter lagere rechten geheven worden. De tegenstan-
‘der’s dezer rechten veoren aan, dat zij niet tot het be-

oogde doel, ‘bevordering der lan’dbou’wproductie, zulleni
leiden, doch slechts aanleiding zullen geven tot

een
stijging
van de grondprijzen,’ vermeerdering der
hezitswisselingen en dientengevolge van de op den

voornamelijk graanverbouwenden grooten landbouw

drukkende schulden. De middengroote en kleine bod-
ren, voor wier rekening het grootste deel ‘der agrari-
sche productie in Duitsohland ‘komt, ondervinden
minder ‘den invloed der invoerrechten, aangezien bij

hen de graanbouw bij de veeteelt achterstaat. Echter zijn ook invoerrechten op vee en vleesch ontworpen
en weliswaar op paarden van Al. 500 per stuk, ‘op
rund vee, schapen en varkens M. 18 per dz. levend
gewicht, op ‘bevroren en versch vleesch M. 45, vleesch

in blik M. 20 per ds. De vee- en vleeschrechten lei

den weliswaar tot een vermindering va den invoer,

doch zij hebben niet den’zelfden invloed op ‘de bin nee-

landsehe prijzen als de graanrechten.

Van dè gezamenlijke overige veeteeltproducten, die

tot dusverre vrij konden worden ingevoerd, zal meestal

hetzelfde recht als v66r ‘den oorlog geheven worden
en wel van reuzel M. 1234, ruw varkens- en ganzen-

vet M. 5, hard rundvet en schapenvet M. 234, var-

lcensspek M. 36 per dz. Zeer
ingrijpend
zijn ook ‘de in-

voerrechten op versche ‘melk met M. 5, room met M. 20,

boter met M. 30, kaas met M. 60 per dz., melk in ‘blik
M. 40 en eieren M. 6 per ds. Hier :hebben ook geld-

politieke overweg:ingen medegewerict. Terwijl de ibm-

nenlandsche versche melk moeilijk verkoopbaar is, is
liet verbruik van buiteulandsche melk in blik verveel-

vourligd. In 1024 werd in Dui’tschia,nd voor M. 282,9

millioen bote:r en kaas ingevoerd of bijna het dubbele

van 1913. In het eerste kwartaal 1925 is ‘de ‘boter- en

kaasinvoor verder gestegen en bereikte hij reeds M. 115

mili., zoodat men vreest, dat in het geheele jaar

1925 deze invoer
34
milliard M. zou bereiken, der-

‘halve meer dan de invoer van broodgraan en meer

dan de totale Duitsahe export ”ai’i machines en kiëur-

stof f en.

De rechten op ‘de tuinbouwproducten,’ welke tot

dusverre vrij konden worden ingevoerd, stijgen ten

deele tot ver boven de vôôroorlogsheffingen. Zoo zal

het recht op graszaad van M. 2 tot M. 12, op suiker-

hietenzaad van M. 1 tot M. 38 verhoogd worden. Het

invoerrecht op groenten, dat vdôr den oorlog Al. 2,50 per ‘dz. ‘bedroeg, is sterk gedifferentieerd. Zoo zullen

asperges, tomaten en bloenkool met M. 20, pad-

denstoelen met M. 10 resp. M. 150 en alle
‘overige groenten met M. 4 tot
M.
10 per dz. wor-
den belast. Het invoerrecht op ‘bloembollen, welke

v66r den oorlog
vrij
kon’den worden ingevoerd, zal
van M. 10 tot M. 30 verhoogd worden, dat op wijn-
‘druiven, hetwel’k v66r ‘den ‘oorlog M. 24 bedroeg tot

M. 40—M. 45, noten ‘van M. 2 tot M. 4. Appels,

peren en kweeperen, vôôr den oorlog met M. 2,50 be-

last en tot ‘dusverre vrij, zullen thans met M. 6 ‘tot
M. 8 worden belast, pruimen en kersen met M. 10.

Het invoerecht op zui’dvruch’ten komt ‘daarentegen
in het algemeen met het niveau van ‘vôôr den oorlog
overeen.
Bij ‘de industrieele rechten stond de Regeering,
gelijk de Minister van Economische Zaken, Neuhaus,
heeft ‘betoogd, niet een algemeene verhooging voor

den geest, ‘doch slechts ‘de ‘handhaving van de bescher-

ming van vddr den oorlog. Waar een verhooging plaats
heeft gevonden, is dit volgens’ den Minister geschied,
om ‘de rechten aan de verschuiving in de prjsverhou-

ding tussc’hen de goederen en aan ‘de algemeene ver-
hooging van het prijsniveau aan te passen. De Duit-
sc’he invoerrechten passen zich nl., aangezien zij spe-

cifieke en geen waarderechten ‘zijn, niet automatisch

aan de prijsveranderingen aan. Bovendien is het vol-
gens den Minister noodzakelijk, door de invoerrechten
een compensatie voor de ‘hoogere belasting der Duit-
sche industrie door reparatie, belastingen en rente-

lasten te vinden. Ten slotte zijn veelvuldig verhoo-
gingen uit hân’delspolitieke overwegingen noodzake-

lijk, om een compensatie-object bij onderhandelen t
verkrijgen. Zonder bedreiging met Duitsche invoer-
rechten ‘zou het niet mogelijk zijn van Frankrijk en

Italië verlaging der invoerbarrières te verkrijgen.

Reeds in de laatste periode der inflatie was een
aantal rechten volgens de methode der ,,vereenvou-
digde wetgeving” verhoogd, zonder dat het Parlement

en het publiek ‘daarvan kennis ‘kregen. Het motief
dezer verhooging was meestal beperking van den luxe-
invoer. Zoo werden de invoerrechten op zijden weef-sels, kant en zijden kieecteren tot op het vierv’ou’dige
van véôr den oorlog verhoogd. De rechten op zijden
tule en geknoopte wollen tapijten worden zelfs ver-
zesvoudigd. Daarnaast kon men echter reeds van een

II
3
Juni 1925

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

473
11

protectionistische tendentie spreken bij de verhooging

der invoerrechten op automobielen, rijwielen en mo-

torrijwielen met 100 tot 300 pOt.; op papierwaren
met 200 pOt., gummibancien met 500 pOt., op alumi-

nium-, koper- en tinwaren met 100 pOt.

Bij de orrbworpen industr.ieele recht,en is cle streic-

king, den luxe-invoer to verhinderen, behouden en

ten dccle nog versterkt. Zoo zijn de invoerrechten
0
1)
zijden weefsels tot het 12-voud van v66r den oor-

log verhoogd en die op kant tot het lO-voud. In de

textielindustrie zijn echter ook de rechten op kam-

garen s en gelcaarde garens algemeen verhoogd en wel

de lagere kwaliteiten tot het drie- en viervoud der

geldende rechten en de hoogere ongeveer tot op het

duibbele. De garenrechten worden bijzonder sterk be-

streden, aangezien zij de grondstof der verderver-
werkende textiel industrie duurder maken. De textiel-

rechten bewegen zich, buiten de als luxe-artikelen aah

te merken goederen, geheel op de hoogte van een aan-

passing aan de hier bijzonder groote prijsstijgingen.

In de automobielin’dustrie is men tot een opmer-
kelijk stelsel van opvoedende rechten overgegaan. Het

recht op inotorrijwielen, dat v66r ‘den oorlog 150 Mark

en tot dusverre 380 tot 600 Mark bedroeg, zal op
300 Mark worden vastgesteld met dien verstande, dat

liet met halfjaarlijksche tusschenpoozen tot op 160
Mark daalt, op welk peJl het 1 Juli 1928 zal zijn aan-
gekomen. Voor automobielen met een gewicht van
tot 22 dz., waarvan tot dusverre 80 Mark invoerrecht moest worden betaald, bedraagt het onûworpen recht
250 Mark en vanaf 1 Juli 1928 nog slechts 15 Mark.

De hoogte van het recht op automobielen is echter
ook op haar definitief peil nog van dien aard, dat een
ernstige concurrentie voor ‘de Duitsche automobiel-
industrie niet te vreezen valt.
Voor de chemische industrie, die tot dusverre groo-
tendcels niet door invoerrechten beschermd werd, is
een geheele reeks nieuwe, specifieke rechten in het
leven geroepen, die echter, alles
bijeengenomen,
be-

neden 10 pOt. van de waarde der producten liggen.
Zij w’orclen hiermede gemotiveerd, dat de buitenland-
sche industrie den voorsprong der Duitsche chemi-
sche industrie hoeft ingehaald, zoodat thans ook con-
currentie op de binnenlandsche markt
mogelijk
zoïi

zijn, waartegen deze industrie moet worden beschermd.

In de ijzerindustrie zijn de bestaande rechten onver-
anderd gebleven, doch voor speciale artikelen is een

aantal nieuwe tariefnummers in het leven geroepen.’
In de machine- en electrotechnische nijverheid ‘heb-
ben geen wezenlijke wijzigingen plaatsgevonden, doch
de bestaande tariefnummers zijn in sterke mate op-

nieuw ingedeeld en aan den stand der technische ont-
wikkeling aangepast. Het invoerrecht ‘op schrijf- en
rekenmachines, dat reeds in den inflatietijd op het
viervoud van v66r den oorlog was vastgesteld, werd

ten deele verder verhoogd.
De invoerrechten op koperwaren, ‘welke reeds eer-
der voor de hoofdartikelen op het dubbele van v66r den oorlog waren vastgesteld, zijn verder verhoogd,
zoodat zij thans tea deele het drievoud van het voor-
oorlogspeil bereiken. De verhoogingen der rechten op

ruibberaitikelen, leder- en papierwaren overtreffen

slechts bij uitzondering 50 pOt. van het vooroorlogs-
tarief. Ook hier vindt de belangrijkste verhooging

niet thans plaats, doch werd zij reeds in den inflat:ic-
tijd, gelijk hierboven vermeld, ingevoerd.

1)e
tariefswijzigingen
op industrieel gebied betref-

fen ongeveer driehonderd nummers met zevenhon-

derd heffingen. Doch al deze wijzigingen hebben

slechts technische beteekenis. De in den infiatietijd
plaats gehad hebbende tariefsverhoogingen bgtroffen

227 van cle in totaal 946 posities van het tarief. Zij

zijn het, welke aan het Duitsche tarief zijn huidig

karakter hebben gegeven. De thans voorgestelde zijn
in hoofdzaak ilifferentiaties en individueele bescher-

ming van speciale producten; ten deele zijn ‘het nog

de laatste uitloopers ‘der toenmaals doorgevoerde ver-
hoogingen.

Het tariefontwerp streeft het doel na, in Duitsch-

land het tariefstelsel van v66r den oorlog te herstel-

leti en een z.g. matige bescherming door te voeren.
l)o agrarische rechten hebben in dit stelsel de taak,
het uiteenloopen van ‘het agrarische en industrieele

prijsniveau te verhoeden. Zij zijn derhalve slechts de
noodzakelijke tegenhanger van ‘de industrieele rech-

ten. Deze laatste moeten een alzijdige ontwikkeling

der industrie waarborgen en de voor een vrijhandels-
land typische, eenzijdige ontwikkeling van die indus-
trieën, die onder de voordeeligste productievoorwaar-
den ajiheiden, verhinderen. De huidige handelspoli-

tieke toestand van Duitschlan’d maakt dit land, of
het wil of niet, tot een gebied, dat op verlaging der

internationale slagboomen voor den handel moet aan-
dringen. Duitschland moet volgens het plan-Daiwes
jaarlijks moer dan 2 milliard betalen, welke slechts

door vermeerderden export kunnen worden opge-
bracht. Bij zijn uitvoer stuit Duitschland echter overal
op hooge tariefmuren, welker verlaging het door han.-

deisverdragen moet bereiken. Het spreekt vanzelf,
dat het slechts handelspolitieke concessies kan ver-

krijgen, wanneer het zichzelf niet voor buitenland-
schen invoer afsluit. Anderzijds moet de rechteuver-
laging wederkeerig zijn. Wanneer Duitschland een-
zijdig tot den vrijhandel overgaat ontbloot het zich

van al zijn machtposities.
De belangrijkste vraag
‘bij
het nieuwe tarief is de
volgende: waarborgt het den vooruitgang in de Euro-

peesche handelspolitiek of sluit het definitief iedere mogelijkheid tot internationale verlaging der tarief-

barrières af? Om hierop een antwoord tegeven is het
allereerst noodig, aan eenige
bijzonder
belangrijke
goederen te demonstreeren, hoe de nieuwe Duitsche
tarieven zich tot de thans in andere landen geldende
verhouden: (Zie onderstaande tabel).
Uit het bovenstaande blijkt, dat het Duitsche tarief
in ‘t algemeen op de hoogte der overige Europeesche
tarieven staat en deze ten dccle niet eens bereikt.
Voorts heeft het tarief aan de onderhandelingen,

welke tot dusverre hebben plaatsgevonden, reeds ten
grondslag gelegen. Het kan derhalve niet meer on-
gunstige werkingen uitoefenen dan het reeds
bij
die
onderhandelingen heeft gedaan. Dat het echter als

De tarieven van verschillende landen, omgerekend in Marken per
100 Kilo:

Duitsch
1

1
Frankrijk

België

Tsjecho-
slowakije

italië

Polen
1

tarief
1

Max.
Kunstzijde …………………………
100

200
Kamgaren …………………………
30

98,50
Wollen weefsels ………………..
….
260

387
Houten meubelen ………………

10-20

8

Gewoon hoiglas …………………..
5 30

{15

Schrijfmachines met rekenapparaat..

300

440
Automobielen …………………..
i50
35

180

0
10
Motorrijwielen …………………
f

‘,

van

de
waar de

Min. Max.
Min.
50
190 63

160

24,60
28,35
9,50
42

152,60
96,80
189
63
360
173
800
2


19 72
17,50
10,50
4
6
2
15-45
16-80
10-80
22
180
63
110
285
165



45
0/
140
50
65
o/
16
120
en
van de
520


190
van de
35 ol,
v.de
waarde waarde waarde

474

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

3 Juni 1925

basis voor onderhandelingen een gunstige uitwerking

zal lbebben, gelijk. de Duitsche regeering beweert, valt

ook niet gemakkelijk in te zien.
1)

Aan het vooruitzicht, dat het nieuwe tarief wee.

zal worden, valt nauwelijks te twijfelen, wanneer geen

onvoorziene omstandigheddu optreden. De geheele

industrie en de landbouw zijn besloten het door te

zetten en deze vereenigde machten beschikken in

Duitschland over een vaste politieke meerderheid.

Dr. WALTnR
GRCJLINO.

AANTEEKENINGEN.

De regeling van de
superpreferentie
van den fiscus boven hypofheek, pand en oogst-

verband in Nederlandsch-Indië, 1. –
De’

Ondernemersraad voor Nederlandsch-Indië heeft den Minister van Koloniën de volgende nota aangeboden:

Bij de bespreking van de vraag of de superpreferentie van
den fiscus voor belastingvorderingen in eeriig land en in eenig
gegeven tijdperk te ver gaat, is het geraden voorop te stellen, dat deze voorrang boven andere schulden van den belasting-
schuldige in beginsel geheel gerechtvaardigd is. Hij is een
rechtstreeksch gevolg van de verhoudiiig van den Staat tot
zijn onderdanen. Deze brengt mede, dat de burgers van den
Staat wegens het enkele feit van het behooren tot het sta.ats-
verband verplicht zijn

tot de instandhouding ervan bij te
dragen-niet alleen met hun goed, maar, zoo noodig, ook met
hun leven. De wereldoorlog heeft duidelijk genoeg aangetoond,
dat dit niet slechts graulwe theorie maar ook in het bewustzijn, der volken levende practijk is.
Voor den belastingplicht volgt hieruit, dat deze wegens zijn
oorsprong in beginsel gaat boven de andere financieele ver-plichtingen van den belastingschuldige, welke laatste niet op
een onderworpenheidsverhouding van den debiteur aan het
publiekrechtelijk lichaam, waarvan hij deel uitmaakt, zijn
gegrond, maar in civielrechtelijke verhouding, in den regel in
een overeenkomst, in de vrije wilsovereenstemming der con-
tracteerende partijen, hun origine vinden. De logische con-
sequentie hiervan is, dat bij concursus van schulden, die aan
den fiscus voorgaan. –
De Staat kan
.
echter ter wille van de behartiging van maat
schappelijke belangen, welke hij heeft te verzorgen, aan de toe-
passing van dat beginsel uit eigen beweging grenzen aanleggen
en het uit dien hoofde zelfs ter zijde stellen. Zonder te treden
in diepgaande philosophische beschouwingen over de ver-
houding van Staat tot individu, mag min als algemeene stelling
poneeren, dat de burgers afzonderlijk zoowel als hun parti
culiere vereenigingen onderworpen zijn aan den Staat, maar
dat deze zijn taak en zijn roeping alleen vervult, indien en voor
zoover hij het belang van het volk, als geheel genomen, be-
hartigt en bevordert.
Het kan daarom aesr wel zijn, dat hij zijn eigen recht
;

streeksche financieel belang uit hoogere overwegingen bij de
verzorging van andere belingen heeft achter te stellen, zelfs
als die verzorging hem niet indirect zelf financieel ten goede
komt. Ïn de meeste gevallen zal de behartiging van zulke
andere algemeene belangen den Staat zelf indirect wel ter dege
ten goede komen, en dan is het een eisch van eenvoudige
staatsmanswijsheid, ook uit die overweging het rechtstreeksche
belang van den fiscus bij het hoogere algemeene volksbelang
achter’te stellen.
Het is derhalve voor een Overheid, die zich niet aan finan-
cieele kortzichtigheid të buiten gaat, niet mogelijk aan het
beginsel der superpreferentie van den fiscus vast te houden,
zonder tevens erop te letten of zij, dusdoende, niet grootere
volksbelangen schaadt dan het rechtstreeksche belang dat de
fiscus erbij heeft, dat de belastingen die betaald moeten worden,
ook binnen komen.
Practisch komt de kwestie van de handhaving der super-
preferentie van den fiscus ook boven pand en hypotheek
derhalve hierop neer, of zij -aan de volkswelaart eene zoodanige
schade berokkent, dat het voordeel hetwelk de schatkist ervan
heeft, daai-tegen niet opweegt. Een algemeen antwoord op deze
vraag is niet te geven. Het gaat hier om een zuiver feitelijke
kwestie. Daarbij dient men ook in rekening te brengen dat
de Staat als erediteur heel wat sterker staat dan de meerder-
heid der particuliere schuldeischers, wanneer hun vorderingen
niet bevoorrecht zijn ofhun voorrang in gevaal- komt. De
Staat toch beschikt over een aantal hulpbronnen die de
particulier niet .heeft; hij kan ook daarom gemakkelijker

‘) [De graanrechten zullen niet vatbaar zijn voor ver-
mindering, de overige rechten zijn maxima, waarop in han-
deisverdragen vermindering kan worden toegestaan. – Eed.]

ertoe overgaan zich niet te sterk aan de theorie vast te klam-pen, doch practische overwegingen, ontleend aan de eischen
van het maatschappelijke leven doen gelden. –
Zoolang de belastingen ten behoeve van welkes- invor-
dering het voorrecht van den fiscus in de wet is erkend, laag
zijn, doet dit wéinig of geen kwaad en is er geen aanleiding het
principieel gerechtvaardigde privilegie van den fiscus in te
perken. De ervaring heeft dit duidelijk genoeg aangetoond.
Zoowel hier te lande als in Indië -heeft de zaak de gemoederen
eerst warni gemaakt, toen in de oorlogs- en vooral in de na-
oorlogsjaren de heffingen, waarvoor de preferentie geldt, zoo
groote proporties aannarnen, dat deze – door haar voorrang
boven pand en hypotheek het zakelijk crediet en met name het
grondcrediet in gevaar gingen brengen.
Toen dit genihiedde, was de wetgever wel verplicht zich de
vraag te stellen, of dit niet zulke vergaande consequenties voor het economische leven met zich brengen zou, dat het
rechtstreeksch belang van den fiscus, om zich ook boven den
hypotheekhouder uit de opbrengst van het verbonden goed
schadeloos te stellen voor onbetaalde belastingschuld, daar-
voor moest wijken.
Aldus werd de vraag ook gesteld door Minister de Geer
in de M. v. T. bij het ontwerp, waarin om. werd voorgesteld, het voorrecht van den fiscus, wat betreft de Rijksinkomsten-
belasting en de daarmede in verband staande heffingen niet langer bevoorrecht te verklaren boven hypotheek.
Men leest daar: ,,In den laatsten tijd zijn klachten gerezen
over de werking van artikel 12 der wet van 22 Mei
1845
(Stbl.
No. 22) opde invordering van ‘s Rijks directe belastingen. Die
klachten betroffen het feit, dat aan den Staat wegens die
belastingen een recht van voorrang toekomt, dat boven dat
van hypotheek gaat.
,,])at in vroeger jaren bezwaren dienaangaande niet zijn
geuit, valt niet te verwonderen. Gewoonlijk vormde de be-
lastingsehuld van het totaal bedrag van iemands schulden
slechts een zoo gering onderdeel, dat voor in het gedrang komen
van hypotheken geen vrees behoefde te bestaan. De zeer
groote toeneming van de directe belastingen heeft dien toe-
stand gewijzigd. Hierdoor is het te begrijpen, dat menig
schuldeischer, die vroeger het voorrecht van den fiscus met een
onverschillig oog kon aanzien, zich onder de huidige
om-
standigheden beks-open gevoelt door de viees, dat de vordering
des ontvangers de zijne wel eens voor een deel of zelfs geheel
illusoii- zou kunnen maken.

– ,,Het betreft hier een zaak van meer dan particulier belang.
Het recht van hypotheek mag zich verheugen in eene enge-
meene mate van vertrouwen. Dank zij dat recht, komt er heel
wat kapitaal in handen van hen, die tot de meest nuttige aan-
wending ervan in staat zijn. Een geschokt zijn van dat ver-
trouwen moet alzoo op het economisch leven een ongunstigen invloed hebben.
,,Vandaar dat ondergeteekende de gelegenheid van dit wijzi-
gingsontwerp heeft aangegrepen om ook te dezer zake een voor-
ziening te treffen. Het-nieuwe art.
115
bis zal den voorrang
van den aanslag in ‘s Rij ksinkomstenbelasting boven het recht
van hypotheek doen vervallen. Het gaat in dezelfde lijn als
kort geleden, door de aanneming van een amendement op het
ontwerp tot wijziging van de gemeentewet, gevolgd is ten aan-
zien der gemeentelijke inkomstenbelasting.
,,Er zij op gewezen, dat de onderwerpeijke wijziging mede
zal gelden ten aanzien van de verdedigingsbelasting II en
van de oorlogswinstbelasting, aangezien die beide belastingen
wos-den ingevorderd volgens de bepalingen, geldende voor de
invordering der inkomstenbelasting.”
Terecht werd hier gèen algemeene verandering in de super-
prefereiitie van de schatkist voorgesteld. De wijziging be-
paale zich tot die heffingen, die tot zooUanige hoogte waren
geklommen, dat zij aan het hypothecair crediet schade zouden
kunnen berokkenen. Voor clie belastingen welke niet in die
mate zijn gestegen, dat zij door haar bedi-ag het grondcrediet in-
gevaar brengen, bleef het privilegie van den fiscus van de wet

van.
1845
onveranderd. Met name geldt dit voor de grond- en
de per-soneele belasting.
Deze regeling, die als wet van 19 Mei 1922 (Stbl. No. 327) in
werking kwam is logisch en consequent.

In de beide Kamers der Staten-Generaal vond het voorstel
van Minister de Geer dan ook aanstonds algemeene instenrniing.
Op aanch-ang van de Tweede Kamer werd de voorgestelde
bepaling liog uitgebreid tot het scheepsverband, en werd
bovendieft de mogelijkheid geopend daaraan eenige terug-
werkende kracht te verbinden door den Minister van Finan-
ciën bevoegd te verklaren om aan hypotheekhouders, die v66r
het in werking treden vaii de nieuwe bepaling door den fiscalen
voorrang schade hadden geleden, die schade geheel of ten
deele te vergoeden. –
Vooral uit deze laatste aanvulling blijkt wel zeer duidelijk,

3
Juni
1925

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

475

hoezeer hier te lande de verzekering van de rechten van den
hypotheekhouder aan Regeering en Volksvertegenwoordiging
ter harte gaat.

In Indië is men op andere en minder gelukkige manier te
werk gegaan. Zwichtende voor den aandrang, die van ver-
schillende zijden werd geoefend om het voorbeeld der Neder-
landsehe wet te volgen, werd bij ordonnantie van
24
Januari

1923
(md. Stbl. No.
44)
de superpreferentie van den fiscus
beperkt ten aanzien van alle directe belastingen, ook ten aan-
zien van die, waarvoor er geen aanleiding toe bestond. Als alge-
meene regel werd voor elk der directe belastingen afzonderlijk
bepaald, dat pand, hypotheek en oogstverband (of hypotheek
alleen) zullen gaan boven den voorrang van de schatkist
voor belastingschuld over het loopende en volgende jaren.
Het criterium hierbij ligt in het oogenblik van vestiging van het recht.
Men heeft zich de zaak gedacht als analogie van hetgeen in
het hypotheekrecht geldt. De rang der hypotheek wordt be-
paald door den dag der inschrijving. De eerst-ingeschrevene
heeft den hoogsten rang. Blijkbasr heeft men hieraan wifien aan-
sluiten, met dien verstande, dat de dag van aanvang of van
einde van het belastingjaar (te dezen aanzien is bij de regeling van de ordonnantie onderscheid tusschen de verschillende be-
lastingen gemaakt) in de plaats treedt voor den dag van in-
schrijving. Belastingschuld bestaande bij het begin (of het
einde) van het belastingjaar, waarin de hypotheek werd inge-
schreven gaat voor die hypotheek; latere belastingschuld krijgt een lageren rang.
Voor de belastingen, behalve de personeele belasting en de
verponding, werd evenwel nog een regeling gemaakt, krachtens
welke ook voor oudere belastingjaren het voorrecht van den
fiscus achter de genoemde zakelijke rechten kan komen te
staan. ,,Voor of na de vestiging van een recht van pand, oogst-
verband of hypotheek kan door hem die het recht verleent, het verzoek worden gedaan tot afgifte eener verklaring dat dit recht gaat boven het voorrecht van ‘s Lands kas terzake
van oorlogswinstbelasting over jaren voorafgaande aan de
vestiging van het recht.” Ten aanzien van de inkomsten-
belastingen de producten-belastingen kan het verzoek alleen
worden gedaan door den hypotheekhouder. Bij de inkomsten-
belasting is een dergelijk verzoek bovendien noodlig om de
hypotheek voorrang te doen hebben boven de belasting-
schuld over het loopende jaar.
Het verzoek moet worden gericht tot het Hoofd van
Gewestelijk Bestuur, en deze hoofdambtenaar geeft de ver-
langde verklaring niet af dan na overleg met den betrokken inspecteur van Financiën, en dat wel niet dan nadat hij zich
heeft verzekerd, dat de fiscus over de jaren, die in de verklaring
worden genoemd terzake van de betrokken heffing niets meer
te vorderen heeft ,,of dat een naar zijn oordeel voldoende
waarborg bestaat dat de nog verschuldigde belasting zal
worden voldaan.”
Voor op het oogenblik der vestiging van de hypotheek,
resp. ook van de andere genoemde zakelijke rechten, reeds
bestaande belastingschuld komt deze regeling dus hierop
neer, dat de fiscus van zijn voorrang alleen afstand doet na
zich te hebben vergewist, dat hij geen vordering heeft of dat
deze op andere manier gedekt is. Een heel groote concessie
kan men dat moeilijk noemen.
Of zij practisch waarde hebben zal, zal voornamelijk af-
hangen van de snelheid, die bij haar uitvoering zal worden
betracht. Blijkens een mededeeling van den Directeur van
Financiën aan het Bestuur der onder den drang der omstan-
digheden pas opgerichte Hypotheek-Vereeniging, is het de
bedoeling de verklaring vlot af te geven en haar alleen te
weigeren als er aanwijzingen zijn dat men niet met bona fide zaken te doen heeft. De Directeur verklaarde zich bovendien
bereid als er bij de uitvoering practische moeilijkheden rijzen,
een aanschrijving te richten om de vlotte behandeling te be-
vorderen.
Men moet deze tegemoetkomende houding natuurlijk
waardeeren, maar wij betwijfelen of er in de practijk veel van
zal terecht komen. Heeft de Directeur van Financiën zich
inderdaad zoo stellig uitgelaten, dan heeft hij o.i. meer toege-
zegd dan hij verantwoorden kan. De ordonnantie toch eischt uitdrukkelijk, dat de verklaring alleen zal worden afgegeven
na een onderzoek uitwijzend dat er geen oude belastingsohuld
bestaat.
Dit heeft met kwade of goede trouw niets te maken.
Ook de meest soliede credietaanvrager kan oude belasting-
schuld hebben. Heeft hij die inderdaad, dan wordt de ver-
klaring ten aanzien van zijn pand niet afgegeven, tenzij hij
eerst zekerheid stelt voor de betaling ervan en hiermede gaat
in bijna alle gevallen heel wat meer dan een enkele dag heen.
Intusschen het is reeds veel, hoewel niet alles, dat de betrok-
kenen, op de medewerking der belastingadministratie in deze
rekenen kunnen.
Men zal moeten afwachten hoe de regeling in de practijk zal

werken. Echter is het nauwelijks een vraag of eenvoudige na-
volging van hetgeen in het moederland op dit stuk geschiedde,
niet de voorkeur had verdiend ook voor den fiscus zelf. Im-
mers, er wordt hier weer een regeling gemaakt, die ook als zij
bevredigend werkt, toch heel wat administratieven arbeid zal
noodzakelijk maken en misschien nog meer geld zal kSsten
dan de fiscus bij het prijsgeven van zijn privilegie zou hebben
verloren.
De vervaltermijnen van den voorrang van den fiscus, welke
in de verschillende belastingordonnanties voorkomen, bleven
bij dc ordonnantie van
24
Januari
1923
ongewijzigd. Die ter-
mijnen krijgen echter voor den hypotheekhouder in verband
daarmede een grootere beteekenis. Eigenaardig genoeg is er op. dit punt geen eenvormigheid in de verschillende ordormanties. Volgens de ordonnanties op de
personeele belasting, op de inkomstenbelasting
1920
en op de
verpanding vervalt het voorrecht van den fiscus voor die
belasting ,,bij het einde van het jaar volgende op dat, waarvoor
de belasting verschuldigd is.” Hier heeft dus de fiscus zelf het
risico van het vervallen van zijn voorrang door achterstand
hij de uitreiking van aanslagbiljetten.
Bij de oorlogswinstbelasting vervalt het voorrecht, volgens
art. 60 der desbetreffende ordonnantie, ,,bij het einde van het
jaar volgende op dat, waarin het aanslagbiljet is verstrekt”.
Hier wordt dus, ook wat de verlenging van het voorrecht van
den fiscus aangaat, de belastingplichtige dupe van achterstand in de uitreiking der aanslagbiljetten.
Men zou nu meenen, dat bui de produotenbelastingen, die
een correctief op de inkomstenbelasting heetten te zijn, ten
aanzien van den duur van de superpreferentie van den fiscus
de hoofdordonnantie was gevolgd, te meer daar deze bijzondere
belastingen alle tezeifdertijd als de Herziene ordonnantie op
de Inkomstenbelasting zijn ingevoerd en alle dezelfde terug-
werkende kracht hadden. Dat is intusschen niet het geval
en zelfs is er op dit punt geen eenvormigheid bij de verschil-
lende heffingen van dien aard.
Het voorrecht vervalt ,,bij het einde van
het derde. jaar
volgende op dat, waarin de aanslag is geschied” ten aanzien
van: de tabaksbelastingen, de theebelasting, de suikerbe-
lasting en de aardoliebelasting; doch ,,bij het einde van
het
jaar
volgende op dat waarin de aanslag geschied is” ten aan-
zien van koffiebelasting.
Het ontwerp voor de ordonnantie op de vennootschapsbe-
lasting
1925
volgt niet de regeling van het vervallen van het
voorrecht van den fiscus uit de ordonnantie op de inkomsten-
belasting. Zij sluit zich in beginsel aan bij de producten-
belastingen, maar geeft daarop toch een variant. Het voorrecht
zal daar vervallen ,,twee jaren na de dagteekening van het
aanslagbiljet.”
Behalve wat betreft de inkomstenbelasting, de personeele
• belasting en de verponding is de vervaltermijn van het voor-
recht van den fiscus derhalve aan een onzeker beginpunt vastgeknoopt. Dit maakt de zaak voor den hypothecairen
crediteur, zoolang hij niet gedekt is door de zooeven bedoelde
verklaring van het Hoofd van het Gewestelijk Bestuur nog
ongunstiger. Bovendien heeft dit ten gevolge, dat deze hoofd-
ambtenaar een veel verder reikend onderzoek moet doen
instellen, v66r hij met een gerust geweten de verklaring der
fiscale onbezwaardheid ten aanzien der productenbelasting en
in de toekomst ten aanzien van de vennootschapsbelasting
afgeven kan.
llierbij komt nog, dat de vervaltermijn in de gevallen, welke
de ordonnanties aangeven, kan worden verlengd. Het blijft
dan ook een ingewikkelde zaak.
Maar bovendien blijft door den achterstand in de belasting-
heffing van de O.W.-belasting en de productenbelastingen,
waarvan over verschifiende jaren nog geen (definitieve) aan-
slagen zijn verstrekt, de fiscus de eerstvolgende jaren nog
preferent voor die belastingen boven hypotheek enz. gevestigd
gedurende of nâ de jaren, waarover die belastingen geheven
worden, zoodat bij faillissementen hypotheekhouders in de eerstkomende jaren nog voor hoogst onaangename verras-
singen kunnen komen te staan; verrassingen, die aan het vel-
trouwen in het hypothecair crediet een geduchteii schok
kunnen toebrengen.

(Slot
volgt).

Het herstel van den gouden standaai-d
in Nederlandsch-Indië.
– De verklaring, waar-

mede de Indische regeering den terugkeer tot den
gouden standaard heeft aangekondigt, luidt volgens

de Jav. Ort. als volgt:

Met ingang van
29
April zal de directeur van financiën,
gebruik makende van de kern bij ordonnantie van 7 Augustus
1914
gegeven bevoegdheid, op schriftelijke aanvraag ver-
gunning verleenen tot den uitvoer van goud en zilyer, hetzij

476

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

3 Juni 1925
gemunt of ongemunt, terwijl maatregelen in voorbereiding
zijn om het bij die ordonantie uitgevaardigde uitvoerverbod
op te heffen.
In verband hiermede zal de Javasche Bank eveneens met ingang van 29 April in staat zijn uitvoering te geven aan de
door haar in 1922 afgegeven verklaring luidende als volgt:
,,President en directeuren der Javasche Bank verbinden zich tegenoverde regeering van Nederlandsch-Indië tot handhaving
en voortzetting van de tot dusver door de Javasche Bank
gevolgde goudpolitiek, door o.m. bij stijging van de wissel-koersen op het buitenland boven de pariteit der goudwaarde behalve in buitengewone omstandigheden, ter beoordeeling van den Gouverneur-Generaal, na raadpleging der Javasche Bank en behalve voor wisselarbitrage, haren goudvoorraad,
zoolang zij daartoe bij machte zal zijn, zonder in strijd te ge-
raken met de bepalingen van de Javasche Bankwet, zoo noodig,
voor afgifte beschikbaar te stellen op den voet van
/ 1.653,44
per KG. fijn voor baren en tot hiermede overeenkomende
prijzen voor gouden muntspeciën.
Ter toelichting wordt medegedeeld, dat de Javasche Bank –
evenals vroeger het geval was – in het algemeen niet bereid
zal zijn gouden tienguldenstukken voor den binnenlandschen
geidsomloop beschikbaar te stellen.
Voor uitvoer naar het buitenland zal zij echter op den voet
der bovenstaande verklaring goud afgeven tegen den prijs
van/
1.653,44
per KG. fijn en tegen hiermede overeenkomende
prijzen voor gouden muntstukken. Hiertoe zal zij echter niet
overgaan, dan wanneer de stand van den wisselkoers, in ver-
band met de goudpariteit daartoe aanleiding geeft.
Bij de beslissing of tot de afgifte van goud zal worden be-
sloten, zal de Javasche Bank uitsluitend rekening houden met
den stand der wisselkoersen op die landen, (zooals Nederland,
Amerika, Engeland) die onvoorwaardelijk tot den gouden
standaard zullen zijn teruggekeerd en dus geen rekening houden
met den stand der wisselkoersen op de landen, waar beper.
kingen ten opzichte van den invoer en den uitvoer van goud
bestaan en wier valuta derhalve voorshands niet in vaste ver-houding ten opzichte van het goud staat.
De Javasche Bank zal zich bij de eventueele afgifte van
goud het recht voorbehouden om contrôle te oefenen op de
verscheping van het door haar afgestane metaal.

De gelijkenis met de verklaring van minister Colijn

is treffend, hetgeen overigens geen verwonderin be-
hoeft te wekken.

He t voedingsprobieein der v olken en

de verhooging der agrarische produc

t i
e.
– Malthus’ ,,wet” is bekend: de bevolking heeft,

zoodra alle cultuurgrond in gebruik is genomen, d

neiging, zich sterker te vermeerderen dan de produc-

tie van voedingsmiddelen. Honderd jaar geleden deed
zij opgeld en was cle economie pessimistisch. Later
heeft men haar min of meer vergeten, doordat de
voort’brengingsmoeite der landbouwproducten sterk

daalde. Aangetast is zij eenerzijds door bevolkings-
statistici, die ten aanzien der bevolkingsvermeer-
dering tot geruststellender conclusies kwamen dan

Maithus mogelijk ‘zou hebben geacht. Zijn andere pos-

tu]aat, de afuemende bodemmeeroplhrengst, verdient
echter evenzeer nauwgezet te worden getoetst. Vooral
nu tegenwoordig de vrees voor overbevolking weder
in de lucht
zit,
is zulks van het grootste belang.

Waar het overwegend de pessimisten zijn, die zich
het meest roeren, komt een beschouwing, die van
optimisme getuigt, van pas, temeer waar zij gegeven
wordt door iemand, die zoo’zeer als autoriteit geldt

als .haar schrijver, Prof. Dr. F. Aereboe, hoogleeraar
in de laridhuishoudkunde te Berlijn. Het jongste
Weltwirtschaftliche Archiv bevat een
bijdrage
van
zijn hand over het voedingsprohleem der volken en
de verhooging der agrarische productie, waaruit het

volgende, waarbij vrijwel geheel moet worden afge-
zien van het weergeven der documentatie van schrij-
vers stellingen, zij aangestipt.

Waar treedt het ,,Bodengesetz” in werking, wat
kan men als grond(Neuland)reserves beschouwen,

hoe worden deze nieuwe gronden in cultuur gebrâcht,
wanneer begint de wet der afnemende meeropbrengst

op hen te werken en welke en hoe sterke middelen
bezit de me.nschheid, de werking dezer wet daar op te
schorten of te verzwakken, waar zij zich reeds doet
gevoelen?

Om een antwoord op deze vragen te geven wordt

allereerst de ontwikkeling van den landbouw histo-

risch geschetst. Wat in :het bijzonder de negentiende
eeuw aangaat, wijst schr. er op, dat de levensmidde-
lenproductie in Duitschiand per hoofd der bevolki rig
veel sneller dan deze laatste is toegenomen. Na 1888

trad in zooverr& een wijziging in, als de behoeften

nog sneller dan de productie stegen en dus ten slotte

een belangrijke agrarische import noodzakelijk werd,

speciaal om de zeer groote’vleeschconsumptie te be-
vredigen, welke van 1816 tot 1914
bijna
is vervier-
voudigd. Malthus’ wet wordt hier dus geenszins be-
vestigd. Daarbij komt, dat, ware de geheele Duitsche

landbouw op ‘de leest •der best geëxploiteerd.e bedrij-
ven geschoeid geweest, men opbrengsten zou hebben

aanschouwd, welke ,,Deutsohla-nd hutten in Nahrungs-

mittein ersticken lassen”. Het zijn derhalve niet hoe-
veelheid en vruchtbaarheid van den nog beschikba-

ren grond, •die in eersten aanleg de voedingsmidde-

lenspeelruimte der menschen en volken bepalen, doch
de middelen, waarmede de grond wordt geëxploiteerd
en de keflnis der menschen, ‘waardoor dit geschiedt,

hun energie en spaarzin. Iedere bedrjfsver.betering
beteelcent nieuwe grond, die de werking van de wet
der afnemende meeropbrengst eerst later loet optre-

den. De doorvoerbaarheid dezer verbeteringen is daar-
bij een kapitaal- en prjskwestie. De
prijzen
regelen
in den landbouw, als in elke andere productie, of en

in welken omvang zij kan worden uitgebreid, hetzij doo:r ontginning van woesten grond, hetzij door op

reeds in cultuur zijnde gronden nieuwe methoden te
gaan toepassen.

Gaat men na, over welke reserves voor levensmid-
clelenproductie de menschheid’nog beschikt, dan blij-
ken dit de volgende te zijn.
Omzetting van jachtterrein in weiden en van wei.-
den in bouwland; voortgezette vervanging van bosch

door akkerland. (schr. spreekt hier niet van de hij-

matologisc.he e.a. be’teekenis van de bosschen). Vervan-
ging van weinig door meer zorg vereischende plan-

ten, waardoor de grens der opbrengstdaling wordt

verplaatst. Verder continue aanwending van den

grond en het ontdekken van nieuwe gewassen, voor
bepaalde streken geschikt. Een ‘historisch voorbeeld

is de aardappel, het jongste de sojaJboon. Dan ver-

edeling der oude cultuurplanten en het aankweeken van huisdieren, het invoerén van machines, wegen-
verbetering etc.

Naast dit alles komt de rol, door wetenschap, in-
dustrie en techniek buiten het bedrijf in eigenlijken
zin voor den landbouw gespeeld.

Nog grooter dan von Liebig’s invloed zal die van

het Haber-Bosch-procé.dé voor stikstofwinning uit de
lucht zijn, waarvoor de enorme waterkrac.hten waar-

over de wereld beschikt kunnen, worden aangewend.
Niet minder onafzien’baar zijn de mogelijkheden tot
irrigatie van groote gebieden in de gematigde zone

en de subtropen. ,,Das Bewiisserungswasser bedeutet die gröszte Landreserve der Völker des Erdballs, das ausgenützt werden wird, sobald Bedarf vorhandenist,
und ausgenützt werden kann, ohne dasz sich das Bo-

dangesetz irgendwie anders fiiihlbar ‘macht als auf
dem alten Kulburlanide”.

Evenals de irrigatie-mogelijkheden zijn die tot
drooglegging van vruchtbare lancistreken nog onaf-
zienbaar. De vruchthaarste landstreken der aarde
worden nog niet door landbouwers bewoond, zoo de
moerassen van de Amazoiie, den Orinoco en den Kon-

go. Gele koorts, malaria en siaapziekte heerschen hier
nog. Tusschen Zambesi en Soedan zijn uitgestrekte
gebieden, waar door de tripanosomenziekte geen vee
kan leven. Welke vooruitzichten., aldus schr., openen

zich hier, wanneer men eenmaal met ,,Bayer 205″
deze ziekte energiek kan gaan bestrijden!
Vervolgens •bespreekt hij de betere transport- en
co’nserveeringsmogelijkheden, waardoor het ,,Boden-

gesetz” telkens weder gecompenseerd en overgecom-

3 Juni 1925

ECONOMISCH-STATSTISCHE BERICHTEN

477

penseerd wordt, om daarna als volgt te conciudeeren:

Technisch beschouwd is de verzorging der thans op den
riardbol levende 1700 millioen nienschen kinlerspel. Noch
verdubbeling, noch verdrievoucligiiig van dit aantal betee-
kent ‘bij den huidigen stand der techniek de grens, wnarbij
het ,,Bodengesetz” zou kunnen aanvangen de voeclings-
ni’iddelenpro:luctie der menschlieid te bemoeilijken. Voor

dat dit bovolkingscijf er der menschheid echter werkelijk
bereikt is, zal de menschelijke geest al lang weder naicide-len en wegen gevonden hebben om het ,,Bodengesetz” op-
nieuw te compenseeren en over te compenseeren. Men den-ke slechts aau de geweldige energiehoeveelheden der zonne-
warmte, van den wind, aan die, welke zich ons in tien vorm
van eb en vloed direct ter beschikking stellen en welke aan
de productie van landbouwartikelen evenaoo direct dinst-
baar kunnen worden gemaakt, alh zij indirect voor een ont-
lasting van den laindbonv bij de verzorging der menschheid
in aanmerking komen, zoodra zich slechts een werkelijk
gebrek doet gevoelen en de kapitaalvorming zooiver is ge-
vorderd, dat al deze ,,nieawe grond” kan worden ontgonnen.

Het voedingsprobleem der volken en der menschheid is
derhalve voor onafzienbaren tijd geen prob]eem van grond-gebrek, stijgende moeilijkheden en stijgende kosten van den
verbouw van gewassen ten gevolge der werking van het
.,:13odeiigesetz”. Weliswaar is deze wet op zichzelf eeuwig
cii moet de landbouiv zich in zooverre naar hem schikken,
ils hij bij gegeven bedrijfsorganisatie en bij gegeven prij-
zen zijn kosten zon moet afmeten, dat hij deze nog dekken
kan…. Dit is echter een zuiver bedrijfshuishoudkundig
postulaat. Algemeen economisch beschouvd liggen de dingen
geheel anders. Dan bestaat een oneindige hoeveelheid nieuw
land iii den engeren en ruimeren zin des woords. Zijn ont-
ginhling is uitsluitend een vraag van kapitaalvorming tot
het opbrengen van de ontginningskosteu en een behoefte-
kwestie, welke zich in de prijzen der producten en produc-
tierniddelen uit.
Voorts is do opvoering der leveusmiddelenproductie ook
een vraag van technische verbeteringen, welke op de prij-
zen der produetiemiddelen en indirect via deze ook op de
prijzen der bodempreducten druk uitoefenen. Iedere tech-
iiische vooruitgang verschuift derhalve ook min of meer
de toelaatbare productiegrenzen in de afzonderlijke land-
bouwbedrijven en landen. Een nieuwe beregeningsmethode,
welke bijzonder goedkoop werkt, kan den landbouw der
siibtropen bv. een zon sterken prikkel geven, dat cle land-
bouw der gematigde zones gedwongen wordt, zijn productie-
kosten te beperken oni de ongunstige werking van het ,,Bo-
deugesetz’ te ontgaau. Zulke crises worden echter in den
regel snel door bevolkingsvermeerdering wederom over-
wonnen.
Deze bevolkingsvermeerdering is het echter, welke vÔÔr
alles den iunerlijken indruk, cle innerlijke spanning ver-
oorzaakt, welke de menschbeid steeds tot overwinning van
het ,]3odengesetz” door wijzigingen in de bedrijfsmethoden
drijft en leidt. Zulke veranderingen komen nooit vanzelf
en nooit zonder overwinning van uitwendigea en innerlij-
ken weerstand. Slechts nood leert bidden! Slechts nood
maakt vindingrijk! Nood is derhalve de beste hefboom voor
den vooruitgang, ook de nood van een tijdelijk verkleinderi
levensmiddelenbasïs.
Stagnatie in den bevolkingsaauwas •beteekent daarente-
gen het kweeken van renteniers. De kleine Fransche wijn-
bouwer in Zuid-Frankrijk kent ondanks zijn grondgebrek geen renteniersgeest. Deze treft uien slechts bij de groote
Fra.nsche boeren uit het Noorden aan, waar het tveekinder-
stelsel heerscht. De bevolkingsvermeerdering eischt, dat
meer voedingsmiddelen worden geproduceerd; zij geeft ech-
ter tegelijk ook de geestelijke en economische impulsen,
dat dit in werkelijkheid geschiedt, zij prikkelt tot uitvin.
dingen, zij geeft den meusch den spaarzin om kapitalen
tot productieverbetering over te houden,- geeft hem ook den
impuls tot arbeiden en roept ook de prijzen in het leven,
welke in staat stellen, nieuwe gronden te gaan bebouwen.
Het is in het leven der rnenselien en volken niet anders
dan bij een boer op de Lüneburger Heide, die naast weide en
akker ook nog woesten heidgro’n(I bezit, welke hem slechts
schaarsch heidestrooisel oplevert. Outginnen kan hij hein
sleohts in den omvang, waartoe zijn arbeidskracht reikt en
waarin hij het vereischte materiaal voor de vergroote ak-
kers kan oversparen. Iii werkelijkheid gaat hij echter
slechts tot de ontginning over, wanneer hij minstens meer
dan twee kinderen heeft. Zonder deze spaart hij ook niet. Maithus bevolkingswet is derhalve op zijn minst geno-
men zonder practische beteekenis. De eene zijner beide prae-
missen, nl. de met den omvang der levensmiddelenproductie
voortdurend stijgende moeilijkheden en kosten geldt voor

onafzienbare tijden op deze aarde voor de menschheid niet.
De moeilijkheden, de landboawproductie te doen stijgen,
zijn niet als de helling van een berg. Het zijn slechts groo-tere en kleinere steenen, welke den weg op zekere af stan-
den versperren en met eenige moeite en kosten moeten
worden uit den weg geruimd, om telkens weder vrij baan
te maken. Het nieuwe land, dat tot vermeerdering der voe-dingsmiddelenspeelruimte der menscben moet worden ge.
wonnen en ontgonnen, bevindt zich in de eerste plaats in
de hoofden der menschen en volken. De menschelijke geest
moet alle technische verbeteringen, welke ten bodem be-
vruchten en het ,,Bodengesetz” compenseeren, uitpluizen
of scheppead vormen, om het even of zij uit het eigenlijke
gebied der techniek stammen, dan wel of zij verdiept weten-
schappelijk inzicht in den samenhang der dingen betee-
kenen, w’elke den landbouwer tot meer rationeel handelen
kunnen brengen. Evenzoo is het overbrengen van alle tech-nische en wetenschappelijke verbeteringen in de bebouwing
van den grond in de eerste plaats een vraag van de intel-
ligentie der practische landbouwers, van den landarbeider
tot den groot-grondbezitter of landgoeddirecteur toe.

Alen ziet, reden tot ongerustheid behoeft volgens

Prof. Aereboe niet te worden gekoesterd. Slechts zij
hier de vraag gesteld, of zijn beschouwingen, wier

vorm hier en daar die van een pleidooi is, niet eenigs-
zins de
op
zichzelf prijzenswaardige nevenbedoeling

hebben gehad, den Duitschen landbouw een hart on-

der den riem te steken, door hem den weg ijaar pro-
duetievermeerdering te wijzen. Deze weg zou dan
tevens die zijn, welke hernieuwde landbouwprotectie
in Duitschiand overbodig maakt. Prof. Aereboe is

een der onderteekenaren van de Stuttgarter resolu-
tie
1)
en critiseort in zijn rede scherp de voor den
oorlog gevoerde Duitsche handelspolitiek! Ontdoet
men echterdo uiteenzettingen van hetgeen zij in ver-

band hiermede wellicht voor suggestiefs hebben, dan

houdt men een bijdrage over tot het inzicht in het
bevolkingsvraagstuk, welke als tegenhanger tot de
veelal pessimistische uitingen der laatste jaren de
aandacht moge trekken.

De omvang der graari.speculaties in
de Vereenigde Staten.
– Het Federal Re-
serve Stelsel heeft reeds bij verschillende gelegenhe-
den als zondebok gediend. Thans weder wordt eraan
verweten, dat het de oorzaak is van de speculatieve

hausse op de effecten- en graanibeurs, welke zich in
den vorligen herfst ontwikkelde. Dit heeft reeds aan-

leiding gegeven tot indiening van een ontwerp van wet tot wijziging der Federal Reserve Act, waarbij
de elasticiteit van het stelsel wordt beperkt,. Dit voor-
stel besprekende, schrijft de
Chronicle,
dat zij be-
nieuw is, hoevelen eenig denkibeeld hebben van den

omvang, waarin ‘het afgeloopen jaar in graan werd

gespeculeerd. Iedereen, schrijft het ‘blad, is bekend
mot het feit, dat de tarweprjs te Chicago tot boven
$ 2 per bushel steeg en vervolgens in één enkele
maand tot $ 1,40 viel, aldus een opruiming houdende
onder een leger kleine luyden met gokneigingen, en

dat zij thans (9 Mei 1.1.) weder op $1,69 staat. Groote
schommelingen, welke voor ‘den boer niet veel goeds
voorspellen. Hoevelen echter hebben een verwijderd
denkbeeld van den omvang, volken deze speculatieve
transacties hebben aangenomen? De Grain Futures
A’dministration of the United States Department of

Agriculture verstrekt thans dageljksche en maa
n
de
lijksche opgaven van de omzetten in de verschillende
contractmarkten en het blad heeft cle moeite genomen,
de cijfers voor de laatste 12 maanden samen te voe-
gen. De opgaven gaan slechts 11 maanden terug. Uit
de volgende tabel blijkt, dat, ‘terwijl ‘de maandelijk-
sche transacties van November 1923 t./m. Mei 1924
gemiddeld ongeveer 900 millioen bushels per maand
bleken te beloopen, zij zoo enorm zijn gestegen, dat
zij in Maart 1925 in totaal ohgeveer viermaal dit
cijfer beliepen, een algemeen totaal van 3.552.884.000
bushels in de negen contractmarkten bereikende,

i) Zie p. 904 van den vorigen jaargang.

478

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

3
Juni 1925

waa.van
2.273.190.000
buahels alleen
op
rekening van
tarwe komeii.

Verkoopen van tarwe en andere graansoorten.

(In 1000 bushels).

Tarwe

Alle graansoorten
1925/24

1924123

1925/24 1924123

Maart 1925 2.273.190
1
24 593.250 3.552.884 1.139.516
Februari 1925 1.781.067
1
24 417.114 2.903.336 819.678
Januari 1925 1.907.786
1
24 372.661 3.093.848 916.490
December 1924 1.528.040
1
23 528.305 2.745.076. 899.415
November 1924 1.339.724
1
23 676.795 2.223.071 1.169.256
October 1924 1.595.626

2.786.410
Septemb. 1924 1.068.376

2.119.228
Augustus 1924 1.300.274

.

2.415.079
Juli

1924 1.332.727

2.172.574
Juni

1924

850.055

1.443.067
Mei

1924

373.876

730.240
April

1924

451.186

8R2.094

Tot. 12maanden 15.801.927

27.066.907

Uit de’ze tabel blijkt, dat in het jaar, eindigeude
31
Maart
1925,
het algemeen totaal der g.raanomzet-
ten meer dan
27
milliard bushels bereikte, waarvan bijna 16 milliar.d alleen in tarwe. De tarweproductie

van het vorige jaar bedroeg in de Vereenigde Staten
812.613.000
Ihushels, zoodat in ‘deze twaalf maanden

de geheele tarweoogst ‘bijna twintig maal werd ver-

kocht. Blijkt hieruit, vraagt de
Chronicle,
geen zeer
uitgesproken speculatie? Deze zou nu, volgens het
blad, niet mogelijk zijn geweest, indien de Federal

Reserve Banks door hun open-marktoperaties niet
onnoodig ongeveer 1 milliard aan crediebmid’delen

beschikbaar hadden gehouden.

MAANDCIJFERS.

PRODUCTIE DER STEENKOLEN-, BRUIN- –

KOLEN- EN ZOUTMIJNEN.

(Gegevens verstrekt door den Hoofdingenieur der mijnen.)
1. Gezamenlijke Steenkolenmijnen.

1 April

1 Mei

1 Mei
1925

1925

. 1924 ‘

Aant. arbeiders bovengronds

8.269′

8.275

7.917

11

ondergronds. 21.979

21.669

21.471

Totaal …………..30.248

29.944

29.388

Maart

April

April
1925

1

1925

1

1924
Netto productie in tonnen
van 1000 KG.

……….
.581.315
545.289
507.816
waarvan kolenslik

……..
23.458
19.413
31.213
Aantal normale werkdagen:
..
26 25
25
Staatsmijnen

………..
Oranje-Nassaumij nen
26 25
25
Overige mijnen

………..
26
25
25

II. Bruinkolenmij
nen.
(Bruinkoolmijn_Carisborg).

1 April
1 Mei
1 Mei
1925
1925
L
1924

163 154
190
Aantal arbeiders ………

Mrt. 1925
Apr. 1925
Apr. 1924

19.561
17.690
15.540
Netto-productie in tonnen.
.
Aantal normale werkdagen
26
24
25

STATISTIEKEN EN OVERZICHTEN.

N.B.
**
beteekent: Cijfers nog niet ontvangen.

GELDKOERSEN.

BANKDISCONTO’S.

N
d (Disc. Wissels. 4
15Jan.’25
Zwits. Nat. Bk. 4
16Juli ’23
Bk Bel.Binn.Eff.
4415 Jan.’25
N.Bk.v.Denem. 7
17 Jan. ’24
tVrsch.inR.C.
5415 Jan.’25
ZweedscheRbk 54
8 Nov.’23
Javasche Bank …
4420 Oct. ’24
Bank v.Noorw. 6
8 Mei ’25
Bank van Engeland 5
5Mrt. ’25
Bk. v. Tsj echo-
Duitsche Rijksbk. 9
26Feb.’25
slowakijë. ..
725 Mrt. ’25
Bank v. Frankrijk 7
11Dec.’24
N.Bk.v.O’rijk.
ll25Apr.’25
Belgische Nat. Bnk.
5422 Jan.’23
N. Bk.v. Hong. 1028
Mei ’25
Fed. Res. Bank N.Y.
3426Feb.’25
Bank v. Italië. 6
9Mrt. ’25
Bank van Spanje.. 5
23Mrt. ’23
Z.-Afr.Res.bnk
54

OPEN MARKT.

1925

II 1924 11 1923 II 1914

1 25-30
1
18-23
1
11-16 1 26-31 1128 Mei-11 20-24
30Mei
1
Mei

Mei

Mei’

Mei

2Juni
II
Juli
Amsterdam
Partic.djsc.
3
3
18
33/8
3112-/8
31/3_314

3I4-I8
3113_5/5
31I8’116
Prolong.
32)
2
3
)4-3
1
/4
211
2
_3
211
3
_3
31/4_3J4
312

/4
2114
3
14
Londen

Daggeld
. .
3-
3
h
35
3112-4’12
331
4
.511
3

211
4
311
3

I’/
2
-2’/
2

1
3
14-2
Partic. disc.
4
3
18
4/8-116
41/4_3f4
4I8-I4
3-3i,
6

2
211
4
-3/
4

Berlijn
Daggeld
. .
9/-1
1
3)

71/21
1
6
3
/4-9
7-10
– – –
Partic. disc.
30-55d…
8
3
)
8 8 8


56-90 d..
.
7I8
3)
771s
7
18
7/8

8


2
1
18-
112
Waren-
wechsel.
8
7
18-9
3
)
8
7
1-9
8
3/4
8
3
/4-
7
/5
– –
New York’)
Cali money
3
3
14-4
3)
331
4
_41/
4

31/3.41/4
3
12
-4
14
2
3
14.4
3
/4
4113_5314
13142112
Partic.djsc.
3’8
33/8
3114-/8
311
4

– –
ij
Cail money-koersv.29
Mei
en daaraan
voorafgaande
weken tfm.
Vrijd.
1)
Noteering
van 28
Mei.
3)
Idem
val,
29 Mei.

WISSELKOERSEN.
KOERSEN IN NEDERLAND.

Data
1
New ILonden Berlijn 1 Parfs 1 BrussellBatavia’)
York
) 1

i

‘) 1

1

1

26 Mei

1925
2.4813/,
12.104
59.25
12.584 12.38

100
/8
27

1925
2.49
12.104 59.27
12.47

12.324 100
1/,
28

1925
2.49
1
/
12.104
59.29
12.474 12.27

1001/
8

29

,,

1925
2.4811/,, 12.104
59.274
12.464 12.174 100l
30

»

1925



100
1
/
8

1Juni1925

.-


Laagsted.w.
1
)
2.48%
12.094
59.20
12.38

12.16

100
Hoogste d.w’)
2.49a,
12.114
59.30
12.65
1
12.42

100l/
25 Mei

1925
2.483%
12.094
59.221
12.734 12.43

100
18

,,

1925
2.48h1/,
12.08
59.21
12.914
1
12.524.100
Muntpariteit
2.48%
12.10
59.26
48.-

48.- 1100
*)
Noteering te
Amsterdam.
8*)

Noteering
te Rotterdam.
1)
Particuliere
opgave.

Data
serland
Weenen
Praag
ii
Boeka-
rest
1)
Milaan
**
Madrid

26 Mej

1925
48.17%
35.10
7.38
1.15′
9.90
36.124
27

1925
48.20
35.08 7.39 1.174
9.88 36.19
28

1925
48.20
35.10 7.40
1.18 9.91
36.45
29

1925
48.20
35.07%
7.40
1.18
9.924 38.174
30

1925


7.40
1.18
– –
1Juni1925






Laagsted.w.1)
48.10
35.-
7.36
1.10
9.83
36._
Hoogste d.w’)
48.25 35.15
7.42
1.23
9.98
36.45
25 Mej

1925
48.13%
35.10
7.36
1.17
10.03
36.224
18

,,

1925
48.15
35.04
7.36
1.16
10.13
36.01
Muntpariteit
48.- 35.-
50.41
48.-
48.-
48.-
8)
Noteering te
Amsterdam.
8*)
Noteering
te Rotterdam.
1)
Particuliere
opgave.

III. Zoutmijnen.
(Kon. Ned. Zoutindustrie te Boekelo.)

1 April

1 Mei
I
1
Mei
1925
1

1925

1924

Aantal arbeiders ……….
..92

92

93

Mrt. 1925 ‘Apr. 1925 Apr. 1924
Afgeleverd:

Geraff. zout ……..(ton)

2.384

2.259

2.045
Industriezout ……(

)

61

41

30
Afvalzout ……….(

)

115

119

51

Aantal normale werkdagen

26

25

25

Da a
t Stock-
holm
8
)
Kopen-
hagen)
0
)
i


°’
Slflg-
Buenos- Aires
1)
Man-
treal
1)

26 Mei

1925
66.60 46.90
42.174
6.26
1011,
2.48%
27

1925
66.674
46.874
42.15
6.26
101
2.481e
28

1925
66.70 46.90
42.124
6.26
101
1
/
8

2.487/
8

29

1925
66.70
46.874
41.95
6.26
1011,
2.49
30

,,

1925



6.26
101%
2,487/,
1Juni1925
– –



Laagsted.w.’)
66.50
46.75
41.80 6.25
1007/
8

2.481/
Hoogste d.w’)
66.75
46.95 42.20 6.30
101%
2.49%
25 Mei

1925
66.60
46.80 41.924
6.26
1011/
4

2.481/
8

18

,,

1925
66.55
46.75 41.80
6.26
985/,
2.485/
8

Muntpariteit
66.67 66.67 66.67
48.-
105
2.483%
8)
Noteering te
Amsterdam.
*8)

Noteering
te Rotterdam.
1)
Particuliere
opgave.

3
Juni 1925

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

479

EOERSEN TE NEW YORK. (Cable).
NEDERLANDSCHE BANK.
Verkorte Balans op 2 Juni 1925.
Data
1
Parijs

1
Berlijn
1
Amsterdam
per £)
($ p.lOOfr.)I($p.
100 Mk.)I($
p. 100 gid,)
Activa.
Binnenl.Wis-(Rfdbk.
f

37.358.086,81
26 Mei

1925
4,861
5,05
23,80
40,18
2″

1925
4,86y,
5,01
23,80
40,16
sels,Prom.,)Bijbnk.

20.527.017;17
28

,,

1925
4,863.
5,02
23,80
40,16
enz.indisc.Ag.seh. ,,

33.233.632,19

f

91.118736,17
29

1925
4,86X
5,02
23,80
40,17
Papier o. h. Buitenl. in disconto
.. ……


30

,,

1925


Idem eigen portef. .
f
168.421.129,-
1 Juni

1925
4,86k
5,01
23,80
40,17
Af:Verkochtmaarvoor
19 Mei

1925
4,85%
5,15
23,80
40,21
de bk. nog niet af gel.

_

168.421.129,-
{untpariteit .-_
4,8667
19,30
23,813
408/
Beleeningen
inal. vrsch

1
Hldbk.

82.151.922,04

TE LONDEN.
KOERSEN
in rek..crt.

Bijbnk.,,

11.929.767,50

O)

onderp.

Ag.sch.

71.938.222,26
{
Plaatsen en

INoteerings-I
16Mei
1
23Mei
25130
Mei
’25
30Mei
Landen
eenheden
1925
1925
ILaagste
l
Hoogstel
1925
f

166.019.911,80

Op Effecten. .

.. _.
f
164.964.461,80
Alexandrië

Piast. p. £ 9715/
t,
9715/39
97/8

97
/

97
16
/32
Bangkok….. Sh.p.tical

1/101/,

1/101/
8

11101,,

1/10’f,

1/101/,
Op Goederen en Spec.

1.055.450,_166.019.911,80
B. Aires’)

..

d. p. $

44
2
/18

453/
8

458/
1
,

45%

4519133

Calcutta …

Sh. p. rup.

1/6

1/6

1/5
1
‘1

116

1/6
Voorschotten a. h. Rijk…..

14.820.673,04
Munt en M
u
ntmateriaal
Constantin. . Piast.p.

897

.
887,’

880

895

887%
,
Hongkong .-.

5h. p. $

2:
1
38!2/3i,

2/27/,

2/3oi,, 2/37/93
I
..
Munt, Goud

f

56.284.045,-
.. …
82
Lissabon
1)
.. d. per Mii.

2
7
/
16

2
7
/1
6

2
13
1
32

216/
33

27/
1

Muntmat., Goud
…. ,,
423.175.144,52

Mexico . . …

d. per $

26

26

25

27

26
f
479.459.189,52

Montevideo
1)
d. per $

4734

48

47%

48%

48%
Munt, Zilver, enz..

21.456.194,04

Montreal
….

$ per X.

4.85i/

4.851,,

4.85
3
%

4.86%

4.86
Muntmat., Zilver

R.d.Janeiro’) d. per Mii.

481
133

55
182

55
182

9/82

5%
Effecten

500.915.383,56

Shanghai ._. Sh. p. tael 310k

3103%

3/00/
2

3(134

3/07/
8

Belegging Res.fonds.
f

5.604.583,67
Singapore….

id. p. $

2/4
5
/
3e
2/4
5
1
32

2/4
3
1
35

2/4
7
/
93
2/4
5
/
33

id. van
ij,v.
h. kapit.
»

3.952.108,63

9.556.692,30
ValparaisoS). peso p. £

41.10

41.60

41.70

42.40

42.30
Gebouwen en Meub. der Bank – …..

5.212.500,-
Yokohama .

Sh. p. yen
11825/

1/80/
4

1/817/
33
1/823/
33
1/
0
/
6

Diverse rekeningen
.-.-._……….
,

41.151.012,24
* Koersen der voorafgaande dagen.
1)
Telegrafisch transfert.
1)
90 dg.
f

997.216.038,11

ZILVERPRIJS

GOUDPRIJS
8)
Passiva.
Kapitaal

f

20.000.000,-
Londen’) N.York
1
)

Londen
25 Mei

1925.. 315,

677/
8

25 Mei

1925..

84/11%
Reservefonds .-. -. .. ………….. ,,

5.655.237,53

26

1925..

315/

677/
8

26

,,

1925..

84111% ,,
Bijzondere reserve

8.235.000,-

27

1925..

313/

677/
8

27

1925..

84/11%
,,
Bankbiljetten in omloop

,,

899.887.605,-

28

1925…

315j,

6771,

28

1925..

84111%
Bankassignatiën in omloop.. .-.

.. …

1.522.582,52

29

1925..

313,

68

29

1925..

***
Rek.-Cour. Ç Het Rijk
f

30

1925..

313/
8

30

,,

1925..


saldo’s:

k Anderen,,

40.125.098,95

,,

40.125.098,95

31 Mei

1924..

351/,

661/,
4
)

30 Mei

1924..

95/9
Diverse rekeningen

,,

21.790.514,11

20Juli

1914..

2415j
10

541
8

20 Juli

1914..

84/10
t

997.216.038,11

1) in pence p.oz.stand.
2)
Foreign silver in Sc. p.oz.fine.
3)
in sh. p.oz.fine.
Beschikbaar metaalsaldo ….

f

312.256.777,92
4) Noteering van 29 Mei 1924.
Op de bases van ‘/

metaaldekking..

.,,

128.071.508,48
Minder bedrag aan bankbiljetten in om-
STAND VAN
‘s
RIJKS KAS.
loop dan waartoe de Bank gerechtigd is. ,, 1.561.283.890,-
De Mi n is ter van Financiën maakt bekend:

Voornaamste posten in duizenden guldens.

Vorderingen
1

25
Mei
1925
1

2
Juni
1925
Data
Goud
Zilver Circulatie
I

Andere
opeischb.I
schuldenl

1
Beschlkb.
Metaal-
saldo

1
Dek-
Iklngs
perc.
Saldo bij Nederi. Bank….j
f
12.439.978,91

f


Saldo bij betaalmeesters. .1
,,

5.094.063,56
,,

5.579.867,88
Voorschotop uit. Apr.19251
2 Juni ’25
479.459 21.456
899.888
41.648
312.157
53

aan de gemeenten op
25 Mei

’25 479.470 21.423
875.275
45.151
316.455
54

voor haar door Rijk te
18

’25
479.470 21.209 892.587
31.677
315.475
54

heffen gem. ink.bel. en
11

o,

’25
479.471
20.849 916.415
25.651
311.555
53

opcentenopRijksink.bel.
,, 68.566.909,05
,, 68.566.909,05
4

’25 479.473 20.768
946.394
29.081
304.793
51

Voorscb. aan de koloniën
,,

17.303.132,23
,,

19.396.908,40
27 Apr. ’25
479.473
21.029
895.741
43.444
312.312
53

Voorsch. a. h. buitenland
,,211.387.536,56
,,211.622.367,24
2 Juni ’24
531.408
9.648 992.591
40.088 334.036
52
Daggeldleeningen

tegen
25

Juli ‘141162,1141
8.228
310.437
1

6.198
43.521
1)
54
onderp. v. schatk.papier
,,

2.500.000,-.

Data
Totaal
bedrag
disconto’s

îîiervan

k
chtstree
d

chatkis
romesse
Belee-
ningen
oeetr
buiten
land

ningen
DrIvee
2)
Verplichtingen.

Voorsch. door de Ned. Bank
f

f
14.549.094,12
Schatkistbilj. in omloop’)

158.204.000,-

,,137.417.000,-

Schatkistprom. in omloop

130.580.000,-.

,,122.410.000,-
2 Juni 1925

91.119

2.000

166.020

168.421

41.151

Waarv. direct bij Ned. Bk. ,,

,,

2.000.000,-
25 Mei

1925

88.548

160.430

169.092

45.088

Zilverbons(metinbegripv.
18

1925

89.977

159.518

165.310

52.016

de bedragen bij de betaal-
11

1925

98.483

4.000

160.548

163.167

56.626
4

,,

1925

103.404

6.000

179.541

152.449

70.200

Door den Postch.. en Giro-
27 Apr. 1925

95.022

3.000

152.721

146.657

73.382
meesters in kas) ……..,,

18.947.503,50

,,

19.275.657,-

dienst in’s Rijks Schat-
2 Juni 1924 156.085

157.028

92.094

126.075
kist gestort ………..,,

37.118.583,56

,,

40.172.817,11
25 Juli

1914

67.947

14.300

61.686

20.188

509
1) Waarvan / 37.056.000 verval en op of na 1 April 1927.
1) op de basis van 21
5
metaaldekking.

1)
Sluitpost activa.

NEDERLANDSCH-INDISCHE VLOTTENDE SCHULD.
CURAÇAOSCHE BANK.

De Mi n is ter van K olon i t n maakt bekend:
Voornaamste posten in duizenden guldens.

23
Mei
1925

30
Mei
1925
Data
Metaal
Circu-
latie
k
n
Dis-
to’s
schottenl
aan de

Voor_IDi
verse

1

reke-
meb2′

Diverse
reke-
Voorschot uit ‘s Rijks
kas aan N..I.

…….

(

9.874.000,-

f
11.639.000,-
nangen’

1 April

1925

880

1.547

82

185

1.110

310
md. Schatk.prom. in oml.

81.600.000,-

,, 81.600.000, –
Voorsch. Jav.Bk. aan N.-I.

9.329.000,-

5.781.009,- 1 Maart

1925

697

1.596

78

224

1.242

282
Muntbiljetten in omloop.

,, 34.180.000,-

,, 34.590.000,- 1 Februari 1925

699

1.531

79

216

1.211

291
Tenvoordeele v. N.-I. ge.
1 Januari

1925

764

1.481

81

224

1.031

186
boekt beleggingsgeldv.
1 December 1924

814

1.450

81

220

849

111
h. N..I. muntfonds….

5.276.000,_

5.276.000,-
1 April

1924

601

1.283

89

269

701

78
Totaal ……….it
140259

000,

If138-86-°°°’-
l) Sluitpost der acilva.

‘) Slultpost der 9aSBIVa.


schulden
1

saldo
oanKen’)

30 Mei 1925
18i.500
283.000
48.500
118.200
23 Mei

1925
65,5

1.015,3

23

1925
184.500
281.000
44.500
119.400
15

1925
1.014,8 86,5

16e-

1925

184.500
282.500
41.810
119.638

7

1925
1.014,3 117,9
30April1925
1.014,2
117,8
2 Mei 1925 133.534

50.364
279.068
49.801 118.974,1
23

1925
1.004,1
128,9
25 Apr. 1925
18

,,

1925

133.505

50.567

134.038

50.473
276.499 277.573
49.453
50.494
119.714
119.708
15

1925

23 Juli

1914

1.003,7
1.356.9
149,9


11

,,

1925
133.645
50.555
279.040
51.573
118.913

31 Mei 1924
147.686
64.942
253.525
71.266
148.368
Effec-
Diverse
2Juni1923
153.079
61.127
265.690
107.097
140.277
Data
ten
Activa
2
)

25 Juli1914
22.057
31.907 110.172 12.634
4.842e

338,4
1.351,3
16,6
338,3 1.416,9
16,2
338,1
1.492,3
7,7
338,1 1.496,2
77,0
334,7
1.266,7
6,0
334,6
1.422,5
17,0


750,9 50,2

Circu. Rekg.-
Diverse I
aan
latie
I
Crt.
I
PassivaRenten-

480

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

3 Juni. 1925

JAVASCHE BANK.

DUITSCHE RIJKSBANK.

Voornaamste posten in duizenden guldens. De samengetrok-.

Voornaamste posten in millioenen Reichsmark.

ken cijfers der laatste weken zijn telegrafisch ontvangen.’

Daarvan 1 Deviezen
I Andere
I
Andere
IBeschlkb.

Data

Goud

bijbui-
1
als goud- wissels

Belee-
Data

Goud

– Zilver

Circulatle
onels.chh.
1
metaal-

circ

dekking

en

ningen

Data
Dis- conto’s

Wis
it
s
ee
n
ls,

bu
N.-ind.
Belee-
ningen
ver
Dise
reke-
ningen’)

1

Dek-
1

langs-
P'”-
1

tage

23 Mei

1925

200,4

1.161,0 2.202,8
1

836,41

821,0

105
15

1925

200,3

1.149,0 2.269,5

787,41

845,0

14,0
7

1925

200,3

1.163,1 2.386,5
1

754,4

825,3
1

19,
30April1925

200,1

1.123,0 2.451,8
1

705,81

831,4
1

24,7
23

1925

199,9

1.411,7 2.022,1
1

974,5

975,6
1

35,8
30 Mei 1925
iTiso
56 23

1925
109.980




57
15

1925

199,8

1.322,3 2.187,7
1

854,6i

988,2
1

36,4
16

1925
104.320
57
23 Juli

1914330,8

200,4 1.890,9

944,-1

40,0


20.672
18.675
42.161

2 Mei 1925
65.237
56
1)
Onbelast
2)
Wo. Rentenbankscheine
23,15,7
Mei,
30, 23, 15
Apr,, resp.
25Apr. 1925
20.464
18.152
40.605 63.979
56
538,

9; 416

544

426,7
miii.
7

2; 502; 466,

;

,;

18

1925
20.798 20.413
42.884
59.656
56
BANQUE NATIONALE DE BELGIQUE.
11

1925
21.088 20.690
42.651
58.134
56
Voornaamste posten in millioenen francs.
31 Mei 1924 35.488

15.311

56.739 –

16.259

65
2Juni1923 38.154 27.170

63.694

19.628

57

25Juli1914

7.259

8.395

47934

2.228

44
‘) Sluitpost .activa. ) Basis
3
15 metaaidekking.

BANK VAN ENGELAND.
Voornaamste posten, onder bijvoeging der Currency Notes, in duizenden ponden sterling.

Data


Metaal Circulatle

Currency Notes
_______

Bedrag
I
Goudd. I Gov. Sec.’

27 Mei 1925 156.690 148.183 291.507 53.9502) 242.583
20

1925 155.908 147.241 291.244 53.950
2
) 242.344
13

1925 153.617 147.606 292.639 53.950
2
) 243.699
6 ,,

1925 154.683 148.288 292.535 53.950
2
) 243.629
29 April 1925 155.742 148.387 289.848 53.9502) 240.973
22 ,,

1925 128.733 120.279 291.744 27.000 242.840

28 Mei 1924 128.185 125.732 286.075 27.000 241.643

22 Juli 1914 – 40.164 29.317

Data
Oov.

Other

Public

Other
R
ek

eserve k
Sec.

Sec.

Depos.

Depos.

pe
n
rc
1)

27 Mej ’25 37.037 75.042 15.779 106.716 28.258 23
20

’25 35.352 72.027 15.748 102.232 28.417 24
13

’25 33.302

78.332 17.426 102.159 25.761 211/
8

6

’25 37.610

72-735 11.021 107.717 26.146 22
29Apr.’25 36.852 76.245 17.048 105.481 27.105 221/
8

22 ,, ’25 36.812 75.530 17.058 105.770 28.204 23

28 Mei ’24 42.332 73.302 15.490 104.551 22.203 18,49

22 Juli ’14 11.005 33.633 13.735 42.185 29.297 522/
1) Verhouding tusschen Reserve en Deposits.
2)
Bankbiljetten.

BANK VAN FRANKRIJK.
Voornaamste posten in millioenen francs.

Waarv.
1 1
Te goedlBult.
gew.I
Schat-
1
Wis-
Data
Goud
in het (Zilver’
in het
1
voorsch.
kistbil-
sels
2)1
____________
bultenl.1
I
buitenl.IaJd.
Staal,jetten

28 Mei’25
5.547 1.864
314
578
23.850
5.013 4.595
22

’25
5.547
1.864
317
578
24.100 5.010
4.272
14

.,

’25
5546
1.864
317
578
23.950
5.009 4.704
7

,,

’25
5.546
1.864
317
578
23.850
4.980
4.870
30Apr.
1
25
5.546
1.864
317
583
23.250
4.980 5.959
30 Mei ’24
5.543
1.884 299 566
22.700
4.702
4.485
2-3 Juli ‘141
4.104

1
1
640
– – –
1.541

Waarvan’
Uitge-
Belee-
Rekg. Courant
Dala
oj, het buitenl.
1
stelde
Wissels
ningen
I
Circulatie
Parti-
1
culierenl
Staat

28 Mei’25
18
6
2.989
42.703
2.124
52
22

’25
20
6
3.063
42.750
1.923
6
14

’25
23
6
3.085 42.991
2.000
43
7

’25
25
6
3.176
43.409
1.912
12
30Apr’25
20
6
3.020
43.050
2.077
28
30Mei ’24
24
10
2.511
39.556 2.210
16
23.Tr1i’1d

S
,

750
5012
ÛAQ
Aal

Data

28 Mei ’25
379
85
480
1.223
320
5.200
7.489
221
20

’25
378
85
480
1.231
276
5.200
7.483
190 14

’25
378
85
480
1.280
293
5.200
7.530 213
7

,,

’25
378
85
480
1.268 345
5.200
7.566
204
30Apr.’25
378
85
480 1.374
350
5.200
7.665
224
23

,,

25
378
85
480
1.337
289
5.200
7.516
276′

28 Mei’24
356
85
480
1.299
414
5.275 7.620
205


VEREENIGDE STATEN VAN NOORD-AMERIKA.
FEDERAL RESERVE BANKS.
Voornaamste posten in millioenen dollars.

1.

Goudvoorraad

Wettig
Wissels

Data
betaal-‘
middel,
Totaal

Dekking’
her-

disc. v. d.


In de
open
bedrag
F. R.

Notes
Zilver
etc.

member
markt
banks
gekocht

13 Mei ’25
2.853,5
1.629,0
140,7
338,7
283,0
6

,,-

1
25
2.845,5
1.613,9
141,7
410,6
278,5
29Apr.’25
2.851,1 1.598,5
142,0
400,0
266,8
22

1
25
2.844,3
1.614,0
141,5
412,4
275,5
15

’25 2.844,5 1.608,4
141,0
395,3 274,1
8

’25
2.839,4
1.563,9 137,2 391,3- 310,7

14Mei ’24
3.138,5
2.171,1
102,8

411,2

75,4

Bele
g
d Notes

I

Algem
Data
Gestort
d-
Dek-
Dek-

Gov.Sec.
in circu-
latie

silo

Kapitaal

kings-
perc.’)
kings-
perc.
2
)

13 Mei ’25
380,0
1.676,2
2.200,0
115,3
73,6
77,2
6

,,

’25
375,7 1.683,0
2.232,3
115,2


72,6
76,3
29Apr.’25
349,0
1.683,9
2.187,4
115,2
73,6
77,3
22

’25
353,1
1.687,7
2.217,8
114,7
72,8
76,5
15

’25
357,8
1.698,1
2.207,9

.
114,6
72,8
76,4
8

,,

’25
362,2
1.714,2
2.187,0
114,5

.
72,8
76,3

14 Mei ’24
323,2

1.911,9
1.994,9
111,4
80,3 83,0
/vI.wuu..,5 tvtaIcln wuuvuu,iaau LC5CIIUVCI UpeiScijuart SCIIUIUCII;
F. R. Notes en netto deposito.
2)
Verhouding totalen voorraad munt-materiaal, en wettig betaalmiddel tegenover idem.

PARTICULIERE BANKEN AANGESLOTEN BIJ HET
FED. RES. STELSEL.
Voornaamste posten in millioenen dollars.

bata
Aantal
Dis-
conto’s
Beleg-

Reserve’
bij de

1

Totaal
Waarvan
banken
en
gingen
F.R.
1

depo-
sito’s
time
deposits
beleen.
banks

1.646
6 Mei ’25
736
13.185
5.483 18.084 5.098
29Apr.’25
736
13.232
5.484
1.608
18.087
5.063
22


’25
736
13.130 5.506
1.632
18.036
5.064
15

’25
736
13.128 5.482 1.599 18.021
5.052
8

’25
736
13.137
5.484
1.609
17.991
5.055
7Mei ’24
752
12.075
4.589
1.459
15.884
4.301
– —

– 1
.,,au lie,, einu vuu ieuer wartaui worat een overzient
1) In disc, genomen wegens voorsch. v. d. Staata. buiteni. regeeringen.

gegeven van enkele niet wekelijks opgenomen bankstaten.

3
Juni 1925

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

481

EFFECTENBEURZEN.

Amsterdam, 2 Juni 1925

Gedurende de jongste berichtsperiode was de markt van
P a r ij s als regel lusteloos gestemd in verband met de daling
van in-t Fransihe betaalmiddel. Het behoeft geen betoog,
dat de z.g. ,,arbitragewaarden” hierop een uitzondering
hebben gevormd. De zuivere Fransche fondsen echter, met
name baleggingspapieren, hebben alle van een lustelooze
houding blijk gegeven.
Ook te B e r 1 ij n is het aanbod voortdurend overheer

schend gebleven. Alleen tegen het einde der berichtsperiode
is een licht herstel ingetreden, gevolg van contrarninedek-
kingen vÔôr de Pinksterdagen. Allerlei geruchten hebben ter
verklaring van het aanbod de ronde gedaan. Men wees op de
mogelijkheid van verkoopen door het Stinnesconcern in ver-
band met de uittreding van Dr. Edmund Stinnes, op een ge-
forceerde liquidatie van een Berlijnsche bankiersfirma, enz.
Hoewel hierdoor wefficht eenige invloed op het koerspeil uit-
geoefend is, zal de algemeene richting toch bepaald zijn door
de malaise in handel en industrie. De obligatieafdeeling is iets
beter van toon geworden. Te L o n d en was de beleggingsafdeeling weinig opgewekt,
in verband met de mislukking van tal van emissies, welke in
den laatsten tijd aan de markt zijn gekomen. Zoo is de leening
ten laste van Nieuw Zuid Wales, die deze week ter openbare
inschrijving is aangeboden slechts voor 32 % bij het publiek
geplaatst. Onder deze omstandigheden blijft er voortdurend
een groot bedrag aan prima beleggingsfondsen boven de
markt zweven, hetgeen drukkend op de ontwikkeling van het koerspeil werkt. Ook de aandeelenniarkten waren echter vrij
rustig.
Te N e w Y o r k waren de koersvariaties niet van groote
beteekenis en bleef de grondtoon over het algemeen Vrij vast.
De belangstelling concentreerde zich in hoofdzaak op indus-
trieele ondernemingen; daarentegen waren scheepvaart-
aandeelen aangeboden.
T e n o n z e nt heeft de
beleggingsmarkt
een rustig, doch
zeer vast verloop gehad. In de koersen der aan onze beurs
genoteerde obligaties is dit niet in de eerste plaats tot uiting
gekomen. Meer echter in het zeer gunstig onthaal, dat de vrij
talrijke nieuwe obligatie-uitgiften hebben ontmoet en voorts
in de graagte, waarmede verschillende preferente aandeelen
en andere voor belegging in aanmerking komende fondsen
uit de markt zijn genomen. 6 % Ned. Werk. Schuld: 104’/
16

—104
1
/
1e
; 4 % Ned. Werk. Schuld 1917: 955/951/;
7% Ned. Indië: 102t5/
10
_1027/
8
; 5% Brazilië 1903 £ 100:
721/4_73_721/4; 8% Sao Paulo 1921:
99-99
/16.
Een symptoom voor de beleggingsbehoefte is ook de rij zing
van verschillende
ban/caandeelen.
geweest. Aandeelen Amster-
damsche Bank b.v. zijn na de dividendbetaling weder bijna op
hun vorig peil teruggekomen. Ook de aandeelen der ver-
schillende cultuurbanken hebben zich in groote belangstelling
kunnen verheugen. Voor de Nederlandsch-Indische Handels-
bank heeft het verslag van de Nederlandsch-Indische Land-
bouw-Maatschappij een gunstigen invloed gehad; ten aanzien
van aandeelen Koloniale Bank werkte het dividend van 20 %
stimuleerend. Amsterdamsche Bank: 150-1 46/
4
(ex div.)
147
1
/
2
; Hoil. Bank voor Zuid-Amerika: 50
1
/
4
-52-51; In-
casso Bank: 107
1
/
2
; Koloniale Bank: 196’/
4
-201’/
8
-199’/
4
;
Ned.-Ind. Hand. Bank: 149/
4
— 1
53
‘/2

152; Ned. Handel
Mij. C. v. A.: 1
333/4_
1 34’/
3
; R’damsche Bankvereeniging:
83/-82
1
/
3
; Twentsche Bank 125 (ex div).
Ook
suilceraandeelen
waren over het algemeen goed gevraagd,
totdat tegen het slot der berichtweek een reactie in de no-
teeringen voor Cubasuiker eenige verandering teweeg heeft
gebracht. Het middelpunt van deze afdeeling werd echter
gevormd door aandeelen Handelsvereeniging ,,Amsterdam”,
welke na de aankondiging van een dividend ad 40 % over het
afgeloopen jaar en van een aanstaande emissie van
f
5.000.000
nieuwe aandeelen, tot den koers van 100 % een aanmerkelijk
koersherstel konden boeken, dat gedurende enkele dagen steeds
verderen voortgang heeft gehad. In aansluiting aan de alge-
meene tendens voor suikeraandeelen is hier wel een reactie
ingetreden, doch deze is toch niet van ernstigen aard geweest.
Cultuur Mij. de Vorstenlanden: 171-172-1 69/
4
; Handels
Verg. Amsterdam: 558
1
/
3
-567
1
/
3
-563; Java Cultuur Mij.: 375-372-370;Krian 119/
4
(exdiv.) 122-120
1
/
z
; Kalibgor:
330-340—-335; Mason Cultuur Mij.: 324-279 (ex cliv.) 278;
Ned.Ind. Suiker Unie: 243— 249’/— 245; Poerworedjo:1 30/ –
131/; Tjoekir: 431-436-439.
Een tweede afdeeling ter beurze, welke nogal sterk de aan-
dacht heeft getrokken, is die voor
inciustrieele aandeelen
geweest. Voor aandeelen in kunstzij defabrieken is een reactie
ingetreden, welke niet anders dan natuurlijk kan worden ge-
noemd na de zeer krachtige rij zing, welke in de vorige berichts-
periode op te merken is geweest. Toch is de ondergrond zeer

vast gebleven, zelfs nadat verschillende contramineposities,
welke vooral in aandeelen Nederlandsche Kunstzijdefabrieken
hebben bestaan, waren gedekt. Sterk op den voorgrond hebben
voorts aandeelen Jurgens gestaan, waarin de stijging vrij
groote vormen heeft kunnen aannemen. Naar men ter beurze veronderstelt, hebben hier buitenlandsche aankoopen een rol
van beteekenis gespeeld en deze kunnen weder zijn veroor-
zaakt door de berichten omtrent een goeden gang van zaken,
welke omtrent de maatschappij — vooral ten aanzien van de
belangen in Duitschiand — circuleeren. Philips aandeelen
hebben een reactie ondergaan. Voorbijgaand waren aandeelen
Centrale Suiker Maatschappij gezocht. Centrale Suiker Mij:
116-114
3
/
4
; ,,
Hollandia” Melkproducten: 135
1
/
3
-125
1
/
4
(ex
div.) 125; HollandscheKunstzijde Industrie: 182-181 — 177’/
3
;
Hoil. Mij. t/h. m. v. werken in Gew. Beton: 145-142; Jurgens:
97/
5
-106/
5
-108
1
/
4
; Ned. Gist- & Spiritus: 3311/
3
_328_

326; Nederlandsche Kunstzijdefabriek: 487
1
j— 470/— 463
3
/
4
;
Philips Gloeilampen: 421
1
/
2
-415-405; Vlissingen & Co.’s
Katoenfabriek: 180-181-179.
De
petroleu9na/cleeling
heeft een teleurstellend verloop gehad.
Zelfs nadat het slotdividend op aandeelen Koninklijke Petro-
leum Mij. bekend was geworden, is geen opgaande beweging
of zelfs maar een uitbreiding van de omzetten, te constateeren
geweest. Toch is dit slotdividend ad 13 %, na de pessimis-
tische beurstaxaties, nogal medegevallen. Aandeelen Gecon-
solideerde waren vrijwel geheel verlaten; men wacht hier nog
steeds op de aanstaande jaarvergadering van de Astra Romana.
Dordtsche Petroleum Ind.:
354_3511/4_355;
Geconsoli-
deerde Hollandsche Petroleum Cy.: 1 54’/
3

1531/4;
Kon. Ned.
Petroleum Mij.: 385/— 3797
8
_383h/
2
.
Rubberaandeelen
hebben eerst tegen het einde van de beurs-
week hun levendigheid van den laatsten tijd herkregen.
Tevoren was de stemming wel is waar niet flauw, doch eenigs-
zins mat, doordat de rubberprjzen te Londen en te New York
eenige neiging tot reactie vertoonden. Toen echter daarna
weder een verbetering intrad, ontwikkelde zich aan onze beurs dadelijk weder belangstelling voor de desbetreffende fondsen.
Hiervan hebben de minder courante aandeelen weder meer
kunnen profiteeren dan de fondsen met een ruime markt.
Amsterdam Rubber Cultuur Mij.: 223
7
/
$
_
220
1
/
4
_224
3
/
4
;
Hessa Rubber: 275
1
/
3
-282
1
/
3
; Java Caoutchouc: 136-132
1
/
—135; Oost Java Rubber: 259
1
/
3
-265-258/
3
; Serbadjadi:
233 (ex div.)— 233
1
/
4
.
De
tabaksa/deeling
was min of meer ongeanimeerd. In de
eerste plaats zijn de inschrijvingen van Sumatratabak thans
vrijwel afgeloopen, zoodat geen stimuleerende factoren uit
dezen hoofde verwacht kunnen worden, in de tweede plaats
deden geruchten omtrent droogte op verschillende onder-
nemingen de ronde, waardoor sommige bezitters tot realisatie
neigden, te meer, waar dit in de meeste gevallen met een winst:
marge kon geschieden. Arendsburg: 415-403-404; Deli
Batavia: 334-322
1
/
3
-325; Deli Mij.: 399-395/
4
-389
1
/
4
;
Senembah: 4111/
3
4023/
4
_4051/
3
.
&heepvaartaandeelen
waren zeer stil en eerder lusteloos,
zonder dat het tot groote verschifien is gekomen. Holland-
Amerika Lijn: 71
1
/
2
_71
3
/
4
; Java China Japan Lijn: 109/
4

t07
1
/
2
-104; Kon. Ned. Stoomboot Mij.: 68
1
/
3
-67
1
/
3
-65’/
4
;
,,Maas” Stoomv. Mij.: 1 05/
4
— 1 04]
4
— 1 03h/
i
; Ned. Scheep-
vaart Unie: 146
1
/_147
1
/
z
_
148; Stoomv. Mij. ,,Nederland”:
I63/
4
— 167-166/
4
.
Mijnaandeelen
bleven eveneens rustig; in aandeelen Redjang
Lebong ging af en toe iets om tot vrijwel gelijkblijvende
koersen. Aandeelen Billiton waren gevraagd. Alg. Exploitatie
Mij.:
86-82-831/1;
Billiton Iste Rubriek: 491-500-510;
Redjang Lebong: 281
1
/-275
1
/-279; Singkep Tin: 197-
207
1
/
3
— 206.
De
Amerikaansche markt
was doorgaans vast, vooral voor
industrieele aandeelen. American Water Works: 290-305-
319; Anaconda Copper:
791/16-801/4
(ex div.); Studebaker:
1190-1200-1230; United States Steel Corp.: 117-11 8/;
Ene: 28
1
/3—
28/; Union Pacific: 142
1
/
8
_1 40
15
/
ie
_ 141
/8;
New York Ont. & Western Rw.: 26-25/
8
; Wabash Rw.:
28
11
/
16
— 27i/
5
.

GOEDERENHANDEL.

GRANEN.

2 Juni 1925.

T a r w e. Aangezien de Pinksterdagen vallen in deze be-
richtsweek, is het nieuws schaarscher dan gewoonlijk. De toe-
stand teekende zich in hoofdzaak af als in de vorige weken,
al.
door een aanhoudende regebxïatige maar niet zeer groote vraag
voor spoedige verlading, en een afwachtende houding voor
latere posities, maar daarnaast hebben de prijzen voor nieuwe
oogst-posities in Amerika een belangrijke rijzing ondergaan.
Een hausse-cique in de Vereenigde Staten is van meeriilg
dat ook het volgende seizoen hooge prijzen zal te zien
g644

482

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

3 Juni 1925


Nteeringen.

Chicago
Buenos Aires

Data
Tarwe
Maïs
Haver
Tarwe
Mais
LiJnzaad
Mei
Mei
Mei
Juni Juni
Juni

29 Mei’25 166
116%
48
15,30
9,55
21,50
23

,,

’25 169%
114yi

45
15,25
9,60 21,20
30Mei’24 1037/
8

75% 45%
11,15
7,65
19,35
30Mei’23

112’/,
82%
41
1
/8
11,75
8,30
21,40 30 Mei
1
22 118%
361,
12,20
7,45
19,70
20Juli’14

82
568/
8

36% 9,40 5,38
13,70

Locoprijzen te Rotterdam/Amsterdam.

S

ten oor
2Juni
1925 –
25
Mei
2Juni

Tarwe
.
…………….
17,50 17,25
12,60
Rogge (No. 2 Western)

1
13,65
13,70
9,50
Mais (La

Plata) ……. ..
2

275,- 270,-
193,-
Gerst (48-ib. malting)

.
259,-
264,-
208,-
Haver (38 Ib. white clipp.)
1

12,60
4
1
12,40
8
)
10,15
4
)
Lijnkoeken (Noord-Amen.
kavan La Plata-zaad)
1
13,25
13,25
11,40
Lijuzaad (La Plata)

……
8

475,_
472,-
382,-
1)
per 100KG.
2)
per 2000KG.
8)
per 1960KG.
‘No. 2 Hard/Red Winter Wheat.
9
Canada No. 3.

AANVOEREN in tons van 1000 KG.

Rotterdam

Amsterdam

Totaal
Artikelen

24130
Mei

Sedert

1
Overeenk.
11
24(30
Mei
1925

1 Jan.
1925

tijdvak
1924

1925
Sedert

I
Overeenk.
1Jan.
1925 1
tijdvak
1924 1925
1l

Tarwe
27.736
403.622
402.341

9.498 14.427
413.120
416.768
Rogge
7.013
75.301
210.555


3.575
75.301
214.130
Boekweit
.
1.813
13.226
10.931



13.226
10.931
Mais
.
7.228
268.050
302.873
1.575
34.351
46.873 302.401
349.746
Gerst.
2.814 61.290
135.842

3.158 22.872
64.448
158.714
Haver
11.185
63.309
84.776

150
81
63.459 84.857
Lijnzaad

…… …
7.125
76.230
116.479

19.740
38.510
95.970
154.989
Lijnkoek
2.291
96.293
84.631


700
96.293
85.331
Tarwesneel
1.170
39.445
108.155 380
7.694 10.909
47.139 119.064
Anderè meelsoorten ….
12
3.149 3.366


– –
3.149 3.366

de prijzen vooral voor Juli doch ook voor September in Chicago
en Winnipeg weerspiegelen deze meening. Ook in de afgeloopen
week worden minder gunstige weerberichten uit de Staten
gemeld. Eén gedeelte van het graangebied leed door vorst, een
ander door overmatige hitte, inderdaad werken de zooge-
naamde ,,cropkillers” met zwaar geschut. De berichten van de
zomertarwe blijven toch tamelijk gunstig en daar dit ook Ca
nada omvat, zou dit najaar het tekort aan tarwe toch wel eens
verdwenen kunnen zijn, als althans in September niet al te
vroeg vorst invalt. In de Staten begint men al weer te spreken
van een ,,domestic proposition” waarmede men dan zeggen ii,
dat het volgend jaar de Staten geen tarwesurplus voor uitvoer
zouden beschikbaar hebben. Mocht dit zoo zijn, dan zou de
wereld wel wat al te zeer afhankelijk worden van de verdere
ontwikkeling van den Canadeeschen oogst, ook al zouden de
oogsten in de rest van de wereld goed zijn, gezien dat het over-
groote deel van den invoer in Europa toch van Noord-Amerika
moet komen. Dit zou alleen anders zijn, indien Rusland weer
eens een grooten oogst zou hebben en daarop schijnt nog geen
uitzicht te zijn.
In Argentinië en in Australië was het weer gunstig voor
de nieuwe oogsten, maar die zijn nog te ver weg, om er eenige
gvolgtrekking uit te maken. Argentinië verscheepte wat
meer, maar toch zeer weinig in vergelijking met verledeh jaar,
en Australië blijft nog voortgaan veel af te ladën. Door dezen
overvloed is het begrijpelijk, dat de prijzen der Australische
tarwe gedrukt zijn, en dat er veel handel in is. Om evenwel
krachtig genoeg meel te verkrijgen is het voor de fabrikanten noodzakelijk te mengen, en vooral Canadeesche tarwe wordt
hiervoor gek(leht, ten gevolge waarvan deze soort regelmatig
in prijs is gestegen. Dit laatste geldt ook voor Duluth-tarwe.
In Europa zijn de berichten over het algemeen goed; Enge-
land kreeg wel wat veel regen en klaagt over te lage temperatuur
en ook in Frankrijk kan men warmer weer gebruiken. Ten
onzent en in Duitschinad is het weer gunstig geweest, in
Duitschland is het eerder wat te warm en te droog. In Roemenië
eindelijk klaagt men over te veel neerslag en te lage tempe-ratuur. Britsch-Indië heeft veel neerslag gehad, hier en daar
te veel. De nieuwste oogstraming is hooger dan de vorige, maar
geeft toch, vergeleken bij verleden jaar, een tekort aan van
ruim een mïliioen tons.
Op den tweeden Pinksterdag waren de markten in Noord-
Amerika en Argentinië open, terwijl Europa gesloten was.
Alle prijzen toonen op dien dag een tamelijk scherpe daling, zoodat per saldo Chicago per Juli 1* c. lager, doch per Sep-tember 2j c. hooger, dan een week geleden sluit.
M a ï s is zeer vast geweest. De voorraden in de Europeesche
havens zijn zoodanig verminderd, dat de prijzen vooral in Ant-
werpen en in Rotterdam tot een ongekende hoogte opgeloopen
zijn. Ook de onzichtbare voorraden zijn erg ingeteerd, zoodat
men wel nog goede vraag zal kunnen verwachten, totdat eind
Juni, de aanvoer vaii Argentinië belangrijker wordt. De rijzen
yn Argentijnsche muis zijn regelmatig opgeloopen, ook voor
1i; termijn, waarbij als belangrijk feit,vermeld wordt het
flliej, yan eenige zaken van Argentinië naar de Westkust

van Noord-Amerika. In Zuid-Afrika was de stemming wel iets
vaster, nadat er nog eerst verschillende zaken gedaan waren tot
lagere prijzen. Roemeensche en Jugo-Slavische maïs worden
ruim aangeboden, doch voor midden Juni zullen de aanvceren
in Noord-West Europa van die maïssoort nog wel niet groot
zijn.
R o g g e: De prijzen hielden in Noord-Amerika goed stand,
maar de Europeesche markten volgden niet. De tweede hand
blijft steeds lager aanbieden, en de vraag is teleurstellend. De
consumptie is in Duitschland veel geringer dan gewoonlijk.
0 e r s t: was tamelijk vast mët nogal goeden handel voor
spoedige verseheping. In hoofdzaak waren het Holland en
Duitschland die gerst kochten, doch ook in Engeland koopt
men regelmatig, zij het slechts .matige hoeveelheden;
H a v er: De prijzen werden goed gehandhaafd, vooral voor
spoedig gewachte partijen. Ook de teriuijnmarkten in Chicago
en Winnipeg waren vast gestemd in navolging van de andere
granen.

SUIKER.
NOTEERINGEN.

Data
Amster..
domper

Londen
New York
96°
Centri-
Tot esl
1
White Java’s
.f
oh, per

Cuba’s
96
1
c.i.f. Aug.
Cubesj
No.11 Mei/Juni
Juni
fugals

kristalsuiker
Sh.
Sh.
Sh.
$
ets.
basis 99°
2 Juni ’25
f

19
7
f

,
35/3
15/_
12/7%
4,40
25 Mei ’25
19
35/3
15/4%
12/6
4,33
2 Juni
1
24
2213,,
4013
191_
17/3
4,77
2 Juni
1
23
351j
691?
2616

.

31/_
8,16
ruwsuiker
basis 88°
4 Juli ’14
f

11
18
/
32

18/_


3,26

1
)=f
14
11

basis 99°
1)
Het verschil tussehen ruwsuiker 880 en kristalsuiker
990 is aan te nemen op
f
3,- per 100 KG.

De verschillende suikermarkten waren met uitzondering
van Java de afgeloopen week over het algemeen prijshoudend
gestemd.
In N e w Y o r k gaven de noteeringen voor Spot Centrifugals
en op de termijnmarkt het volgende beeld te zien:

Sp. C. Juli

Sept. Dec.

Jan.
slot voorafgaande week 4.33

2.73

2.87

2.90

2.91
opening verslagweek

4.33

2.76

2.88 – 2.91

2.91
slot

,,

,,

4.40

2.71

2.84

.2.89

2.89.
De ontvangsten in de Atl. havens der V.S. bedroegen deze
week 93.000 tons, de versmeltingen 68.000 tons (tegen 58.000
tons in 1924) en de voorraden 238.000 tons.
In Cubasuiker kwamen zaken tot stand tot prijzen van-
eerendltusschen 2.59 en 2.69 c. & f.New York voor prompten
en Juni/Juli afscheep, terwijl voor eif U.K. de noteering voor Juni en Juni/Juli afscheep varieerde tusschen 12/6 en 12/10

3 Juni 1925

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

483

De 0 u b a -statistiek is als volgt:

1925

1924

1923

tons

tons

tons
Weekontvangsten 23/5

113.596

52.155

58.783

Totaal 1/12-23/5 ……..3.778.128

3.095.678

2.980.476
Aantal werkende fabrieken

69

35

11

Weekexport 23/5 ……..102.290

69.721

83.151
Totaal 1/1-23/5 ……..2.478.638 2.152.710 2.272.467

Totale voorraad 23/5 …. 1.299.490

942.918

708.909

Volgens Licht was het weer in Europa gedurende de afge-
loopen maand over het algemeen gunstig voor de te velde
staande bieten. Deze Statisticus geeft thans eene nieuwe
raming van het beplante areaal in vergelijking met verleden
jaar:

1925/26

1924/25
HA.
HA.
380.000
351.371
304.000
302.681
185.000 195.615
65.000 71.065 72.000
80.591
40.312
41.130
38.000 37.400
169.000
168.347
66.134 74.414
19.000
18.610
61.500 53.712 40.000 55.000 60.000
136.300

1.499.946

1.586.236

Rusland ……………………420.000

343.182

Andere landen ……………….129.000

132.200

Totaalin Europa …….2.048.946

2.061.618

:De Europeesche bietsuikeroogst van 1924/25 wordt thans
door Licht als volgt geraamd in vergelijking met de opbrengst
der voorafgaande jaren:
1924/25
1923/24
1922/23
Tons
Tons Tons
Duitschianci …………..
1.600.000 1.132.000
1.463.000
Tsjecho.Slowakije ……..
1.430.000
998.000
726.472
Oostenrijk ……………
74.000 47.000
24.468
Hongarije …………….
200.000
125.000
82.000
Frankrijk

……………
830.000 490.850
492.705
België

………………
400.000
300.121
268.928
Holland ………………
335.000 231.923 255.592
Denemarken ………….
136.000
109.000
90.200
Zweden

……………..
135.000 149.427
71.790
Polen

………………
495.000
389.995
301.890
Italië

……………….
425.000 351.102
297.280
Spanje ………………
260.000
185.063 170.000
Rusland

…………….
480.000 360.000
220.000
Andere landen

………..
375.000
188.280
110.000

Totaal in Europa .. 7.175.000 5.057.761 4.574.325

In D u i t s c h 1 a n d is de consumptie van suiker inhet
tijdvak van 1 October 1924 tot eind April 1925 met 284.000
tons toegenomen in vergelijking met hetzelfde tijdvak een
jaar geleden.
Czarnikow geeft de volgende cijfers voor de Zichtbare
Voorraden:

1925

1924

1923

Tons

Tons

Tons

Duitschland 1/5 ……….473.000

642.000

723.000
Tsjecho-Slowakije 1/5

407.000

268.000

200.000

]?rankrijk 1/5 …………292.000

110.000

114.000

Holland 1/3 ………….160.000

106.000

163.000

België 1/4 ……………166.Q00

62.000

59.000

Engeland 1/5 …………311.000

417.000

306.000

Europa ………………1.809.000

1.605.000

1.565.000
V.S. Atlantische havens27/5

238.000

201.000

182.000

Cuba 23/5 (alle havens) …. 1.299.000

943.000

709.000

Totaal ……..3.346.000 2.749.000 2.456.000
Op J a v a gaven de steeds grooter wordende aanvoeren
uit den nieuwen oogst aanleiding tot toenemenden druk van
de zijde van verkoopers met het gevolg, dat de prijzen suc-
cessievelijk terugliepen totdat ten slotte Superieur Juni
levering verhandeld werd tot f 10.1/8 en latere termijnen
tot een fractie lager. In No. 16 en hooger vonden herverkoopen
plaats tot f 84 tot f 84.
H i e r t e 1 a n d e opende de markt deze week vrij onge-
animeerd en kwamen in den aanvang zaken tot stand tot
f1 9.7/8 voor Mei, f194 voor Augustus en f194 voor December,
welke prijzen echter afbrokkelden op ruim aanbod van Java-suiker. Op het verlaagde prijsniveau echter toonden koopers wat meer interesse en konden prijzen zich weder ietwat her-
stellen, zoodat de markt sloot op f1 9.3/8 voor Mei, f194

voor Augustus en f19. 1/8 voor December, waartoe koopers.
De omzet der week bedroeg 1300 tons en die der maand
Mei 22.100 tons.

KATOEN.

Noteering voor Loco-Katoen.
(Middling IJplands.)

29
Mei
1925
22
Mei
1

1925

15
Mei
1

1925

29
Mei
1

1924

1

29
Mei
1923

New York voor
Middling …
23,75 c
23,50e 22,30e
32,65 c
28,90 c
New Orleans
voor Middling
23,96 c
23,60e
22,70 c
30,88e
28,50 c
Liverpool voor
Middlling
.

13,04 d 12,84 d
12,36 d
18,23 d*I
15,81d*)

*) Voor fully middling ouden Standaard.

Ontvangsten in- en uitvoeren van Amerikaansche havens.
(In duizendtallen balen).

1
Aug.’24 Overeenkomstlge periode
tot

22Mei’25

1923-24
1
1922-
1
23

Ontvangsten Gulf-Havens. 9208

6549

5589
.Atlant.Havens j Uitvoer naar Gr. Brittannië 2458

1588

1238
‘t Vasteland ete. 4372

3119

2577

Japan .. .-

852

574

585

Voorraden.
(In duizendtallen balen).

22Mei’25
Overeenkomstig tijdstip
-‘

1924

1923

Ameri’k. havens .

562

367

400
Binnenland .

376

363

465
New York

.. …

163

55

86
New Orleans

……

129

125

99
Liverpool . .,. …

..

608

‘ 280

302

Marktbericht van de Heeren Sir Jacob Behrens & Sons, Manchester, d.d. 27 Mei 1925.

Aan de geleidelijke stijging van Amerikaansche katoenprijzen
is tegen het einde van de vorige week een einde gekomen, doch
prijzen zijn de beide laatste dagen opnieuiv vaster. De markt
staat vooral onder den invloed van weerberichten en specu-
lanten in verband met de publicatie van het eerste Bureau-
rapport op a.s. Dinsdag. Vanmorgen openden loopende maand-
futures 12,51, hetgeen 79 punten boven het laagste cijfer van dit seizoen beteekent ni. 11,72 op 13 Mei. Egyptische katoen
was gisteren, na een flauwere periode, weer wat vaster en no-teerde F.G.F. 100 punten hooger, doch verkoopen zijn slechts
gering. De berichten over den nieuwen oogst luiden wat
gunstiger.
Spinners van Amerikaansche garens rapporteerden een ver-
betering gedurende de laatste dagen der vorige week, doch
het schijnt nu al weer slechter te gaan. In grovere nummers
gaat weinig om, terwijl in extra harde garens flinke zaken ge-
daan zijn. Ook naar ringgarens bestaat slechts weinig belang-
stelling, terwijl hier en daar enkele posten geboekt zijn in
Medium Mule, zoowel twist als weft. In goede 54s weft voor
dhooties worden hier en daar flinke zaken gerapporteerd. In
getwijnde garens beperkt de verkoop zich tot enkele kleine partijtjes voor’ het binnenland, terwijl hiernaar voor export
geen vraag bestaat. De Pinkstervacantie en het komend
Bureaurapport schijnen de markt te overschaduwen, zoodat
zaken thans traineeren. Op het advies van de Anierican
Spinners Federation, om zich aan den korteren werktijd te hou-
den, luiden de binnengekomen antwoorden over het algemeen
ongunstig. Gisteren’ werd besloten den korteren werktijd op
84 uur per week te bepalen, terwijl de antwoorden vôôr 27 Juni
ingezonden moeten worden. Intusschen worden de spinners
verzocht hun wekeijksche productie 84 uur in te krimpen.
Naar Egyptische garens bestaat weinig vraag, hoewel er hier en daar nog wel wat verkocht schijnt te zijn. Er is wel eenige
belangstelling voor cops voor Bombay, doch de limites van-
daar zijn meerendeels drie pence lager dan vraagprjzen hier.
Het wordt voor Spinners moeilijker hun productie van de hand te doen en men is, geneigd meer machines stop te zetten.
Doekprijzen blijven vast, doch de markt is rustig. Dit is
wel het voornaamste water deze week over de markt te zeggen
valt. Ook kan men nog melding iiiaken van het voorstel van
de Marwari Association in Calcutta om gedurende een periode
van vier maanden het koopen geheel stop te zetten en den
korteren werktij d der Spinners, als boven vermeld. Hoewel men
over het algemeen klaagt over slechte zaken, is het toch een
feit, dat er in stapels nog wel wat omgaat en dat de meeste

Duitschiand ………………….
Tsjecho-Slowakije …………….
Frankrijk ………………….
Holland …………………….
België……………………..
Zweden …………………….
Denemarken …………………
Polen……………………..
Hongarije …………………… Oostenrjjk …………………..
Roemenië ……………………
Joego-Slavië ………………..
Italië………………………

Totaal

484

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

3 Juni 1925

looms nog goed bezet zijn. Natuurlijk
is
vlugge levring een
eerste vereischte en beweren enkele fabrikanten, dat enkele
orders hun ontgaan zijn, omdat zij geen spoedige levering
konden garandeeren. Over het algemeen is de markt nog teleur.
stellend, zonder iets typeerends. Het schijnt wel, dat het al-
gemeen vertrouwen langzamerhand weer terugkomt, hoewel
dit nog geen directen invloed op overzeesche koopers schijnt
te hebben. Ten gevolge van de Pinkstervacantie zullen wij de volgende
week geen rapport publiceeren.

20Mei 27 Mei Oost. koersen. 19Mei26 Mei
Liverpoolnoteeringen. T.T.op Br.Indië 115
T
,5
l/5 F.G.F. Sakellaridis 29,35 31,25 T.T. op Hongkong 2127/ 212 7/
G.F. No. 1 Oomra 9,35 9,50 T.T.op Shanghai 3/034 310
1
4

KOFFIE.

Gedurende de afgeloopen week was onze termijnmarkt niet
aaii zulke hevige schommelingen onderhevig, als waarvan in het
vorig bericht moest worden melding gemaakt. De vastere
stemming welke in Brazilië heerschte, van waar bijna dagelijks
vooral van Rio, hoogere noteeringen voor kostvraehtaan-.
biedingen geseind werden, had ten gevolge dat de termijn.
noteeringen te New York opliepen, waardoor ook onze termijn-
markt hoogere prijzen te zien gaf. Van Woensdag 27 dezer tot
Vrjjdag namiddag 29 dezer liepen deze ca. 2 ct. omhoog.
Zaterdag echter, toen New-York ca. 40 50 punten lager
afkwam, waren zij ook hier ca. 1 et. lager. De reden van deze
verlaging moet hoofdzakelijk gezocht worden in den teruggang.
van den Braziliaansehn wisselkoers, welke van i)onderdag
op Vrij dag 5/64 d. terugliep. Dinsdagochtend waren termijnen
wederom eene fractie hooger.
Op het oogenblik zijn de kost. en vrachtaanbiedlingen van
goed beschreven Superior Santos, prompte verscheping, enge-
eer 106/- d 108/- per ewt. en van dito Prime ongeveer 111/. ‘
113/., terwijl die van Rio type New-York
7
met beschrijving,
prompte verscheping, zijn 93/. en voor latere verscheping
84/ A 89/., naar gelang van den verschepingstermijn.
Uit Indië waren de prijzen van Robusta op aflading onge-
veer onveranderd, en kwamen er eenige zaken in Palembang
Robusta tot stand. De aanbiedingen komen thans ongeveer uit op:

Palembang Rohusta, telquel, Juni

verscheping 48’/ ct,
Juni/Juli

48
Aug./Oct.,,

45

alles eif, uitgeleverd gewicht, netto contant.
Alhoewel de afzet van loco nog veel te wenschen overlaatç
viel er tech eenige vraag op te merken en werd voor dadehijke
behoefte een en ander omgezet.
De noteeringen aan de termijnmarkt waren aan de ochtend-cail te:

Rotterdam (Santos-contract)
Amsterd. (Gemengd con-
basis Good
tract) basis Santos
Good
Mei
Sept.
Dec.
Mrt.
Mei
I
Sept.
Dec.
Mrt.

2 Juni –
48 45%
4434

4534
44
43
26 Mei

48
4634
4434
4351
4734
4434

42s/
411j
19

447/
8

44
421
411/
8

45
421/
5

40
381;,
12

4634 4234
40′
39s,
4534
40i/
38a 37

De slot-noteeringen te New York van het aldaar geldende
gemengd contract (basis Rio No. 7) waren:

Mei

I

Sept.
Dec.
I

Mrt.

$
_,-
$ 16,13
$ 15,14
$ 14,50
25 Mei
,, -,_
,,

16,25
15,35
14,85
1

Juni

…….

18

,,
,,

16,60
,,

14,15
13,66
,,

13,18
11

,,

………
15,97
,.

13,50
,, 13,-
12,48

Rotterdam, 2 Juni 1925.

(Mededeeling van de Vereeniging voor den Goederenhandél

te Rotterdam.)

Noteeringen en voorraden in Brazilië.

Data
te Rio
te San fos
1
Wisselkoer
te Rio
1
op Londen
Voorraad
I
Prijs
Voorraad
I
Prijs
(In Balen)
1
No.
71)

(In Balen)
1
No.
4
1)
1

1 Juni 1925
97.000
1
37.800
2.033.000
1
38.000
55/
10

25 Mei

1925
137.000
1
36.500
2.260.000
1
38.000
57!
32
18

,,

1925
151.0001

33.025
2.309.0001
2)
55
164
1 Juni 1924
258.000 24.650
1.159.000
1
28.000
6
112
In Reis.
Niet genoteerd.

Ontvangsten uit het binnenland van Brazilië in Balen.

te Rio
te Santos
Data
Afgeloopen
Sedert

Afgeloopen
Sedert
week
1juli
week
1Juli

30 Mei

1925…
30.000
3.014.000

1

44.000
8.812.000
30 Mei’ 1924……
57.000
3.345.000
179.000
9.397.000

Statistiek der firma G. Duuring & Zoon.

Zichtbare voorraad op 1 Mei in duizenden balen.

1925 1924
1923 1922
1921
Voorraad in Europa..
1.709
1.658
1.900
2.324
1.904
Stoomend fBrazilië ..
444 288 533
525
567
n. Europa

Oost-Indië.
12
47
5
18
9

2.165
1.993
2.438
2.867
2.480
Voorraad Ver. Staten
695 652
1.033 1.011
2.104
Stoomend
naar,Brazilië ..
183′
474
164
630 499
Ver.Statenj
3.043
3.119
3.635
4.508 5.083
Voorraad in Rio ….
93
239
936 1.716 590
Santos..
2.168
1.057 1.535
2.598
2.867
Bahia ..
31
30
17 15
40

Totaal …..
*5335
4445
6.123
8.837
8.580
Op

1

April

……..
5.389
3.964
6.984 9.140
8.687

1924
1923 1922
,

1921
1920
Op

1

Juli

……….
5.07-1
5.340
8.639
8.700
6.750

* Niet inbegrepen de binnenlandsche voorraden in Sao Paulo

THEE.

l.n dc afgeloopen week was de markt, ten gevolge van de
ophancien zijnde feestdagen, kalm. Toch werden er nog ver-
schillende afdoeningen gemeld van opgehouden partijen thee
uit de vorige veilingen.
l)e stemming in Londen was nauwelijks prjjshoudend en
het waren voornamelijk de ordinaire soorten, die van
4-
tot

4-
d. in prijs moesten dalen.
In Amsterdam
is
men in afwachting van de veiling van 4 Juni,
die zooals bekend ongeveer 12.000 kisten directen aanvoer zal
omvatten.
Londen blijft deze week vaeantie houden, zoodat de Am-
sterdmsche veiling zich geheel zal hebben te richten naar de
stemming van de voorafgaande weken in Londen, die goed
was voor Ie goede soorten en prijshoudend voor de middn-
kwaliteiten en ordinaire soorten.
De voorraad in entrepot, liggend6 bij Pakhuismeesteren van
de Thee, nam in de afgeloopen maand van 59.453 kn. af tot
48.070 kn. De afleveringen ten bedrage van 25.668 kn. over-
troffen de aanvoeren ten bedrage van 14.285 kn. met ongeveer 11.400 kn. Hierbij valt nog op te merken, dat de voorraad van
den handel, die op uit°. April ruim 36.400 kn. bedroeg, op
uit
°
Mei was afgenomen tot 21.500 ku. Deze sterk inge-
krompen voorraad vormt een gunstigen factor voor de
as. veiling. –
Amsterdam, 2 Juni.

COPRA.

De markt was wederom zeer vast gestemd. Het aan bod van
Indië blijft zeer gering.
Voor latere termijnen bestond ook meer belangstelling van
de zijde der fabrikanten.
De markt sluit vast met de volgende noteeringen:
Nederl.-Ind. f.m.. copra stoomend dichtbij. .
fi 371
Mei

afi.

. .

36%
Juni

. –

3634
Juli

. . » 36
Augustus

. .

3534
October/December. .

35 ‘
2 Juni 1925.

RIJNVAART.

Week van 24 t/m. 30 Mei 1925.
De aanvoeren van zeezijde waren minder belangrijk dan de
voorafgaande week, aangezien de ertsaanvoeren iets ver-
minderden. Rijnruimte bleef bij tarnelijke vraag voldoende
beschikbaar. De ertsvrachten liepen eenigszins terug en be-
droegen gemiddeld f1. -,45 met
4-
lostijd en f1. -,55 met

4-
lostijd.
Voor ruwe producten naar Mannheim werd gemiddeld
f1. 1,- met verkorten lostijd betaald.
Het sleeploon varieerde tusschen het 374- en 424- ets. tarief.
De waterstand naar den Beneden-Rijn bleef gunstig, terwijl
naar den Boven-Rijn in betrekking tot het afladen der Rijn.
schepen voorzichtigheid geboden was.
De toestand in de Ruhr bleef stationnair.

Auteur