Ga direct naar de content

Hoe zoeken werkzoekenden?

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: april 22 1993

Hoe zoeken werkzoekenden?
Lang niet alle geregistreerden bij het arbeidsbureau zijn iverkloos of
op zoek naar werk. Omgekeerd staat de helft van de werkzoekenden
niet bij het arbeidsbureau ingeschreven. Werkzoekenden beschouwen
het arbeidsbureau niet zozeer als bron van vacatures, maarveeleer

als zoekkanaal, als bulp bij kansvergrotende activiteiten.

De arbeidsvoorzieningsorganisatie is
verantwoordelijk voor de optimalisatie van de arbeidsallocatie in Nederland1. Deze doelstelling kan alsvolgt
worden uitgewerkt:
• verbetering van de positie van
minder kansrijke groepen op de arbeidsmarkt (doelgroepenbeleid);
• verbetering van het functioneren
van de arbeidsmarkt (regulier beleid);
• vermindering van een algemeen
aanbodoverschot op de arbeidsmarkt (conjunctureel beleid).
Aan deze doelstellingen wordt gewerkt door bemiddeling, scholing, informatie en advies, en aanbodversterking in de vorm van werkervaring en
subsidie. Om deze activiteiten doeltreffend en doelmatig te kunnen verrichten, is een goed beeld van al wat
op de arbeidsmarkt beweegt nodig.
Arbeidsvoorziening moet weten wie
er allemaal bezig zijn het allocatieproces vorm te geven, welke problemen
men daarbij ontmoet, welke resultaten men boekt, en welke ondersteuningsbehoeften men heeft. Als daar
zicht op bestaat, kan de gewenste rol
van de arbeidsvoorzieningsorganisatie als ondersteuner en als koerscorrector op de markt goed worden geformuleerd.
In verband daarmee beschikt Arbeidsvoorziening reeds een aantal jaren over het continu-onderzoek ‘Hoe

werven bedrijven’, dat het allocatieproces aan de werkbiedendenkant
van de markt in beeld brengt. Begin
1992 is de arbeidsvoorzieningsorganisatie gestart met het complementaire
onderzoeksproject ‘Hoe zoeken
werkzoekenden’, dat de aanbodkant
van de markt in beeld poogt te brengen.
In dit artikel komt eerst de opzet
van het project aan de orde, gevolgd
door een overzicht van de belangrijkste uitkomsten. Geeindigd wordt met
een aantal conclusies, die van belang
kunnen zijn bij de verdere vormgeving van het arbeidsvoorzieningsbeleid.
De opzet van het project

‘Hoe zoeken werkzoekenden’
(HZW) is opgezet als landelijk continu-onderzoek, waarbij maandelijks
metingen plaatsvinden. De respondenten worden geselecteerd uit een
maandelijkse steekproef van telefoonnummers. Per jaar wordt vanuit
de verkregen steekproefresultaten
opgehoogd en gewogen om tot landelijke uitspraken te komen. De eerste HZW-rapportage, waar dit artikel
over gaat, betreft als proefperiode de
maanden februari tot en met September 1992.
Tabel 1 geeft de verhouding vinders/zoekers over de enqueteperiode weer. Van de totale respons is
18% of werkzoeker, of
Tabel 1. Populatte werkvinders en werkzoekers
werkvinder of beiden^
over de enqueteperiode
In de tabel zijn niet opgenomen de 738 responWerkvinder
denten die als zoeker
totaal
en/of als vinder alleen
2.676 9 betrekking hebben op
Ktark7
743
1.933
zoeker
2.420
23.657 82 26.077 91 vakantiewerk.
Onder de 23.657 resTotaal
3.163 11 25.590 89 28.753 100 pondenten (82%), die
geen vinder en niet zoe-

ESB 21-4-1993

kend zijn, bevinden zich 500 respondenten (1,7% van het totaal), die formeel geregistreerd zijn bij het arbeidsbureau zonder op zoek te zijn
naar werk. Ook van deze respondenten zijn een aantal nadere gegevens
gevraagd.
Voor een indruk van de representativiteit van de in de enqueteperiode bereikte particuliere huishoudens, is gekeken naar de verdeling
over huishoudensgrootte in vergelijking tot CBS-gegevens over 1989De groep een en tweepersoonshuishoudens blijkt enigszins ondervertegenwoordigd te zijn. Verder komt de
verdeling nagenoeg overeen met die
van het CBS.

Wie zoeken en wie vinden er?
870.000 baanvinders
Op jaarbasis vonden tussen februari
1991 en augustus 1992 870.000 mensen een baan voor meer dan twaalf
uur. Het vinden van een baan betekende niet altijd dat men daarmee
klaar was met zoeken; een kwart van
de baanvinders zoekt door naar iets
anders. Dat komt vooral veel voor bij
mensen die werkloos waren toen ze
de betreffende baan vonden. Wie
vanuit een baan een andere baan
vindt, is eerder tevreden.
In het onderwijs en in functiegroepen waarin veel laag geschoolden
werkzaam zijn, worden veel mensen
op een tijdelijk contract aangesteld.
Dat zijn tevens de functiegroepen
waarin veel werklozen aan de slag
komen. Werklozen hebben derhalve
vaak de tussenstap van een tijdelijke
baan nodig om op een vaste plaats te
komen. Vallen ze na de tijdelijke
baan weer terug in werkloosheid,
dan zijn hun kansen op een vaste
baan goeddeels verkeken.
880.000 werkzoekenden
Tussen februari en augustus 1992 waren er gemiddeld 880.000 mensen op
zoek naar een baan voor 12 uur of
meer, zie figuur 1. Ongeveer de helft
was op zoek vanuit een baan (vaak
een tijdelijke) naar een andere baan.
De andere helft was zonder werk.
Het aandeel werkenden onder de
werkzoekenden is hoger naarmate
de opleidingscategorie hoger is. Er

1. Zie ook J. de Koning, Het bestaansrecht
van de openbare arbeidsvoorziening,

ESB, 13 maart 1991, biz. 280-284.

Figuur 1. Arbeidsmarktsitatie van

Werkenden willen meer

werkzoekenden

Onder de werkzoekenden zonder
werk is de belangstelling voor een
deeltijdbaan bijna even groot als die
voor een volledige betrekking. Werkzoekenden met werk zijn echter vooral uit op een volledige baan. Van de
werkzoekenden die in deeltijd werken, is driekwart uit op een grotere

Zonder werk
46.0%

vondsten. Aldus is per categoric berekend hoeveel baanvondsten een
maand zoeken oplevert. Gemiddeld
levert een maand werkzoeken in Nederland aldus berekend 0,17 banen

op. Op deze manier bezien valt op,

full-time baan. Het omgekeerde
komt veel minder voor, zie figuur 2.
Vanuit de werkende werkzoekenden

is er dus een tendens om een deel

Overig

dat de laagst en de hoogst geschoolden het meeste moeite hebben om
een baan te vinden. Etnische minderheden doen het in dit opzicht niet
slechter dan anderen. Wel zijn de
laatsten vaak aangewezen op tijdelijke banen, en komen ze relatief veel

voor onder degenen die het zoeken

van de werkgelegenheidsgroei te laten resulteren in meer werk voor wie
al werk hadden.

moe zijn. Met andere woorden: hun
problematiek wordt niet zozeer bepaald doordat ze als categoric nooit

baan dan ze nu hebben, of zelfs een
,

144%

Met tijdelijke baan
39.0%

Met vaste baan

zijn meer vrouwen dan mannen op

een baan vinden, maar veeleer door

zoek naar werk. Het grote aandeel
van de vrouwen komt vooral voor re-

Kansen op •werk

kening van de werkzoekende vrouwen zonder werk.

695-000 ingeschrevenen
695.000 mensen zeggen bij het arbeidsbureau ingeschreven te staan.
Van deze blijkt 40% niet op zoek
naar werk te zijn. 24% is wel op
zoek, maar zoekt niet via het arbeidsbureau. De resterende 36% zoekt
ook via het arbeidsbureau naar werk.
Veertig procent van de ingeschreve-

Werkzoekenden denken eerder dat
hun kansen op een baan negatief
beinvloed worden doordat er weinig
banen zijn in de functiegroep waarin
ze zoeken, of doordat hun beroepsopleiding tekort schiet, dan dat het
bij hen schort aan zaken op het gebied van houding, persoonlijkheid of
sociale vaardigheden.

Moeite met vinden van een baan

nen is werkloos en op zoek naar

De positie van bepaalde categorieen

werk. Een kwart wordt gevormd
door werklozen die het arbeidsbureau gebruiken om werk te vinden.
Een groot deel van de ingeschrevenen die op zoek zijn naar werk, ongeveer een derde, heeft reeds een
baan. Het verschil tussen werkend
en niet-werkend onder de ingeschreven werkzoekenden is echter gradueel. Een groot deel van de werkende
werkzoekers uit het bestand, ongeveer twee derde van het totaal, heeft
of een tijdelijke baan, en/of een (te)
kleine deeltijdbaan. Ook al zijn ze
niet werkloos, er is toch wel iets met
hun werk loos.

op de arbeidsmarkt kan om tal van

Figuur 2. Zoekgedrag van werkzoekenden met een baan

WU minder men
5.0%

Geen verandering

I

Wilmeeruren

redenen slecht of goed genoemd
worden. We spreken al snel over een
relatief problematische categoric

de instabiliteit van hun werk, en het
risico van uitval door onder andere
ontmoediging dat daarmee samenhangt.

Zonder kans geen kansvergroting
Naast solliciteren kan men ter verkrijging van een baan deelnemen aan
kansvergrotende activiteiten, zoals
scholing, werkervaring, sollicitatie-

training, enzovoorts. Deze paarlen
komen echter vooral terecht bij hen
die reeds zwijnen. Wie zichzelf kansarm acht, doet weinig aan kansvergroting. Ook doen werkzoekenden
meer aan scholing, naarmate hun
reeds bereikte opleidingsniveau hoger is.

wanneer de kansen op het vinden
van een baan erg ongelijk over de betreffende categoric verdeeld zijn. We
zien dan degenen die nooit aan de
slag komen, maar tellen de snelle vinders niet mee. Ook kan de arbeidsmarktproblematiek van een categoric
bepaald worden doordat men weliswaar snel werk vindt, maar even snel
weer werkloos wordt.
In het arbeidsmarktbeleid wordt

Figuur 3. Gebruik zoekkanalen

vaak gewerkt met taakstellingen in
termen van aantallen plaatsingen van
mensen uit bepaalde categorieen,
zoals minderheden of vrou- wen, in
een baan. Daarom is het van belang
om vast te stellen of de problematiek
bepaald wordt door het feit dat men
categorisch minder banen per werkzoekende vindt dan in ander categorieen het geval is, of dat er andere
factoren een rol spelen.
Om dit ge’isoleerd van andere factoren te kunnen vaststellen, is het aantal maanden in een jaar dat door
mensen uit diverse categorieen naar
werk is gezocht bij elkaar opgeteld
en afgezet tegen het aantal werk-

Advertlnfonn. Open Ari>.bur. Uitz.
kan. soil,
bur.

Overig

Zoekgedrag
Advertenties het meest gebruikt
De meeste werkzoekenden zoeken
langs meerdere kanalen naar werk,
zie figuur 3. Advertenties zijn daarbij
het meest gebruikte medium. 32%
van de werkzoekenden maakt gebruik van het arbeidsbureau als zoek-

kanaal. Informele kanalen en open
sollicitaties worden nog iets vaker gebruikt, en het uitzendbureau iets minder vaak. Met name de hoogst en de
laagst opgeleiden gebruiken informele kanalen. Het arbeidsbureau moet
het vooral hebben van de tussencategorieen qua opleidingsniveau. Veel

kunnen hebben, wordt

Tabel2. Rol van bet arbeidsbureau voor tverk-

6% op rekening van het
arbeidsbureau s
geschreven. Daarnaast heeft het

zoekenaen, %
_ _ ,
Totaal

arhf>irl<:hiirp;)ii rg vr>r>r

Bezoek

klandizie trekt het arbeidsbureau

3% van de vinders een rol
gespeeld bij hun vondst.
Ook leverde het arbeidsbureau in het zoekproces

daarnaast uit de wat oudere leeftijds-

tal van niet direct met de

Vacature aangeboden

8

7
15
4
5
49

RO! arbeidsbureau (ab)
Baan

gebracht aan ab
8ezochtvia ab

categorieen, en uit de etnische min-

vondst gerelateerde dien-

Daarop gesolliciteerd

derheden.

sten. Bij elkaar 17% van

Advies/begeleiding ab

de werkzoekenden die

Cursus via ab

Twintig miljoen sollicitatiebrieven

een baan gevonden heb-

Anderszins kansvergroting

Een werkzoekende solliciteert gemiddeld 2,6 maal per maand. Dat betekent, dat per maand 2,3 miljoen sollicitaties de Nederlandse werkgevers
bereiken. Doordat het merendeel
hiervan schriftelijk is, levert dat de
PTT een omzet in de vorm van twintig miljoen sollicitatiebrieven per jaar
op. Werkzoekenden zonder werk solliciteren vaker dan werkende werkzoekenden.

ben, geeft te kennen op
de een of andere manier
tijdens het zoeken geholpen

Een of meer van deze

Open sollicitatie effectiefst
Van de voor iedereen toegankelijke
zoekkanalen is de open sollicitatie
het effectiefst. Van de gebruikers van
dit zoekkanaal vond 47% ook op
deze manier een baan. Voor het arbeidsbureau lag dat percentage op
17. Het arbeidsbureau is daarmee
een kanaal waarlangs veel gezocht,
doch slechts weinig gevonden
wordt. Het is meer een orientatiepunt dan een bron van concrete vacatures.

Rol arbeidsbureau
Snel bemiddelen ofniet
Het arbeidsbureau slaagt er vooral in
ingeschreven werkzoekenden te bemiddelen in de eerste maand dat ze
zoeken. Lukt dat niet, dan is de kans
dat ze langs andere kanalen een
baan vinden groter. Het arbeidsbureau bemiddelt dus snel, of het
wordt door de concurrentie ingehaald.
Slechts 16% van degenen die via
het arbeidsbureau zochten, kregen te
maken met persoonlijke bemiddeling
door een consulent. Dat leverde echter wel 30% van de plaatsingen door

.
. ,
met-, werkend
werkend

te zijn door het arbeidsbureau.

Geen monopolie
Van degenen die het arbeidsbureau
als zoekkanaal gebruiken, kijkt 95%
ook elders. Het arbeidsbureau blijkt
veel belangrijker te zijn als bron van
informatie, advies en kansvergroting
dan als bron van vacatures. Er ligt
nog een enorme markt braak aan
ondersteunende diensten bij beroepskeuze, sollicitatie, opleiding, enzovoorts. Zo wil 13% van de werkzoekenden graag ondersteuning bij het
schrijven van sollicitatiebrieven. Volledig voldoen aan deze vraag zou,
gezien het aantal sollicitatiebrieven,
een enorme taakverzwaring inhouden.

Hulp bij zoekproces
We hebben al iets vermeld over de
betekenis die werkvinders toekennen aan het arbeidsbureau. Interessant is uiteraard ook wat het arbeidsbureau betekent voor degenen die
nog in dat zoekproces zitten.
Uit tabel 2 blijkt dat in drie maanden tijd 49% van de werkzoekenden
een beroep op het arbeidsbureau
doet. Wanneer we degenen buiten
beschouwing laten die zonder enig
resultaat een bezoek aan het arbeidsbureau brachten, of er alleen tevergeefs naar een vacature gezocht hebben, dan komen we op 24% van de
werkzoekenden waarvoor het arbeidsbureau daadwerkelijk iets bete-

gevolgd
dingen

40
31

52
43
11
10
19
7
7
62

29
20

6
4
11
2

3
35

Conclusies
De markt voor ondersteunende diensten bij het zoeken naar werk is erg
groot. Bijna 900.000 mensen zien uit
naar een baan of naar een andere
baan. Dat betekent dat de factor arbeid in principe buitengewoon flexibel is. Een groot deel van de flexibiliteit wordt echter opgebracht door

mensen die geen werk, dan wel tijdelijk werk hebben.

Ondanks alle fraaie gedachten
over herverdeling van arbeid, zijn de
werkenden als totaliteit er nog steeds
op uit de gemiddelde omvang van
hun banen te vergroten. De vraag
naar deeltijdbanen komt grotendeels
van nieuwe (her-)intreders.
Van degenen die zeggen bij het arbeidsbureau geregistreerd te staan,
hebben er ruim 300.000 werk en bijna 400.000 geen werk. Ingeschreven
staan bij het arbeidsbureau is dus
niet het zelfde als werkloos zijn. Veel

werkende ingeschrevenen hebben
echter een tijdelijke baan, of een (te)
kleine deeltijdbaan. Het verschil tussen werkende en niet-werkende ingeschrevenen is dus gradueel, en niet
zo zwart-wit dat het zin heeft daar

taakstellingen in termen van percentages te bemiddelen werklozen op te
baseren.
Van de bijna 700.000 ingeschrevenen zoeken er 420.000 werk, en zijn
er bijna 280.000 niet op zoek naar
werk. Ingeschreven staan bij het arbeidsbureau is dus niet hetzelfde als
op zoek zijn naar werk. Slechts

het arbeidsbureau op. Het is derhal-

kende. Voor de werkzoekenden die

250.000 ingeschrevenen zoeken via

ve een weinig gebruikt, maar effec-

bij het arbeidsbureau stonden ingeschreven, is dat zelfs 42%. We kunnen derhalve stellen, dat bijna de
helft van de ingeschreven werkzoekenden echt iets aan het arbeidsbureau heeft.

het arbeidsbureau werk; 170.000 ingeschrevenen zijn wel op zoek naar
werk, maar gebruiken daar het arbeidsbureau niet bij. Het arbeidsbureau kan voor de gewenste vergroting van het marktbereik aan de

tief instrument.

Betrokken bij 17% baanvondsten
Van de werkvondsten waarbij het arbeidsbureau een rol gespeeld zou

ESB 21-4-1993

aanbodszijde dus het best aanvangen
met de kring van reeds geregistreerde werkzoekenden zonder werk.
De meest succesvolle manier van

werk zoeken is open solliciteren.
Ook het gebruik van informele kanalen leidt tot veel werkvondsten. Men
kan zich afvragen of intermediairs als
het arbeidsbureau niet meer gebruik
moeten maken van het fenomeen dat
veel werkgevers vacatures niet openbaar maken, maar vervullen met de-

genen van wie ze, door een open
sollicitatie of via kennissen of medewerkers, weten dat ze in de markt
zijn voor een baan. In dat geval zou
arbeidsbureau werkgevers regelmatig moeten laten weten welk aanbod
het in huis heeft, los van ingediende

vacatures.
Een andere belangrijke conclusie

is dat trajecten naar een vaste baan
vaak verlopen via tijdelijke banen.
De trajectbegeleiding dient dus niet
op te houden bij het vinden van een

tijdelijke baan. Veel trajecten op weg
naar vast werk lopen daarin vast.
De rol van het arbeidsbureau als directe bron van vacatures is betrekkelijk gering. Vacatures weet men, voor
zover ze er zijn, meestal wel te vinden. Een gat in de arbeidsvoorzieningsmarkt ligt veeleer in de begeleiding en advisering van werkzoeken-

den in hun zoek- en sollicitatiegedrag. Het bekende succes van de sol-

licitatieclubs is daar een duidelijk
voorbeeld van.
Toch mag ook de betekenis van
het arbeidsbureau als openbaar bemiddelingsorgaan niet worden onderschat. Naarmate informele kanalen
bij de vacaturevervulling in betekenis toenemen, neemt de afhankelijkheid van het arbeidsbureau voor
werkzoekenden die niet over dergelijke kanalen beschikken in betekenis toe.

WJ.C. Schouten
A.L. van der Zwan
De auteurs zijn beiden verbonden aan de
sector Onderzoek Arbeidsmarktvraagstuk-

ken van het Centraal Bureau van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie te Rijwijk.

Zij schrijven dit artikel op persoonlijke
titel.

Auteurs