Ga direct naar de content

Herfsttij in ontwikkelingsland

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: november 1 2002

Herfsttij in ontwikkelingsland
Aute ur(s ):
Emmerij, L. (auteur)
Co-director van het United Nations Intellectual History Project. (auteur)
emmerij@netzero.net
Ve rs che ne n in:
ESB, 87e jaargang, nr. 4381, pagina 779, 1 november 2002 (datum)
Rubrie k :
Prikkel
Tre fw oord(e n):

De regeringscrisis heeft ook een positief aspect: men heeft een tweede kans na te denken over wat er moet gebeuren op de
verschillende beleidsterreinen. Evenals vier jaar geleden wil ik ook nu enkele kanttekeningen plaatsen bij het Nederlandse
ontwikkelingsbeleid 1. Ik zie vier prioritaire onderwerpen die moeten worden aangepakt of rechtgetrokken.
Allereerst moet er een evaluatie komen van de steeds verdergaande versnippering over een steeds groter aantal beleidsonderwerpen
en van de verschuiving van het ene onderwerp naar het andere zonder dat het vorige probleem is opgelost. Het begon allemaal vijftig
jaar geleden met het overbruggen van de (tijdelijke) kloof tussen nationale besparingen en investeringsbehoeften door het overhevelen
van internationale besparingen. Vervolgens kwam de (tijdelijke) kloof tussen onderwijsaanbod en behoefte aan gekwalificeerd
personeel aan bod, die moest worden opgelost door het overhevelen van internationale krachten (technische bijstand). Dat werd
vervolgens uitgebreid tot het concept van menselijk kapitaal. Daarom werden onderwijs en gezondheidszorg speerpunten van het
beleid. Vanaf de jaren zeventig was het hek van de dam. Armoedebestrijding, werkgelegenheid, milieuvraagstukken, gender,
mensenrechten, behoorlijk bestuur en nog veel meer werden successievelijk aan de beleidslijst toegevoegd. Dit leidt tot een een
ontwikkelingssamenwerkingsbeleid tot het einde der dagen. Het tijdelijke is permanent geworden.
Net zoals de vorige minister het aantal concentratielanden onder de loep nam en terugbracht tot redelijker proporties, wordt het nu tijd
het aantal beleidsonderwerpen kritisch te bekijken. Zonder terug te willen gaan naar de oorsprong van de ontwikkelingshulp – de kloof
tussen besparingen en investerings-behoeften – zou het rationeler zijn zich bijvoorbeeld te concentreren op de behoeften van een klein
aantal zeer arme landen op het gebied van fysiek en menselijk kapitaal. Dat zou nog steeds betekenen dat Nederland – naast
investeringen in infrastructuur en technologie – ook hulp verstrekt voor onderwijs, gezondheidszorg en andere zaken die te maken
hebben met het versterken van menselijk kapitaal. Het opzetten en versterken van instituties, bijvoorbeeld op het gebied van bankwezen
en internationale handel, zou ook onder deze rubrieken vallen. Dat is nog steeds een formidabele taak, maar een toe te juichen
stroomlijning in vergelijking met de huidige situatie waar de ‘vlucht voorwaarts’ tot een duizelingwekkende mozaïek van onderwerpen
heeft geleid 2.
Om veranderingen door te drukken heeft men niet alleen visie nodig, maar ook gevoel voor detail. Het wordt tijd om dat te laten
meespelen. Dit betekent dat het apparaat van ontwikkelingssamenwerking moet worden geëvalueerd. Men kan zich niet aan de indruk
onttrekken dat het departement te veel verbureaucratiseerd is, met weinig aandacht voor de inhoud en veel oog voor dikwijls pietluttige
procedures. De visie wordt verstikt door negatief detail, terwijl positief en inhoudelijk detail vereist is 3.
Dan is er het probleem waarop ik al langer hamer, namelijk de noodzaak van consistentie van de beleidsinstrumenten op het gebied van
internationale economische en financiële betrekkingen. Het beleid betreffende internationale handel, internationale investeringen,
landbouw (subsidies!!), ontwikkelingssamenwerking en dergelijke moet op elkaar zijn afgestemd. Er is nu echter een nieuw probleem dat
vooral nare gevolgen heeft voor de bovengenoemde consistentie. Ontwikkelingssamenwerking heeft geen minister meer, maar een
staatssecretaris. Die zit niet regelmatig aan de kabinetstafel. De bewindspersoon kan dan ook veel minder invloed uitoefenen op het
kabinetsbeleid, terwijl dat essentieel is om het consistentievraagstuk op te lossen. De tweede kans die verkregen is door de crisis zou de
mogelijkheid inhouden de post weer op te waarderen tot zijn vroegere status.
Een minister is noodzakelijk vooral om binnen het kabinet te kunnen meepraten over de samenhang tussen beleidsgebieden. Op het
terrein van ontwikkelingssamenwerking moet het aantal aandachtspunten scherp worden gereduceerd. Het apparaat moet inhoudelijker
en minder procedureel worden opgezet. In het programma voor de aanstaande verkiezingen moet dus staan: minder landen, minder
beleidsversnippering, een kleiner en inhoudelijker apparaat en het moment wanneer het einde van het ontwikkelingsbeleid bereikt zal zijn.
Het ‘herfsttij’ in de titel refereert aan het meesterwerk van de grote geschiedkundige Johan Huizinga en heeft een positieve connotatie.
Niet alles in het verleden is negatief en veel zal moeten worden terug-gewonnen. De laatste zin van Herfsttij der Middeleeuwen luidt
immers als volgt: “De Renaissance komt eerst, wanneer de levenstoon verandert, wanneer het getij van dodelijke levensverzaking
kentert, en een bolle, frisse wind gaat blazen, wanneer het blijde besef rijpt, dat men al de heerlijkheid der oude mensheid, waaraan men
zich al zo lang gespiegeld had, zal kunnen terugwinnen.

1 Een nieuwe lente met Herfkens , ESB, 14 augustus 1998, blz. 603.
2 L.J. Emmerij, Aid as a flight forward, Development and Change, jrg. 33,
3 Positief detail versnelt procedures opdat men zich op inhoudelijke zaken kan concentreren; negatief detail doet het omgekeerde.

Copyright © 2002 – 2003 Economisch Statistische Berichten ( www.economie.nl)

Auteur