Ga direct naar de content

Waardecreatie in bedrijven lijkt te haperen

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: november 11 2019

Over een free lunch zijn we als economen doorgaans sceptisch. Linksom of rechtsom moet zo’n ­gratis middagmaal toch betaald worden. Maar op die regel zijn natuurlijk uitzonderingen. Groei van de productiviteit in de economie kan zo’n uitzondering zijn: in dat geval worden we simpelweg rijker.

In de praktijk is helaas niet elke productiviteitsverhoging kosteloos – denk aan de rekening die we nu betalen voor de hogere productiviteit als gevolg van het gebruik van fossiele brandstoffen. Andere productiviteitsgroei kan echter een pure win-win zijn, bijvoorbeeld als processen handiger georganiseerd worden – een ware free lunch!

De sleutel tot zo’n gratis lunch is echter niet makkelijk vinden. Al ruim een decennium daalt de productiviteitsgroei in veel landen, zo bleek uit de vorige ESB. In Nederland is de situatie nog wat ernstiger: hier blijft de groei van de arbeids- en de multifactorproductiviteit al decennialang achter bij die van de buurlanden (Kleinknecht, 2019; Lukkezen, 2019).

De productiviteitsvoorsprong die Nederland eind jaren zeventig had, is ondertussen goeddeels verspeeld. Dat roept vragen op. Een voorsprong kan natuurlijk remmend werken, maar gaat er hier niet iets fundamenteler mis? Meer gedetail­leerde analyses laten zien dat diverse bedrijfstakken (ver) achterblijven bij de internationaal meest productieve concurrenten (Biersteker en Erken, 2019). Zijn we onze concurrentiepositie aan het verspelen?

Stagnerende productiviteit

De stagnerende productiviteit is zorgwekkend. Gezien de andere actuele uitdagingen, zoals de opwarming van de aarde, lijkt de stagnerende productiviteit wellicht niet het meest urgente probleem op dit moment. Maar een hogere economische groei maakt de oplossing van dergelijke problemen wel eenvoudiger. In een groeiende economie kunnen conflicterende belangen makkelijker worden afgekocht. Als de groei laag is, of niet iedereen ervan profiteert, leiden keuzes daarentegen al snel tot verdelingsvraagstukken. Dat zien we nu bijvoorbeeld als het gaat om de kosten van het klimaatbeleid.

Vanwege de vergrijzing en het beperkte potentieel van overige bronnen van groei, zoals een hogere arbeidsparticipatie en meer uren werken, zal de economische groei vooral moeten komen van de productiviteit (WRR, 2013). Het is dus niet prettig dat de groei daarvan al ruim een decennium zo laag uitvalt. Waar schort het aan?

Immaterieel kapitaal

De ESB van vorige maand bevatte verschillende macro-­economische verklaringen, zoals loonmatiging, financialisering, een te lage geaggregeerde vraag en het hoge aandeel (veelal laagproductieve) zelfstandigen (­Roelandt et al., 2019; Storm, 2019) – dat laatste punt werkt Erik Stam in dit nummer verder uit. Ook viel op dat investeringen in technologie zich in het laatste decennium voor de economie als geheel minder blijken uit te betalen (Inklaar, 2019).

Deze ESB gaat in op verklaringen op bedrijfsniveau. Ook hier komt de rol van technologie in terug. Maarten de Ridder argumenteert dat de huidige informatie- en communicatietechnologie (ICT) een verklaring kan vormen voor de mondiale productiviteitsvertraging. In tegenstelling tot eerdere doorbraaktechnologieën die veelal gepaard gingen met een toename van fysiek kapitaal in ondernemingen, leiden ICT-investeringen vooral tot een toename van immaterieel kapitaal. Denk bijvoorbeeld aan een bedrijf dat een softwaresysteem ontwikkelt om de eigen processen efficiënter te laten verlopen.

Bedrijven die gebruikmaken van immaterieel kapitaal kunnen de productie vaak tegen geringe kosten vergroten. Het bedrijf heeft eenmalig hoge vaste kosten, bijvoorbeeld aan de ontwikkeling van een software­systeem. Maar als het systeem eenmaal werkt, zijn de marginale kosten miniem. Fantastisch dus! Voor het betreffende bedrijf althans. De maatschappelijke schaduwzijde kan zijn dat immaterieel kapitaal leidt tot marktmacht, stelt De Ridder. Het bedrijf dat in de software heeft geïnvesteerd, produceert efficiënter dan de concurrenten. Het risico is dat dit ‘supersterbedrijf’ de rest weg concurreert én dat het voor innovatieve, maar ­initieel minder efficiënte toetreders moeilijker wordt om zich op de markt in te vechten. Dergelijke marktmacht schaadt innovatie en daarmee de groei van de productiviteit.

Nederland

De toegenomen voorraad immaterieel kapitaal als gevolg van ICT zou kunnen verklaren waarom in veel landen de marktmacht toeneemt, de bedrijfsdynamiek afneemt en de groei van de productiviteit vertraagt. Voor Nederland is de empirie vooralsnog echter gemengd. Zo zijn er geen aanwijzingen voor marktmacht, en ook niet voor een toenemende divergentie tussen productieve en minder productieve bedrijven (Meijerink et al., 2018; Van Heuvelen et al., 2019). Dat is echter niet per se geruststellend. Het kan ook komen doordat Nederland simpelweg weinig superster­bedrijven kent – die komen vooralsnog vooral uit Silicon Valley.

Andere ontwikkelingen suggereren dat er wel ­degelijk iets aan de hand is. Zo blijkt uit de bijdrage van Gerdien ­Meijerink, Gerrit Hugo van Heuvelen en Leon Bettendorf aan dit nummer dat de bedrijfsdynamiek afneemt. Dat zou een effect kunnen zijn van de toegenomen voorraad immaterieel kapitaal en is schadelijk voor de productiviteitsgroei.

Datzelfde geldt voor de toenemende misallocatie van kapitaal tussen Nederlandse ondernemingen. Jasper de ­Winter en Maurice Bun laten in dit nummer zien dat met name productieve kleine bedrijven moeite hebben om aan kapitaal te komen. Dat kan verklaren waarom de investeringen en productiviteit van het kleinbedrijf achterblijven, zoals blijkt uit de infographic van Tom van Rossum en ­Liselotte van Thiel.

Dat productieve kleine bedrijven zolang na de crisis nog met financierings­problemen zitten, is opvallend. Ook hier zou immaterieel kapitaal een rol kunnen spelen, suggereerde Eric ­Bartelsman op de afgelopen Nederlandse Economendag. Immaterieel kapitaal is bedrijfsspecifieker dan fysiek kapitaal en leent zich daarom minder goed als onderpand voor banken. Mogelijk zijn het juist de productieve kleine bedrijven – de potentiële nieuwe supersterren – die hier last van hebben.

Productiviteitsbeleid

Zo zijn er dus meerdere indicaties dat de toename van immaterieel kapitaal als gevolg van ICT de groei van de productiviteit schaadt. Als dat inderdaad het geval is, zullen we ­moeten zoeken naar manieren om wél de volledige vruchten van ICT te benutten. Hierbij kan onder meer gedacht worden aan mededinging en alternatieve vormen van bedrijfsfinanciering. De uitdaging daarbij is om het kind niet met het badwater weg te gooien. Dat kan nog een leuke zoektocht worden.

Daarnaast zijn er andere manieren waarop bedrijven gestimuleerd kunnen worden om productiever te werken. Jadé Dieteren, Jesse Groenewegen en Sjoerd ­Hardeman ­wijzen in deze ESB op het belang van managementkwaliteit – ook een vorm van immaterieel kapitaal.

En kleine prikkels van overheidswege kunnen helpen: Oscar Lemmers, Theo Roelandt, Marcel Seip en Henry van der Wiel vinden dat de innovatievouchers van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat de innovatie-activiteiten van bedrijven structureel hebben verhoogd, en Hettie ­Boonman, Marcel de Heide, Jinxue Hu en Evgueni Poliakov laten zien dat bedrijven na samenwerking met TNO meer waarde creëren. In beide gevallen lijkt een maatschappelijke kosten-baten-analyse een nuttige vervolgstap. Het zou immers zonde zijn als deze ‘free lunch’ via de (belasting)achter­deur alsnog duur blijkt uit te pakken.

Literatuur

Biersteker, B. en H. Erken (2019) Internationale concurrentie ­beperkt ruimte om lonen te verhogen. ESB, 104(4778), 464–468.

Heuvelen, G.H. van, L. Bettendorf en G. Meijerink (2019) Estimating markups in the Netherlands. CPB Background Document, maart.

Inklaar, R. (2019) Afnemende productiviteitsgroei zet vraagtekens bij de rol van technologie. ESB, 104(4778), 476–478.

Kleinknecht, A.H. (2019) De neoklassieke econoom kan de productiviteitscrisis niet verklaren. ESB, 104(4778), 472–475.

Lukkezen, J. (2019) De productiviteits­vertraging-whodunit. ESB, 104(4778), 462–463.

Meijerink, G., L. Bettendorf en G.H. van Heuvelen (2018) Koplopers en volgers: geen divergentie in Nederland. CPB Notitie, 28 juni.

Roelandt, T., M. Akkermans, M. Polder en H. van der Wiel (2019) De mondiale productiviteitspuzzel voor Nederland. ESB, 104(4778), 468–471.

Storm, S. (2019) Productiviteitscrisis gevolg van macro-economisch beleid. ESB, 104(4778), 479.

WRR (2013) Naar een lerende economie: investeren in het verdienvermogen van Nederland. WRR-rapport, 90.

Auteur

Categorieën