Ga direct naar de content

Een Den Haag Consensus?

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juni 25 2004

Een Den Haag Consensus?
Aute ur(s ):
Folmer, H. (auteur)
Hoogleraar economie aan Tilb urg Universiteit en Wageningen Universiteit. henk.folmer@wur.nl
Ve rs che ne n in:
ESB, 89e jaargang, nr. 4436, pagina 289, 25 juni 2004 (datum)
Rubrie k :
Prikkel
Tre fw oord(e n):

“Economen hangen prijskaartjes aan wereldproblemen” kopte De Volkskrant op 24 mei jongstleden. Dit artikel deed verslag van de
Copenhagen Consensus, een conferentie over ontwikkelingsstrategieën en ontwikkelingssamenwerking. Het kernprobleem waarmee de
deelnemers aan de conferentie (waaronder een viertal Nobelprijswinnaars economie, vele vooraanstaande economen en politici) zich
bezig hielden, was de opstelling van een agenda voor het ontwikkelingsdebat. Volgens conferentievoorzitter Lomborg, statisticus en
milieuscepticus, wordt het huidige ontwikkelingsbeleid te veel bepaald door toevalligheden met als gevolg welvaartsverliezen.
Het is een bekend feit dat voor de vele nijpende problemen van de ontwikkelingslanden zoals armoede, ziektes en klimaatverandering,
slechts zeer beperkte middelen beschikbaar zijn. Het is daarom onvermijdelijk keuzes te maken. Op de conferentie in Kopenhagen heerste
grote eenstemmigheid over de methode om prioriteiten te stellen: maatschappelijke kosten-batenanalyse (mkba). Immers, een mkba geeft
niet alleen uitsluitsel over de vraag of een project al of niet acceptabel is (als de maatschappelijke baten groter zijn dan de
maatschappelijke kosten), maar kan ook dienen om projecten te ordenen op basis van hun bijdrage aan de maatschappelijke welvaart.
Een van de problemen waarmee men geconfronteerd wordt bij een mkba is dat voor sommige ‘goederen’, zoals schone lucht en water,
geen prijzen beschikbaar zijn, omdat zij niet via de markt verhandeld worden. Erger nog, in een mkba komen vaak ook effecten van
beleidsmaatregelen op gezondheid en zelfs mensenlevens aan de orde. Ook in dergelijke gevallen zullen kosten en baten in dezelfde
rekeneenheid uigedrukt moeten worden om ze tegen elkaar af te kunnen wegen. Zo zal bij de keuze voor investering in schone lucht of
schoon water rekening gehouden moeten worden met gezondheidseffecten en levensverwachting.
Om de waarden van ongeprijsde goederen in beeld te brengen zijn vooral in de milieueconomie een veelheid van ‘waarderingsmethoden’
ontwikkeld (zie voor een overzicht Shechter, 2000). In dit verband wordt onderscheid gemaakt tussen directe en indirecte methoden. Bij
de laatste categorie, zoals de travel cost method, hedonic pricing, de cost of illness method en de household production function
method wordt de ‘waarde’ van een ongeprijsd goed afgeleid van de prijsverandering van een goed dat via de markt wordt verhandeld. Zo
levert het verschil in prijs van vergelijkbare huizen in buurten die alleen verschillen in luchtkwaliteit informatie op die gebruikt kan
worden om de waarde van scho(o)n(ere) lucht te bepalen. Bij de directe methoden, zoals contingent valuation en conjoint analysis,
wordt via surveys de betalingsbereidheid bepaald voor de verbetering van bijvoorbeeld milieukwaliteit of de reductie van
gezondheidsrisico’s.
Mkba en het gebruik van waarderingsmethoden roepen vragen op, ook bij veel economen. Een mogelijke verklaring hiervoor is een
onjuiste interpretatie van de uitkomsten. Hiervan is sprake indien de verkregen ‘waarde’ van bijvoorbeeld een mensenleven
geïdentificeerd wordt met de intrinsieke waarde van een individu. Echter, wat er met de waarderingsmethoden feitelijk wordt bepaald is de
waarde van een statistical life, dat wil zeggen, de waarde van de reductie van een overlijden- of gezondheidsrisico. In dat licht bezien is
er niets bijzonders aan de hand: de afweging tussen reductie van gezondheidsrisico’s en de daaraan verbonden kosten een is praktijk
van alle dag, zowel voor een individu als in maatschappelijk verband (bijvoorbeeld bij bezuinigingen in de gezondheidszorg). Evenmin is
de betalingsbereidheid voor de verbetering van milieukwaliteit een uitdrukking voor de intrinsieke waarde, doch slechts een maat voor de
afruil tussen milieukwaliteit en alle overige goederen.
Hoewel aan een mkba en het gebruik van waarderingsmethoden de nodige methodologische en praktische bezwaren kleven, leidt het
achterwege laten ervan in de beleidsvoorbereiding tot de problemen die Lomborg inspireerden tot de Copenhagen Consensus. In
afwezigheid van een formele mkba zal er een subjectieve kba plaats vinden met een ongecontroleerde vaststelling van de waarde van
ongeprijsde goederen en een ongecontroleerde afweging van kosten en baten. Met andere woorden, mkba en het gebruik van
waarderingsmethoden, verhogen niet alleen de kwaliteit, maar ook het democratische gehalte van de beleidsvoorbereiding en
besluitvorming. Dit geldt niet alleen ten aanzien van de vaststelling van een agenda voor de ontwikkelingslanden, doch evenzeer voor de
beleidsvoorbereiding in een land als Nederland, waar deze methoden nog slechts mondjesmaat worden toegepast. Niet alleen bij
infrastructurele projecten, zoals de uitbreiding van Schiphol, maar ook bij diverse bezuinigingsoperaties zou mkba de nodige diensten
kunnen bewijzen. Ook binnen de Europese Unie wordt slechts in beperkte mate gebruik gemaakt van mkba. Terwijl in de Verenigde
Staten mkba’s al sinds het begin van de zeventiger jaren verplicht zijn, neemt de Europese Commissie nog steeds een afwachtende
houding aan. Dit is bepaald niet het gevolg van een tekort aan toepassingsmogelijkheden. Zo merkt Hanley (2000) op dat mkba in geval
van de Zwemwater Richtlijn (1976), de Drinkwaterrichtlijn (1978) en de Verpakkingsrichtlijn (1994) waarschijnlijk uitgewezen zou hebben
dat de kosten de baten ver overstijgen. Zou het geen goed idee zijn om tijdens het Nederlandse voorzitterschap van de Unie een Den
Haag Consensus te organiseren om het gebruik van mkba in de Unie en in Nederland te bevorderen en duidelijker beleidsprioriteiten te
stellen? n

Literatuur
Hanley, N. (2000) Cost-benefit analysis. In: H. Folmer en H.L. Gabel (red.) Principles of Environmental and Resource Economics. Edward
Elgar, Cheltenham.
Shechter, M. (2000) Valuing the environment. In: H. Folmer en H.L. Gabel (red.) Principles of Environmental and Resource Economics.
Edward Elgar, Cheltenham.

Copyright © 2004 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteur