Ga direct naar de content

Economie tussen wiskunde en politiek

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: april 16 2004

Economie tussen wiskunde en politiek
Aute ur(s ):
Heertje, A. (auteur)
De auteur is hoogleraar Geschiedenis van de economie aan de Universiteit van Amsterdam. joab @heertje.nl
Ve rs che ne n in:
ESB, 89e jaargang, nr. 4431, pagina 179, 16 april 2004 (datum)
Rubrie k :
Kernfiguren
Tre fw oord(e n):

Rick van der Ploeg ontving onlangs de Piersonpenning voor zijn wetenschappelijke oeuvre. Zijn gevarieerde loopbaan heeft nieuwe
inzichten op vele terreinen opgeleverd. Wat hebben we al geleerd van deze kandidaat-eurocommissaris?
Rick van der Ploeg wordt op 28 april 1956 in Rotterdam geboren. In de jaren rond zijn eindexamen Atheneum-B toont de jongeman grote
belangstelling voor het boekhouden en zelfs de accountancy. Het dreigende gevaar wordt bezworen. Hij gaat eerst aan de Universiteit
van Sussex theoretische natuurkunde, wiskunde en operations research, alsmede meet- en regeltechniek studeren en vervolgt zijn studie
aan het King’s College van de Universiteit van Cambridge.
In 1978 raakt hij in de wandelgangen van het universitaire Cambridge in gesprek met de Nobelprijswinnaar voor de economie uit 1977,
James Meade. Deze wekt bij Van der Ploeg de belangstelling voor het toepassen van de meet- en regeltechniek op de economie. Daartoe
verwijst hij hem naar Richard Stone, die in 1985 de Nobelprijs ontving. De passie voor economie wordt versterkt door de contacten met
Joan Robinson, die ten onrechte geen Nobelprijs kreeg, haar minnaar Richard Kahn, Frank Hahn en David Newbery. Stone betrekt hem in
1979 bij het Cambridge Growth Project. Tot 1983 blijft hij in Cambridge, daarna gaat hij op eigen initiatief als lector naar de London School
of Economics, waar hij tot 1988 blijft. Hij verbindt zich aan de Universiteiten van Tilburg en Florence, die hem tot hoogleraar benoemen.
In de lente van 1990 is hij gasthoogleraar in Princeton. In 1991 aanvaardt hij een hoogleraarschap aan de Universiteit van Amsterdam. Hij
blijft formeel aangesteld tot 1998, maar is in feite vanaf 1994 lid van de Tweede Kamer. En passant aanvaardt hij gasthoogleraarschappen
in Wenen, Athene, Siena, Parijs en Praag. In 1998 wordt hij staatssecretaris voor Cultuur in het tweede kabinet-Kok. Niet alleen waant
men hem voor de wetenschap verloren, maar ook komt de vraag op hoe iemand met een zo internationale economisch-theoretische
uitstraling verslingerd raakt aan het ordinaire van de politiek.
Wetenschappelijk werk
Vanaf 1980 is sprake van een ononderbroken reeks van geavanceerde artikelen in vooraanstaande tijdschriften en in door hem of
anderen geredigeerde boeken. Het eerste tiental berust op zijn proefschrift over meet- en regeltechniek en economie. Van de ruim
honderd publicaties in het Engels zijn er zestig alleen van zijn hand.
De eerste publicaties van Van der Ploeg, uit het begin van de jaren tachtig, knopen aan bij het Cambridge Growth Project, dat betrekking
heeft op het beschrijven van de dynamiek van de Britse economie aan de hand van gedynamiseerde input-output modellen. Van der
Ploeg is op de hoogte van multi-sectorale modellen, de econometrische toetsing en de economisch-politieke implicaties (Van der Ploeg,
1980a). Het maximeren van welvaart onder de randvoorwaarde van een dynamisch economisch model, aanknopend bij het werk van
Tinbergen (1963) en Theil (1964), illustreert zijn blijvende belangstelling voor de integratie van analyse, toetsing en beleid. Geen wonder
dat reeds toen een speltheoretische analyse verscheen van de onderhandelingen tussen overheid, vakbeweging en ondernemers (Van
der Ploeg, 1980b). In een artikel in het Journal of the Royal Statistical Society, wordt de theorie van de nationale rekeningen à la Stone
uitgebreid (Van der Ploeg, 1980c). Van belang is het artikel uit 1983 over economische groei en de strijd om de inkomensverdeling.
Aanknopend bij de stand van de literatuur in die jaren, ontwikkelt Van der Ploeg een uitgebreid groeimodel met endogene technische
ontwikkeling en vernieuwende inzichten omtrent de strijd van de maatschappelijke klassen over de verdeling van de inkomens, die hun
inspiratie ontlenen aan het werk van Goodwin (1967). Simulatie van industrialisatie werpt licht op de samenhang van de klassenstrijd en
het voortschrijden van de industrialisatie (Van der Ploeg, 1983).
In 1984 treedt Van der Ploeg op als redacteur van een handboek over mathematische methoden in de economie. Zelf schrijft hij een
hoofdstuk over dynamische macro-economische modellen van de economische groei en de conjunctuur. Hij toont zich meester van de
literatuur, beschrijft het optreden van chaotisch gedrag van niet-lineaire, dynamische, gedetermineerde systemen en gaat in op de
politieke conjunctuurbeweging (Van der Ploeg, 1984a). Steeds duidelijker tekent zich af het integreren van geavanceerde, wiskundigeconomische theorie, zelfstandig econometrisch onderzoek of econometrische resultaten en de betekenis van de analyse voor het beleid.
Nieuwe dimensie
Nauwelijks is men gewend aan deze werkwijze of een nieuwe dimensie duikt op. Van der Ploeg zet zich aan de analyse van de interactie
van het overheidsbeleid, politieke ideologie en het oogmerk van herverkiezing (Van der Ploeg, 1984b, c). Van een geheel andere aard is
het fundamentele artikel dat in december 1984 verschijnt in The Review of Income and Wealth over het beperken van allerlei fouten in het
statistisch materiaal voor het opstellen van nationale rekeningen. Evenwicht in de nationale rekeningen wordt bereikt door een

subjectieve schatting van de betrouwbaarheid van de rekeningen te confronteren met noodzakelijke ex
-postidentiteiten van het systeem,
een methodiek die is ontworpen door Stone en verder is verfijnd door Van der Ploeg (Van der Ploeg, 1984d). Dit werk van empirischstatistische aard is opmerkelijk. Van der Ploeg, inmiddels lector in Londen, zet zich aan de vormgeving van de economische politiek in het
geval van risicogevoelige besluitvorming, onder meer als gevolg van met fouten behepte macro-economische gegevens (Van der Ploeg,
1984e). Het schatten van dynamische econometrische systemen op grond van inconsistente gegevens blijft hem bezighouden (Van der
Ploeg, 1985a, b). In Metroeconomica komt hij terug op Goodwins beroemde artikel uit 1967 over de klassenstrijd en economische groei.
Hij breidt het model aanzienlijk uit door een vaste kapitaalcoëfficiënt te vervangen door een ces-productiefunctie, het maximeren van
winst door ondernemingen te veronderstellen en de klasse van mogelijke cycli te generaliseren (Van der Ploeg, 1985c).
Dan wendt hij opnieuw de steven. In een baanbrekend artikel in The Economic Journal van 1986 verbindt hij voor het eerst in de
literatuur rationele verwachtingen, risico en chaos op financiële markten met elkaar. Wederom worden beleidsconclusies getrokken. De
autoriteiten moeten vertrouwen herstellen door de wispelturige beweging van de obligatiekoersen te elimineren (Van der Ploeg, 1986a).
Bijna onopgemerkt zijn wij gewandeld van statistisch en econometrisch werk, naar macro-economische en monetaire verhandelingen en
naar economische politiek in de enge en ruime zin. De beweeglijke geest van Rick van der Ploeg vergt een nieuwe uitdaging. Ineens past
hij verfijnde speltheorie toe in een micro-economisch model van oligopoloïde markten voor uitputbare grondstoffen. Open-kring en
geloofwaardige Nash-evenwichten worden spelenderwijs afgeleid (Van der Ploeg, 1986b).
In de jaren 1987, 1988, 1989 en 1990 verschijnen micro- en macro-economische artikelen, waarbij de belangstelling voor internationale
betrekkingen en de Europese economie toeneemt. Melding maak ik van zijn doorwrochte beschouwing over de politieke conjunctuur in
de New Palgrave (Van der Ploeg, 1987a). Voorts van zijn verder verdieping van Goodwins model uit 1967 (Van der Ploeg, 1987b). Een
zeer oorspronkelijke studie is zijn artikel over optimaal overheidsbeleid in een kleine open economie met rationele verwachtingen en
onzekere uitslagen van de verkiezingen. Dit artikel brengt zijn eerdere analyse van de politieke conjunctuurgolf en de interactie van
beleid en ideologie op een hoger plan (Van der Ploeg, 1987c). Zijn belangstelling voor oligopoloïde grondstoffenmarkten komt wederom
tot uitdrukking in een analyse van het effect van uiteenlopende informatie, waarover de ondernemingen beschikken (Van der Ploeg,
1987d). In hetzelfde jaar 1987 confronteert hij de theorie van de optimale belastingheffing onder bijzondere omstandigheden met exogene
monetaire expansie (Van der Ploeg, 1987e).
Dynamisch spel
In 1987 verschijnt in de European Economic Review ook nog een artikel over de invloed van langetermijnlooncontracten en
-investeringen in kapitaalgoederen op de niet-coöperatieve onderhandelingen tussen een vakbond en een onderneming. Dit artikel,
waarin een dynamisch spel wordt ontwikkeld, is veelvuldig geciteerd. Ongetwijfeld omdat Van der Ploeg laat zien dat een monopoloïde
vakbond zich niet houdt aan een bindende afspraak over de lonen, zodra de productiecapaciteit is uitgebreid (Van der Ploeg, 1987f).
Na in 1988 een nieuwe bijdrage te hebben geleverd tot het schatten van nationale rekeningen in het geval van meetfouten (Van der
Ploeg, 1988a) wijdt hij zijn aandacht aan de paradoxale effecten van internationale coördinatie van monetair beleid door centrale banken,
die verschillen alnaar gelang aan de coördinatie bindend overleg vooraf gaat. Deze belangrijke bijdrage sluit aan bij de literatuur van die
dagen, waarin het macro-economische monetaire beleid wordt herleid tot het micro-economische monetaire gedrag van de economische
subjecten (Van der Ploeg, 1988b).
Tilburg
In 1988 houdt Van der Ploeg zijn oratie in Tilburg over internationale afhankelijkheid en coördinatie van beleid van landen met starheid
van de nominale en reële lonen. Zijn empirisch onderzoek illustreert de samenhang van het monetaire beleid, werkgelegenheid en het
reële loonniveau (Van der Ploeg, 1988c). Een theoretische verdieping wordt bereikt over de neutraliteit van monetaire expansie in een
samen met Marini geschreven artikel in The Economic Journal, waarin de horizon van de consumenten in de private sector eindig en van
de overheid oneindig is (Van der Ploeg, 1988d). In Public Choice wordt vervolgens een analyse geboden van de samenhang van
electoraal succes en werkloosheid, inflatie en overheidsbestedingen (Van der Ploeg, 1989a).
Van geheel andere aard is het samen met Ten Raa geschreven artikel over het optreden van economisch niet-zinvolle negatieve waarden
van de input-output coëfficiënten in een goederen-technologiemodel (Van der Ploeg, 1989b). Samen met Theo van der Klundert schrijft
hij voor Oxford Economic Papers een essay over de onderlinge korte en lange termijn internationale effecten van veranderingen in de
overheidsbestedingen, belastingen en monetair beleid in Europa met starre reële en in Amerika met starre nominale lonen. De
consumenten hebben een eindig leven – een redelijke veronderstelling – en ontlenen nut aan private en publieke Europese en
Amerikaanse goederen volgens een nette Cobb-Douglas nutsfunctie en aan reële kasvoorraden. Het micro-economische waarnemen van
het nut onder verfijnde randvoorwaarden levert een reeks macro-economische resultaten op die de economisch-politieke conclusies van
het beroemde Mundell-Fleming model wijzigen (Van der Ploeg, 1989c).
Van wederom andere aard zijn de bijdragen over de dynamisch speltheoretische analyse van de bewapeningswedloop, geschreven
samen met De Zeeuw (Van der Ploeg, 1989d; 1990a). De politieke conjunctuurgolf komt in 1989 wederom aan de orde in The Economic
Journal (Van der Ploeg, 1989e). Macro-economisch beleid en speltheorie combineert Van der Ploeg op eigen houtje bij de behandeling
van de vraag of economisch-politieke doelstellingen in een wereldeconomie van onderling afhankelijke landen beter worden bereikt door
coöperatief dan door concurrerend gedrag. Het patroon van conclusies hangt vooral af van de houdbaarheid van bindend overleg
vooraf (Van der Ploeg, 1990b). Verwant aan deze analyse zijn de studies over geld en kapitaal in afhankelijke economieën met
overlappende generaties (Van der Ploeg, 1991) en over geld en endogene groei (Van der Ploeg, 1994a), die samen met de Griek
Alogoskoufis is geschreven. Zo gaat het door tot 2002, zij het vanaf 1998 iets minder spectaculair. Kortheidshalve wijs ik op het artikel
uit 1993 in The Review of Economic Studies over het voorzorgssparen in de levenscyclus. In het diepgaande artikel over het sparen gaat
het om het effect van de onzekerheid op het gedrag van een consument in wiens nutsfunctie huidige en toekomstige consumptie
figureren. Intertemporele substitutie van huidige en toekomstige consumptie wordt onderscheiden van huidig risicomijdend gedrag met
het oog op het afleiden van het optimale consumptieplan en daarmede van het sparen over de levenscyclus. Als de nutsfunctie
kwadratisch en de inkomensontwikkeling lineair en stochastisch is, kan het optimale consumptieplan worden vastgesteld en het
voorzorgssparen worden verklaard. Dit artikel is ongetwijfeld een grensverleggende bijdrage tot de micro-economische theorie van het
sparen bij onzekerheid (Van der Ploeg, 1993). Een voorbereiding voor deze analyse was zijn artikel uit 1992 in Economics Letters over

huidig risicomijdend gedrag van consumenten, intertemporele substitutie en de Keynesiaanse marginale consumptiequote in het licht
van Ricardiaanse equivalentie van het financieren van een huidige belastingverlaging door extra overheidsschuld en een compenserende
belastingverhoging in de toekomst (Van der Ploeg, 1992).
Tweesnijdend zwaard
Een enkel woord over het vergroenen van het belastingstelsel door milieubelastingen en het zogenoemd tweesnijdend zwaard ofwel
‘double-dividend’. Het intuïtieve idee stamt van Pearce (Pearce, 1991). Een milieubelasting zou niet alleen het vernielen van het milieu
ontmoedigen, maar de opbrengsten zouden aangewend kunnen worden om bijvoorbeeld de belasting op arbeid te verlagen waardoor de
arbeidsmarkt efficiënter wordt en de werkgelegenheid wordt aangemoedigd. In het kader van de niet-Paretiaanse welvaartstheorie is er
sprake van een toename van de welvaart, middels een sociale welvaartsfunctie, waarin componenten zijn verwerkt die buiten het
gezichtsveld van de Paretiaanse welvaartstheorie vallen. De suggestie van het tweesnijdend zwaard heeft geleid tot omvangrijke
internationale literatuur. Er zijn vele varianten van het double-dividend model ontwikkeld, die duidelijk maken onder welke
omstandigheden het zwaard tweesnijdend is. Vaker niet dan wel. De analyse heeft bijgedragen tot een verdieping van het inzicht in de
economische werking van de belastingen en de precisering van het optimale belastingregime à la Ramsey (Ramsey, 1927) en later
Mirrlees (Mirrlees, 1971; 1986). De Mooij promoveerde in 1999 op het onderwerp (De Mooij, 1999). De wiskundig-economische
vormgeving en uitwerking van het double-dividend model moet worden toegeschreven aan Bovenberg, De Mooij en Van der Ploeg met
gelijke gewichten. De relevante artikelen zijn alle co-producties, zodat een joint product is ontstaan.
Van der Ploeg schreef in de jaren van zijn politieke begeestering (1994-1999) samen met Bovenberg en Ligthart een reeks indringende
studies over het thema, die uitmondde in het artikel uit 1998 over de effecten van het verschuiven van de belasting op arbeid naar
milieuheffingen, op de loonvorming, werkgelegenheid en de kwaliteit van het milieu (Van der Ploeg, 1994b, c; 1996; 1998a, b; 1999). Deze
gevolgen zijn geanalyseerd voor een kleine, open economie met structurele werkloosheid en een informele naast een formele
arbeidsmarkt. Het is een rijk model, waarin opgenomen zoekgedrag op een imperfect werkende arbeidsmarkt, individuele
onderhandelingen tussen werkgever en werknemer en werklozen die nut ontlenen aan vrije tijd naast hun uitkeringen. De algemene
conclusie dat het effect op de werkgelegenheid afhangt van de compositie van feitelijke belastingafwenteling en finale belastingdruk
doet afbreuk aan de subtiliteit van de niet-lege verzameling resultaten.
Besluit
Van der Ploeg is gedurende een achttal jaren bezweken voor de verleiding van de politiek gedreven door de neiging de theorie toe te
passen, beladen met een enorme kennis van en indrukwekkende bijdrage tot de macro-economie, de economie van de publieke sector,
waaronder de economische theorie van de belastingen, de monetaire theorie en de theorie van de internationale economische
betrekkingen, bij uitstek de gebieden van belangstelling van N.G. Pierson. Van der Ploeg kent de gevolgen van onvolledige en
asymmetrische informatie voor het beleid, beschouwt het politieke bedrijf als een dynamisch spel met bewegende Nash-evenwichten en
weet verkokering, verzuiling en bureaucratisering te herleiden tot geavanceerde maximering van gezellige nutsfuncties onder duistere
randvoorwaarden en tot dynamische programmering. Het roept de vraag op waarom de verworven economisch-theoretische inzichten anders dan vroeger – het economische beleid niet of nauwelijks bereiken, zelfs niet als Van der Ploeg zelf aan het roer staat. Het zozeer
vertraagd toepassen van nieuwe inzichten vraagt om versnelling. De terugkeer naar de wetenschap van Rick van der Ploeg heeft
superpositieve externe effecten.
Arnold Heertje
Literatuurlijst
De literatuurlijst bij dit artikel is beschikbaar via www.economie.nl

Copyright © 2004 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteur