Ga direct naar de content

Rotterdam moet hoogopgeleiden lokken

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: januari 9 2004

Rotterdam moet hoogopgeleiden lokken
Aute ur(s ):
Beer, P. de (auteur)
Bijzonder hoogleraar arbeidsverhoudingen aan de Universiteit van Amsterdam, tevens verbonden aan het Amsterdams Instituut voor
Arb eidsStudies (aias) en aan De Burcht. p.t.deb eer@uva.nl
Ve rs che ne n in:
ESB, 89e jaargang, nr. 4423, pagina 3, 9 januari 2004 (datum)
Rubrie k :
Prikkel
Tre fw oord(e n):

Grote steden oefenen van oudsher een onweerstaanbare aantrekkingskracht uit op ‘randgroepen’ in de samenleving. Kunstenaars,
avonturiers, armoedzaaiers, prostitués en criminelen zoeken al eeuwenlang hun toevluchtsoord in de grote stad. Maar dat geldt ook voor
de hogere sociale lagen van de samenleving: bankiers, industriëlen, advocaten, popsterren en politici vestigen zich vaak graag in of nabij
het centrum van een grote stad. De bevolking van grote steden is dan ook sterk gepolariseerd: ze kent een oververtegenwoordiging van
zowel kansarmen als van kansrijken. Dit weerspiegelt zich in de grootstedelijke werkgelegenheid: die telt relatief veel lage én relatief veel
hoge functies. Dat is geen toeval. De Amerikaanse stadssociologe Saskia Sassen heeft er op gewezen dat juist de goed verdienende
hoogopgeleiden in de grote steden een stimulans vormen voor werkgelegenheid aan de onderkant1. Zij eten vaak buitenshuis, maken
veelvuldig gebruik van taxi’s, halen een witte of zwarte werkster in huis of een au pair uit de Filippijnen, brengen hun kleren naar de
stomerij, enzovoorts. De groepen aan de bovenkant en aan de onderkant van de arbeidsmarkt hebben elkaar dus nodig.
In Rotterdam lijkt men hier anders over te denken. Onlangs lanceerde het gemeentebestuur plannen om de toestroom van kansarme
groepen naar de Maasstad af te remmen2. De verhoudingen in de Rotterdamse beroepsbevolking zouden te scheef zijn gegroeid.
Inderdaad telt de Rotterdamse beroepsbevolking met 34 procent veel meer on- en laaggeschoolden dan bijvoorbeeld Amsterdam (21
procent). Terwijl in Amsterdam tegenover iedere laag opgeleide twee hoogopgeleiden staan, is dit er in Rotterdam slechts één. Of
Rotterdam hiermee werkelijk een probleem heeft, hangt echter vooral af van de structuur van de werkgelegenheid. Tegenover de circa
veertigduizend ongeschoolden in de Rotterdamse beroepsbevolking blijken slechts twintigduizend elementaire banen te staan waarvoor
geen opleiding is vereist. Het aantal hooggekwalificeerde banen in Rotterdam overtreft het aantal hoogopgeleiden daarentegen met bijna
dertigduizend. Liefst tweederde van de hogere banen in Rotterdam wordt vervuld door mensen die buiten de stad wonen. Er is sprake
van een ernstige kwalitatieve ‘mismatch’ tussen vraag en aanbod.
Het probleem van Rotterdam is dus zeer reëel. Maar wat is de oplossing? Economen zien scholing van laagopgeleiden vaak als de beste
aanpak van een kwalitatieve mismatch. De vraag is echter hoe realistisch dit is. Meer dan de helft van de Rotterdamse beroepsbevolking
zonder voltooide opleiding (ruim twintigduizend personen) zou dan alsnog een startkwalificatie moeten zien te behalen. Maar vervolgens
zou er een tekort aan banen op vmbo-niveau ontstaan. Ook een deel van de laagopgeleiden zal dan extra moeten worden geschoold om
door te stromen naar een middelbare functie, enzovoorts. Een soort omgekeerde verdringing. De kans dat dit binnen afzienbare termijn
tastbare resultaten oplevert, mag niet hoog worden aangeslagen.
Een tweede optie is om de banen aan te passen aan het beschikbare arbeidsaanbod, bijvoorbeeld door aan de onderkant gesubsidieerde
banen te creëren en subsidies te verstrekken voor laagbetaalde banen. Het is navrant dat hierop wordt bezuinigd op het moment dat de
behoefte eraan groeit. Maar zelfs zonder bezuinigingen zou het een enorme opgave zijn om hiermee in Rotterdam voldoende on- en
laaggeschoolden aan het werk te helpen. Het huidige aantal van tienduizend gesubsidieerde banen zou verdrievoudigd moeten worden
om het overschot aan on- en laaggeschoolden op te nemen.
Blijft over de optie die de gemeente Rotterdam voorstaat: laagopgeleiden uit de stad weren en hoogopgeleiden aantrekken. Een dam
opwerpen voor de toestroom van nog meer kansarmen lost het probleem voor de huidige laagopgeleide Rotterdammers echter niet op.
Daarvoor zou men de nog drastischer maatregel moeten nemen om kansarme groepen uit Rotterdam naar elders te verplaatsen.
Beter kan men het aangrijpingspunt aan de bovenkant van de arbeidsmarkt zoeken. De stimulans die uitgaat van veel hoogopgeleide,
goed verdienende arbeidskrachten op de werkgelegenheid aan de onderkant is groter als zij niet alleen in de grote stad werken, maar er
ook wonen. Doorgaans zoekt men persoonlijke dienstverlening immers zo dicht mogelijk bij huis. Tracht dus de 64.000 hoog opgeleide
forenzen die dagelijks naar Rotterdam reizen ertoe over te halen om in de stad te gaan wonen, door aantrekkelijke huisvesting en een
breed palet aan kwalitatief goede voorzieningen – op het gebied van onderwijs, gezondheidszorg en cultuur – te bieden. En misschien ook
door de inwoners van Rotterdam bij deze voorzieningen voorrang of korting te geven. Als er op iedere drie hoogopgeleide inwoners één
eenvoudige baan zou worden gecreëerd, zou hiermee het tekort aan eenvoudige banen in Rotterdam zijn verholpen. Paradoxaal genoeg
lijkt de oplossing voor Rotterdams onderkant dus aan de bovenkant te zijn gelegen.

1 S. Sassen, The global city: New York, London, Tokyo, New Jersey, Princeton University Press, 2001.

2 Gemeente Rotterdam, Rotterdam zet door . Op weg naar een stad in balans, Rotterdam, december 2003.

Copyright © 2004 Economisch Statistische Berichten ( www.economie.nl)

Auteur