Ga direct naar de content

Inflatiegevoelens en prijsillusie

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: december 19 2003

Inflatiegevoelens en prijsillusie
Aute ur(s ):
Deze rub riek wordt maandelijks samengesteld door Ronald Bosman, Rob ert-Paul Berb en, Maarten van Rooij en Ad Stokman van De
Nederlandsche Bank R.A.J.Bosman@dnb.nl
Ve rs che ne n in:
ESB, 88e jaargang, nr. 4422, pagina 627, 19 december 2003 (datum)
Rubrie k :
DNB-indicator
Tre fw oord(e n):
conjuctuur

Recent experimenteel onderzoek én de ervaring met de euro tonen aan dat mensen niet rationeel omgaan met inflatie.
Inflatiepsychologie vormt een interessante uitdaging voor verder onderzoek.
De DNB-conjunctuurindicator toont aan dat het herstel nog steeds onzeker is aangezien de indicator en de realisatie uiteen blijven lopen
(figuur 1). Dat de Nederlandse economie flink is afgekoeld, blijkt ook uit de ontwikkeling van de prijzen. In 2001 bedroeg de inflatie
gemiddeld 4,2 procent per jaar, terwijl in de afgelopen drie maanden de inflatie met 2 procent gelijk was aan het gemiddelde van het
eurogebied.

Figuur 1. DNB-conjunctuurindicator
Het inflatieproces
Als producenten en consumenten rationeel handelen, zoals verondersteld wordt in veel macro-economische theorieën, dan heeft het
inflatieproces betrekking op toekomstige economische ontwikkelingen, zoals de toekomstige vraag naar producten of de toekomstige
arbeidskosten per eenheid product. Empirisch onderzoek voor het eurogebied en de vs toont echter aan dat inflatie niet alleen
vooruitkijkend is maar ook een terugblikkende component bevat. In de literatuur bestaan verschillende invalshoeken om dit te verklaren.
Imperfecties op de arbeidsmarkt, kostbare prijsaanpassingen en informatiefricties vormen hierbij interessante uitgangspunten. Een
alternatieve invalshoek gaat uit van psychologische factoren.
Gevoelsinflatie en werkelijke inflatie
Sinds de invoering van de chartale euro in 2002 lopen de door consumenten ervaren en werkelijke inflatie uiteen in het eurogebied. Dit is
een vorm van prijsillusie. Zo dachten consumenten in Nederland dat de prijzen in de eerste zes maanden van 2002 gemiddeld met 7,3
procent waren gestegen ten opzichte van 20011 Het werkelijke inflatiecijfer bedroeg 3,6 procent. Hoewel de prijservaringen van
consumenten nogal uiteenliepen, meende driekwart van de Nederlanders dat de prijzen sterker waren toegenomen dan het werkelijke
inflatiecijfer aangaf. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat de prijsperceptie van de dagelijkse boodschappen een onevenredig sterk
effect heeft gehad op de ervaren inflatie. Hoewel de dagelijkse boodschappen inderdaad sterk in prijs waren gestegen, vormen zij slechts
een onderdeel van het totale goederen- en dienstenpakket waarop het inflatiecijfer is gebaseerd.
Prijsillusie kan beslissingen beïnvloeden
Uit experimenteel onderzoek van de economen Fehr en Tyran blijkt dat prijsillusie economische beslissingen kan beïnvloeden2 In het
experiment speelden proefpersonen een interactief prijsspel waarbij iedere persoon afzonderlijk de prijs moest bepalen van een
denkbeeldig product. Hoe dichter de prijs ligt bij de gemiddelde prijs, hoe hoger de winst voor een proefpersoon. Uit de resultaten blijkt
dat sommige proefpersonen een bepaalde vorm van prijsillusie hadden: zij letten op de nominale prijzen en niet op de reële prijzen (de
prijzen gecorrigeerd voor inflatie). Opmerkelijk is dat proefpersonen bij het bepalen van de prijzen verwachtten dat andere proefpersonen
aan prijsillusie lijden. Hierdoor pasten de prijzen zich traag aan. Bovendien was het prijsniveau vaak te hoog: bij een lager niveau zou
iedereen namelijk meer winst kunnen maken en daardoor beter af zijn. Een klein beetje irrationaliteit op individueel niveau kan dus via het

kanaal van de verwachtingen ten aanzien van anderen grote gevolgen hebben voor de prijsvorming. Zo is het denkbaar dat bij een
recessie bedrijven hun prijzen niet meteen verlagen omdat zij vermoeden dat werknemers niet bereid zijn genoegen te nemen met een
lager loon. Als de prijzen echter hoog blijven, dan zullen werknemers ook niet bereid zijn genoegen te nemen met een lager loon. Prijzen
en lonen kunnen elkaar op deze manier in stand houden. Een manier om dit coördinatieprobleem op te lossen is het maken van centrale
afspraken tussen werkgevers en werknemers. Vanuit dit perspectief bezien is het najaarsakkoord dat de regering en sociale partners
onlangs hebben afgesproken een effectief middel om het concurrentieverlies te beperken.

1 Zie DNB-kwartaalbericht, september 2002 en december 2003.
2 E. Fehr en J. Tyran, Does money illusion matter?, American Economic Review, jrg. 91, 2001, blz. 1239-1262.

Copyright © 2003 – 2004 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteurs