Ga direct naar de content

Vastgoed, een modern bedrijfsdilemma

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: mei 30 2003

Vastgoed, een modern bedrijfsdilemma
Aute ur(s ):
Brounen, D. (auteur)
Eichholtz, P.M.A. (auteur)
Brounen is verb onden aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en aan de Universiteit van Amsterdam. Eichholtz is verbonden aan de Universiteit
Maastricht, de Universiteit van Amsterdam en Kempen & Co.db rounen@fb k.eur.nl
Ve rs che ne n in:
ESB, 88e jaargang, nr. 4404, pagina 252, 30 mei 2003 (datum)
Rubrie k :
Tre fw oord(e n):
vastgoed

Gemiddeld wordt eenderde van de bedrijfsbalans door onroerend goed in beslag genomen. Voor veel bedrijven betekent dit een
inefficiënte aanwending van schaars kapitaal.
Bedrijfsvastgoed, vastgoed in handen van bedrijven die dat niet tot hun kernactiviteit rekenen, heeft de laatste jaren heel wat bedrijven
van de financiële ondergang gered. Een onderneming als Spaarselect heeft bijvoorbeeld het hoofd boven water weten te houden dankzij
de verkoop van haar hoofdgebouw. Spaarselect huurt dit gebouw nu en benut het vrijgevallen kapitaal om het tij te keren. Ook voor de
ns is de vastgoedafdeling momenteel de kurk waar de winst op drijft. Telecombedrijven hebben hun vastgoed ontdekt als redmiddel in
turbulente tijden. Zo verkocht British Telecom twee jaar geleden 7500 verschillende panden middels zogenoemde ‘sale-and-leaseback’-constructies. Dit leverde het bedrijf ruim twee miljard pond op, die goed gebruikt konden worden om de enorme schulden te
saneren.
Bedrijfsvastgoed
Deze voorbeelden, waarbij bedrijfsvastgoed als financiële reddingsboei wordt gebruikt, worden gedreven door de terugval in de
economie en door de liquiditeitsproblemen die in het bedrijfsleven zijn ontstaan. In een stabieler economisch klimaat zijn slechts weinig
ondernemingen actief in de weer met hun vastgoedbezit. De werkelijke waarde van de eigen vastgoedportefeuille is voor veel
ondernemingen een goed bewaard geheim, zelfs voor de ondernemingsdirecties. De panden voor eigen gebruik worden slechts
incidenteel getaxeerd en cijfers aangaande de waardeschommelingen worden zelden verzameld. De directie koopt vastgoed indien de
operationele activiteiten daarom vragen en verkoopt panden wanneer een volgende reorganisatie het object overbodig maakt. Als wordt
bedacht dat de waarde van een onderneming voor gemiddeld eenderde uit vastgoed bestaat, is dit gebrek aan aandacht merkwaardig1.
Het kan tot een inefficiënte aanwending van kapitaal leiden.
Actief vastgoedbeheer
Wanneer bedrijven zich bewust worden van de omvang van hun vastgoedportefeuille, ontstaat de vraag in hoeverre een dergelijk
vastgoedbezit een belemmering vormt voor concurrentie in hun kernactiviteit. Bedrijven ontdekken huren als een beter alternatief omdat
het flexibeler is. In plaats van vastgoedbezit wordt vaker gekozen voor kortlopende huurcontracten. Hierdoor kan het vastgoedgebruik
sneller worden afgestemd op de veranderende behoefte. Verkoop-en-leaseconstructies, waarbij het vastgoedbezit wordt verkocht en
direct weer wordt gehuurd van de nieuwe eigenaar, hebben sterk aan populariteit gewonnen. Bedrijven maken gebruik van
gespecialiseerde vastgoedondernemingen. Deze zijn veel beter in het beheer en het management van het vastgoed dan de onderneming
zelf.
Hoeveel vastgoed op de balans?
De financiële effecten van dergelijke strategische afwegingen zijn tot op heden nauwelijks in kaart gebracht. Om uit te vinden of
vastgoedbezit positieve of negatieve effecten heeft op de financiële prestaties van een bedrijf, is de relatie tussen vastgoedeigendom en
beursprestaties onderzocht. De eerste stap van dit onderzoek (zie het kader op de volgende bladzijde) behelst het in kaart brengen van
het vastgoedeigendom onder beursgenoteerde ondernemingen. Daartoe is gebruik gemaakt van balansgegevens en is per onderneming
de zogenaamde vastgoedratio berekend. Dit is de boekwaarde van het vastgoed gedeeld door de boekwaarde van de totale activa. Een
samenvatting van de resultaten per land en per sector is weergegeven in tabel 1. Hierbij valt een aantal patronen op.

Tabel 1 Vastgoedeigendom als percentage van totale activa, uitgesplitst voor sectoren en landen, 2000.
Vastgoedratio

Australië

agrarische sector
0,46
mijnbouw
0,55

Canada

Frankrijk

Duitsland

Hong
Kong

Japan

0,21 0,17
n.b.
n.b.
0,49
0,74 0,40
0,34
n.b.
0,34 0,65

Nederland

vk

vs

gem.

n.b. 0,54 0,49
0,49 0,69 0,63

0,41

voedsel en tabak
textiel
uitgeverij
chemische industrie
olie-industrie
elektronica
transport
communicatie
nutsbedrijven
restaurants
supermarkten
banken
verzekeraars
hotels
persoonlijke
diensten
bedrijfsdiensten
gezondheidszorg
ingenieurs
gemiddelde

0,41
n.b.
0,23
0,29
0,58
0,21
0,37
0,24
0,51
n.b.
0,41
0,02
0,00
0,51
0,09

0,34 0,24
n.b. 0,23
0,24 0,21
0,28 0,21
0,71 0,26
0,19 0,18
0,39 0,29
0,42 0,13
0,69 0,40
0,53 0,41
0,39 0,36
0,01 0,01
0,01 0,01
0,42 0,44
n.b. 0,01

0,35
0,29
0,20
0,26
0,40
0,22
0,55
0,13
0,39
n.b.
0,47
0,00
0,01
0,33
n.b.

0,43
0,24
0,38
0,32
0,32
n.b.
0,21
0,35
0,54
0,37
0,36
0,55
0,29
n.b.
0,03
0,02
0,05
0,03
0,55
0,64
n.b. 0,47

0,39
0,37
0,32
0,45
0,36
0,26
0,42
0,42
0,74
0,43
0,46
0,01
0,01
n.b.
n.b.

0,30
0,32
0,22
0,26
0,32
0,29
0,59
0,23
n.b.
n.b.
0,47
0,02
0,01
0,83
0,61

0,12
0,36
0,20
0,35

0,11 0,07
0,09
0,04
0,23 0,13
0,26 0,25
0,50
n.b. 0,34
n.b. 0,48
0,18 0,11
0,14
n.b. 0,27 0,13
0,14
0,42 0,16
0,17
0,30
0,31 0,26
0,29

0,48
0,35
0,19
0,22
0,40
0,21
0,57
0,36
0,65
0,78
0,66
0,01
0,05
0,71
0,25

0,37
0,36
0,20
0,27
0,53
0,18
0,52
0,32
0,55
0,73
0,52
0,02
0,03
0,62
0,35

0,14 0,13
0,28 0,32
0,11 0,16
0,26 0,28

0,38
0,34
0,24
0,47
0,22

0,57
0,56
0,48

0,13

Vastgoedbezit per sector verschillend
Zo blijkt vastgoedeigendom sterker te variëren tussen sectoren dan tussen landen. Sectoren als mijnbouw, nutsbedrijven en olie worden
in alle landen gekenmerkt door een hoge graad van vastgoedeigendom. Dienstensectoren als het bank- en verzekeringswezen,
daarentegen, vertonen in alle negen landen de laagste eigendomsgraad. Logische verklaringen voor de patronen kunnen gezocht worden
in de aard van het vastgoed. Binnen de zware industrie bestaat behoefte aan op maat gemaakte industriële panden waarvoor dikwijls
geen huurcontracten worden aangeboden. Bij het opzeggen van de huur zou een verhuurder grote moeite hebben met het vinden van
een geschikte nieuwe huurder. Dit herverhuur-risico weerhoudt professionele vastgoedondernemers ervan om actief te worden in deze
segmenten van de vastgoedmarkt. Voor de dienstensector, waar de vastgoedbehoefte voornamelijk uit kantoorgebouwen bestaat, is dit
herverhuur-risico aanzienlijk kleiner en bestaat er derhalve een volwassen verhuurmarkt.Een andere oorzaak van de gevonden verschillen
tussen sectoren kan liggen in de uiteenlopende strategische waarde die bedrijfsvastgoed voor een onderneming heeft. Voor bijvoorbeeld
logistieke ondernemingen en ondernemingen die diensten verlenen aan consumenten, zoals winkels, is het bedrijfsvastgoed een sterk
strategisch wapen dat een cruciaal onderdeel is van de bedrijfsvoering. Voor dergelijke bedrijven is het bezit van vastgoed derhalve een
verklaarbare keuze. Voor verzekeringsmaatschappijen of accountants daarentegen heeft hun kantoorpand veel minder toegevoegde
waarde voor de geleverde diensten. De algehele landelijke gemiddelde vastgoedratio’s wijken doorgaans nauwelijks af van het algehele
gemiddelde van 0,28. Slechts Frankrijk en Duitsland vallen op dankzij hun lage gemiddelde vastgoedbezit. Dit komt doordat relatief veel
bedrijven tot de dienstensector behoren in die landen. tabel 1 geeft de situatie weer voor het jaar 2000. Door de analyse voor meerdere
momenten in de tijd te herhalen, kunnen we naast patronen ook duidelijke trends ontdekken. Gedurende de periode 1992-2000 is het
gemiddelde vastgoedbezit in het internationale bedrijfsleven geleidelijk gedaald van 35 tot 28 procent van het balanstotaal. Deze
geleidelijke daling is in elke sector waar te nemen. Dit suggereert een trendmatige verschuiving van bezit naar huur van vastgoed.
Bedrijfsvastgoed en rendement
Hangt vastgoedbezit van bedrijven samen met het rendement en risico van een onderneming? Om dit te bepalen, zijn voor alle
ondernemingen de gemiddelde rendementen voor de periode van januari 1997 tot en met december 2000 berekend. Vervolgens is gekeken
hoe de vastgoedratio gerelateerd is met dit rendement. In het algemeen blijkt daarbij sprake te zijn van een negatieve relatie: hoe meer
vastgoed op de balans, hoe slechter het gemiddelde rendement. Dit resultaat is niet verrassend, gezien het feit dat vastgoed gezien mag
worden als een defensieve en laag renderende belegging. Het toevoegen van vastgoed aan de bedrijfsportefeuille door middel van
vastgoedeigendom zal derhalve de gerealiseerde rendementen drukken. Deze negatieve relatie valt niet voor iedere sector vast te stellen.
De aandelenrendementen van bedrijven uit de communicatie en elektronicasector, welke gedurende de onderzoeksperiode hoge
rendementen aan de beurs noteerden, vertonen een sterk negatief verband met het laagrenderende vastgoedeigendom. Aan de andere
kant heeft vastgoedbezit voor bedrijven uit meer defensieve sectoren, zoals bijvoorbeeld de agrarische sector en mijnbouw, juist een
positief effect op het aandelenrendement. Hierbij dient opgemerkt te worden dat het strategische belang van het vastgoed voor veel van
deze defensieve sectoren doorgaans hoger lijkt te zijn, wat eveneens een positief effect op het beursrendement verklaart.
Bedrijfsvastgoed en risico
De volgende vraag is in hoeverre verschillen in vastgoedbezit gevolgen hebben voor het gelopen risico. Dit bepalen we aan de hand van
het zogenaamde marktmodel, waarbij we onderzoeken of de rendementen van aandelen verklaard worden door de schommelingen van de
algehele beurs. Risicovolle aandelen vertonen een hoge gevoeligheid voor deze marktschommelingen en deze gevoeligheid wordt
uitgedrukt in de bèta2. Als de bèta gelijk is aan één, betekent dit dat het individuele aandeel een risicoprofiel kent dat gelijk is aan dat van
de algehele beurs. Met betrekking tot de relatie tussen het risicoprofiel en de eigendomsgraad van vastgoed bestaan meerdere
invalshoeken en is de causaliteit niet zonder meer duidelijk. Enerzijds zou het lage risicoprofiel van vastgoed kunnen betekenen dat veel
bezit ervan leidt tot een verlaging van het algehele risico van de onderneming. Anderzijds kan het zijn dat bedrijven met een laag
risicoprofiel toegang hebben tot relatief goedkope financiering, als gevolg van hun lage risico3. Dankzij deze goedkope financiering
kunnen deze bedrijven eerder geneigd zijn deze financiering in te zetten voor de aankoop van bedrijfsvastgoed. Beide redeneringen
leiden tot een negatieve relatie tussen vastgoedeigendom en risico. Door de individuele beta’s te relateren aan de waargenomen
vastgoedratio’s is deze relatie gekwantificeerd4. Uit de resultaten blijkt dat vastgoedeigendom inderdaad gepaard gaat met een verlaging
van het risicoprofiel van een onderneming. Deze relatie is negatief binnen vrijwel alle sectoren en geldt voor alle landen.
Bovengemiddelde prestatie?
In het algemeen dalen dus zowel het risico als het rendement naarmate er meer vastgoed op de balans van een onderneming staat. In dat

geval is het de vraag of de voor risico gecorrigeerde prestaties positief of negatief door vastgoedbezit worden beïnvloed. Om dat te
onderzoeken zijn de rendementscijfers gecorrigeerd voor het gelopen risico en is er onderzocht in hoeverre er daarna nog sprake is van
boven- en ondermaatse prestaties (‘out-‘ danwel ‘underperformane’). Met behulp van het marktmodel zijn de rendementen voor het
systematisch risico (de bèta) gecorrigeerd. Het rendement dat dan overblijft is de outperformance (de alfa). Vervolgens is met een
regressiemodel bepaald in hoeverre de vastgoedratio de outperformance en het systematisch risico beïnvloedt, waarbij gecorrigeerd is
voor de omvang van de onderneming, de schuldratio en het land en de sector waarin de onderneming actief is. De resultaten staan in
tabel 2. De gerapporteerde coëfficiënten geven het verband tussen vastgoedbezit aan de ene kant en de outperformance en risico aan de
andere kant. Dit verband blijkt in het algemeen negatief te zijn, hetgeen blijkt uit een negatieve coëfficiëntwaarde van -0,34. Met andere
woorden, ondernemingen die veel vastgoed op de balans hebben zijn relatief slecht in het creëren van aandeelhouderswaarde. Stijgt
immers de vastgoedratio met tien procent dan daalt het voor risico gecorrigeerde rendement met 3,4 procent. Uit tabel 2 blijkt echter ook
dat deze bevinding sterk verschilt per sector. Voor de transportsector geldt zelfs een positief verband tussen vastgoedeigendom en
outperformance, maar voor de andere onderzochte sectoren geldt een negatief verband tussen vastgoedbezit en rendement. Dat verband
loopt uiteen van -0,23 voor de voedsel- en tabaksindustrie tot -5,03 voor de communicatie-industrie. Vooral communicatiebedrijven doen
er dus goed aan hun vastgoed te verkopen. Wat dat betreft is het dus waarschijnlijk dat de recente verkopen van de panden van de
Primafoonwinkels door kpn en het Mediapark door het nob bijdragen aan een betere prestatie van die bedrijven.

Tabel 2. Samenhang tussen vastgoedbezit en bedrijfsprestaties
outperformance met vastgoedbezit
coëfficiënt
t -waarde
r2
hele steekproef
bedrijfsdiensten
communicatie
transport
uitgeverij
voedsel en tabak

-0,34
-2,24
-5,03
0,74
-0,98
-0,23

1,63
1,54
3,21a
0,98
1,13
0,68

0,10
0,13
0,06
0,11
0,11
0,11

systematisch risico
coëfficiënt
t -waarde
r2
-0,27
-0,72
-0,22
-0,17
-0,61
-0,14

2,84a
2,34a
1,36
0,89
2,12a
0,97

0,34
0,19
0,09
0,39
0,15
0,11

a. Statistisch significant op een 95-procents betrouwbaarheidsinterval.

Conclusie
Onze resultaten laten zien dat in de afgelopen tien jaar ondernemingen in de gehele wereld en in vrijwel alle sectoren hun vastgoedbezit
trendmatig hebben verminderd. Dit kan belangrijke gevolgen hebben voor de beursprestaties van die ondernemingen. Het bezitten van
vastgoed blijkt repercussies te hebben voor het rendement en risico van beursgenoteerde ondernemingen. In het algemeen gaat het bezit
van vastgoed gepaard met een negatief rendement. Voor ondernemingen uit defensieve sectoren lijkt het eigendom van bedrijfsvastgoed
minder negatief te zijn voor de beursprestaties dan voor hoogrenderende ondernemingen uit sectoren met een meer uitgesproken
risicoprofiel. Voor die laatste groep leidt vastgoedbezit gemiddeld tot een duidelijke daling van het rendements- en risicoprofiel. Op dit
moment is de aandacht voor bedrijfsvastgoed vooral incidenteel: nu het slecht gaat wordt het vastgoed gebruikt om de winstcijfers op te
krikken, maar de kans is groot dat de aandacht weer verdwijnt wanneer de economie aantrekt. Onze bevindingen geven aan dat het eigen
vastgoedbezit structurele aandacht verdient van ondernemingsdirecties.

Onderzoek
In het onderzoek is gebruik gemaakt van gegevens van 5109 beursgenoteerde ondernemingen uit negen landen: Australië,
Canada, Duitsland, Frankrijk, Hong Kong, Japan, Nederland, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten. Daarnaast zijn
de ondernemingen opgedeeld in twintig sectoren. De verdeling van de steekproef over landen is grofweg in overeenstemming
met de beurswaarde van die landen en dat geldt ook voor de verdeling over sectoren. De gebruikte cijfers komen uit de
internationale databanken van Standard & Poor’s Compustat. De gegevens met betrekking tot bedrijfsvastgoedeigendom
betreft de periode 1992 tot 2000. De beurskoersen zijn over de periode 1997-2000 in het onderzoek meegenomen.

1 Op basis van een schatting voor Fortune 500-ondernemingen in de VS. Zie W.B. Brueggeman, J.D. Fisher en D.M. Porter, Rethinking
corporate real estate, Journal of Applied Corporate Finance, 1990, blz. 39-50.
2 Om te corrigeren voor eventuele variaties in kapitaalstructuren hebben wij gerekend met een zogenaamde asset-bèta.
3 Uiteraard wordt het risico van een lening in eerste instantie afgeleid van de waarde van het hypothecaire onderpand, hetgeen het risico
op oninbaarheid van de lening zal bepalen. Met betrekking tot het uitdienen van het contract (het risico van het vervroegd aflossen) is
echter de betrouwbaarheid van de huurder van belang. Daarbij speelt het risicoprofiel van de onderneming een voorname rol.
4 Door het gebruik van dummies voor sectoren en landen hebben wij rekening gehouden met cros-sectionele patronen en is een algehele
conclusie mogelijk geworden.

Copyright © 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteur