Ga direct naar de content

De economische gevolgen van de oorlog in Irak

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: april 4 2003

De economische gevolgen van de oorlog in Irak
Aute ur(s ):
Jacobs, J.P.A.M. (auteur)
De auteurs zijn verb onden aan de Rijksuniversiteit Groningen.j.p.a.m.jacob s@eco.rug.nl
Ve rs che ne n in:
ESB, 88e jaargang, nr. 4399, pagina 162, 4 april 2003 (datum)
Rubrie k :
Uit de vakliteratuur
Tre fw oord(e n):
macro-economie

De oorlog in Irak heeft langs diverse kanalen invloed op de wereldeconomie. Grofweg kan men drie kanalen onderscheiden: de olieprijs,
de omvang van de militaire uitgaven (voor en na een eventuele oorlog) en het ‘sentiment’ van economische agenten. Een populaire
gedachte is de vermeend positieve Keynesiaanse bestedingsimpuls van defensie-uitgaven. Men kan zelfs het argument naar voren
brengen dat het opschroeven van deze uitgaven endogeen is: in een conjunctureel dal is het aantrekkelijk om een directe aanleiding te
hebben voor bestedingsimpulsen. Of, in de woorden van Von Clausewitz anderhalve eeuw geleden, “Der Krieg ist nichts als die
fortgesetzte Statspolitik mit anderen Mitteln”: de oorlog in Irak als ultieme conjunctuurpolitiek? Het belangrijkste kanaal lijkt de olieprijs
te zijn. Sinds de jaren zeventig zijn alle belangrijke recessies in de vs ingeleid door een sterke stijging van de olieprijs, al dan niet gepaard
gaand met het begin van oorlogshandelingen. Zelfs de economische terugval in 2001 kan men toeschrijven aan de sterk gestegen
olieprijs in de jaren 1999 en 2000 (de olieprijsinflatie over deze periode bedraagt ongeveer 250 procent). De Amerikaanse econoom
William Nordhaus heeft onlangs schattingen van de kosten van een mogelijke Tweede Golfoorlog gepresenteerd1. Uiteraard spelen
verschillende vormen van onzekerheid een rol in het maken van deze schattingen. Wat zijn de diverse militaire scenario’s? Wordt het een
snelle, voor de vs succesvolle oorlog of een slepend conflict? Wat zijn de gevolgen voor bijvoorbeeld de olieprijs van de diverse
militaire scenario’s? Wat zijn de kosten van een eventuele bezetting en herstel van Irak na de oorlog en wie gaat deze lasten dragen? Het
laatste argument speelt ongetwijfeld een rol in de politieke wil van andere grootmachten om te participeren in het conflict. En in hoeverre
is de oorlog al meegenomen in de koersen van aandelen, consumentenvertrouwen en de olieprijs zelf? Nordhaus presenteert op basis
van scenarioanalyses schattingen van de totale kosten van een snelle en een slepende oorlog. Een snelle oorlog zou voor ongeveer
honderd miljard dollar (in prijzen van 2002) gevoerd kunnen worden, terwijl een slepende oorlog (van een driekwart jaar ongeveer) bijna
tweeduizend miljard dollar zou kosten. Wij concentreren ons in deze bijdrage op de kosten van de drie bovengenoemde elementen: de
olieprijs, de bestedingsimpuls en het ‘sentiment’. Wat betreft de olieprijs rekent Nordhaus ons voor dat een snelle oorlog kan leiden tot
een ‘normalisering’ van de olieprijs tot ongeveer 21 à 22 dollar in 2004, oftewel een daling met ongeveer tien dollar per vat. Diverse
schattingen hebben uitgewezen dat een dergelijke olieprijsdaling leidt tot ongeveer een half procentpunt extra groei van de wereldhandel
per jaar gedurende een periode van ongeveer twee jaar. Een slepend conflict kan de olieprijs goed naar veertig dollar per vat stuwen,
hetgeen zou leiden tot een afname van de groei met een half procentpunt per jaar. Om de Keynesiaanse beste-dingsimpulseffecten van
additionele militaire uitgaven te bepalen, geeft Nordhaus een overzicht van de militaire kosten van eerdere conflicten. Zo bedroegen de
Amerikaanse militaire uitgaven in de Tweede Wereldoorlog 41,4 procent, in Korea 8,0 procent, in Vietnam 1,9 procent en in de Eerste
Golfoorlog slechts 0,3 procent van het bbp. Nordhaus concludeert hieruit dat men de macro-economische gevolgen van additionele
defensie-uitgaven van een kort conflict in ieder geval niet moet overschatten. Welke effecten heeft een oorlog in Irak op het ‘sentiment’?
Nordhaus schat de risicopremie op de olieprijs op ongeveer vijf dollar per vat. Bovendien valt niet te ontkennen dat financiële markten
nerveus reageren op oorlogen. Op de aandelenmarkt is de risicopremie behoorlijk opgelopen, hetgeen vooral voor de obligatiemarkten
gunstige effecten heeft gehad. Interestvoeten zijn aanzienlijk gedaald. Nordhaus analyseert vertrouwensindices tijdens de Eerste
Golfoorlog. Hieruit blijkt dat de aandelenmarkten (s&p) ongeveer vijftien procent verloren, terwijl het consumentenvertrouwen bijna
dertig procent moest inleveren op het dieptepunt van het conflict. Sinds september 2001 is de msci-wereldindex met zo’n dertig procent
gedaald, terwijl het consumentenvertrouwen in de vs volgens The Conference Board met ruim een kwart is afgenomen in dezelfde
periode. Al met al lijkt het militaire bestedingseffect van een oorlog beperkt. Het is maar de vraag of deze Keynesiaanse impuls als een
vliegwiel van het conjuncturele herstel kan leiden. Als het al zo is, dan zal het vooral via het hervonden vertrouwen moeten verlopen. De
inflatoire gevolgen van een olieprijsstijging zijn veel belangrijker. Een permanente stijging van de oliekosten leidt na ongeveer een half
jaar tot inflatie in de oeso-landen en tot een groeivertraging na ruim een jaar. De economische gevolgen van een oorlog lijken aldus
alleen gunstig te zijn als er snel duidelijkheid over de oliemarkten komt.

1 W.D. Nordhaus, The economic consequences of a war in Iraq, NBER Working Paper 9361, december 2002. Zie ook W.D. Nordhaus,
The economic consequences of a war with Iraq, in: C. Kaysen, S.E. Miller, M.B. Malin, W.D. Nordhaus en J.D. Steinbruner (red.), War
with Iraq: costs, consequences, and alternatives, American Academy of Arts and Sciences, Cambridge MA, 2002.

Copyright © 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteur